Dispereert niet. Deel 5
(1956)–H. Algra, A. Algra– Auteursrechtelijk beschermdTwintig eeuwen historie van de Nederlanden
[pagina 364]
| |
8. VoortrekkersNeefs.‘LautsGa naar voetnoot1) het as ouer broer saam feesgevier, toe die Voortrekkers hul onafhanklike Republiek begin opbou het: hoogstens as neefs deel die Nederlande in ons Voortrekkers-Eeufees-vreugde vanjaar. Ons het twee aparte volksbegrensinge geword wat nooit meer een kan of wil wees nie.’ Zo schreef Dr. Elizabeth Conradie in het eeuwfeest-nummer van het maandblad Zuid-Afrika. Zij heeft gelijk. Wij moeten thans erkennen, dat Nederlanders en Afrikaners twee volken zijn. De twijg, eens in de 17de eeuw geplant aan de Kaap, is uitgegroeid tot een boom, tegen alle verdrukking in. Hij staat naast de oude boom in de lage landen aan de Noordzee. Volgens de titel van ons werk zou de historie van onze stamverwanten in Zuid-Afrika dus buiten ons bestek vallen. Maar neefs behoren toch ook tot de familie en daar wij in het vorige deel over de Nederlandse kolonie aan de Kaap hebben gehandeld, wensen wij de verdere lotgevallen van de ‘Boeren’ niet onbesproken te laten. | |
Onder Engelse vlag.In 1806 gaf Janssens de Kaapkolonie aan Baird over en bij de teruggave van onze bezittingen in 1814 werd zij evenals Ceylon van die restitutie uitgesloten. Nimmer, zo scheen het, zou de driekleur zich weer ontplooien boven het Compagnieskasteel en het scheen ook een kwestie van tijd, of de bevolking zou evenals in Nieuw-Nederland geheel verengelsen. Doch dit is niet geschied. Het Dietse element heeft zich gehandhaafd en uitgebreid en kan zingen: ‘Uit die chaos van die eeue
Het verrys 'n stoere volk.
Met die durf van pioniere
| |
[pagina 365]
| |
Word ons nasiestryd vertolk.
Ons sal handhaaf, ons sal opbou,
Ons sal hoog jou vaandel dra.
Ons sal sterk wees in ons liefde
Vir ons volk, Suid-Afrika.’
| |
Ontevredenheid.Onder de Compagnie waren de kolonisten niet verwend en meermalen heerste er spanning tussen de goeverneur en zijn onderdanen (zie vorige deel). Zelfs werden in 1795 vrije republieken gesticht, die het gezag van Heren XVII niet langer wensten te erkennen. De eerste Engelse occupatie maakte een einde aan deze beweging en toen Nederland in 1803 de kaapkolonie terugkreeg, heeft commissaris De Mist heel wat verbeteringen ingevoerd en het hart van de kolonisten gewonnen. De vreemdeling, die echter na 1806 het heft in handen kreeg, heeft letterlijk niets nagelaten om de oorspronkelijke bevolking te verbitteren. Een lid van het Lagerhuis verklaarde in 1825, dat de bevolking in Zuid-Afrika onderdrukt en onbillijk behandeld werd en veroordeelde het optreden van de goeverneur als hoogst onbevredigend en willekeurig. Deze onverdachte getuigenis van een Brits parlementslid is tekenend voor de toestanden in de nieuwe Engelse kolonie en door de bewoners werd zij als juist gevoeld. Wij kunnen hier niet uitvoerig op de motieven voor de Grote Trek ingaan, maar willen toch enkele grieven opnoemen. Daar was in de eerste plaats de laster, waarmee de Boeren werden vervolgd. En niemand heeft in dit opzicht meer schuld dan de Engelse zendeling met zijn bewonderaars, de negrofilen. De Boeren zouden hun bedienden, de kleurlingen, op onmenselijke wijze behandelen. De Hottentotten werden als beesten beschouwd en in de conflicten tussen Boer en Kaffer kreeg de laatstgenoemde steeds de schuld. In Londen werden deze verdichtselen gaarne voor waar aangenomen en reeds in 1812 werd op grote schaal een onderzoek ingesteld naar de ‘barbaarsheden’. Het is de ‘Zwarte Ommegang’ geworden, die vier maanden geduurd heeft. Meer dan 50 zaken werden behandeld, aanklachten tegen de Boeren wegens moord, mishandeling, onderdrukking en andere vergrijpen tegenover de ‘natuurkinderen’ gepleegd. Het resultaat was, dat de schande neerkwam op het hoofd van de lasteraars. Geen enkele moord werd geconstateerd, allerlei andere zaken bleken voor het overgrote deel leu- | |
[pagina 366]
| |
