Dispereert niet. Deel 5
(1956)–H. Algra, A. Algra– Auteursrechtelijk beschermdTwintig eeuwen historie van de Nederlanden
[pagina 193]
| |||||||||
10. Het gescheurde koninkrijk‘Nederlands-Indië zal heroverd worden en ge krijgt elke inch terug’, zo had Churchill aan Admiraal Helfrich beloofd. Maar eerst moest de oorlog in Europa beslist worden, althans de omkeer daar bereikt zijn. En toen een jaar nadat de nacht over Java kwam, ook in het Verre Oosten het tegenoffensief begon, werd aan de bevrijding van de archipel niet gedacht. Alleen militaire overwegingen golden èn de belangen van Amerika èn soms die van Engeland. Het begon met de verovering van Guadalcanal en daarop werd telkens een nieuwe sprong gewaagd. Soms werd er maanden om één eiland gestreden of om een enkel vliegveld en duizenden Amerikanen offerden hun leven in deze gigantische worsteling tegen de Japanners, die liever stierven dan zich overgaven en die elke zege van de geallieerden met een hoge bloedrekening lieten betalen. Zo werd langzamerhand de ring om Japan steeds nauwer. Morotai, de Filippijnen, Okinawa, Iwoshima - en tenslotte lag het Japanse rijk praktisch onbeschermd tegen de duizenden bommenwerpers en verschenen de slagschepen in de baaien van Nippon om de schande van Pearl Harbour uit te wissen. Alles werd op deze rechtstreekse aanval geconcentreerd en daarom werd alleen in Indië een plaats of een eiland veroverd, als die in de route lagen en van belang waren voor de operatie. Zo Hollandia, Morotai en later Balikpapan. Zelfs de Engelsen moesten tot bijna het einde van de strijd afzien van grootscheepse ondernemingen op de grenzen van Birma. Eerst eind 1945 misschien en anders begin 1946 kon een aanval op Java worden verwacht, ná Singapore en Malakka. MacArthur liet zich hiervan niet afbrengen. En zelf was Nederland tot weinig in staat. Onze strijdkrachten waren versnipperd en onder geallieerde bevelhebbers gesteld, onze honderden transportschepen zaten in de gemeenschappelijke pool en anderen dirigeerden ze, waar ze wilden. Toen in 1944 na de bevrijding van het Zuiden van ons land pogingen in het werk gesteld werden om zo vlug mogelijk contingenten manschappen naar Australië te zenden, om mee te doen aan de bevrijding van Indië, werd dit door de verantwoordelijke geallieerde leiders afgewezen: Eerst Duitsland ..., er is geen vervoersmogelijkheid ... Tot overmaat van ramp had een paar maanden voor de capitu- | |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
latie van Japan een wijziging in het operatieplan plaats. Oorspronkelijk zouden - als de tijd daar was - de Amerikaanse legers in de Nederlands-Indische Archipel optreden, behalve op Sumatra, dat aan de bevelhebber van het Britse S.E.A.C. (South East Asia Command) werd overgelaten. Onze regering zou dus met twee bevelhebbers te maken krijgen om de zaken te regelen, later zelfs met drie, toen ook de Australiërs nog een taak kregen, die niet onder het S.E.A.C. wilden staan. Zonder voorkennis van onze autoriteiten werd nu in juni ineens bepaald, dat Nederlands-Indië geheel in de ‘Britse sfeer’ lag en dat de Amerikanen zich er niet mee zouden bemoeien. De reeds bezette plaatsen zouden zij zo spoedig mogelijk overdragen aan Nederlandse troepen, als die beschikbaar waren. Dit was een slag voor Nederland. MacArthur had wel de manschappen en middelen om bij de capitulatie tot een snelle bezetting over te gaan, Engeland had die niet en dacht bovendien vrijwel alleen aan zijn eigen gebieden zoals Malakka en Singapore. | |||||||||
De capitulatie.En de capitulatie kwam, veel spoediger dan zelfs de meest ingewijden hadden verwacht. De beide atoombommen gaven de doorslag. Het uitgeputte en door ‘gewone’ bommen reeds half vernietigde Japan bood onderwerping aan, mits de heilige persoon van de keizer buiten schot bleef. China wilde de Tenno Heika op de bank van de oorlogsmisdadigers, maar Amerika zette door, dat de enige voorwaarde werd aanvaard. De keizer mocht blijven, mits hij de bevelen van MacArthuh uitvoerde. Hierdoor werd bereikt, dat de nog vrij aanzienlijke legers in Zuidoost-Azië zich zonder verzet onderwierpen, omdat de keizer het beval. Hadden deze gebieden op een desperate vijand moeten worden veroverd, dan zou dit nog vele maanden hebben geduurd, zouden de blanken in gevangenschap allen zijn omgebracht en had het nog honderdduizenden soldaten het leven kunnen kosten. De 2de september had de formele overgave plaats aan boord van de Missouri. ‘Ieder staat roerloos, beheerst en zelfbewust in zijn trots en vreugde, maar de spanning staat op aller gezicht te lezen. Mac Arthur geeft de Japanse delegatie een kort bevel: | |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
voorzichtig, nauwkeurig; daarna Umezu. Twee mannen, twee maskers. Dan zet Mac Arthur zich neer om met een forse pennestreek de overgave aan te nemen namens de Verenigde Staten, the United Kingdom, Rusland en China en in het belang van de andere verbonden naties met Japan in oorlog. En dan komen achtereenvolgens op een kort bevel van Mac Arthur de vertegenwoordigers der Grote Vier en die der “andere naties”, om hun handtekening te plaatsen en uit naam van hun regeringen en volkeren de overgave van de vijand te accepteren... Zo schreef de vertegenwoordiger van Nederland bij deze overgave, Admiraal Helfrich, een jaar later in Elsevier. Maar er was niet alleen vreugde, want bij deze plechtigheid openbaarden zich al de eerste tekenen van de politiek der groten. Het kostte Admiraal Helfrich moeite als vertegenwoordiger van het Koninkrijk der Nederlanden op te treden. Washington had instructies gegeven, om hem als vertegenwoordiger van Nederland te erkennen. Wie artikel 1 van de Grondwet leest, voelt het verschil. En dan: de Japanners gaven zich alleen over aan Engeland, China, Amerika en Rusland. Geen Nederlandse macht kon van de Japanners iets gedaan krijgen dan na machtiging door geallieerde bevelhebbers. De verhoudingen waren na 8 december 1941 wel gewijzigd. Maar het is ook iets anders, wanneer men vóór de strijd staat en hulp dringend nodig heeft, dan wanneer de strijd achter de rug is en de groten het alleen wel kunnen bedisselen. | |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
