Dispereert niet. Deel 5
(1956)–H. Algra, A. Algra– Auteursrechtelijk beschermdTwintig eeuwen historie van de Nederlanden
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||
9. Onder de Japanse hielBoemerang.Tot 1854 had Japan in een soort vrijwillig kluizenaarschap geleefd. Decima was het enige venster naar het Westen, waar Nederlandse kooplieden onder zeer beperkende en vaak vernederende voorwaarden een factorij mochten stichten en onderhouden. Maar dan dwingt Amerika in 1854 de Japanse regering om haar havens voor het handelsverkeer te openen en straks wordt ditzelfde geëist door Engeland, Rusland en andere landen. Verdragen werden min of meer afgedwongen, waarin de buitenlanders extraterritoriale privileges werden toegekend, bestaande uit vaste en zeer lage douanetarieven, kortom, verdragen die de verwachting wekten, dat Japan ‘zich op een hellend vlak had begeven, wyaarop het zou afglijden naar de koloniale of semi-koloniale status’. Maar deze profeten vergisten zich. In een halve eeuw of minder maakte het de sprong van een middeleeuwse riddermaatschappij naar een eersterangs mogendheid, economisch, militair en politiek. Straks zijn het niet meer Amerikanen en Engelsen, die Japans leveranciers zijn, maar Japan overstroomt met zijn goedkope producten de vroegere afzetgebieden van die staten. De Japanse vloot en het Japanse leger tellen mee: China en Rusland moesten het een halve eeuw geleden al ondervinden en op de politieke conferenties moest terdege rekening gehouden met de wensen of liever eisen van Japan. Bij elke oorlog of elk conflict wist het zijn gebied uit te breiden, zijn positie te verstevigen. Engeland was tijdelijk zijn bondgenoot, in de eerste wereldoorlog veroverde het Duitse koloniën en wist het tevens een grote invloed in China te krijgen. Korea was al voordien eerst een vazalstaat, later een provincie geworden. Het rijk van de vergoddelijkte Tenno eigende zich de westerse techniek toe, het organiseerde zich naar het voorbeeld van Pruisen, politiek zowel als militair, en het wapen, in 1854 geworpen, keerde zich een kleine eeuw later tegen de macht, die het had weggeslingerd. | |||||||||||||||||||||
Regilieus imperialisme.En ook in dit opzicht volgde Japan zijn mentors van het Westen, | |||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||
dat het de weg van het imperialisme opging. Het had daartoe dezelfde bekende argumenten, die in elk leerboek voorkomen: gebrek aan grondstoffen, overbevolking, het zoeken van afzetgebied, strategische belangen, maar al deze oorzaken, hoe belangrijk ook, worden overvleugeld door dit belangrijke: De God-keizer is geroepen tot de wereldheerschappij. Dit sterke geloof en de mystieke verbondenheid met de goddelijke heerser maakten, dat de Japanners zich als een uitverkoren volk beschouwden. Die krachten sluimerden in dit volk en Dr. de Kat Angelino zegt het dan ook zo kort en bondig: ‘Diezelfde krachten, diezelfde psychische instelling en collectieve mentaliteit, die Japans nationale zelfstandigheid hebben gevrijwaard voor het gevaar van buitenlandse expansie en agressie (in de tijd vóór 1854), hebben echter, toen dit volk zelf machtig was geworden, het voortgedreven op de weg van agressie tegen zijn buren en zullen het ook in de toekomst in deze noodlottige richting voortzwepen.’ (Dit werd geschreven vóór de nederlaag.) De God-keizer is heer van de wereld en alle afspraken en verdragen zijn slechts geldig zolang hij dat nuttig oordeelt. Verovert hij rijken, sticht hij vazalstaten, dan zijn deze scheppingen dochternaties, die de stamnatie, het uitverkoren volk, hebben te eren en te gehoorzamen. Spiritueel moest daarom ook Korea worden ingelijfd, door de invoering van de verering van de Japanse zonnegodin en stammoeder Amaterasu. En de stroman-keizer van Mandsjoekwo moest ook deze eredienst in zijn paleis een plaats geven, om daarmee de geestelijke vazaliteit te kennen te geven. Zo wordt het Japanse imperialisme een roeping, zo wordt elke oorlog een heilige oorlog, zo wordt voor de gevallenen op het slagveld een tempel opgericht, zo is er geen plaats meer voor geweten en vrijheid, maar alleen voor zelfvergoding, zelfverblinding, ‘want de broeikasttemperatuur van mythologische verdichtselen omtrent goddelijke afstamming van keizer en natie, welke absolute gehoorzaamheid aan de godkeizer, dus met volkomen uitschakeling van het eigen geweten, impliceert, kan nu eenmaal het toelaten van lucht en licht, van waarheid en wetenschap, niet gedogen’. Hoe diep die fanatieke verering was ingeprent bij het volk, bleek nog, toen in 1945 keizer Hirohito, die met zijn militaire kliek het Japanse volk in het ongeluk had gestort, voor de radio meedeelde, dat de strijd verloren was en Japan capituleren moest: de menigte lag toen geknield ter aarde en prevelde, dat zij toch nog niet genoeg voor de verhevene had gedaan. | |||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||
Men sprak voor het grote conflict vaak over een oorlogs- en een vredespartij in Japan, men maakte onderscheid tussen de regeringsperiode van Hirohito, de Showaperiode, en die van zijn vader, Yoshihito (1912-1926), de Taishoperiode. De laatste zou liberaal en vredesgezind geweest zijn en de eerste imperialistisch en dictatoriaal, maar in wezen is heel dat verschil tussen de beide stromingen van tactische aard geweest. De mannen van leger en vloot kregen onder Hirohito wel volledig de macht in handen en zij stonden voor niets, maar de andere groepering was niet afkerig van expansie, van verovering en geweld; alleen kalm aan, de wereld niet onnodig verontrusten en genoegen nemen met de helft als het verkrijgen van het geheel te grote risico's dreigde op te leveren. | |||||||||||||||||||||