gens en slechts enkele hardhandigheden werden met een geldboete gestraft. Maar het gif werkte door en het Londens Genootschap bleef ageren tegen de ‘blanke barbaren’ en zelfs in Nederland werden de beschuldigingen voor waar aangenomen. En dat, terwijl de Engelse goeverneur, Lord Somerset, eerlijk erkende: Geen deel der samenleving verkeert in een betere situatie en is misschien gelukkiger dan de huisslaven in Zuid-Afrika. Die slavernij moest verdwijnen. De Boeren verzetten zich daar niet tegen. Het is onjuist, dat zij zijn gaan trekken om de slavernij in stand te houden. In het manifest van de leider Retief wordt uitdrukkelijk vastgesteld, dat ‘niemand in 'n toestand van slawerny gehou word nie’. Alleen, de Boeren klaagden over de ontactische wijze van afschaffing, die niet geleidelijk maar ineens plaats had, waardoor velen in grote ongelegenheid kwamen en het aantal leeglopers en rovers ten zeerste toenam. Dan was daar de kwestie van de schadevergoeding. Londen had beloofd, dat de eigenaars een behoorlijke schadeloosstelling zouden ontvangen. Deze bleek veel te laag en werd in Engeland uitbetaald, waardoor de Boeren hun bewijzen met een hoog disconto aan handelsagenten moesten verkopen. Niet meer dan een vijfde van de waarde werd op die wijze aan de eigenaars uitbetaald. Sarel Cilliers, wiens slaven op 2.888 rijksdaalders waren geschat, ontving 500 rijksdaalders. Tal van Boeren werden door deze maatregel geruïneerd. De gelijkstelling tussen Hottentotten en blanken was theoretisch te verdedigen, maar de ijveraars daarvoor in Engeland waren onbekend met de toestanden in Zuid-Afrika, waar leiding van de naturellen nog noodzakelijk bleef. De gelijkstelling was bovendien in de praktijk een bevoordelen van de inboorlingen boven de Boeren, vooral door invloed van de zendelingen. Zo werd de landloperswet alleen toegepast op het blanke element van de bevolking! Ambtenaren die het onrechtmatige en gevaarlijke van verschillende ordonnanties inzagen, kregen tegenover Dr. Philip en zijn aanhangers in Londen steeds ongelijk. Het Kaffervraagstuk dateerde reeds uit de vorige eeuw en gaf toen al aanleiding tot meningsverschillen tussen de drost van Graaff-Reinet en de bewoners van zijn district. Tijdens het Engelse bewind werd de toestand in de grensstreken steeds ernstiger. Duizenden stuks vee werden geroofd en tal van Boeren door de roverstammen, die de Visriviergrens niet eerbiedigden, vermoord. De Boerencommando's, het instituut van zelfverweer, waren op hoog bevel ontbonden. Wel werd een strafexpeditie gehouden maar | |
[pagina 367]
| |
het resultaat daarvan werd door Londen weer ongedaan gemaakt. De Nederlandse taal werd afgeschaft. Sedert 1 januari 1828 bediende de justitie zich uitsluitend van het Engels en werden stukken, niet in deze taal gesteld, door het bestuur geweigerd. Het Engelse muntstelsel verving het Kaapse, maar de inwisseling werd zodanig geregeld, dat dit weer voor de Boer een aanmerkelijk verlies betekende. De oude rechtsinstellingen, burgerraden en heemraden, werden afgeschaft, het verzoek om een wetgevende vergadering, een volksvertegenwoordiging, in 1830 door het Britse parlement verworpen. | |
Slachtersnek.Er zouden meer grieven zijn te noemen. Geen feit heeft misschien de stemming bitterder gemaakt dan de terechtstelling van SIachtersnek. Frederik Bezuidenhout, een boer uit het district Graaff-Reinet, had een Hottentot een pak slaag gegeven en was deswege tot een maand hechtenis veroordeeld. Bij zijn arrestatie pleegde hij verzet en werd doodgeschoten. Bij zijn graf hield zijn broer Johannes een hartstochtelijke toespraak en verscheidene Boeren zwoeren de dood van Frederik Bezuidenhout te zullen wreken. De opstand mislukte, de meeste Boeren waren het ook lang niet eens met het optreden van de heethoofden. De leider sneuvelde en de overigen gaven zich over. Vijf hunner werden ter dood veroordeeld. Op de plaats, waar zij hun eed hadden gezworen, zouden ze worden opgehangen. De overige schuldigen moesten getuige zijn van de dood van hun makkers. De galg brak en de veroordeelden smeekten om genade, daarin ondersteund door de omstanders, vrienden en verwanten. Het baatte niet: opnieuw werden de slachtoffers gehangen, nu één voor één ... De regering liet hier een gelegenheid passeren om de sympathie der Boeren te winnen. ‘Het was geen misdaad, het was erger, het was een fout.’ Slachtersnek werd voor het opgroeiend geslacht het symbool van tirannie en bij de kampvuren op de Grote Trek verhaalden de ouderen van de meedogenloosheid van het Engelse bestuur. Er waren velen, ‘die Slachtersnek verlieten met een wonde in de ziel, die bij zichzelf een eed zwoeren: Wij zullen Slachtersnek nooit vergeten!’ | |