Herstel van het oude?Was men in Nederland van plan na de overwinning de koloniale politiek voort te zetten? Neen. Niet alleen, dat reeds voor de oorlog geleidelijk de autonomie werd ingevoerd, maar ook tijdens de oorlog had de Koningin als constitutionele vorstin, dus onder verantwoordelijkheid van haar ministers, de bekende rede van 8 december 1942 uitgesproken, precies een jaar na Pearl Harbour. En daarmee stemden alle partijen in, kopstukken als Van Mook èn Gerbrandy, om twee uitersten in later tijd te noemen. In deze rede was onomwonden verklaard, dat een bevrijd Nederlands-Indië niet alleen in naam maar ook in wezen geen kolonie zou zijn, maar een gelijkgerechtigd deel, tezamen met Nederland, Suriname en de Antillen, van het Koninkrijk der Nederlanden. Het is alleen te betreuren, dat dit woord gesproken werd op de 8ste december 1942. Hoe veel meer effect zou het gehad hebben op 8 december 1941, of beter nog in 1938 of 1939. Nu hoorden velen, die het moesten weten, deze rede niet en vele anderen stelden geen belang in de beloften van een macht, die toch afgedaan had. Of men betwijfelde de oprechtheid van Nederland, dat zo moeilijk royaal kon geven, maar dit het liefst bij stukjes en beetjes deed. En toch, Indië kon wél op dit koninklijk woord aan en, waren de nationalistische leiders op deze toezeggingen ingegaan in plaats van zich voor altijd te blameren door hun collaboratie met de Japanners, die tienmaal kolonialer waren dan de Nederlanders, dan had, menselijkerwijze gesproken, het tegenwoordige Indonesië een bloeiende en welvarende staat kunnen zijn. Was er dus eenstemmigheid over een nieuwe koers, de wegen scheidden, waar het ging om de grondslag. Er waren er, die de toestand van maart 1942 tot uitgangspunt wilden innemen: herstel van Nederlands-Indië en daarna op wettige wijze de schepping van een nieuwe status in gezamenlijk overleg. Orde en rust waren de eerste vereisten, dan de hervorming. Dit waren degenen die de zaak principieel wilden aanpakken, al was het de vraag, of zij zich de gevolgen van de drie jaar bezetting wel ten volle realiseerden. Goeverneur-Generaal Tjarda en Admiraal Helfrich behoorden tot deze groep. Toen eerstgenoemde bemerkte, dat de Nederlandse Regering zijn mening niet deelde, nam hij ontslag. De opportunisten wilden, de een meer, de ander minder, zich instellen op de verhoudingen, zoals zij die bij hun terugkeer vonden. Zo dachten de Regering in Nederland en Van Mook er over. En die verhoudingen | |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
waren zo moeilijk te doorgronden, de toestand was zo labiel, dat deze politiek moest leiden tot schipperen, tot het aangaan van compromis na compromis, tot het herroepen van uitspraken, die kort geleden gedaan waren. Nooit onderhandelen met de Republiek - toch samenspreking. Niet spreken met Soekarno - wel met zijn minister Sjahrir. Geen inmenging van buiten - aanvaarding van commissies van de Veiligheidsraad. Geen erkenning van de Republiek - door daden toegeven, dat ze de facto bestond. De internationale omstandigheden hadden zij daarbij niet mee. Engeland, Australië en Amerika hebben alles gedaan wat zij konden, om elke poging tot krachtig optreden te beletten. | |||||||||
De Republiek uitgeroepen.Daartoe moet in de allereerste plaats gerekend worden de aarzeling om troepen te zenden ter bezetting van de voornaamste punten in Indonesië. Eerst 29 september landden de eerste Britten, zes weken na de capitulatie. Officieel hadden de Japanners zolang te zorgen voor de orde en het bewind, maar die geloofden dat wel. Zij trokken zich terug naar recreatieoorden, waar zij zichzelf alvast interneerden. Grote wapenvoorraden vielen in handen van de opgezweepte pelopor-organisaties en ondergronds steunden de Japanse leiders de marionettenrepubliek, die 17 augustus, twee dagen na de capitulatie werd uitgeroepen. Het besluit daartoe was al voor dat feit genomen. Voortdurend hadden Japanse staatslieden grote beloften gedaan van een vrij Indonesië in de grote Aziatische welvaartssfeer, maar bij woorden bleef het. Leger en marine voelden niets voor experimenten en al werd er dan een ‘volksvertegenwoordiging’ bijeengeroepen, dit was niets anders dan een advieslichaam met geen tiende deel van de macht en de invloed van de oude Volksraad. Maar in 1945 zagen de Japanners het einde naderen en zij sloegen hun slag. Op 9 augustus vlogen Soekarno, Hatta en Dr. Radjiman van Batavia naar het hoofdkwartier van Terauchi, de Japanse bevelhebber van Zuidoost-Azië te Saigon; daar kregen zij hun instructies en Soekarno, met Japanse ridderorden getooid, kon verklaren: ‘Ongetwijfeld is deze gave (van de onafhankelijkheid) een gunst van de meest heilige majesteit, de Tenno Heika, voortgekomen uit diens oneindige wijsheid, en wij wensen onze eeuwige dank daarvoor uit te drukken.’ | |||||||||
[pagina 198]
| |||||||||
Van een reis naar Tokio kon niets komen door ‘moeilijke omstandigheden’. De onafhankelijkheid zou ingaan op een door de geheiligde keizer gekozen tijdstip! Maar dan komt de capitulatie van Japan op 15 augustus. Even aarzelen de leiders, maar dan worden ze ontvoerd door de jongerenorganisaties - een heel vreemde comedie - en daarop wordt de 17de augustus de Republiek geproclameerd, waarbij verklaard wordt, dat de Japanse autoriteiten met de actie instemmen. Toen het bevel van Mountbatten aan de Japanse bevelhebbers werd gegeven, dat zij en zij alleen het bestuur in handen moesten houden tot de komst der geallieerden, hebben zij deze opdracht opzettelijk niet of zeer ten dele uitgevoerd. Zo was er bepaald, dat de Indonesische hulptroepen onder Japanse controle moesten blijven tot de effectieve overgave, maar de Jappen ‘demobiliseerden’ de inheemse PETA, d.w.z. zij stuurden ze met wapens en al naar huis, waardoor straks terreurbenden vrij spel hadden. De beweging sloeg over naar de andere eilanden, maar daar waren de gevolgen minder ernstig, doordat er eerder troepen landden, meest Australische, straks gevolgd door K.N.I.L.-compagnieen. Een voorbeeld, hoe door snel optreden iets kon worden bereikt, geeft Dr. Van Mook, door te wijzen op West-Borneo, een gebied vele malen groter dan Nederland, waar één compagnie Nederlandse troepen na een zeer korte Australische bezetting de zaak volkomen in handen had. Maar op Java duurde het tot 29 september, voordat het eerste Britse legerkorps landde. En het bleek alras, dat Mountbatten de bedoeling had, de Japanners te ontwapenen en af te voeren, de geinterneerden te bevrijden - die op zijn bevel al maar in de kampen moesten blijven - en daarna zo spoedig mogelijk zijn macht terug te trekken. Van bezetting van heel Java wilde hij in geen geval weten, hoogstens van enkele punten. En toen kwam, wat Dr. Van Mook noemt de klap op de vuurpijl: ‘Uit de radio moesten wij vernemen, dat de opperbevelhebber van de AFNEI (Allied Forces Netherlands East Indies), Luitenant-Generaal Sir Philip Christison, bij het binnentrekken van Batavia had verklaard, dat hij de republikeinse partijleiders zou verzoeken hem in de uitoefening van die taak te steunen en dat - gezien de beperktheid van die taak - de Indonesische republikeinse autoriteiten verantwoordelijk zouden blijven voor het bestuur van de gebieden onder hun | |||||||||