Onderhandelingen en pressie.Ook op de Nederlands-Indische markt was Japan verschenen - en aanvankelijk ongehinderd. De open-deur-politiek gold ook dit rijk, maar op de duur moest er ingegrepen worden, daar Japan deze liberale houding geheel uitbuitte ten eigen bate. ‘In een wereld, waarin het stelsel der tweezijdigheid in handelsbetrekkingen ieder jaar terrein won, schiep dit een onmogelijke situatie voor een land, dat in zulk een mate als Nederlands-Indië afhankelijk was van de uitvoer’ (Dr. van Mook). Niettegenstaande heftige protesten werd daarom in de malaisejaren overgegaan tot restricties, tot regeling van de visserij in de territoriale wateren en eveneens van het scheepvaartverkeer. Ook het aantal immigranten werd aan bepaalde maatstaven gebonden, want hierdoor probeerden de Japanners in steeds sterker mate op vreedzame wijze te infiltreren. Opmerkelijk was hun interesse voor landbouwconcessies in militair belangrijke streken en overal kwamen zij als kleinhandelaar, kappers, planters en vissers voor. Elke plaatsing was een zet op het schaakbord en ieder had zijn plicht als... spion. Want de Japanse immigrant bleef gehoorzaamheid verschuldigd aan de goddelijke keizer en moest zijn roeping als voorpost van de expansiepolitiek getrouw vervullen. Het China-incident nam jaren alle krachten van Japan in beslag, naar het scheen. De staatsschuld verdubbelde in 5 jaar tijds en hoe diep de Japanse legers ook in China doordrongen, Tsjang Kaisjek had de ruimte. Dan nog maar eens een paar honderd kilometer achterwaarts. En omdat dit ‘incident’ (want de oorlog was nog nimmer verklaard) zo lang sleepte, waren velen overtuigd, dat | |||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||
Japan met al zijn economische, financiële en militaire moeilijkheden zich wel zou wachten om een oorlog aan te gaan met Engeland, Amerika en hun bondgenoten. Maar zij vergaten, dat die oorlog haast een noodzakelijkheid voor Japan werd, wilde het zijn prestige niet verliezen door een nederlaag in China, zij vergaten, dat Japan tot daden van wanhoop zou kunnen komen, om de nodige grondstoffen voor de oorlog te krijgen - en dat alleen door oorlog! Wel heeft het eerst getracht door onderhandelingen het begeerde te verkrijgen en Nederlands-Indië was daartoe het meest voor de hand liggende object: rijk aan grondstoffen en na 13 mei 1940 zonder band met Nederland, dat door de As-bondgenoot was bezet. Wel erkende Japan officieel de Nederlandse Regering te Londen nog, maar in de praktijk beschouwde het Nederlands-Indië als een zelfstandige staat en wenste het met de Goeverneur-Generaal te onderhandelen. Reeds op de 18de mei 1940 bracht de Japanse consul-generaal een bezoek aan de Regering te Batavia ‘met betuigingen van deelneming, vorderingen en bedekte dreigementen, vrijwel in één adem’. Twee dagen later werd de Nederlandse gezant een verlanglijstje overhandigd met de Japanse wensen. ‘Daarom wordt verzocht, dat de Regering van Nederlands-Indië de definitieve verzekering geeft, dat de hoeveelheden van de producten, opgesomd in de aangehechte lijst, althans voorlopig, jaarlijks, welke omstandigheden zich in de toekomst ook mogen voordoen, van Nederlands-Indië zullen worden geëxporteerd.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||
Even later kwamen de eisen omtrent concessies voor oliewinningen van miljoenen hectare, de instelling van een luchtlijn met Japanse vliegtuigen, de onbeperkte toelating van immigranten, vrije visserij in de territoriale wateren, deelneming aan de kustvaart, sterke bevoorrechting van Japanse importeurs, grote vrijheid in de organisatie van nieuw op te richten drukkerijen, weverijen en fabrieken. Dit alles zou betekenen, dat Japan Nederlands-Indië economisch al veroverd had en het spreekt vanzelf, dat de Regering te Batavia hier niet in trapte. Wel was zij bereid te onderhandelen en een geweldige missie onder leiding van een minister verscheen te Batavia, maar hoe tegemoetkomend men zich ook van onze zijde betoonde, van weifeling en capitulatie was geen sprake. Bekwame onderhandelaars als Van Mook, gesteund door de Goeverneur-Generaal Tjarda van Starkenborgh, ‘wiens rechtschapenheid en doordringend verstand een hechte waarborg vormden tegen weifelende en willekeurige beslissingen en wiens brede diplomatieke ervaring leiding wist te geven’, weigerden op de eisen, die nog steeds werden verhoogd, in te gaan. En dat alles zonder druk der geallieerden, die soms wel werden gekend, maar nimmer als voogd werden geduld. Het feit, dat H.M. de Koningin uitgeweken was en nu in vrijheid kon besluiten, kwam ons daarbij zeer te stade, schrijft Dr. Van Mook. Dit ontnam de Engelsen en andere belanghebbenden elk argument om in te grijpen. Er was nog een wettige Nederlandse Regering. De eerste Japanse missie verdween zonder resultaat, een tweede verscheen. Maanden duurden de onderhandelingen en intussen werd de pers in Nippon steeds feller. Zij beschuldigde de Nederlands-Indische regering van sluwheid, van woordbreuk, van rassendiscriminatie en wat niet al; en al deze agressie moest de woede verbergen, omdat de ‘vreedzame’ verovering mislukte, omdat men in Batavia de ogen open had. In juni 1941 kon de poging als mislukt worden beschouwd. Toen vroeg de leider van de tweede missie een audiëntie aan bij de Goeverneur-Generaal en verzocht voor de laatste maal een verklaring, dat de Nederlandse Regering haar standpunt wilde wijzigen. Zo niet, dan had zijn regering besloten de onderhandelingen af te | |||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||
breken. De Goeverneur-Generaal antwoordde op zeer beleefde wijze, maar de inhoud van zijn antwoord was onverbiddelijk: Neen! Er werd nog een gemeenschappelijk communiqué uitgegeven, waarin van beide zijden spijt werd betuigd, dat de onderhandelingen niet tot een bevredigend resultaat hadden geleid en waarin tevens werd gezegd, dat er geen verandering was gekomen in de normale betrekkingen tussen Nederlands-Indië en Japan, maar de afscheidsrecepties en onvermijdelijke ceremoniën konden niet geheel deze Japanse nederlaag verbloemen, want een nederlaag was het. Toen de mislukking bekend werd, ging er zucht van verlichting op en alle bevolkingsgroepen, de hele pers, ook de ultra-nationalistische, alle fracties in de Volksraad, zij stonden in dezen achter het beleid van Tjarda-Van Mook. | |||||||||||||||||||||