[pagina 368]
| |
Geen uitschot.De opmerking is gemaakt, dat de Trekkers hun land verlieten, omdat zij geen bestaan meer hadden. Er zullen onder hen geweest zijn, die niets meer hadden te verliezen. Maar de meesten waren gegoede landbouwers en veehouders. Sommigen waren zelfs rijk. Van ‘ou ryk Joseph van Dyk is beweer, dat hy £ 10.000 aan goud (ƒ 120.000) by hom gehad het, terwyl ene Roberts, wat saam met Retief vermoor is, seker 'n duisend goue ponde in sy wa gehad het. Ook ander Voortrekkers was volgens die begrippe van hul tyd welaf, hoewel die meeste se rykdom hoofsaaklik uit goed en vee bestaan het.’ Bij 113 gezinnen, zo deelt Dr. Van der Merwe verder mee, werden 102.600 stuks kleinvee, 6900 beesten (runderen) en 1000 paarden aangetroffen! En om de bewering geheel te weerleggen, dat de uitgewekenen maatschappelijk berooiden waren, is daar het getuigenis van de toenmalige Engelse goeverneur, die de Trekkers bestempelde als een dapper, geduldig, vlijtig, ordelijk en godsdienstig volk, de verdedigers en de belastingbetalers van het land, de keur der grensboeren! Daar zijn nog wel andere motieven te noemen: de zucht naar avontuur, de vrijheidsdrift, sprinkhanenplaag en droogte, maar die werden ook gevonden bij de Trekboeren, die van de Voortrekkers zijn te onderscheiden. De eersten wilden ook over de Oranjerivier, maar hadden niet het doel, zich aan het Engelse gezag te onttrekken. Integendeel, velen hunner legden er de nadruk op dat het hun bedoeling niet was om Harer Majesteits bescherming te verliezen. | |
Het manifest.De Voortrekker wilde vrijheid; daarvoor verliet hij zijn bezittingen, die vaak voor een appel en een ei overgingen in handen van opkopers. Terwijl de meeste leiders uittrokken zonder zich in het openbaar te verantwoorden, vaardigde Piet Retief een manifest uit, waarin hij onder meer zei: ‘Ons verklaar plegtig dat ons hierdie Kolonie verlaat met die begeerte, om 'n rustiger lewe te lei as wat ons tot hiertoe gedoen het. Ons sal geen volk molesteer nie en aan niemand die geringste eiendom ontneem nie; maar as ons aangeval | |
[pagina *97]
| |
196. Trek van een ‘ossewâ’ over de Drakensbergen.
| |
[pagina *98]
| |
197. Sarel Celliers
198. Andries W.J. Pretorius.
| |
[pagina *99]
| |
199. Detail-fries van het zgn. Voortrekker-monument bij de hoofdstad Pretoria, voorstellende de ondertekening van het traktaat door de Zoeloekoning Dingaan en Pieter Retief. De ‘inkt was nauwelijks droog’, toen Retief en zijn 70 metgezellen werden vermoord.
| |
[pagina *100]
| |
200. Facsimile van de overeenkomst tussen Pieter Retief en Koning Dingaan. (Foto Suid-Afrikaanse Ambassade)
201. Het indrukwekkende Voortrekker-monument te Pretoria.
| |
[pagina *101]
| |
202. De slag bij Bloedrivier, naar een schilderij van de Nederlander Arie M. Luyt, die van 1921-1925 in Zuid-Afrika verbleef.
203. Het Gelofte-kerkje te Pietermaritzburg, thans museum.
| |
[pagina *102]
| |
204. Pres. F.Th. Burgers
205. Pres. J.H. Brand
206. Spotprent op de houding van de grote mogendheden inzake de annexatie van Transvaal in 1877. Het opschrift luidt (vert.): Vergeefs beroep op het vrije Amerika, van wie één woord de verraderlijke luipaard (Engeland) zou doen beven. In het midden Pres. Burgers; links de belagers met dolken achter hun rug; rechts Amerika, Duitsland en Frankrijk, die rustig toekijken. De onderschriften luiden resp.: Niemand zou durven beweren dat dit geen echte christenen zijn of een stel kidnappers (links), en: Wie zou deze mensen lafaards durven noemen? (rechts).
| |
[pagina *103]
| |
207. Spotprent op de houding van Engeland in de Transvaalse kwestie. John Bull, die al zoveel koeken naar zich toegehaald heeft, kan ook de laatste (Transvaal) niet met rust laten, maar de Boer staat klaar om hem gevoelig op zijn vingers te tikken.
208. Na de vredesonderhandelingen van 1881 poseren beide deiegaties voor de fotograaf; v.l.n.r. de generaals P. en C.J. Joubert, beiden met hoed; vervolgens, met de hoed in de hand, M.W. Pretorius, Paul Kruger, Pres. Brandt; daarnaast de Britse onderhandelaars, w.o. Sir Evelyn Wood (in het midden, met de helm in de hand) derde van rechts generaal N.J. Smit, de overwinnaar van Langnek.