[pagina 199]
| |||||||||
controle. Hiermede was praktisch de republiek als een regeringsorganisatie erkend en de bepaling van het Civil Affairs Agreement, dat voor het bestuur van de tussenkomst van de Nederlands-Indische autoriteiten gebruik zou worden gemaakt, van kracht beroofd.’ De verklaring van Christison, een ex-dokter, later beroepsofficier, die volgens Dr. Van Mook alle politieke scholing miste, was des te brutaler, omdat geen enkele Nederlandse instantie hierin was gekend. Dr. Van Mook en Den Haag protesteerden en toen werd wel geprobeerd om de zaak in der minne te schikken door de mededeling, dat men natuurlijk de rechten van Nederland niet wilde aantasten en dat deze verklaring van Christison te spontaan was geweest, maar het kwaad was geschied en de Engelse Labourregering stond er in werkelijkheid volkomen achter. Tegelijkertijd gingen de Australische communistische havenarbeiders reeds eind augustus 1945 tot een boycot van Nederlandse schepen over, zodat grote voorraden levensmiddelen, kleding en andere benodigdheden, die in de eerste plaats voor de bevolking waren ingekocht, niet konden worden vervoerd. | |||||||||
De kampen.Intussen was de toestand in vele kampen hachelijk geworden. Aanvankelijk was er verruiming geweest, wat huisvesting en voeding betrof. Velen hadden - hoewel het verboden was door Mountbatten - hun interneringsoord verlaten en waren naar plaatsen als Batavia getrokken, op zoek naar vrouw en kinderen. De overgeblevenen kregen meer ruimte en de Japanse terreur was voorbij. Maar in feite bleven' zij gevangenen en toen een aantal regeringspersonen na veel moeite van de Japanners toestemming had gekregen om van Bandoeng naar Batavia te gaan, om daar het werk aan te pakken, werden zij door de vriendelijk grijnzende Japanners daar weer naar een kamp geleid. Voorschrift van Mountbattenl Toen de capitulatie bekend gemaakt werd, was er ontroerende blijdschap. Op de eerste Koninginnedag werd een grote driekleur over een piano gelegd in een vrouwenkamp - de vlag hijsen was verboden; dat wilde de Brit zelfs Dr. Van Mook verbieden, toen hij het paleis begin oktober betrok, maar die stoorde er zich niet aan - en de vrouwen vierden feest. Plechtige psalmen, ons volk uit het gelovig hart geboren, | |||||||||
[pagina 200]
| |||||||||
zweefden over het grote veld, dat eens het brandpunt van ellendige strafoefeningen was. Maar de aanvankelijke vreugde verdween bij velen weer. Het wachten duurde zo lang, al kwamen er dan enkele Rapvi-mensenGa naar voetnoot1), al verschafte de Japanner nu voldoende voedsel. En de terreurbenden werden steeds brutaler. In de steden verschenen ophitsende opschriften, slogans op trams en treinen, in verhitte redevoeringen werd aangedrongen op moord en doodslag. De vrouwen, die in de kampen waren gebleven, werden van alle kanten bedreigd door benden, die onophoudelijk met mortieren, mitrailleurs en kleinere vuurwapens verschenen en de beslist onvoldoende bewaking aanvielen. Hier en daar kwamen verschrikkelijke tonelen voor, ook in Europese woonwijken in de grote steden. Ambarawa, Semarang, Malang, Soerabaja en andere plaatsen werden oorden van verschrikkingen. In de streken waar de militaire macht niet verscheen of te laat kwam, werden vele burgers opnieuw geïnterneerd en nu ook de Indo-europese bevolking, die althans op Java door de Japanners was gespaard. Zo beschikten de opstandelingen over duizenden gijzelaars en voor tal van ongelukkigen begon een tweede periode van gevangenschap. Hier en daar traden de Japanners op als helpers van de bedreigden en waar ze het deden, daar geschiedde het ook consequent. De Engelsen landden te Semarang en te Soerabaja. In laatstgenoemde stad kwam het tot hevige gevechten en daden van geweld en wreedheid. De Engelse bevelhebber, brigade-generaal Malaby, werd daarbij verraderlijk vermoord, wat aanleiding was tot krachtiger optreden. Generaal Christison gaf de Nederlanders de schuld, een beschuldiging die hij later moest intrekken. In november werd in Soerabaja eindelijk de rust hersteld. Van Semarang uit werden Ambarawa, Banjoebiroe en Magelang bereikt, waarvandaan de geïnterneerden met veel moeite naar de kust konden worden ge- | |||||||||
[pagina 201]
| |||||||||
bracht. Toen de Engelse officieren echter verder wilden en naar Djokja oprukten, werden zij teruggeroepen. Hoe de toestand in Bandoeng nog in december was, kan het best worden weergegeven door een telegram van de Rapwi-leiders, dat door Admiraal Helfrich werd gepubliceerd in zijn memoires: ‘Toestand te Bandoeng beslist kritiek. Brandstichting in beschermd deel der stad gaat ongehinderd voort. Duizenden en duizenden vluchten momenteel uit hun huizen. Europese bevolking radeloos. Uit naam van 60.000 Europeanen zijnde grootste Hollandse gemeenschap in Indië protesteren wij met klem dat bevolking te Bandoeng schijnbaar aan zijn lot wordt overgelaten. Stuur troepen herhaal stuur troepen voordat algemeen bloedbad ontstaat. Adviseer stuur vliegtuigen stationeren op Andir om tijdig te kunnen ingrijpen.’ Er is hulp geboden, maar de Engelsen hebben zoveel mogelijk de Nederlanders willen uitschakelen, het wapenen van ex-krijgsgevangenen verboden, het aantrekken van de Nederlandse troepen van buiten Java verhinderd; de uitgezonden soldaten uit Nederland werden vastgehouden op Malakka, te Medan werd het door Nederlanders gevormde politiekorps weer ontbonden en het handhaven van de orde opnieuw aan de Japanners opgedragen onder supervisie van de Engelsen. De radio werd in staat gesteld onafgebroken opruiende redevoeringen uit te zenden en eerst na maanden kregen de Nederlanders ook zendtijd, mits ‘onze berichten de Republiek niet in een ongunstig daglicht zouden stellen’!! En die omroep heette ‘Allied Broadcasting Station’. Het heeft verder heel wat moeite gekost, om de Britten zover te krijgen, dat ze het bekladden van gebouwen en vervoermiddelen met ophitsende leuzen verboden. Er waren wel Britse officieren, die zich schaamden over deze dingen, maar de Labourregering te Londen, die, zoals Dr. Van Mook zegt, sterk rekening hield met de linkervleugel der partij en elke Aziatische vrijheidsbeweging toejuichte, althans zonder kritiek aanvaardde, was de ‘Republiek’ goed gezind. Vandaar deze tegenwerking. Als er gevraagd werd om onze ex-Knillers van Manilla, Saigon en Singapore naar Java te zenden, dan was er geen scheepsruimte. Ieder bezwaar tegen de beweging of tegen de leidende figuren stuitte op die algemene bevrijdingsmanie, waarin zich het schuldgevoel uit het imperialistisch verleden. (van Engeland) afreageerde en die door de duidelijke verschuivingen naar links in de politieke stemming van verschillende landen nog werd | |||||||||
[pagina 202]
| |||||||||
aangewakkerd. Mountbatten stelde als eis voor de bevrijding van de geïnterneerden en gevangenen op Java, dat de Nederlanders niet langer afkerig zouden zijn van overleg met de voormannen van de Republiek, aangezien anders moeilijkheden tussen Londen en India dreigden. De Luitenant-Gouverneur-Generaal, Dr. Van Mook had hier geen bezwaar tegen, ofschoon hij toegaf, dat het Indonesische kabinet vele duistere en zwakke figuren telde, wier verleden met wandaden was besmet. Een ontmoeting tussen de Republikeinse leiders en Dr. Van Mook en de zijnen had plaats op 23 oktober in de woning van de Britse opperbevelhebber. Fel waren de reakties in Nederland en zelfs de overigens niet bepaald consequente ministers in Den Haag ging dit te ver en de handelwijze van Dr. Van Mook werd openlijk gedesavoueerd. Het feit was echter geschied tegen de instrukties in en men moet de ‘schuldige’ min of meer toestemmen, dat het wel eigenaardig was, dat niet gesproken mocht worden met Soekarno, maar wel met zijn vertegenwoordigers, of zoals een Chinees politicus zei: ‘Wel met de procuratiehouder, niet met de baas’. Toen in november Sjahrir een nieuw kabinet vormde, waarin personen van veel beter allooi zitting kregen dan in het eerste, liet de Nederlandse Regering haar bezwaren ook vallen en zo kon onder voorzitterschap van Generaal Christison een eerste bespreking te Batavia worden gehouden, die echter nog geen resultaten opleverde, omdat de Republikeinse leiders nog niet wisten wat ze wilden en juist in deze dagen Soekarno en een deel van zijn vrienden van Batavia naar Djokja verhuisden, waardoor er een tamelijk gematigde regeringsgroep in Batavia achterbleef en een felle fractie zich ophield ‘in de geïsoleerde droomwereld van Djokja’. | |||||||||
De conferenties.In Nederland heerste verdeeldheid, de toestand op Java veranderde met de dag. De groep Sjahrir mocht voor matiging en toenadering pleiten, de extremisten trokken er zich niets van aan en gingen door met hun terreurmethoden, zodat zelfs de Engelsen inzagen, dat er iets moest gebeuren en dat de kleine bezette enclaves op Java moest worden verruimd. Intussen vertrok Dr. Van Mook naar Nederland om instructies te halen en plannen te bespreken, die daarop door de Nederlandse Regering aan Engeland werden voorgelegd, waar Attlee en Bevin er hun goedkeuring aan hechtten! Christison ging intussen voort op eigen houtje politiek op | |||||||||
[pagina 203]
| |||||||||
Java te voeren en afspraken met de Republiek te maken. Maar de Britse Regering besloot nu een kundiger man te zenden en de exgezant te Moskou Sir Archibald Clark Kerr verscheen te Batavia, om de rol van bemiddelaar te spelen. Admiraal Helfrich, die voor alles de orde wilde herstellen, verdween van het toneel en mannen met minder uitgebreide bevoegdheid als Generaal Spoor en Viceadmiraal Pinke werden met de militaire en maritieme zaken belast. In de tweede helft van januari kwam Dr. Van Mook terug met een programma. Voortbouwend op de rede van H.M. de Koningin van 2 december 1942 plaatste de Nederlandse Regering ‘zich op het standpunt, dat de bevolking van Indonesië na een begrensde periode van voorbereiding in vrijheid over haar staatkundig lot zal moeten kunnen beslissen’. En in een toelichting verklaarde Dr. Van Mook nog eens nadrukkelijk, dat na de overgangsperiode, nodig voor het herstel van de vernielde economie, Indonesië geheel vrij zou zijn over zijn staatkundige toekomst te beslissen. Een federale staat werd als de beste staatsvorm aangeprezen, iets, wat echter de voorstanders van de Republiek helemaal niet lag. De Republikeinse regering beantwoordde dit program met tegenvoorstellen, waarbij als eerste eis werd gesteld, dat zij als draagster van de soevereine macht over heel ‘voormalig’ Nederlands-Indië zou worden erkend, terugroeping der troepen werd gevraagd en de concessie werd gedaan, dat voor een bepaalde periode de buitenlandse betrekkingen en defensie door beide staten samen zouden worden geregeld. Dat de Republiek helemaal niet in staat was om de soevereiniteit over de buitengewesten uit te oefenen, was blijkbaar geen bezwaar. Zij deed echter spoedig daarop water in de wijn en beperkte de eis van soevereiniteit tot Java en Sumatra en de mogelijkheid werd geopend, dat bepaalde gebieden vrij zouden zijn zich al of niet bij de te vormen Indonesische Staat aan te sluiten. Deze tweede nota klonk heel wat gematigder en het scheen dan ook, dat er een basis tot een samenspreking kon worden gevonden. De U.S.A. drongen er bij Nederland ‘vriendelijk’ op aan een rondetafelconferentie te beleggen. Op de Hoge Veluwe kwamen Clark Kerr en afgevaardigden van de Nederlandse, de Nederlands-Indische en de Republikeinse regeringen samen, maar een overeenkomst kon niet worden bereikt. De Nederlandse Regering had onoverkomelijke bezwaren en wenste minder ver te gaan dan Dr. Van Mook, terwijl achteraf bleek, dat | |||||||||
[pagina 204]
| |||||||||