De oorlog breekt uit.Japan begon in juli drastische maatregelen te nemen tegen Nederlandse handelshuizen in Japan. Terzelfdertijd drongen de Japanse troepen in heel Indo-China door, nadat reeds in september 1940 de Vichy-regering aan de keizerlijke land- en zeemacht faciliteiten had verleend. Zo hadden deze uitnemende bases voor de komende strijd tegen Malakka en Nederlands-Indië. Dan verbreekt Amerika de economische en monetaire betrekkingen met Japan, hierin gevolgd door het Brits imperium en Nederlands-Indië. De regering in Tokio riep alle schepen naar de havens terug, bijna alle Japanners verlieten de Britse en Nederlandse gebieden, om opgeleid te worden voor hun taak bij de komende invasie als ‘econoom’, tolk, gids of wat dan ook. Oorlog scheen onvermijdelijk, al hadden velen nog hun laatste hoop gevestigd op de besprekingen te Washington. Deze hebben echter slechts gediend als camouflage. Terwijl Koeroeso en Nomoera besprekingen voerden met Cordell Hull, verzamelde Japan zijn aanvalskrachten en werd in alle stilte het eskader, bestemd voor de aanval op Hawaiï, uitgezonden. De 8e december startte op 275 mijl afstand 360 vliegtuigen van de vloot en zij bereikten, zonder ontdekt te zijn, hun doel: Pearl Harbour. Daar lagen 94 oorlogsschepen, waaronder 8 slagschepen... Er was geen alarmtoestand afgekondigd, de vliegtuigen waren niet startklaar, het afweergeschut was niet van bemanning voorzien, zelfs werden radarwaarnemingen van ondergeschikten als volkomen onjuist terzijde gelegd. De leiding was herhaaldelijk gewaarschuwd door Washing- | |||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||
ton, maar Stark, de opperbevelhebber kon en wilde aan zo iets absurds als een aanval op Pearl Harbour niet geloven. ‘Voor de Japanners waren de acht slagschepen de voornaamste doelen. Een half uur na het begin van de aanval was de Arizona een brandend wrak, de Oklahoma gekapseisd, de West-Virginia gezonken, de Californië zinkende en alle andere slagschepen, behalve de in dok liggende Pennsylvania, zwaar beschadigd. Groter waren nog de verliezen onder de op de vliegvelden geparkeerde vliegtuigen. In totaal werden er 250 vernield en 2403 man gedood en 1178 gewond. Om 10 uur 's morgen was alles voorbij...’ Terzelfder tijd vielen de Japanners ook de Filippijnen, Wake, Midway, Guam, Hongkong en Malakka aan. Singapore en Manila werden slechts een paar uren na de aanval op Pearl Harbour gebombardeerd. Het grondgebied van Nederlands-Indië werd nog niet geschonden, maar afgezien van het feit, dat Nederland en Engeland een bondgenootschap hadden, was er, zo zegt Dr. Van Mook, geen reden om te wachten tot de aanval bepaaldelijk Nederlands-Indisch grondgebied had bereikt. Indië was waarschijnlijk het voornaamste Japanse doel; indien het niet ellendig en eerloos zou willen bezwijken, zou het in elk geval moeten vechten. Om 4 uur in de morgen van de 8ste december (op Hawaii nog 7 december) kwam het nieuws van de aanval te Batavia binnen. Drie uur later sprak de heldere, beheerste stem van de Goeverneur-Generaal over de radio: ‘Medeburgers! Door onverhoedse aanvallen op Amerikaanse en Britse gebieden, terwijl diplomatieke besprekingen nog gaande waren, heeft het Japanse keizerrijk bewust gekozen voor een beleid van geweld. Deze aanvallen, die welhaast aan waanzin doen denken en thans - naast het strijdende China - de Verenigde Staten van Amerika en het Britse Rijk in actieve oorlog met Japan betrokken hebben, beogen de vestiging van Japanse heerschappij over heel Oost- en Zuid-Oost-Azië. Deze veroveringslust richt zich - zeker niet in de laatste plaats - ook op Nederlands-Indië. De Neder- | |||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||
landse Regering aanvaardt deze uitdaging en neemt tegen het Japanse keizerrijk de wapenen op.’ De Nederlandse Regering in Londen en die in Batavia hebben geen ogenblik geaarzeld en de consequenties getrokken, een feit dat Engeland, Amerika en Australië zich later niet meer schenen te herinneren. | |||||||||||||||||||||
Ramp op ramp.Welhaast waanzin - maar Japan was klaar voor de strijd en de geallieerden niet. Wat Nederlands-Indië betreft, er was koortsachtig gewerkt na mei 1940 om de achterstand in te halen, maar een moderne lucht- en zeemacht is niet in een paar maanden op te bouwen. Net als in Nederland had ook hier de zuinigheid de wijsheid bedrogen. Daarbij kwam, dat het heel moeilijk was, om in die oorlogsjaren materialen te krijgen. Elk zorgde voor zichzelf in de eerste plaats. En dan was er nog een derde omstandigheid, die Japan zeer te stade kwam. Er was geen plan, geen coördinatie, doordat het eerst toen de oorlog onafwendbaar scheen, tot een samenspreking tussen de Amerikaanse, Engelse en Nederlandse militaire leiders was gekomen en tot een begin van samenwerking. Amerika had zich aanvankelijk steeds verzet, omdat het niet door militaire conventies de schijn van agressieve bedoelingen wou wekken. Toen het eindelijk toegaf, was het te laat. Bij een dezer besprekingen kwam de Nederlands-Indische legercommandant, Generaal Berenschot, om het leven door een vliegtuigongeluk. Het opperbevel, opgedragen aan Generaal Wavell, in de zg. ABDA American-British-Dutch-Australian) Area kon geen verandering meer ten goede brengen in de toestand, daartoe kwam het te laat. Het heeft trouwens maar ruim een maand bestaan, want toen waren Malakka en Nederlands-Indië praktisch al verloren. De ramp van Pearl Harbour werd gevolgd door de vernietiging van de twee Engelse slagschepen Repulse en Prince of Wales, die zonder vereiste dekking en verkenning in de lucht de landingen op Malakka trachtten te verhinderen, hetzelfde euvel waarmee Doorman te kampen had in de Javazee. ‘Het laatste hechte fundament van de geallieerde strategie was afgeknapt.’ Met alle mogelijke ‘kleine’ middelen is getracht Singapore te redden en de Marine Luchtvaartdienst en de Nederlandse onderzeeërs deden wonderen, zoals de O 16, die in de Golf van Siam verschillende transportschepen tot zinken bracht, voor zij op tra- | |||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||
