Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[Folio *****8r]
| |
Op de plegtigheden van het drinken der gezondheden, enz.
| |
[Folio *****8v]
| |
Des menschen doen ontçierd, en spreeken,
In plompaarts lang te veel gebleeken,
In nors, en eigenzinnig volk,
Dat blind, en draaijende in een kolk,
Van driften, laster, haat, en tweedragt,
Door Christus, (maar o waan!) het wee agt
Gesproken over weereldsheid,
Die voor de goê manieren pleit;
Beleefdheid, hoofdçieraad der zeden,
Wat hebt gy ongelyk geleden
Van volk, dat deugd om 't misbruik laakt,
Inbeelding tot een Afgod maakt?
Gy, die kon waare vrindschap stigten
Door maaltyd, groeting, burgerpligten,
Door heusche reden, bly gelaat,
Ootmoedig eerbewys, van smaat,
En bang, en stuurs gemor, afkeerig,
Den Vreê te houden steeds begeerig,
Door minzaame gespraakzaamheid,
Gepast gebaar, en keurigheid
Van woorden, dat ze niet mishaagen,
Om waaren lof, en gunst te dragen;
Hoe zyt ge dus met yder een
Der Deugden nogtans lotgemeen;
Dat gy, misbruikt tot dertelheden,
't Voorwendsel werd van kwaade zeden;
Dat veelen onder uwen schyn
Opvolgers van Ondeugden zyn?
't Was vrindschap op Beleefdheids wenken
Zyn' vrind den beker vol te schenken,
| |
[Folio ******1r]
| |
En Maatig rond te laten gaan,
Met wensen van Gezondheid aan
Den genen, die den Heildronk wachtte;
Tot dat men hier geen paalen achtte
Van tyd nog maat, door d'Overdaad
Als vies-, en kaarigheid, versmaad.
Zoo ging 't ook by de Batavieren,
En Duitsers, minnaars van het vieren
Van vreugdefeest, en heuschen dronk
Ten Vrindschaps teeken, tot men klonk
Gezondheên met te veel bokaalen,
En zwelg-dwang wierd beleefd onthaalen.
Van Alkemade toond dit net
In deeze Schets, gewoontens, wet,
En Plegtigheden in het vieren
Der Feesten by de Batavieren,
Hun Maalen, en hun Drinkery;
Wat dronk Sint Geerte Minne zy,
Dien Floris aan van Amstel bragte,
Ten teeken van zyn goê gedagte,
Die, te Uitrecht vaardig tot de Jagt,
Minst om der Eedlen laagen dagt;
Pitans', Hensbeker, Dronk naa graci,
Bevolen door Paus Bonifaci;
Wat Jok-, en Kermis-maalen zyn;
Wat drank men eertyds dronk voor wyn;
Met meerder Tafel-plegtigheden,
Van ouds gebruikelyk, en heden;
Hoe dat men in 't toedrinken lang
Van Goôn, en Vorsten, hield een rang,
| |
[Folio ******1v]
| |
Als ook van andre Disgenoten,
Somtyds om 't weig'ren overgoten.
Hoe schaal, gemaakt van 't bekkeneel,
Van nap, en kelk, en beker scheel';
Wat vaaten eer zyn tot het drinken
Gebruikt, van hoorn, of om te klinken
Van glas, of beuke- berken- hout,
Jakobaas kannetjes; wat goud,
En zillever beslag aan kelken,
En Geerte- Minne-Schaal; dewelke,
Met goud, en eedlen steen bezet,
Nog praald in 's Schryvers Kabinet;
Men ziet Gebruik, en Misbruik wyzen,
Het eene laaken, 't and're pryzen:
Dus Drinkvoorwaardens zonder tal,
En kunsjes om den drank aan al
De gasten in het lyf te dringen;
Den oorsprongk van al deze dingen
En haar verand'ring door den tyd.
Men raakte ligt dit alles quyt,
Met veele 's Lands Geschiedenissen,
Waar naa men thans vergeefs ziet vissen;
Zoo niet een onvermoeidt hand
Ten dienste van het Vaderland
Het ys brak in dees Plegtigheden.
Men toetste ze aan gezonde Reden,
En reeg'len van Bescheidenheid,
Die voor de goede Zeden pleit,
En Godsdienst, die Beleefdheid aanpryst,
In ommegang de middelpaên wyst,
| |
[Folio ******2r]
| |
De teekens van Heilwenssen lyd,
Gezondheidsdronken op zyn' tyd,
En maat; maar Zuipery veroordeeld,
En Brassery, die ver van 't spoor scheeld,
En Drinkdwang, wars van Vrolykheid,
Voor wien alleen de Satan pleit,
Den bron van dulle dertelheden,
En twist, de pest van goede Zeden.
Zoo dat men hier geen Overdaad
Geprezen vind; maar Orde, en Maat;
Het Dwaaz' gescheiden van het Vroede.
Leez, leer, en houd altoos het Goede.
1716.
|
|