ook Sjahrir niet op de steun van Djokja kon rekenen. Dr. Van Mook meent, dat vooral het feit dat in Nederland de verkiezingen voor de deur stonden, de Nederlandse Regering beinvloedde, terwijl Prof. Schermerhorn de nadruk legt op de gebrekkige opdracht aan de republikeinse gedeputeerden en de slechte verbindingen met hun lastgevers. Volgens Dr. Van Mook zou een slagen van de conferentie tot gevolg gehad kunnen hebben, dat het Koninkrijk was blijven bestaan. Na de Hoge Veluwe was daarvoor geen schijn van kans meer en begon de Uniegedachte op te komen. ‘Schuld aan beide kanten’, zo oordeelt Schermerhorn, die toen minister-president was, en de starre houding werd door sommige progressieven geweten aan Dr. Drees. In elk geval was men in Nederland in die dagen niet erg enthousiast, ook niet in de kringen van hen die de regering steunden. Dr. Romme sprak zelfs van de ‘schandelijke week’. De protestants-christelijke groepen stonden ook vierkant tegenover deze onderhandelingen. Zij wensten bij monde van Dr. Schouten niet te tornen aan de gedane toezeggingen noch aan het zelfbeschikkingsrecht, maar zij vonden afspraken met deze republikeinen uit de boze. Hij was de enige, die van oppositiewege met duidelijke voorstellen kwam, oordeelde Prof. Schermerhorn, al vonden zij dan ook geen genade bij de Regering en de Regeringspartijen. Meer succes hadden de onderhandelingen met de delen van Nederlands-Indië, die onder Nederlanse controle tot rust waren gekomen. De conferenties te Malino en Den Pasar deden verwachten, dat hier in samenwerking veel te bereiken viel. Naast zelfstandigheid- was men daar algemeen geporteerd voor een nauwe band met Nederland en in elk geval voor een federatieve opbouw van Indonesië. In Republikeinse kringen werd na de Hoge Veluwe weer een heel andere toon aangeslagen. De extremisten namen zelfs Sjahrir gevangen, al duurde deze ‘hechtenis’ niet lang. Allerlei duistere figuren uit Amerika en Australië sloegen hun slag. Voor honderden miljoenen gestolen waren werden in Singapore verkocht en de troepen van Soedirman deden wat goed was in hun ogen. Terreur was aan de orde van de dag, een terreur, waarvan vooral de Chinezen te lijden hadden. En nog steeds zaten duizenden Nederlanders als gevangenen in het binnenland, niettegenstaande alle afspraken, dat ze zouden worden geëvacueerd. Rondom Tangerang, Bandoeng en andere plaatsen moest daarom ook met kracht worden opgetreden, waarbij de eerste vrijwilligerskorpsen, die maanden | |||||||||
[pagina 205]
| |||||||||
op Malakka waren tegengehouden door de Engelsen, goede diensten bewezen. Men gaf de moed op een vreedzame oplossing nog niet op. Engeland, zeer verstoord over de mislukking van de conferentie op de Hoge Veluwe, zond in plaats van Sir Archibald nu Lord Killearn, die nog al naam heeft gemaakt op Java. In Nederland was het ministerie Schermerhorn vervangen door het kabinet Beel en de vroegere premier toog met de heren De Boer en Van Poll als Commissaris-Generaal naar Batavia om samen met de Luitenant-Goeverneur-Generaal nieuwe pogingen in het werk te stellen, om met de Republiek in het reine te komen. Allereerst werd onder leiding van Lord Killearn een bestand gesloten, dat de Republikeinse vrijbuiters echter aan hun laars lapten, gevolg van het feit, dat de regering te Djokja geen zeggenschap had over deze heren. Zij gaven dit zelf toe. Toen begonnen de politieke onderhandelingen, eerst te Batavia en tenslotte te Linggadjati op Republikeins gebied, opdat de heren Soekarno en Hatta aanwezig konden zijn. Weer was Lord Killearn de voorzitter en het gelukte de 12de november 1946 tot overeenstemming te komen. Het verdrag werd zowel door de Nederlandse volksvertegenwoordiging als door een soort Republikeinse kamer, de KNIP, aanvaard, maar over de uitleg ontstond heel wat moeite. In de 2de Kamer was weinig enthousiasme, evenmin als bij de Commissie-Generaal, en de beide regeringspartijen waren alleen bijeen te houden door een compromis, de motie Romme - v.d. Goes van Naters, die de aanvaarding van het verdrag alleen goedkeurde als daarbij de interpretatie van de Commissie-Generaal zou gelden, iets wat voor de Republiek natuurlijk een zwaar te verteren hap zou zijn. Het karakter van de voorgestelde Unie met Indonesië was ook niet duidelijk voor velen en zo was er naast het naakte en het aangeklede Linggadjati sprake van een zware en een lichte unie, al naar de band tussen de te vormen Verenigde Staten van Indonesië en Nederland nauw dan wel losjes zou zijn. De ‘zware unie’ kwam in feite neer op de oude gedachte van het Koninkrijk met vier autonome onderdelen. Het duurde dan ook lang, voordat ten paleize te Batavia het verdrag werd getekend door vertegenwoordigers van de Republiek en de heren Van Mook, Schermerhorn, De Boer en Van Poll... 145 dagen na de sluiting! Vrede werd het echter niet. De bestandsschendingen bleven aan de orde van de dag. Soedirman, de generaal van het ‘Repu- | |||||||||
[pagina 206]
| |||||||||
blikeinse leger’ lapte alle bepalingen omtrent een wapenstilstand aan de laars. Soms moesten de Nederlandse troepen ingrijpen b.v. toen de benden de vlakten om Soerabaja onder water dreigden te zetten. Maar dan werden deze troepen weer op klacht van de Republiek teruggetrokken. Extremisten gingen op eigen houtje tot vernielingen over in de grensgebieden en het lukte maar niet een demarcatielijn vast te stellen. Bovendien ging de Republiek tegen elke afspraak in buitenlandse betrekkingen aanknopen. Van teruggave van de Nederlandse bezittingen kwam weinig of niets en verschillende linkse elementen in de Republiek hielden niet op tegen de Nederlanders te fulmineren. Ook daar waren velen niet gelukkig met het accoord. In de Commissie-Generaal boterde het ook niet altijd. Was in Nederland de vrees groot, dat Van Mook de 3 heren zou overheersen (twee van de leden wisten van Indonesië door eigen ervaring niets), men krijgt de indruk, dat de heren De Boer en Van Poll Schermerhorn verdachten van een politiek op eigen houtje. Bovendien wilde Minister Jonkman, die Prof. Logeman was opgevolgd en die door Prof. Schermerhorn als ‘meer koloniaal’ werd beschouwd, de commissie met een paar meer behoudende figuren uitbreiden en Prof. Posthuma en Prof. Verzijl werden in afwachting van een wetswijziging, die hiervoor nodig was, alvast naar Java gezonden als adviseurs. Het boterde niet tussen de deskundigen. Van Poll nam in maart 1947 ontslag en de beide adviseurs verklaarden geen benoeming tot commissielid te zullen aanvaarden. De ministers Mr. Jonkman en Dr. Beel brachten een bezoek aan Java, maar reeds toen bleek onomstotelijk, dat een nieuw conflict in zicht kwam. Door de Republikeinse blokkade kregen de Nederlandse gebieden op Java, die maar zeer klein waren, geen voldoende voedsel. De Republikeinen leverden voortdurend goederen aan het buitenland, die eigendom waren van Nederlandse ondernemingen. Berucht was de handel van Sumatra op Singapore, waardoor Engelsen en Chinezen zich verrijkten, maar ook de Amerikaanse kooplui van minder allooi trachtten van de controverse op Java gebruik te maken. Zouden de economische besluiten van Linggadjati niet worden uitgevoerd, dan stond Nederland naar het scheen voor een debâcle en kon van verder optreden en opbouwen geen sprake zijn. Het geduld raakte uitgeput. Tot tweemaal gaf de Nederlandse Regering toestemming tot een militaire actie als de Republiek zijn houding niet wijzigde. In beide gevallen werd nog getracht een | |||||||||