gische wijze haar einde vond op een Britse mijn. Zusterschepen verrichtten eveneens geweldige prestaties, zodat in Amerika de bijnaam ontstond ‘Ship a day-Helfrich’. Na de eindoverwinning heeft men van die zijde juist getracht ons aandeel te verzwijgen of te kleineren. Maar daden van dapperheid konden tenslotte de overmacht niet keren. Kort na nieuwjaar 1942 werden de eerste punten in de Archipel aangevallen. Menado en Tarakan gingen verloren, het laatste niet dan nadat de olie-installaties waren vernietigd. In Malakka rukten de Japanse troepen, dank zij ook het feit dat Siam zich bij de agressor aansloot, snel op en bereikten Singapore, een geducht maritiem bastion, maar ... aan de landzijde nauwelijks te verdedigen. Na korte strijd moest de commandant met 70.000 man capituleren. De Nederlandse strijdkrachten hadden gedaan, wat zij konden, om de bedreigde stad te steunen en de Engelse bevelhebbers hebben toegegeven, dat zij meer deden dan gevraagd was en dat zij alle afspraken naar letter en geest waren nagekomen. En imperiale nederlaag, zo karakteriseerde Churchill dit verlies van de 15de februari. Op dezelfde dag viel Palembang, Kendari op het zuidelijk deel van Celebes werd bezet, waardoor de Japanse vliegtuigen gemakkelijk Java konden bereiken. Het einde was nabij. Generaal Wavell verliet Java en de Amerikaanse admiraal Hart legde het bevel neer, omdat hem de verantwoordelijkheid te zwaar viel. Helfrich, de Nederlandse admiraal, volgde hem op. Hij vormde uit de beschikbare schepen een ‘Striking Forcé’, die aanvallend zou moeten optreden, om zo mogelijk de landingen op Java te verhinderen. Schout-bij-nacht Doorman werd commandant. De ‘vloot’ bestond uit een Amerikaanse, een Britse, twee Nederlandse en een Australische kruiser met een aantal Nederlandse, Britse en Amerikaanse jagers. Vlaggeschip was Hr. Ms. De Ruyter. Aan de kust van Sumatra kon geen succes meer worden bereikt, beter ging het bij Bali, waar een Japanse landing werd ‘afgegrendeld’ en toen kwam, 27 februari 1942, het treffen met een sterker Japans eskader; dat de invasievaartuigen begeleidde: 14 schepen tegen 18. | |||||||||||||||||||||
Ik val aan, volg mij!De bedoeling van Doorman was, door de beschermende gordel heen te dringen en de transportschepen te vernietigen, om zo - | |||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||
althans tijdelijk - Java te redden. Het is niet gelukt. De kansen waren te ongelijk. ‘Hier streed een homogene Japanse strijdmacht - één doctrine, één taal, één seinstelsel, langdurig te zamen geoefend, èn bewust van haar macht, gesterkt door snelle successen - tegen een bijna nooit te zamen getrainde geallieerde strijdmacht van vier nationaliteiten - geen doctrine, twee talen, afwijkende seinstelsels, vermoeide bemanningen na drie maanden afmattende strijd met schromelijk te weinig middelen, welke strijd weliswaar momenten van glorie opleverde, doch de overmachtige tegenstander niet kon tegenhouden...’ Om 16.12 zag Doorman de vijand. Vier minuten later openden de zware Japanse kruisers het vuur op een afstand van 27 km. De slag in de Javazee was begonnen. Hij heeft uren geduurd, met korte onderbrekingen als de eskaders elkaar in het duister of door rookgordijnen kwijtraakten. Het eerste slachtoffer was onze torpedojager Kortenaer, die, door een torpedo getroffen, in tweeën brak. Helaas bleef het hierbij niet. Bijna terzelfder tijd werd de Britse kruiser Exeter buiten gevecht gesteld. Het schip moest begeleid door de Witte de With naar Soerabaja terugkeren. Maar Doorman bleef doorzetten, niettegenstaande deze verliezen en die welke nog volgden. Om 9 uur in de avond was hij vlak bij de kust van Java, omdat hij vreesde, dat de transportschepen tijdens het gevecht achter hem langs waren geslipt. Dit was het geval niet, zij waren integendeel waarschijnlijk naar het Noorden teruggezonden in afwachting van de resultaten van de strijd. Dan de vijand maar weer opgezocht, nu alleen met de 4 kruisers, want de jagers waren of verloren gegaan, of ze waren hun torpedo's kwijt en daarom naar Soerabaja teruggekeerd. In snelle vaart ging het noordwaards, de De Ruyter voorop, dan de Perth, de Houston en de Java. Zij voeren voorbij de plek, waar de Kortenaer was gezonken. Quispel geeft het verslag van een der drenkelingen weer, die daar met lotgenoten op een vlotje ronddreef. ‘Uren gingen voorbij; de vlotjes hadden zich verzameld en kliekten nu bij elkaar, wat nogal moeilijk was door de vrij hoge zee die er stond. Enkele gewonden kregen water uit de veldflessen, gebeurtenissen waarover gepraat en gedaan werd | |||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||
alsof er niets belangrijkers bestond. Maar de hoofdzaak was, de tijd ging voorbij, al was het dan ook op kruipende wijze. Om kwart over elf werd weer contact met de vijand verkregen en begon de strijd opnieuw, nu nog ongelijker dan tevoren, hoewel | |||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||
ook de Japanners verliezen hadden geleden, die zij echter nooit hebben opgegeven. Na een kwartier had een grote explosie plaats op de Java, het achterschip brak af en overal brak brand uit. Tegelijkertijd werd het vlaggeschip door twee torpedo's getroffen. Beide schepen waren verloren. En weer laten we Admiraal Helfrich aan het woord: ‘De bemanning van Hr. Ms. De Ruyter werd op het voorschip verzameld; het schip moest worden verlaten; er was geen paniek en geen zenuwachtig gedoe. Gedurende enige tijd bleef de zware hoge opbouw van brug en commandotoren rechtstandig in het water staan, totdat ook deze met een laatste explosie verdween ... met de Nederlandse bevelhebber der Combined Striking Force. De Houston en de Perth draaiden af en stoomden volgens bekomen orders naar Priok. De kust van Java was nu verder onverdedigd. De beide kruisers en de Exeter met de kleinere schepen, die naar Soerabaja waren gestoomd, hadden nog een kans om te ontkomen naar de Indische Oceaan. Ook dit mislukte. De Houston en de Perth gingen bij een poging om door Straat Soenda te ontsnappen ten Noorden van Bantam onder, de Exeter met twee jagers onderging hetzelfde lot ten Noorden van Madoera. De Striking Force was geheel vernietigd. Maar er is ook een ondergaan met ere en dit was hier het geval. Doormans sein: ‘Ik val aan, alle schepen volgen’, dat hij om 6 uur bij een nieuwe poging om de vijand te treffen gaf, blijft een zin, die onze marine tot in lengte van dagen eert. Ramp op ramp. Diezelfde 27ste februari, waarop de slag in de Javazee plaatshad, bombardeerden Japanse vliegers het Amerikaanse vliegtuigmoederschip met 32 vliegtuigen aan boord, die bij de verdediging van Java zouden worden gebruikt. De marine-installaties te Soerabaja en Priok werden vernield, het personeel, dat nog over was, naar Tjilatjap gevoerd, om vandaar naar Ceylon of Australië te gaan. De zeemacht had in de wateren van de Indische archipel afgedaan. De luchtmacht vrijwel | |||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||