| |
[pagina *104]
| |
209. Marthinus Wessei Pretorius (Foto Staatsinl.diens, Pretoria)
210. Pretoria, genoemd naar de leider der Voortrekkers, Andries Pretorius, werd gesticht in 1855. Deze foto toont het Kerkplein te Pretoria omstreeks 1900, tijdens een driemaandelijkse ‘Nagmaaldiens’, die door Boeren uit de wijde omtrek wordt bijgewoond. Vandaar de vele huifkarren (‘kakebeenwaens’) die op het plein om de kerk genarkeerd staan (Foto Staatsinligtingsdiens Pretoria)
| |
[pagina 369]
| |
word, sal ons ons ten volle geregverdig beskou om ons persoon en eiendom tot die uiterste te verdedig teen enige vyand. Ons verlaat die Kolonie onder die volledige versekering, dat die Engelse Regering niks meer van ons te vorder het nie en ons sonder verdere bemoeiing sal toelaat om ons in die toekoms self te bestuur. Er is geen sprake van, dat de Voortrekker orde en recht ontvluchtte, hij had een afkeer van wetteloosheid, zijn ideaal was een vrije staat, waar rust en orde, een geregeld en veilig bestaan mogelijk waren en in de Kaapkolonie ontbraken deze noodzakelijke elementen in die dagen. In het vorige deel merkten we reeds op naar aanleiding van de dissertatie van Dr. v.d. Merwe, dat het Oude Testament de Boeren tot een richtsnoer was. De aartsvaders waren ook trekkers. ‘Laat hulle ook trek, soos Abram, Isak en Jacob getrek het voor hulle’, zo sprak Kruger Sr. ‘Is daar geweldige hindernisse, vreeslike gevare in die weg? Hulle moet trek. Die God van Abram, Isak en Jacob is ook hùlle God. Hy sal voorsien.’ | |
De uittocht.Commissies werden uitgezonden, om ‘het beloofde land te verspieden’ en keerden met goede tijding terug (1835). Toen werden de voorbereidselen gemaakt, de bezittingen verkocht, de wagens opgeladen, het tuig nagezien, het vee bijeengedreven. De laatste maaltijd in het vrijwel reeds lege woonvertrek genuttigd, zwijgend. Dan neemt de huisvader de oude Statenbijbel en leest langzaam en met nadruk de 121ste psalm. ‘Daar word gekniel. En nou ontlas die beswaarde gemoed hom in geloofstaal, wat al sterker en sterker tot uiting kom. Die vertwyfelende siel vind troos en krag in hierdie ontboeseming. Die huisgenote ondervind daarvan die seënde werking. Na die kragtige “Amen” sit die moeder in, by die tweede noot, waarvan al die huisgenote hertlik inval en saamsing: | |
[pagina 370]
| |
Ik weet, aan wien ik mij vertrouwe,
Al wisselen ook dag en nacht;
Ik ken de rots, waarop ik bouwe,
Hij feilt niet, die uw heil verwacht.
As die rooidag dof opglans aan die oosterhemel word ingespan. Gou staan albei spanne klaar voor die waens. By die gedempte woord “Vat!” kom die swaar waens krakend en kreunend in beweging. Die tentklap word effens opsy gedruk, en in die donker vors 'n paar betraande oë soekend na die onbestemde omtrekke van die woonhuis. Dan word 'n snik in die kopkussing gesmoor... Die trek het begin.’ (Prof. Pienaar) | |
Verschillende groepen.Er waren afspraken gemaakt, een ontmoetingspunt was zelfs genoemd, maar de Voortrekkers vormden niet één grote heirschaar. Zij gingen in groepen onder eigen leiders en op verschillende tijden. Zo is er sprake van de tocht van Trichardt en Van Rensburg, de groep van Potgieter, de mensen van Uys, de trek van Retief en de volgelingen van Pretorius. Dikwijls bestond zulk een ‘clan’ uit een aantal gezinnen of families, die aan elkaar verwant waren. Dit gaf saamhorigheid, maar was ook oorzaak, dat het meermalen veel moeite gaf, om één grote samenleving te vormen. Onderlinge verdeeldheid tussen de Voortrekkers heeft hun positie soms ernstig verzwakt. | |
Een ilias van lijden.Van Rensburg en Trichardt vertrokken het eerst. Laatstgenoemde heeft een dagboek aangehouden, dat ons deze trek beschrijft, die met zo nameloos veel lijden gepaard is gegaan. Zij trokken over de Oranjerivier, dwars door de tegenwoordige Vrijstaat en Transvaal tot Zoutpansberg. Daar scheidden zij. Van Rensburgs vee werd door de tsetsevlieg vernietigd en hij zelf met al zijn volgelingen door de Kaffers vermoord. Eerst kort geleden is de plaats ontdekt, waar dit tragisch einde plaats had. Trichardt bereikte na tal van zwarigheden, onophoudelijk door koortsen bedreigd, Lourenço Marques, de Portugese havenstad aan de Delagoa-baai. Daar bezwijkt de een na de ander aan de malaria, ook Trichardt zelf. Slechts 25 vrouwen en kinderen bereiken tenslotte Natal, waar intussen andere Boerenfamilies zijn gearriveerd. | |
[pagina 371]
| |
De grote trek
| |
[pagina 372]
| |
Carolus Trichardt was door zijn vader naar het Noorden gezonden, om de oostkust van Afrika te verkennen. Toen hij in 1840 weer te Lourenço Marques arriveerde, vond hij er niets dan graven... ‘My vader 's dood; my land is ver;
My moeder 's van my weggeskeur;
'n Weeskind is ek nou...’