[pagina 207]
| |||||||||
laatste overeenkomst te bewerkstelligen. Ook Amerika oefende een zachte druk uit te Djokja, maar dat stuk werd door de Republikeinse leiders geheel in hun voordeel geïnterpreteerd. Even scheen het, dat Sjahrir de lijn zou ombuigen, en de hoop op een vreedzame regeling herleefde, doch deze tegemoetkomende houding van de minister-president betekende zijn val. Soekarno nam zelf de leiding tijdelijk op zich en benoemde toen de extremistische leider Sjarifoeddin tot minister-president. De stukken uit de Republiek werden zeer verward. Soms leek het, zegt Dr. Schermerhorn, dat men toegaf, maar in hetzelfde stuk werd de hele zaak weer teruggenomen of op losse schroeven gezet. Nu stelden de Nederlanders een soort ultimatum aan Sjarifoeddin, waarin zij eisten, dat het uit moest zijn met de tactiek der verschroeide aarde en met alle andere schendingen van Linggadjati. Sjarifoeddin, die in Batavia was, scheen te willen toegeven en hem werd een vliegtuig ter beschikking gesteld om overleg te plegen met zijn mederegeerders, die hij zou trachten te winnen voor een koerswijziging, zoals hij Dr. Van Mook beloofde. Eenmaal in Djokja deed hij dit volgens een medeminister, die nog tot de Sjahrir-groep behoorde, niet. Toen er door de Nederlandse Regering een antwoord werd verlangd, kwam er alleen een verzoek om uitstel. Dit ging nu niet meer. Lang genoeg was onze Regering om de tuin geleid. De spanningen bij leger en marine werden ook te groot. Reeds eenmaal had men uitgezonden vlooteenheden moeten terugroepen, toen er nog een kans leek te bestaan om langs vreedzame weg tot een vergelijk te komen. De Commissie-Generaal, de Luitenant-Goeverneur-Generaal Dr. Van Mook en andere leidende figuren, o.a. Generaal Spoor en Admiraal Pinke, adviseerden unaniem om nu door te tasten en Den Haag gaf zijn fiat. Prof. Schermerhorn verklaarde weliswaar later, dat hij de actie een sprong in het duister vond, maar hij zag die toch als onontkoombaar. Opmerkelijk was bovendien, dat de heren Van Mook en Schermerhorn verder wilden gaan dan de Regering in Den Haag. Zij wilden een einde maken aan de Republiek en daartoe Djokja bezetten. ‘Die geestelijke pesthaard’ moest volgens hen vallen. Dan kon met een nieuwe gematigde Republikeinse regering worden onderhandeld, die wèl haar woord hield. De Nederlandse Regering wilde echter een beperkter politionele actie, omdat zij anders de steun van de P.v.d.A. zou verliezen, en stelde zich ten doel: | |||||||||
[pagina 208]
| |||||||||
Zelfs na het ingrijpen van de Veiligheidsraad bleef Dr. Van Mook aandringen op een hernieuwde actie, maar het was vooral de Nederlandse ambassadeur te Washington, Van Kleffens, die volgens Prof. Schermerhorn de Nederlandse Regering van een dergelijk optreden weerhield. Een onderhoud van Van Mook met de Amerikaanse leider Marshall had geen resultaat en Nederland was van diens ‘hulp’ afhankelijk. Maar dat kwam later aan de orde. Nu in de nacht van 20 op 21 juli 1947 was het woord aan de militairen. De Commissie-Generaal had geen zin meer en zij keerde naar Nederland terug. | |||||||||
De eerste politionele aktie.In korte tijd bezetten K.L., K.N.I.L. en de mariniers een groot deel van Java en belangrijke gebieden op Sumatra. ‘In het algemeen begroette men onze troepen, die zich voorbeeldig van hun taak kweten, met een zucht van verlichting en in de meeste streken bleven de Republikeinse ambtenaren aanvankelijk ten volle bereid hun arbeid voort te zetten en met ons samen te werken.’ Dit is niet het oordeel van een koloniale diehard, maar van Dr. Van Mook. Hadden onze troepen nog enkele dagen de tijd gehad, de Republiek zou toen op Java weggevaagd zijn. Want men kwam in Djokja niet tot bezinning, maar de ‘propaganda dreigde er met moord en doodslag overal en tegen ieder. Het heft bleef in handen van mensen voor wie het herstel van orde en veiligheid slechts het einde betekende van een avontuurlijke en gewelddadige carrière’. Ook dit oordeel werd niet in de hitte van de strijd, maar veel later neergeschreven door Dr. Van Mook. Generaal Spoor en Admiraal Pinke hebben de actie krachtig en kundig geleid, de soldaten en marinemensen waren na het eindeloos getreiter aan de demarcatielijn vol enthousiasme. De verliezen waren zeer gering en de houding van het leger tegenover de bevolking in de bezette gebieden mag voorbeeldig genoemd worden. | |||||||||
[pagina *57]
| |||||||||
122. Het eerste Brits-Indonesisch-Nederlandse contact; v.l.n.r. Lt.-Gen. Sir Philip Christison, Soetan Sjahrir en Lt. Gouv. Gen. Dr. H.J. van Mook.
(Foto-archief Kon. Inst. v.d. Tropen) 123. Lt.-Gen. S.H. Spoor (Foto H.K.K.L.)
| |||||||||
[pagina *58]
| |||||||||
124. De ondertekening van het Linggadjati-akkoord op 25 maart 1947. Achter de tafel onderscheidt men o.a. Dr. H.J. van Mook, Soetan Sjahrir, Dr. W. Schermerhorn en Mohammed Roem. (Foto Kon. Inst. v.d. Tropen)
125. In maart 1948 werden met betrekking tot de mogelijke vorming van een interimregering directe besprekingen gevoerd tussen Lt.-Gouv.-Gen. Dr. H.J. van Mook en Mohammed Hatta. Deze besprekingen vonden plaats in Paleis Rijswijk, Van Mook's residentie te Batavia. (Foto Associated Press)
| |||||||||
[pagina *59]
| |||||||||
126. Een mitrailleurpost van het KNIL in de binnenlanden van Java. Bij nachtelijke aanvallen kon het terrein rond het kampement door schijnwerpers worden verlicht.
(Foto H.K.K.L.) 127. Bij het begin van de eerste politionele actie, op 21 juli 1947, vonden o.a. landingen plaats bij Pasar Poethi. Een gevechtswagen van de Mariniersbrigade heeft zojuist het ruim van één der landingsschepen verlaten. (Foto B.M.H.)