ook. Er was alleen een leger, niet opgewassen tegen zijn taak, moreel reeds verslagen toen de vijand voet aan wal zette. Wavell was vertrokken en de geallieerden waren niet bereid nog versterkingen te zenden. Ongeveer 120.000 Japanners landden de eerste dagen van maart op de noordkust van Java. | |||||||||||||||||||||
Het scherm daalt.Drie landingen geschiedden in Bantam, op de kuststrook tussen Krawang en Indramajoe en tenslotte op Oost-Java bij Rembang. Een grote ramp was het al dadelijk, dat het vliegveld Kalidjati, nog geen 50 km in rechte lijn van Bandoeng, door een Japanse colonne werd verrast. Zonder noemenswaardig verzet van een daar gelegerde Britse afdeling viel het onbeschadigd in hun handen. De vijand kon nu zijn vliegtuigen stationeren en onafgebroken onze stellingen, colonnes en opslagplaatsen bombarderen. Alle pogingen om het vliegveld te heroveren, zijn mislukt, waarbij een aantal officieren met hun manschappen grote energie en dapperheid hebben betracht, zoals de groep van Majoor Teerink. Maar de aanvallen liepen dood door de ononderbroken vijandelijke luchtaanvallen en de veel zwaarder bewapende en beter gepantserde Japanse tanks. Ook uit Bantam rukten de vijandelijke troepen snel op in de richting van de hoofdstad en van Rembang uit ging het zowel naar de kant van Soerabaja als naar het Zuiden, Tjepoe, Madioen, Soerakarta... Men krijgt de indruk, dat deze moderne wijze van oorlogvoeren dezelfde verwarring heeft gesticht als in Nederland. Het was in vele gevallen een vluchten en terugtrekken zonder dat men de vijand ook maar gezien had. ‘Aan allerlei geruchten werd zonder enig nader onderzoek geloof gehecht. Men kreeg berichten over de nadering van een grote vijandelijke tankcolonne en, zonder de waarheid te onderzoeken, werd het bevel gegeven, de stellingen te verlaten. Een uitgezonden verkenningspatrouille vond bij terugkeer het hoofdkwartier ontruimd. Bandoeng was vol met vrouwen, kinderen en burgers. Hier zou de laatste strijd moeten worden gestreden, zonder vliegtuigen. De | |||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||
pogingen om de verdediging hier vol te houden, waren van te voren gedoemd om te mislukken. Wellicht had het leger nog bijtijds gesplitst kunnen worden in kleine afdelingen, die overal de Jappen op het lijf waren gevallen, een soort guerrilla dus, maar men hield vast aan de oude verdedigingsmethodes. ‘Hoe goed er gevochten kon worden, hebben de troepen in de stellingen op de helling van de Tangkoeban Prahoe en in Tjiater schitterend bewezen. Maar deze stellingen waren nog niet geheel gereed. De Japanners konden er omheentrekken en onze troepen daar werden ingesloten en ten prooi gesteld aan een ferrydienst van bommenwerpers van Kalidjati uit. Men kon daar niets tegenover stellen, omdat men geen jagers meer had. Maar deze heldhaftige houding van bepaalde personen en groepen kon niets veranderen aan het feit dat het geheel gefaald heeft, zeer zeker door de grote overmacht van manschappen en materieel van de vijand, maar ook door gebrek aan initiatief en volharding tot het uiterste. Op 8 maart moest het vruchteloos verzet op Oost-Java worden opgegeven. Dr. Van Mook en een aantal autoriteiten verlieten op uitdrukkelijk bevel Bandoeng met de laatste nog beschikbare vliegtuigen, die op een van de boulevards in de nacht opstegen. Admiraal Helfrich was reeds naar Ceylon vertrokken met een marinevliegtuig. Het einde naderde snel. Na het doorbreken van de Tangkoeban-Prahoestelling kon er hoogstens nog 24 uren worden standgehouden en dit zou onnoemlijk veel burgerslachtoffers kosten. Daarom wendden de Goeverneur-Generaal en de legercommandant, Generaal Ter Poorten, zich tot de Japanse commandant om een onderhoud. Zij wilden Bandoeng overgeven. Een bespreking had plaats te Kalidjati en toen bleek, dat de Japanse bevelhebber uitsluitend de overgave wenste van alle troepen in heel Indië. De overgave van Bandoeng interesseerde hem niet, zo verklaarde hij. Binnen tien minuten moest hij de beslissing hebben van de algehele onvoorwaardelijke capitulatie en anders zou Bandoeng met de | |||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||
grond worden gelijk gemaakt. De Gouverneur-Generaal, die geen militaire macht meer had sedert 4 maart, werd het zwijgen opgelegd. Generaal Ter Poorten moest beslissen. En hij kon niet anders dan accepteren, hij verkeerde in dezelfde omstandigheden als Generaal Winkelman de 14de mei 1940. Het enige, dat met alle opoffering werd bereikt, was dat de opmars naar Australië was vertraagd. De Japanners moesten zich voorbereiden voor een volgende stoot en dat kostte enkele maanden tijd. Hierdoor is menselijkerwijs gesproken Australië een invasie bespaard gebleven. Als men daar ooit besef van gehad heeft in dat werelddeel, dan was men het wel heel gauw vergeten. Tot het laatste toe behield de Goeverneur-Generaal zijn waardige en flinke houding. ‘Wij staan met de rug tegen de muur’, had hij verklaard, toen de zaak hopeloos was, maar zelfs de overwinnaar dwong hij respect af door zijn houding. ‘Ondanks het feit, dat hij zich in een onmogelijke positie bevond, wist hij zijn waardigheid als Goeverneur-Generaal ten volle te bewaren. En dat, terwijl hij wist, dat hij het er niet levend zou afbrengen, als de onderhandeling zou mislukken en dat geheel Nederlands-Indië verloren was. Een schitterende houding, die een voorbeeld voor anderen mag zijn.’ Zo schreef een Japanse stafofficier, ooggetuige van het onderhoud, dat aan de capitulatie voorafging. Tout est perdu, hors l'honneur. | |||||||||||||||||||||
Geen evacuatie.Maar er waren meer ‘mannen’. Dat waren de vrouwen, van wie Elias zegt, dat vergeleken bij haar, vele mannen oude wijven waren. Hij heeft te veel gegeneraliseerd, maar daarom is de houding van deze vrouwen in het uur van de nood toch bewonderenswaardig geweest. Zij bleven, ook de vrouwen van hooggeplaatste ambtenaren of officieren, die om 5 minuten voor 12 naar Australië of Colombo werden gezonden, en niemand minder dan de Luitenant-Gouverneur-Generaal wijdt in een van zijn boeken deze regels aan die vrouwen: ‘Toen onze vrouwen met een brok in de keel de duizenden Europese en Amerikaanse evacué's achterna staarden, die langs en door onze havens trokken op weg naar veiligheid; toen de Japanse oorlogswals naar het Zuiden kwam rollen; | |||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||