| |
De strijd met Silkaat.Potgieter en Cilliers waren de volgenden, die de kolonie verlieten. In het Noorden van de tegenwoordige Vrijstaat kochten zij grond van inboorlingen. Bij deze groep was ook ‘'n jong seun, met donkere oë en rats bene, die het geluister, wanneer die vrome Godsman, Sarel Cilliers, sterk in die onvervalste leer van Geus en Hugenoot, sy reisgenote oproep, hulle hoofde voor die Almagtige te buig. Die seun se naam was Paul Kruger...’ (Prof. Gie) Terwijl de volgelingen van Potgieter zich over de nieuwe bezitting verspreidden, ging de leider zelf op verkenning, nog verder naar het Noorden. Dat gebied was haast ontvolkt door de benden van Silkaat of Moslekase. Deze was vroeger kapitein van Tsjaka, de grote Zoeloekoning, geweest, maar was later op eigen naam ‘zaken gaan drijven’, die daarin bestonden, dat de zwakke stammen in de landen langs de Vaalrivier werden uitgeroeid en hun vee meegevoerd. Tijdens de afwezigheid van Potgieter vielen de benden van Silkaat de Boeren aan, die zich tussen Vaal en Vetrivier hadden gevestigd. De goedgedrilde MatabelenGa naar voetnoot1) moordden verschillende groepjes uit. Slechts enkelen wisten te ontkomen om de overige Trekkers te waarschuwen. Dezen trokken terug en vormden van hun wagens lagers, om de vijand af te wachten. Hun voorzorgen waren niet tevergeefs. Na enige tijd kwamen de Matabelen opnieuw opdagen en overvielen met 3000 man het leger van Sarel Cilliers, dat slechts veertig man telde. Maar zij riepen de Naam des Heren aan en streden als een Gideonsbende. Na een half uur vluchtten de benden met achterlating van 400 doden, terwijl de verdedigers twee man hadden verloren. Maar hun vee waren ze kwijt. Dat hadden de Matabelen weggevoerd. De Boeren besloten met Silkaat af te rekenen. Tweemaal werd | |
[pagina 373]
| |
een expeditie uitgerust. De eerste maal werd Mosega veroverd en 8000 beesten vielen daarbij in handen van de veroveraars. De tweede keer werd in een negendaagse veldtocht door enkele honderdenGa naar voetnoot1) Boeren de strijd aangebonden met 12.000 man van de keurtroepen van Silkaat. Zij werden vernietigd en Silkaat zelf vluchtte met het overschot van zijn benden de Kalahari in. Het Noorden van de Vrijstaat en het grootste deel van Transvaal was door deze slag aan de Marico het eigendom van de Boeren geworden. De restanten van de vroegere bevolking uitten hun blijdschap over de verlossing van de tiran en schikten zich graag onder de leiding van de ‘Potgietermense’. | |
Naar Natal.Intussen vermeerderde het aantal emigranten gedurig. In 1837 verscheen Piet Retief met honderden volgelingen in het gebied over de Oranjerivier. Hij was een man van grote bekwaamheden, een geboren leider.Ga naar voetnoot2) Op 17 april werd een grote vergadering gehouden van de Voortrekkers en daar werd Retief tot goeverneur gekozen. Ook Maritz kreeg een post, maar Potgieter werd niet genoemd. (In een vroegere vergadering waren Potgieter en Maritz gekozen.) Diens aanhangers hielden zich afzijdig, een gevolg van verschil van mening over de richting van de Trek, terwijl ook kerkelijke wrijvingspunten schijnen meegewerkt te hebben aan het uiteengaan van de Trekkers. Op de genoemde volksvergadering werd de eerste constitutie, die uit 9 artikelen bestond, aangenomen. Wel een bewijs, dat het er de Trekkers niet om begonnen was buiten wet en orde te leven. Potgieter wenste na zijn succes tegen Silkaat zich te vestigen in Transvaal. Retief wilde naar Natal gaan. Daar was een zeehaven te verkrijgen, iets wat Retief noodzakelijk achtte voor de nieuwe maatschappij. Natal was bovendien een land ‘overvloeiende van melk en honing’. Zo trok Retief met een aantal volgelingen over de Drakens- | |
[pagina 374]
| |
bergen en knoopte onderhandelingen aan met de Zoeloe-koning Dingaan. | |
Dingaan.Wij noemden reeds Tsjaka, de vroegere meester van Silkaat. Hij had zijn legers tot een geduchte macht georganiseerd; 50.000 man volgden hem op zijn rooftochten. Tientallen Kafferstammen werden ingelijfd of uitgeroeid.Ga naar voetnoot1) Bij de dood van zijn moeder liet hij 7000 mensen slachten, om haar een waardig gevolg mee te geven naar de geestenwereld. In 1828 werd dit beestmens door zijn halfbroer Dingaan vermoord, die hem opvolgde. Hij zette het bloedige werk van zijn voorganger voort. Hij was echter daarbij achterdochtig en lafhartig. Met hem nu kwam Retief in aanraking en verzocht om grond in Natal te mogen kopen. De ontvangst was niet onwelwillend en Retief meende, dat hij een vestiging wagen kon. Met blijdschap werd zijn boodschap over de Drakensbergen ontvangen en honderden ossewagens hotsten over de passen en verschenen in het vruchtbare Natal. Het scheen, alsof alle Trekkers zich weer zouden verenigen. ‘Ebenhaëzer’, tot hiertoe heeft de Here ons geholpen, daarover preekte Ds. Erasmus Smit op de dankdag. Maar er was ook een der Boeren, die wees op de boomrijke zomen van het nieuwe land en zei: ‘Wee het land, hetwelk schaduwachtig is aan zijn frontieren.’ | |
