Dispereert niet. Deel 5
(1956)–H. Algra, A. Algra– Auteursrechtelijk beschermdTwintig eeuwen historie van de Nederlanden
[pagina 35]
| |||||||||||
3. De vijf dagenHet begin.Het was kwart voor twee in de nacht, toen de eerste schoten vielen en wel in de Kapellerlaan bij Roermond. Het was een schermutseling met een klein groepje verklede Duitsers, die wilden proberen om de brug over de Maas te verrassen. Maar de algemene aanval van Nieuwe Schans tot Vaals was gesteld op 3.55, het uur U. En stipt op tijd hadden overal de grensoverschrijdingen plaats. En tegelijkertijd zwermden honderden vliegtuigen uit en brachten overal vernieling en verwarring. Kazernes en barakken, zoals de Alexander-kazerne te 's-Gravenhage en het kamp van Waalsdorp werden onverwacht gebombardeerd en tientallen soldaten werden in de slaap gedood. En op deze golf van bombardementsvliegtuigen volgden honderden transportvliegtuigen, die tussen Leiden en Moerdijk een paar duizend parachutisten neerlieten, die ogenblikkelijk hun taak begonnen: de vliegvelden veroveren, de belangrijkste wegen en bruggen bezetten en de residentie belegeren. De troepen, wakker geschrikt door de bombardementen, in allerijl ingezet, maar soms nog niet in het bezit van munitie en handgranaten, stonden plotseling tegenover de keur van Hitlers best geoefende manschappen, die wisten wat een Befehl was. | |||||||||||
Oorlog.Twee uur na deze brutale schending van onze neutraliteit verscheen de Duitse gezant bij onze minister van Buitenlandse Zaken en overhandigde deze bewindsman een verklaring: ‘Wij kondigen u den inzet van een geweldige Duitsche troepenmacht aan. Elke tegenstand is volmaakt doelloos. Duitschland garandeert den staat van bezit in Europa en Overzee, zoowel als de dynastie, indien elke tegenstand uitblijft. Zoo niet, dan bestaat er gevaar voor een volledige vernietiging van het land en zijn staatsbestel. Daarom manen wij u dringend aan, tot het volk en de weermacht een oproep te richten en voorts in verbinding te treden met Duitsche militaire commando's. | |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
middellijk dreigenden inval van Frankrijk en Engeland in België, Nederland en Luxemburg, die met medeweten van Nederland en België sinds lang was voorbereid, met het doel op het Roergebied een aanval te doen.’ Het antwoord van de minister was kort en waardig: Met verontwaardiging wijst Hr. Ms. Regeering de aantijging der Duitsche regeering van de hand, dat zij op eenigerlei wijze of met eenige Mogendheid geheime en tegen Duitschland gerichte afspraken heeft gemaakt. Gezien den ongehoorden Duitschen aanval op Nederland, een aanval begonnen zonder eenige voorafgaande waarschuwing, is de Nederlandsche Regeering van oordeel, dat thans een staat van oorlog is ontstaan tusschen het Koninkrijk en Duitschland.’ Terzelfder tijd, dat de Duitse gezant ‘zijn opwachting’ kwam maken bij onze minister, werd de Nederlandse gezant te Berlijn bij Von Ribbentrop geroepen, waar hij een soortgelijke mededeling ontving, terwijl tevens aan de pers een uitvoerige uiteenzetting werd gegeven, die de 10de mei in dezelfde kranten verscheen, waarin de vorige dag nog alle berichten over een voorgenomen aanval dom en plomp waren genoemd. | |||||||||||
De argumenten.Het is bekend, dat wanneer Engeland vroeger aan de Republiek der Nederlanden de oorlog verklaarde, het een hele serie beledigingen opnoemde, om zijn daad, die het overigens ten zeerste betreurde, te rechtvaardigen. Het kon nu eenmaal niet anders. Oude koeien werden uit de sloot gehaald, kleine vlagincidenten geweldig opgeschroefd. Dan deed Lodewijk XIV anders. Die verklaarde, dat de Republiek hem reden tot ongenoegen had gegeven en daarmee basta. Duitsland koos de Engelse methode. Een uitvoerig memorandum werd opgesteld en aan de Belgische en Nederlandse regeringen aangeboden en gepubliceerd. Engeland en Frankrijk, zo heette het, bereidden een inval in het Ruhrgebied voor en deze inval zou via Nederland en België worden geleid. Acht argumenten toonden aan, dat beide landen niet neutraal waren en er op gerekend moest worden, dat zij de Engels-Franse aanval zouden steunen:
| |||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||
Zo kunnen de acht, waarvan er drie louter herhalingen zijn, worden samengevat en evenals in Noorwegen, Polen of welk bezet land dan ook, werden al heel spoedig door de Duitsers de ‘onomstotelijke bewijzen’ en de ‘onweerlegbare documenten’ gevonden. Een paar weken na de bezetting verschenen ze al in druk of werd er melding van gemaakt door de radio. | |||||||||||