toen het zeker was, dat versterkingen niet op tijd zouden komen, toen hadden zij met Jeremia kunnen klagen: “Hoe lang zien onze ogen smachtend uit, maar vergeefs, naar wat ons kan helpen? Wij keken uit op onze wachtpost naar een volk, dat niet redden kon”. Doch zij klaagden niet. Zij traden het noodlot, dat hen overviel, tegemoet, onwankelbaar, vechtende en standhoudende. En vergeet niet, dat zij weinig illusies konden hebben omtrent hetgeen hun wachten zou onder Japanse bezetting...’ | |||||||||||||||||||||
Oerwoudstrijders.En terwijl de hoofdmacht capituleerde, zetten hier en daar in de buitengewesten kleine groepjes dappere kerels de strijd voort. Zij deden wat Generaal ter Poorten zei: ‘Liever staande sterven dan knielend leven.’ Op Borneo, op Sumatra, op Timor, op Nieuw-Guinea, op tal van plaatsen waren van deze groepjes mannen, die de Japanners nog maandenlang handen vol werk hebben gegeven en die getoond hebben, wat een goede guerrilla vermag. De meeste strijders zijn tenslotte door honger, ziekte, verraad of bij een overval van de vijand omgekomen. Op Timor wisten zij door een zelf gefabriceerde zender contact met Australië te verkrijgen en deze Nederlandse en Australische mannen zijn tenslotte bijna een jaar na de capitulatie door een oorlogsschip afgehaald. De troep van Kapitein Geeroms verliet bij de komst der Japanners Manokwari op de noordkust van Nieuw-Guinea en trok zich terug in de rimboe. Maandenlang hebben ze een adembenemende strijd met de Japanners gevoerd, waarbij de verliezen aan de kant van de vijand vele malen groter waren dan die van het hele detachement guerrillastrijders. Twee jaar na het begin van de strijd viel Kapitein Geeroms, die ernstig ziek was, bij een overval in handen van de vijand, die hem natuurlijk ter dood bracht. Maar een sergeant nam de leiding over en na nog enkele maanden werd contact gekregen met de intussen op Nieuw-Guinea gelande Amerikanen. Het kleine overschot vroeg alleen voedsel, medicijnen en wapens, om de strijd voort te zetten! | |||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||
Te Merauke aan de zuidkust van Nieuw-Guinea bleef de Nederlandse vlag wapperen. Dit is de enige streek geweest, die niet in Japanse handen is gevallen. | |||||||||||||||||||||
Vernedering en lijden.In de eerste dagen van de bezetting zijn al dadelijk vele Nederlanders vermoord, vooral in de buitenbezittingen. Vooral daar waar vernielingen hadden plaats gehad, b.v. van olie-installaties, zoals op Borneo, hoeft de bezetter wraak genomen. Vele leden van de vernielingsploegen, maar vooral bestuursambtenaren, werden onthoofd, neergestoken, in zee gedreven, soms eerst na onmenselijke martelingen. ‘Het corps bestuursambtenaren heeft ongetwijfeld wel de zwaarste tol betaald. Ook op Java zijn velen hunner gruwzaam vermoord.’ Zij waren op hoog bevel op hun post gebleven om ook tijdens de bezetting het civiel bestuur te blijven voeren. Maar de Japanner had hen niet nodig. Zij verdwenen achter het prikkeldraad, maar zij waren de enigen niet. Het leger was natuurlijk krijgsgevangen en de aanvankelijke hoop, dat de vijand dezelfde methode zou toepassen als de Duitsers, bleek al ras ijdel. De duizenden mannen konden maar al te goed gebruikt worden in dienst van de Tenno Heika. Zij zijn weggesleept naar Sumatra, Flores, Malakka, Thailand, Birma, tot zelfs naar Japan. Hard was hun leven daar, werkend aan de spoorlijnen op Sumatra en in Birma-Siam: weinig voedsel, zo goed als geen geneesmiddelen, martelingen, collectieve straffen, eindeloze marsen, waaronder velen bezweken, transporten over zee, die elke beschrijving tartten, omdat soms de helft van de in de ruimen opgesloten gevangenen onderweg ellendig crepeerde. Aanvankelijk werden de burgers nog met rust gelaten, maar weldra volgde ook hun internering en tewerkstelling, behalve van een aantal ‘onmisbaren’, die een witte armband met een rode bal moesten dragen in navolging van de Japanse vlag, iets waar sommigen zelfs trots op waren! Ballenjongens werden ze wel spottend genoemd naar de katjongs, die bij het tennissen de ballen oprapen. Ook de geïnterneerde burgers moesten hun diensten bewijzen: houtzagen, op het land werken, spoorwegen aanleggen en andere Gibeonietendiensten verrichten. En toen volgden de vrouwen. Ze werden in ‘beschermingskampen’ ondergebracht met de kinderen, waar ook haar een systema- | |||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||
tische verpaupering en uithongering wachtte. Namen als Tjideng, Ambarawa, Kampong Makassar, zij zullen bij deze generatie steeds een associatie wekken aan honger, terreur, vernedering, dood. Van het vrouwenkamp Tjideng werd de half waanzinnige Sonei commandant, die het ene ogenblik de kinderen suikertjes gaf en het andere de vrouwen op onmenselijke wijze liet ‘straffen’ bij een vermeend vergrijp tegen de ‘goede orde’. ‘Sterke’ vrouwen werden op het land gebruikt, om groente te planten, te patjollen, varkensstallen te mesten, beerputten te ledigen, waarvoor een extra broodje van 110 gram werd verstrekt. Urenlang in de brandende zon staan, omdat een zoon van het heilige rijk niet beleefd was gegroet, twee dagen geen voedsel als er een ongerechtigheid was ontdekt. Een enkel voorbeeld, ontleend aan het boekje van Mevrouw Vogelaar. Twee vrouwen hadden door de gaten in de omheining wat etenswaar geruild. Ziehier, zakelijk en nuchter de opgelegde straf:
Toen een paar ‘aanvoersters’ heel beleefd kwamen vragen om enige verbetering van het rantsoen, kreeg het hele kamp twee hongerdagen en de ‘raddraaisters’ werden gestraft als de twee hierboven. Het avondbrood en het half gekookt eten moesten door de vrouwen zelf naar de varkens worden gebracht. ‘Zij waardeer- | |||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||