Het verraad.Weer begaf Retief zich naar Umgungundlovu, de residentie van Dingaan, nu om het definitieve contract af te sluiten. Een 70 man volgden hem en de 3de februari 1838 reed hij aan het hoofd van zijn commando de ‘hoofdstad’ binnen. Weer scheen de koning zeer welwillend en het contract werd door beide partijen getekend. Alleen de afscheidsvisite moest nog plaats hebben. Welgemoed verschenen de Boeren de 6de februari daartoe voor de koning. De gasten namen plaats in de kring van soldaten, die ter hunner ere krijgsdansen uitvoerden. Retief zat in de nabijheid van Dingaan. Plotseling stond deze op en schreeuwde: ‘Slaat de tovenaars dood!’ De aanval op de weerlozen begint. Hun geweren hebben ze | |
[pagina 375]
| |
moeten afleggen en de slachting vangt aan. Retief wordt vastgehouden om de moord op zijn vrienden, zijn eigen zoon en zijn stiefkind te aanschouwen. Dan wordt ook hij neergeknuppeld. Zeventig lijken op de heuvel bij Umgungundlovu. En de honderden emigranten aan de voet van de Drakensbergen zijn onbezorgd. Zij zien met verlangen uit naar de komst van hun leider, die het definitieve traktaat zal meenemen. Dezelfde 6de februari verlieten in alle stilte enige Zoeloeregimenten de hoofdstad. Enkele dagen later overvielen zij de Boerenlagers langs de Blauwkransrivier en Boesmansrivier, die bijna geheel werden uitgemoord: 41 mannen, 56 vrouwen, 185 kinderen en een paar honderd bedienden werden in die vreselijke nacht van 16 op 17 februari afgeslacht. Was het wonder, dat de Boeren het dorp, dat daar later verrees, Weenen noemden? Gelukkig konden enkelen ontkomen om de andere lagers te waarschuwen, die een aanval wisten af te slaan en zelfs de vijand te achtervolgen. Maar de hoofdmacht bereikte veilig de overkant van de Tugela met een buit van 25.000 stuks vee. De toestand van de Boeren was allesbehalve rooskleurig. Hun leider Retief dood, zijn opvolger Maritz volgde hem weldra. Een poging van Potgieter en Uys, om de vijand in zijn eigen land te verslaan, mislukte. Ze werden in een hinderlaag gelokt en Uys sneuvelde. Potgieter keerde naar Transvaal terug. Natal had bij hem afgedaan. Hij was er nooit enthousiast voor geweest. De overgeblevenen overwogen om ook het land van verraad te verlaten, maar de vrouwen weigerden, als hun mannen ongewroken zouden blijven liggen op de moordheuvel bij Umgungundlovu. | |
Dingaansdag.Maar wie zou de leider zijn? Potgieter was vertrokken. Retief, Maritz en Uys waren gestorven. In hun grote nood (Dingaan bereidde een nieuwe aanval voor) smeekten de Boeren Andries Pretorius uit het district Graaff-Reinet, om hun leider te worden. Pretorius heeft aan die roepstem gehoor gegeven. Hij verkocht zijn prachtige boerderij en voegde zich bij de in het nauw gebrachte emigranten in Natal. Groot was de vreugde, toen hij de 22ste november 1838 arriveerde. Hij besloot dadelijk offensief op te treden en vormde een commando van 464 man, om de vijand tegemoet te trekken. De Voortrekkers grepen moed, zij waren geen schapen zonder herder meer. | |
[pagina 376]
| |
Maar Pretorius besefte ook, wat er van dit optreden afhing. Faalde zijn pogen, dan betekende dit de ondergang van de Boeren in Natal. Hij wist, evenals Willem van Oranje, dat er één machtige Bondgenoot was, die hem kon bijstaan. Enkele dagen voordat de beslissende slag geleverd werd, riep hij zijn officieren bij zich en deelde hun mee, dat een zaak zonder God begonnen, verijdeld zou worden. Daarom moest elke morgen en elke avond een bidstond worden gehouden, om ‘alle diensten en verrichtingen aan God op te dragen’. De 9de december, een zondag, werd een gelofte gedaan. Sarel Cilliers ging voor in de godsdienstoefening en ontroerend was het psalmgezang van de ‘veldgemeente’: Zie mij, Heer! wien elk moet duchten,
Tot U vluchten.
O mijn God! verlaat mij niet;
Blijf niet wegens mijn gebreken,
Ver geweken;
Toon, dat Gij mijn rampen ziet.