128. Bij de tweede politionele actie werd de Republikeinse hoofdstad Djokja door luchtlandingstroepen bezet. Gen. Spoor (rechts op de voorgr.) volgde de operaties vanuit de lucht. (Foto Ass. Press)
| |||||||||
[pagina *60]
| |||||||||
129. Een overzicht van de Ronde-Tafelconferentie, die van 23 aug. tot 2 nov. 1949 in de Ridderzaal te Den Haag werd gehouden. In het midden, staande voor de voorzitterszetel, Dr. W. Drees. (Foto Anefo)
130. Op 27 december 1949 vond de soevereiniteitsoverdracht plaats in het Koninklijk Paleis op de Dam. Van rechts naar links: Dr. W. Drees, H.M. Koningin Juliana, Drs. Mohammed Hatta en Sultan Hamid II van Pontianak. (Foto Anefo)
| |||||||||
[pagina 209]
| |||||||||
Naar menselijke berekening, zo zegt Dr. Van Mook, zou de voltooiing van de actie niet veel tijd meer hebben gekost en als Djokja, de haard van alle agitatie, zou zijn verdwenen, zou ordeherstel
Resultaten van de politionele acties op Java. Op 29 juli 1947 was van Java het gearceerde gebied op het eerste kaartje onder Nederlandse controle. Bij het einde van de politionele actie op 4 augustus het gearceerde gebied op het tweede kaartje. - Bij de 2e actie in december 1948 werd geheel Java bezet.
ook een gemakkelijke kwestie zijn geweest, waarna de opbouw eindelijk zou kunnen worden verwezenlijkt. De vernietiging van het nationalisme lag niet in de bedoeling, alleen die van de Republiek zoals zij was. | |||||||||
De Veiligheidsraad.Maar het doel werd niet bereikt. India en Australië brachten de kwestie voor de Veiligheidsraad en nu een kleine natie beschuldigd werd sprak men niet van een interne kwestie, zoals dat bv. wel het geval was, als Frankrijk moeilijkheden in zijn overzeese bezittingen had. Soekarno deed een beroep op President Truman: ‘Ik heb het gevoel, dat de invloed van de grote Mogendheden nodig is om de Nederlanders te bewegen hun militaire actie te staken’. Hij had succes. De Veiligheidsraad deed in een resolutie uitspraak, waarin beide partijen aangemaand werden om de vijandelijkheden te staken en hun geschillen langs de weg van arbitrage te regelen, terwijl de Veiligheidsraad van de verdere ontwik- | |||||||||
[pagina 210]
| |||||||||
keling op de hoogte wenste gehouden te worden. Ieder begreep, dat die ernstige aanmaning niet bij een vermaning zou blijven, als er niet naar zou worden geluisterd, maar dat er tot sancties zou worden besloten. Nu reeds braken stakingen uit tegen Nederland en werd de vliegroute over India verboden. De Veiligheidsraad besloot om een afgevaardigde van de Republiek, Sjahrir, te horen, die nu met grote felheid de Nederlanders beschuldigde. Een deputatie van Oost-Indonesië werd niet toegelaten. België had dat voorgesteld. Het eind van het lied was, dat er een Commissie voor Goede Diensten zou komen, bestaande uit drie personen. Nederland en de Republiek mochten er elk één aanwijzen en die twee zouden de derde bemiddelaar benoemen. Daarmee haalden wij het paard van Troje binnen. Deze heren, Paul van Zeeland (België), Richard Kirby (Australië) en Frank Graham (Amerika), waren volkomen ondeskundig en de Australiër was altijd, de Amerikaan meestal op de hand van Soekarno. Alleen Van Zeeland was objectief, maar had weinig invloed. Dus weer dezelfde ellende van praten en praten. Ondanks de afkondiging van het ‘Staakt het vuren’ duurden de aanvallen van Indonesische zijde voort, niettegenstaande er een zwerm van militaire waarnemers namens de Verenigde Naties kwam om zogenaamd toezicht te houden. Op het Amerikaanse oorlogsschip Renville werden de onderhandelingen gevoerd en weer werd een overeenkomst bereikt, waarbij bepaald werd, dat de soevereiniteit ‘voor geheel Nederlands-Indië is en zal blijven aan het Koninkrijk der Nederlanden, totdat, na een bepaalde tijdruimte, het Koninkrijk zijn souvereiniteit over zal dragen aan de Verenigde Staten van Indonesië’. Maar de Australische en de Amerikaanse bemiddelaar deelden aan de Republiek mee, dat deze rustig zou kunnen beschikken over een eigen leger en eigen buitenlandse betrekkingen. Prof. Graham verklaarde: ‘Gij zijt, wat gij waart.’ Intussen kwam in de bevrijde gebieden, waar de terreur van de Republikeinse benden was verdwenen, een streven naar samenwerking en naar het voorbeeld van Borneo en de Grote Oost vormden er zich deelstaten, die straks hun plaats zouden krijgen in de nieuwe federatie: West-Java, Oost-Java, Sumatra's Oostkust en Zuid-Sumatra. De samenwerking met de Nederlandse leiders was uitstekend. Maar de verhouding met de Republiek verbeterde niet. De leiding van het leger verklaarde openlijk, dat zij zich niet gebonden achtten aan overeenkomsten als die van de Renville. | |||||||||
[pagina 211]
| |||||||||
Na de ondertekening van het verdrag verdween de Commissie voor ‘Goede Diensten’, maar een nieuwe commissie verscheen, bestaande uit de heren Herremans (België), Coert Dubois (Ver. Staten) en Critchley (Australië). Het was met deze commissie al precies als met de eerste. De Belg werd feitelijk uitgeschakeld en de anderen dienden zelfs buiten hem om voorstellen in, zo deelt Dr. Van Mook ons mee. Bovendien kwam er een leger ambtenaren en militairen om toezicht te houden, die van Indonesië en Indonesische toestanden weinig begrepen. Hun rapporten over botsingen of moeilijkheden werden door de anti-Nederlandse commissieleden steeds verdraaid ten nadele van de Nederlanders. De controleurs gaven dit zelf toe en ook Amerikaanse journalisten verklaarden openlijk, dat de Nederlanders opzettelijk in een kwaad daglicht werden geplaatst. Zeer belangrijk zijn in dit opzicht de laatste artikelen en een enkele radiotoespraak van deze groep Amerikaanse journalisten, verbonden aan Amerika's grootste bladen, die op de terugweg naar hun land bij een vliegtuigongeval omkwamen. Door de V.V.D. zijn deze stukken indertijd uitgegeven. Zelfs de Amerikaanse afgevaardigde in de Veiligheidsraad verklaarde, dat het opmerkelijk was, dat klakkeloos elke beschuldiging van Republikeinse zijde voor waar werd aangenomen. Hij had zijn vermaningen mogen richten tot zijn eigen regering. Internationaal had de Republiek heel wat gewonnen. Zij was als het ware erkend en vooral de Aziatische landen bliezen hoog van de toren in de vergaderingen te Lake Success. | |||||||||