den het goede voedsel niet’, was het oordeel van de edelmoedige Japanner. En dan waren er de morele kwellingen, de onzekerheid over het lot van de kinderen (de jongens werden op 12-jarige leeftijd van de moeders gescheiden en naar mannenkampen gebracht) en de mannen. Soms werd een briefkaart verstrekt, waarop enkele woorden mochten worden geschreven, door de bezetter gedicteerd, zoiets van ‘wij hebben het goed en zijn heel gezond’, maar het was de vraag, of deze ooit de geadresseerde bereikten. Zendingen van het Rode Kruis werden voor het grootste deel door de Japanners zelf gebruikt, de rest werd verstrekt en moest onmiddellijk worden gebruikt met al de ellendige gevolgen daarvan. Het is onmogelijk al dit lijden in deze mannen- en vrouwenkampen te beschrijven, de vreselijke huisvesting, de volgepropte ziekenzalen, de honger van de kinderen, het langzaam afmaken van de oude, ‘niet-economische’ mannen. Maar evenmin is te beschrijven de heldenmoed van velen, de vindingrijkheid, de verzorging van zieken, de opofferingen en soms ook ... de humor. Dat er in deze overvolle kampen ook veel ongerechtigheid heerste, zoals egoïsme, corruptie en ruzie, spreekt haast vanzelf. Ook in de ellende blijft de zonde voortwoekeren. Maar dat neemt niet weg, dat trots alle vernederingen velen, zeer velen, het hoofd omhoog hielden. Daar waren twee moeders in een kamp op Midden-Java, die haar kinderen elke avond om zich verzamelden om een psalm te zingen en te luisteren naar de geschiedenissen van de Bijbel. Daar was een onderwijzeres, die in de lekkende barakken bij een enkel kaarsje de kinderen verzamelde, om in de vreselijke kerstavond van 1944 toch te zingen, daar waren vrouwen, die van haar karig rantsoen nog uitspaarden voor haar jongens en meisjes, er waren mannen, die onderwijs gaven aan de knapen, die in hun kamp werden gestopt, losgerukt van de moeder, jongens, van wie sommigen niet wilden huilen toen ze weg moesten, om de Jap dat plezier niet te gunnen. | |||||||||||||||||||||
Propaganda.En terwijl de duizenden Nederlandse mannen en vrouwen volkomen geïsoleerd in de kampen langzaam en systematisch werden uitgehongerd, ging de Japanner voort met zijn propaganda onder de inheemse bevolking. Eigenlijk al van de eerste dag af aan. Het Nederlandse bestuur was niets geweest dan onderdrukking. Wat | |||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||
er nog aan goeds was geschied, dat was alleen tot voordeel van de overheersers geweest: wegen, scholen, ziekenhuizen. Met grote ophef werd bekend gemaakt, dat er nu eindelijk een geneeskundige hogeschool zou worden geopend. Die bestond al in 1927! Japan zal nu de ware vrijheid brengen, Indonesië zal worden een vrije staat in de grote Oostaziatische gemeenschap onder ... oppertoezicht van Japan. Het zijn dezelfde klanken als in Europa over lotsverbondenheid, de grote Germaanse gemeenschap van broedervolken enz. De veroveraars vinden in een aantal nationalistische elementen gewillige marionetten, die van ganser harte aan deze volksvergiftiging meedoen, die zich uitsloven om de Nederlanders met vuil te werpen en Dai Nippon te verheerlijken. Soekarno beweert: ‘Wat Nederland niet kon geven in 350 jaren, wordt door Dai Nippon aangeboden in een zeer kort tijdsbestek.’ Helemaal ongelijk heeft hij niet, want de zegeningen van de Kempeitai - indien mogelijk nog sadistischer dan de Duitse S.D. -, de wegvoering van duizenden dwangarbeiders, die voor een groot deel ellendig zijn omgekomen, de verpaupering van het Indonesische volk, ze zijn wel in zeer korte tijd gekomen. Maar Soekarno, Hatta, Mansoer en andere prominenten worden niet moe de edelmoedigheid van de grote Tenno te bezingen en pers, radio en film worden ingeschakeld om toch maar de grote zegen van het nieuwe bewind te verbreiden. De muizen (Nederlanders) moeten allemaal onschadelijk gemaakt, schrijft de krant in een vurig kommentaar op een van Soekarno's ophitsende redevoeringen. De jonge mensen worden op Japanse wijze gedrild en opgevoed, om straks mee te kunnen doen aan de vrijheidsstrijd tegen de verdorven machten van Engeland en Amerika. Demonstraties zijn aan de orde van de dag. Plechtig worden stropoppen, voorstellende Roosevelt en Churchill, verbrand en de ene eed na de andere wordt afgelegd om de Japanse vrienden trouw en aanhankelijkheid te verzekeren. En intussen lijdt het volk ontzettend, maar dat moet het gewillig dragen, ‘zoals dit een sterke achterhoede past’. Soekarno, Hatta en Ki Bagoes Hadikoesoemo bezochten in november 1943 Japan. Zij werden door de keizer ontvangen en gedecoreerd. Overigens bereikten ze weinig. Ingenieur Soekarno werd door Japanners behandeld als Ingenieur Mussert door de Duitsers. Aan de macht kwamen ze niet. Aanvankelijk was het zelfs verboden op Java de rood-witte vlag te hijsen en het Indonesische volkslied te zingen. Eerst toen Japan hoe langer hoe dui- | |||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||
delijker zijn ondergang zag naderen, werd het toeschietelijker en mocht b.v. het ‘rood-wit’ worden gehesen mits naast en ná de Japanse vlag. Het waren vooral de militaire en maritieme leiders in het bezette gebied, die van werkelijke invloed der ‘Japanse vrienden’ niets moesten hebben. Eerlijkheidshalve moet gezegd worden, dat er ook mannen waren, niet minder nationalistisch gezind dan deze marionetten, die het samenwerken met de verdrukkers verafschuwden en zich niet lieten inschakelen in dit minderwaardig gedoe, mannen als Sjarifoedin en Sjahrir. Maar de kleine groep van collaborateurs had de wind in de zeilen en drie jaar lang heeft zij niets nagelaten om de ‘ingebeelde en verwaande Nederlanders’ (Hatta) te trappen en de ‘bevrijders’ te verheerlijken. En de Jap lachte in zijn vuistje. Het ging goed. Indonesië werd uitgebuit ten bate van Japan en zou de overwinning behaald worden, dan had de keizer een nieuw dochterrijk, ‘dat in eerbied en afhankelijkheid de grote zusternatie zou volgen op het spoor naar de Oostaziatische welvaart’. En mocht hij verliezen, dan zou hij als een booby-trap een onafhankelijkheidsverklaring achterlaten. Toen kwam de capitulatie, voor de meeste Nederlanders achter prikkeldraad net op tijd, aan de andere kant - politiek gesproken - misschien te plotseling. De Japanners konden daardoor hun laatste slimme streek uithalen, de bondgenoten waren onwillig en onmachtig tot snel ingrijpen, in Nederland heerste verdeeldheid en aarzeling, in Indonesië verwarring en terreur, en zo kwam er een bevrijding, die geen bevrijding was. ‘Toen de werkelijkheid zich tussen 15 augustus en 29 september 1945 geheel openbaarde, zaten wij er al midden in. Zij overtrof onze meest pessimistische verwachtingen.’ (Dr. Van Mook) | |||||||||||||||||||||
[pagina *49]
| |||||||||||||||||||||
101. Jhr. Mr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, laatste Gouv.-Gen. van Nederl.-Indië, 1936-1942. (Foto R.V.D.)