Zij, die mijnen dood bejagen,
Leggen lagen,
Dreigen mij den laatsten slag;
Spreken, hoe mij 't best te krenken,
En bedenken
Mijn verderf, den gansen dag. (Psalm 38)
En toen hebben die mannen de Here een gelofte gedaan, ‘om zoo de Heere ons de overwinning geven mogt, een huis tot Zijns Grooten Naams gedachtenis te stichten, alwaar Hem zal behagen’. En verder, dat ‘wij den dag der overwinning in een boek zullen aanteekenen, om dezelve bekend te maken zelfs aan onze nageslachten, opdat hij ter eere van God gevierd mag worden’. ‘Als een Sabbathdag’, zo voegde Cilliers er aan toe... En intussen rukten de duizenden krijgers van Dingaan op om het legertje Boeren te vernietigen. Bij Bloemrivier sloeg Pretorius zijn lager op. Hij koos een gunstige positie. Aan de ene kant liep de rivier met steile oevers, aan de andere een gracht. De wagens stonden in een kring, stevig aan elkaar verbonden. Twee kleine kanonnetjes op de wallen! De 16de december begon 's morgens vroeg de aanval. Meer dan 10.000 Zoeloes, de keur van Dingaans regimenten, begonnen | |
[pagina 377]
| |
de bestorming. Zij werden afgeslagen, maar keerden terug, nog eens en nog eens. Toen werd de poort van de wagenburcht geopend en daar stormden een paar honderd Boeren te paard naar buiten. ‘Die aarde dreun onder die pote van die perde, en dit blijk al dadelik, dat die Soeloes nie voor die naderende stormwolk met sy gedonder en dodelike blitsvuur bestand is nie. Hulle spat uitmekaar en gaan op die vlug, en toe die oorwinnaars drie uur later op vermoeide perde en met leë kruithorings die agtervolging staak en na die laër terugkeer, was die fleur van Dingaan se strydmag in duisend afgemaai, of met skrik bevange oor die heuvels versprei. Veral rondom die laer het Soeloelyke die aarde bedek, en Soeloebloed het aan die rivier sy naam gegee.Ga naar voetnoot1) Aan Boerekant daarenteen - en dit het die uitslag nog meer bonatuurlik laat lyk - is geen verliese gely nie ...’ Enkele dagen later werd Umgungundlovu bereikt. De hoofdstad was verlaten. Op de moordheuvel vonden de overwinnaars de overblijfselen van Retief en zijn volgelingen. Op het geraamte van Retief werd een leren zakje gevonden, waarin het contract, getekend door Dingaan.... De wrede Zoeloekoning kreeg geen rust meer. Hij werd al maar vervolgd, vluchtte in 1840 na een tweede nederlaag naar een naburige stam, waar hij zijn loopbaan eindigde ‘onder de assegaaisteken der Swasies’. Natal was voor de Boeren. Met Panda, een broer van Dingaan, sloten zij een verbond. Hij erkende het oppergezag van de emigranten-maatschappij. De staat werd geïnstitueerd en het ideaal van Retief scheen, al was het langs andere weg, toch bereikt. Dingaansdag wordt tot op de huidige dag gevierd en in de hoofdstad van de nieuwe republiek, PietermaritzburgGa naar voetnoot2), verrees het geloftekerkje, thans het Voortrekkersmuseum. | |
Geen rust.Maar er verschenen kapers op de kust. Engeland zag met lede ogen de vestiging van de nieuwe republiek aan de oostkust van Zuid-Afrika. Pretorius onderhandelde met de goeverneur aan de Kaap over de erkenning van de nieuwe staat. Maar de Engelse koopman en de Engelse zendeling waren het er over eens, dat | |
[pagina 378]
| |
Natal moest worden geannexeerd. De 2de december 1841 verscheen de proclamatie, dat Port Natal bezet zou worden en de Engelse regering de onafhankelijkheid der emigranten nimmer zou erkennen. Het bleef niet bij een verklaring. Het volgende jaar verscheen kapitein Smith met 260 man bij Durban en sloeg er zijn kamp op. De Boeren eisten, dat hij zou heengaan en toen hij weigerde, vielen zij hem aan. Toen hij zozeer in het nauw gebracht was, dat de overgave een kwestie van dagen scheen, voer de ‘Southampton’ de haven binnen en wist Smith uit zijn benarde positie te redden. De Boeren trokken af. De annexatie werd doorgezet. Aan verder verzet werd niet gedacht. Verscheidene Boeren, die naderhand alleen om economische redenen Natal waren binnengekomen, waren voor de capitulatie en onder hun invloed aanvaardde de volksraad de onderwerping. Velen van de Voortrekkers wilden echter hun grond, die ze gekocht hadden en ook nog met hun wapenen hadden veroverd, liever verlaten dan weer onder Engelse vlag te leven. Vrouwen vergaderden met de commissaris Cloete en een van haar, mevrouw Kruger, verklaarde: ‘Al die mooi beloftes wat hier deur u gedaan is, smaak ons soos alsem in die mond. Ons het goed en bloed gegee om onder die gehate Britse vlag uit te kom, en al moet ons ook kaalvoet oor Drakensberg loop, sal ons nie onder die vlag berus.’ En zo spanden de Voortrekkers hun ossen weer voor de wagen en zochten hun broeders ten Westen van de Drakensbergen op. Pretorius was een der laatsten. Hij deed nog een poging met de Kaapse goeverneur een regeling te treffen, maar werd niet eens ontvangen. Potgieter had juist gezien. Hij had zich ten Noorden van de Vaal gevestigd. Hoe verder van de Engelsen af, hoe beter. En alweer kreeg hij gelijk, want in 1848 werd ook het gebied tussen de Oranjerivier en de Vaal, het gebied van de Oranje-Vrijstaat, door goeverneur Harry Smith geannexeerd. Een poging van Pretorius om de Engelsen te verdrijven, eindigde met de nederlaag bij Boomplaats. Pretorius moest over de Vaal vluchten. | |