Het antwoord.Zo langademig het memorandum van de Duitse regering was, zo kort en krachtig was het antwoord van onze Koningin, een antwoord, dat niet tegen de leider van de roofbenden werd uitgesproken, maar een antwoord, gericht aan het Nederlandse volk. Mijn Volk, | |||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||
hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldelooze schending van de goede trouw en aantasting van wat tusschen beschaafde staten behoorlijk is. Ik en Mijn Regeering zullen ook thans onzen plicht doen. Doet gij den uwen, overal en in alle omstandigheden, ieder op de plaats waarop hij is gesteld, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave, waartoe een rein geweten in staat stelt. | |||||||||||
Germaanse eer.Snel oprukken door Brabant om tijdig de luchtlandingstroepen te kunnen bereiken, dat was de opdracht van het Duitse leger. Het was van grote betekenis, dat de in de buurt van Wezel gereedstaande pantserdivisie zo spoedig mogelijk door de Langstraat kon doorstoten. Daarom moest er zo enigszins mogelijk een brug over de Maas onbeschadigd in handen van de twee vooruittrekkende divisies vallen. Daarbij hebben de Duitsers van middelen gebruik gemaakt, die niet bepaald passen bij een leger, dat het zo graag over ‘eer’ had. Op verschillende plaatsen maakten zij gebruik van militairen, die in het uniform van de Nederlandse marechaussee waren gestoken of die verkleed waren als spoorwegarbeiders. Bij Buggenum en Venlo mislukte dit, doordat de brug de lucht inging, toen de verklede personen er al op waren. Zij vonden allen de dood. Ook op andere plaatsen werden dergelijke methoden toegepast, b.v. het gebruik van motorfietsen met oranje nummerplaten, zonder dat het succes groot was. Behalve dan bij Gennep. Daar verschenen een aantal Duitsers, begeleid door ‘Nederlandse’ marechaussees, die deze vijanden zogenaamd gevangen hadden genomen. Deze begeleiders waren echter Nederlanders en Duitsers, speciaal opgeleid in een kamp even over de grens. De list is gelukt. Hoe de zaak zich precies heeft toegedragen is nog steeds niet helemaal duidelijk, maar de brug ging de lucht niet in, ook mee een gevolg van het feit, dat de ontstekingsmiddelen (en dat in de nacht van 9 op 10 mei!) niet in orde waren. Zo kon een pantsertrein gevolgd door een goederentrein ongehinderd doorrijden, daar de volgende bruggen door een ‘misverstand’ niet ondermijnd waren, en om even 4 uur stapte een heel Duits bataljon een eind voorbij Mill netjes uit, achter de Peel-Raamstelling. Zij konden de kazematten, die daar waren, met hun schietopeningen naar het Oosten, van het Westen aanvallen. Door verschillende afdelingen en personen van | |||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||
De Duitse overval in mei 1940.
De pijlen geven de richting aan van de voornaamste Duitse aanvallen. De kruisjes verwijzen naar de plaatsen waar parachutisten zijn geland. (G = Gennep) ons leger is daar dapper gevochten, maar de stelling was eigenlijk direct al verloren. De spoorbrug werd voor het vervoer van pantserwagens geschikt gemaakt en na heel korte tijd konden de pantsercolonnes de rivier overrjden. De zeer ijle verdediging langs de Maas was daarmee feite- | |||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||
lijk nutteloos geworden en nog dezelfde dag bereikten de Duitsers ook op vele andere plaatsen de overkant. In het Nederlandse oorlogsmuseum bevinden zich nog verschillende stukken, zoals legitimatiekaarten en uitrustingsstukken, die de vermomde bandieten bij mislukte overvallen hebben verloren. De uniformsmokkel tijdens de mobilisatie is aan deze plannen natuurlijk niet vreemd geweest. Een der deelnemers aan de aanslag op de brug bij Gennep, een Nederlander, heeft later een heel relaas over zijn daad aan Mussert gezonden, waarin hij zichzelf extra verheerlijkt en zijn vaderlandsliefde als motief noemt. De leider heeft het beter gevonden, dit relaas maar niet te publiceren. Begrijpelijk, als er direct al in de aanvang melding gemaakt wordt van de opleiding in het kamp over de grens van ‘30 Mussertmänner und etwa 80 Kameraden der deutschen Wehrmacht’. En dan de mededeling: Wij Hollanders werden in het uniform van de Koninklijke Marechaussee gestoken. Geen wonder, dat op dit stuk, dat in het archief van Mussert is gevonden, de aantekening van een onbekende stond: Niet aan beginnen! Beter in de doofpot! Geen wonder, want de toch al zo geringe populariteit van Mussert zou, als dit relaas toen zou zijn gepubliceerd, niet bepaald zijn gestegen. Minstens even erg waren de Methoden om gevangenen als dekking te gebruiken, een geval, dat door de Duitsers toen wel is tegengesproken, maar dat door tal van getuigen voldoende is aangetoond. Vooral de parachutisten maakten van dit afschuwelijke middel gebruik