Tweede actie.Dr. Van Mook ging in november 1948 heen. Tussen hem en de Regering in Den Haag was de verhouding stroef geworden en verschillende dingen werden buiten hem om geregeld. Er werd geen nieuwe landvoogd benoemd, maar Dr. Beel werd aangewezen tot Hoge Vertegenwoordiger der Kroon. Een federale regering zou in het leven worden geroepen, waaraan de Republiek dan desgewenst ook deel kon nemen. De heren in Djokja dachten daar echter niet aan. Zij wilden niettegenstaande alle beloften geen federale republiek. De bestandsschendingen namen in aantal toe. Tal van terroristen infiltreerden in de door de Nederlanders bevrijde gebieden met speciale instructies. Tegen de aankondiging, dat indien de Republiek weigerde mee te doen aan de vorming van een voorlopige federale regering, deze zonder haar zou worden ge- | |||||||||
[pagina 212]
| |||||||||
vormd, ontstond een heftige hetze met de bedreiging, dat er dan op 1 januari 1949 een grote actie in de federale gebieden zou worden ontketend. Groot was het aantal sluipmoorden, vooral op ambtenaren, die met de Nederlandse Regering samenwerkten. De toestand werd langzamerhand onhoudbaar, temeer daar de besprekingen voortdurend mislukten en vastliepen door het gekuip van twee der leden van de Commissie voor Goede Diensten. Weer raakte het geduld uitgeput en de 18de december 1948 besloot de Nederlandse Regering na allerlei ontwijkende antwoorden en chicanes de knoop door te hakken. De tweede politionele actie begon en verliep snel. Djokja werd door luchtlandingstroepen bezet en de heren Soekarno, Hatta en een aantal anderen werden weggevoerd. Tegelijkertijd rukten de troepen over de demarcatielijn en bezetten het resterende deel van de Republiek. Ook op Sumatra werden grote gebieden onder controle gebracht. Maar het spel herhaalde zich. De Veiligheidsraad kwam in het geweer en de maatregelen tegen de Nederlanders begonnen opnieuw. De K.L.M. handhaafde zich meesterlijk door een vliegroute via Mauritius met een grote sprong over de Indische Oceaan. In Australië herleefde de boycot en ook in de Aziatische landen begon een heftige campagne. Het regende voorstellen in de Veiligheidsraad. Amerika wilde, dat Nederland zijn troepen zou terugtrekken tot de frontlinie van 18 december. Opmerkelijk was, dat Engeland een zwaai had genomen en nu tegen deze resolutie stemde. Zijn afgevaardigde verklaarde, dat het Engeland in 1946 al duidelijk was geworden, dat de Republiek onmachtig was om de orde te handhaven! Het resultaat was, dat er een ‘aanbeveling’ werd vastgesteld, waarbij het onmiddellijk staken van het vuren werd gevraagd en het loslaten van de gevangen Republikeinse autoriteiten. Wat het eerste betrof verklaarde Nederland zich bereid op 31 december de actie op Java te beëindigen en op Sumatra zodra daar de toestand opgehelderd was. De vrijlating van de gevangenen zou spoedig plaats hebben, zodra overal orde heerste en op voorwaarde, dat de heren deze niet verstoorden. De houding was flinker dan velen verwachtten en de Veiligheidsraad legde zich hierbij schijnbaar neer, althans de meerderheid. | |||||||||
Weer praten.Maar het bleef niet zo. In januari veranderde de toestand: 18 Aziatische landen kwamen bijeen en namen scherpe resoluties te- | |||||||||
[pagina 213]
| |||||||||
gen Nederland aan. In de Veiligheidsraad kwam de zaak opnieuw ter sprake. België, dat steeds Nederland gesteund had - evenals Frankrijk - was vervangen door Noorwegen, dat de zijde van Amerika koos. Een nieuwe serie besluiten werden genomen. De Commissie voor Goede Diensten werd nu een Commissie der Ver. Naties voor Indonesië (UNCI) met veel groter bevoegdheid. Men eiste de vrijlating van de Republikeinse leiders en de ontruiming van de voormalige residentie Djokjakarta om Soekarno in de gelegenheid te stellen weer ‘soevereine macht’ uit te oefenen. De Nederlandse Regering protesteerde wel, maar beloofde toch zoveel in haar vermogen lag de resolutie uit te voeren. Tussen Dr. Van Royen en de Republikeinse leider Moh. Roem kwam in mei een overeenkomst tot stand, waarbij de terugkeer van de Republikeinse leiders werd geregeld en het houden van een ronde-tafelconferentie in het vooruitzicht werd gesteld. Dr. Beel, die zich met de gang van zaken niet kon verenigen, nam ontslag en werd opgevolgd door Dr. Lovink. In dezelfde maand overleed Generaal Spoor, de bekwame en populaire Nederlandse bevelhebber. Hoewel officieel ontkend of gedeeltelijk ontkend, mogen we de capitulatie van de Nederlandse Regering zeker mee toeschrijven aan de pressie van het buitenland, speciaal die van Amerika. De pers daar verklaarde dit althans openlijk. Eind juni werd Djokjakarta door onze troepen ontruimd en kort daarna werd Soekarno door de UNCI in triomf naar zijn residentie teruggevoerd: ‘De eerste keer, dat een constitutionele regering in haar positie en in haar hoofdstad is hersteld door de bijstand van een internationale organisatie - die geen gebruik maakte van gewapende macht, doch van haar instellingen ten behoeve van de vrede.’ Zo luidde het communiqué van de UNCI. De Ronde-Tafelconferentie is bijeengekomen en de beide partijen werden het eens. Tot stand zouden komen de Verenigde Staten van Indonesië, die met het Koninkrijk der Nederlanden - Nederland, Suriname en de Antillen - een Unie zouden vormen. Aan de nieuwe staat zou door Nederland de onvoorwaardelijke soevereiniteit worden overgedragen. Het is niet nodig, hier de details van de regeling nader te bespreken, daar de Unie al heel spoedig, om met Metternich te spreken, ‘een luidklinkend niets’ was en in de eerste maanden na de soevereiniteitsoverdracht de federatieve republiek werd vernietigd en de personen die met Nederland hadden samengewerkt en nog wilden samenwerken, werden | |||||||||
[pagina 214]
| |||||||||
uitgerangeerd. Van een rekening houden met de minderheden was geen sprake. De bepalingen omtrent zelfbeschikking bleken een wassen neus. De 27ste december 1949 had in het koninklijk paleis de plechtige soevereiniteitsoverdracht plaats en dezelfde dag werd de Nederlandse driekleur op het voorerf van de Hoge Vertegenwoordiger der Kroon voorgoed neergehaald. De band tussen Nederland en Indonesië was verbroken. Alleen Nieuw-Guinea bleef nog Nederlands en daarover zou later worden onderhandeld. Het werd een middel om nieuwe agitatie in Indonesië te ontketenen tegen de ‘koloniale Hollanders’. |
|