De vrije republieken.Maar veel plezier beleefde Harry Smith niet van zijn nieuwe aanwinst. Een nederlaag tegen de Basoeto's kostte hem zijn prestige, de Engelse regering werd afkerig van de ‘dure’ annexaties, de Krimoorlog dreigde. Zo kon het gebeuren, dat eerst de Boeren ten Noorden van de Vaal als onafhankelijk werden erkend (verdrag | |
[pagina 379]
| |
van Zandrivier 1852) en twee jaar later te Bloemfontein de Vrijstaat. Het doel was toch eindelijk bereikt! Maar de Voortrekkers bleven gescheiden. De Vrijstaat werd een afzonderlijke republiek en alle pogingen om één Boerenstaat te stichten zijn op niets uitgelopen, ook door tegenwerking van Engeland. Zo beschouwde de Engelse goeverneur te Kaapstad het als strijdig met de conventies van Zandrivier en Bloemfontein, toen Marthinus Wessel Pretorius in beide republieken tot president werd gekozen. Ten Noorden van de Vaal was aanvankelijk zelfs geen eenheid. Er is meer dan één republiek geweest: Lijdenburg, Utrecht, Zoutpansberg en de Zuid-Afrikaanse republiek. Veten waren er: de Potgieter-mensen en de aanhangers van Pretorius konden elkaar niet verdragen. Eens scheen het burgeroorlog te worden. Een samenspreking werd gehouden om deze te voorkomen en tot grote opluchting van beide partijen reikten de beide Voortrekkers elkaar boven de opengeslagen Bijbel de broederhand. Er waren kerkelijke geschillen. Pretorius wenste een zelfstandige kerk, los van de Kaapkolonie. Ds. Van der Hoff, door de bemoeiingen van Lauts (zie noot blz. 362) overgekomen, stichtte de Nederduits Hervormde Kerk. Andere emigranten bleven echter trouw aan de Nederduits Gereformeerde Kerk, de oude kerk uit de dagen van de Compagnie, waarvan de synode in Kaapstad zetelde. In 1857 arriveerde Ds. Postma uit Nederland, uitgezonden door de Chr. Afgescheiden Kerk. Om hem verzamelden zich de Doppers, de streng-gereformeerden, die zich vooral kantten tegen het gebruik van de evangelische gezangen. Zij vormden de Gereformeerde Kerk van Zuid-Afrika. Paul Kruger was een van de eerste veertien leden van deze kerk, die zich snel uitbreidde. Tot op de huidige dag zijn de drie formaties gebleven. Pogingen om de eenheid te herstellen hebben geen duurzaam resultaat gehad. Pretorius en Potgieter overleden beiden in 1853, maar de tegenstellingen bleven ook na hun dood. Hun zonen Marthinus Wessel Pretorius en Pieter Potgieter werden de leiders, doch reeds het volgende jaar sneuvelde de laatste. Daardoor kwam Pretorius sterker te staan en na tal van strubbelingen gelukte het in 1858 een grondwet op te stellen en in 1860 verenigden alle voormalige republieken ten Noorden van de Vaalrivier zich onder de naam Zuid-Afrikaanse Republiek, die Pretoria tot hoofdstad kreeg. De eerste president was Pretorius. | |
[pagina 380]
| |
Staatsinrichting.Bij de Volksraad berustte de hoogste autoriteit. Hij had de wetgevende macht. De president met een uitvoerende raad bezaten de uitvoerende macht, de rechterlijke macht was in handen van landdrosten en gezworenen. Voor de defensie waren de burgers verdeeld in veldkornetschappen met aan het hoofd een commandant, gekozen door de burgers die in staat waren de wapenen te dragen. Aan het hoofd van het leger stond de commandant-generaal, evenals de president door de burgers gekozen. De vlag van de Z.A. Republiek werd de Nederlandse met een groene baan langs de stok, ‘die vierkleur van Transvaal’. Veel hadden de Boeren te danken aan de staatkundige maatregelen van De Mist (zie deel IV, blz. 274), maar nog meer grondden zij zich op de Bijbel. Daar leefden ze bij, die was met zijn commentaren vaak hun enige lectuur. De rechters moesten zijn mannen, ‘die niet alleen Mozes' wetten kennen, maar die deze wetten en het Evangelie dagelijks met een kostelijke aandacht beproeven en onderzoeken’. Dr. Wypkema zegt: ‘De Boeren hielden er niet van gebonden te zijn door machten, die hun gezag niet aan Gods Woord ontleenden. Dit moet vooral toegeschreven worden aan het Calvinisme, dat in Zuid-Afrika veel meer dan een kerkleer, ja, inderdaad een allesomvattende levensleer was. Voor het Voortrekkersvolk was het ganse leven, in al zijn vertakkingen, zonder enige uitzondering, godsdienst. Voor hen was tenslotte alles bestemd tot verheerlijking van God, de Schepper...’ En om hun staatsopvatting tenslotte nog eens te karakteriseren, wijzen wij op een besluit van de volksvergadering: ‘Aangaande de wetten, waarnaar wij geregeerd moeten worden, zal geïnformeerd worden naar de soevereine regel van Gods Woord, die regel van ons leven is, en waarin wij nimmermeer dwalen kunnen.’ De twee republieken waren gesticht. De tijd van de Voortrekkers was ten einde. De periode van verdediging van het verkregene breekt aan. |
|