102. Gen. Sir Arch. P. Wavell en Lt.-Gen Ter Poorten bij aankomst van e.g. op het vliegveld te Batavia, 10-1-'42. (Foto R.v.O.)
103. Bijeenkomst van stafofficieren van ABDA-Command, eveneens op 10 januari 1942, ten huize van de Commandant Zeemacht te Batavia. Aanwezig zijn (v.l.n.r.): Kapt. ter zee Van Staveren (K.M.); Vice-Adm. Sir Geoffrey Layton (Royal Navy); Vice-Adm. Helfrich (K.M.); Adm. Hart (U.S. Navy); Rear-Adm. Purnell (U.S. Navy); Lt.-Gen. Ter Poorten (KNIL); Lt.-Kol. Mantel (KNIL); Kol. Kengen (KNIL); staande Lt. ter zee 1e klas Von Freytag Drabbe (K.M.); ged. zichtbaar: Group-Capt. Darvall (R.A.F.), Maj.-Gen. Playfair (Br. Army) en Lt.-Gen. Pownall (Br. Army); vervolgens: Gen. Wavell (Br. Army); Lt.-Gen. Brett (U.S. Army); Maj.-Gen. Brereton (U.S. Army); Air-Commodore Hewitt (N.Z.A.F.); in het midden, op de rug gezien: Air-Marshall Sir Charles Burnett (R.A.A.F.). (Foto B.M.H. = Bureau Marit. Hist. van de Marinestaf)
| |||||||||||||||||||||
[pagina *50]
| |||||||||||||||||||||
104. Vice-Adm. C.E.L. Helfrich. (Foto B.M.H.)
105. Schout-bij-nacht Karel Doorman. (Foto B.M.H.)
106. Doorman's vlaggeschip Hr. Ms. ‘De Ruyter’ in actie. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||||||||||||
[pagina *51]
| |||||||||||||||||||||
De slag in de Java-zee, op 27 februari 1942:
107. Hr. Ms. Torpedobootjager ‘Kortenaer’, die 's middags tussen 5 en 6 uur door een torpedo werd getroffen en vrijwel onmiddellijk in de golven verdween. De acht schepen van deze klasse zijn alle tijdens gevechtshandelingen tenonder gegaan. (Foto R.v.O.)
108. De overlevenden van de ‘Kortenaer’ zien de geallieerde kruiserlinie, bestaande uit de ‘De Ruyter’, ‘Perth’, ‘Houston’ en ‘Java’, voorbijstormen. Zij werden later, op last van Schout-bij-nacht Doorman, door de Engelse torpedo-jager ‘Encounter’ opgepikt en naar Soerabaja gebracht.
| |||||||||||||||||||||
[pagina *52]
| |||||||||||||||||||||
109. Bergartillerie van het K.N.I.L. tijdens de oorlog. (Foto H.K.K.L.)
110. Inheemse KNIL-soldaten, zojuist uit Zuid-Sumatra in Batavia teruggekeerd, tonen trots hun trofee: een Japanse vlag die zij in gevechten bij Palembang hebben buitgemaakt. (Foto R.v.O.)
111. Een felle brand in de haven van Soerabaja, da regelmatig van Japanse luchtaanvallen te lijden had. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||||||||||||
[pagina *53]
| |||||||||||||||||||||
112. Japanse troepen worden op Java aan land gezet. (Foto R.v.O.)
113. Geallieerde toestellen van het type B-17, gestationeerd op het vliegveld Andir bij Bandoeng, werden door de Japanners ter plaatse vernietigd. (Foto R.v.O.)
114. De capitulatie-onderhandelingen te Kalidjati; links Lt.-Gen. Ter Poorten, commandant van 't KNIL. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||||||||||||
[pagina *54]
| |||||||||||||||||||||
115.Een Japans aanplakbiljet te Soerabaja maakt propaganda voor het ‘Groot-Aziatische Rijk’ en voor ‘Nippon, de leider van Azië’. (Foto R.v.O.)
116. Soms werden hele stadsdelen door de Japanners in gevangenkampen veranderd. Hier een opname van ‘Tjideng’, interneringskamp voor vrouwen en kinderen te Batavia.
(Foto-archief Kon. Inst. v. de Tropen) 117. Een ‘rustdag’ in het krijgsgevangenenkamp Pakan Baroe op Midden-Sumatra. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||||||||||||
[pagina *55]
| |||||||||||||||||||||
118. De overgave van Japan vond officieel plaats op 2 september 1945 in de baai van Tokio, aan boord van het Amerikaanse slagschip ‘Missouri’. Namens de Nederlandse regering ondertekent Lt.-Admiraal C.E.L. Helfrich het kapitulatie-akkoord. Links op de voorgrond Generaal MacArthur. (Foto B.M.H.)
119. Na de Japanse capitulatie komen Timorese guerrilla-strijders uit de rimboe tevoorschijn om hun geweren in te leveren bij het NICA-hoofdkwartier te Koepang. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||||||||||||
[pagina *56]
| |||||||||||||||||||||
120. Het Mater Dolorosahospitaal te Batavia, vlak na de bevrijding. Tijdens de Japanse bezetting zorgden hier 34 verpleegsters voor 1.300 patiënten.
(Foto-archief Kon. Inst. v.d. Tropen) 121. Na de doorstane ellende genieten deze bevrijde gevangenen uit een concentratiekamp te Palembang hun sigaret, thee en krant als nooit tevoren.
(Foto-archief Kon. Inst. v.d. Tropen) |
|