en veroverden op deze wijze verschillende belangrijke punten, b.v. bij de Moerdijkbruggen, rondom Dordrecht en bij Ypenburg. Van een georganiseerde 5de colonne mag niet gesproken worden, doch dat ook opzettelijk uitgezonden Duitsers reeds in ons land aanwezig waren, staat wel vast. Maar een der officieren, die krijgsgevangenen als dekking misbruikte, sprak openlijk uit, wat de zienswijze van de hoge legerleiding was: Het doel heiligt de middelen! Had Hitler zelf niet verklaard, dat een overwinnaar toch geen verantwoording zal gevraagd worden? Alleen in de pers lieten de Duitsers al heel spoedig na de capitulatie verklaringen opnemen, dat van verraad en onzedelijke middelen niets gebleken was volgens Nederlandse instanties. Maar de uniformonderdelen en de valse legitimatiekaarten lagen al die jaren veilig verborgen in Brabant. ‘Eenmaal komt alles toch aan het licht’, was de titel van | |||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||
een heel bekend Duits verhaaltje over een moordenaar, dat elk kind kende. Ze hadden het dus kunnen weten... | |||||||||||
Het Noorden.In de noordelijke provincies lagen slechts zeer weinig troepen, alleen bedoeld om de opmars van de vijand te vertragen. Veel is daarvan echter niet terecht gekomen. Het bevel tot terugtrekken is spoedig gegeven en alles stroomde naar de Afsluitdijk. In vele gevallen heeft men geen vijand gezien en de provisorische linies vielen vrijwel overal zonder slag of stoot in handen van de Duitsers. Slechts hier en daar werd tegenstand geboden, maar dat hing geheel af van de officier, die de leiding had. Zo hielden een luitenant en slechts twee man bij Odoornerveen met hun lichte mitrailleur een afdeling cavalerie van meer dan 500 man gedurende een uur tegen, wel een bewijs, dat vertragen mogelijk was. Het werd in vele gevallen een wedstrijd om zo gauw mogelijk de kop van de Afsluitdijk te bereiken en 24 uur na de inval waren de Duitse troepen dan ook al bij Leeuwarden. Diezelfde dag trokken de laatste vluchtende troepen de stelling Wons binnen, die toen al de eerste contacten met de vijand had. Deze stelling kon die naam haast niet eens dragen: twee bataljons, kazematten van hout en aarde en geen artillerie. Direct na de eerste luchtaanvallen en artilleriebeschietingen van de vijand was het al mis. Het moreel van de troep was hier niet tegen bestand, bij de eerste vrij zwakke Duitse infanterie-aanval stortte de hele verdediging als een kaartenhuis ineen. Veel militaire Willemsorden zullen hier niet uitgereikt zijn, maar het was ook alsof een politieagent met een gummistok werd uitgezonden tegen een bende, bewapend met de modernste revolvers. Beter ging het aan of liever op de Afsluitdijk. De forten bij Komwerderzand waren prima en weerstonden de luchtaanvallen. De Duitse artillerie, die ingezet werd, werd tot zwijgen gebracht door de ‘Johan Maurits van Nassau’, die op ongeveer 18 km afstand lag. Het was een prachtstukje, dat de commandant van de kazematten zijn waarnemingen telegrafisch doorzond naar Den Helder, waar dan weer op radiografische wijze de commandant van het oorlogsschip instructies werden gegeven. Een aanval van een Duits wielrijdersbataljon op Kornwerderzand werd een verschrikkelijke debâcle en toen de capitulatie kwam, was de dodendam nog vast in onze handen. Maar hier was het materiaal goed en had de bezetting vertrouwen in de leiding en de verdedigingsmiddelen. | |||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||
De Grebbe.Ook in de provincies Gelderland en Overijsel waren de troepen ten Oosten van de IJsel bestemd om de vijand op te houden en om te waarschuwen. Gestreden is hier dan ook vrijwel niet en nog in de middag van de 10de mei waren de vijanden al over de rivier, hoewel alle bruggen hier tijdig waren vernield en tegen de avond was Wageningen al bezet. De vijand stond hierdoor dus al op de eerste dag van de strijd voor de Grebbelinie, waarop door velen alle hoop was gesteld, ja, die door ‘mensen, die het weten konden’ onneembaar werd geacht. Maar wie die mensen waren, daar krijgt men, zoals bij alle geruchten, geen weet van. In elk geval, het is wel gebleken, dat de echte deskundigen allesbehalve gerust waren. De stellingen waren nog niet voltooid, er ontbrak van allerlei en de Regering had verboden om het schootsveld vrij te maken. De voorposten vielen reeds de llde mei. De bezetting ging lafhartig op de vlucht bij de eerste aanval. In het Beknopt Overzicht van de Krijgsverrichtingen wordt dit zo kras niet gezegd, maar wel verklaard, dat het initiatief te wensen overliet, terwijl velen hun plicht niet te volle begrepen. Uit de verslagen van de Enquêtecommissie is nu wel gebleken, dat hier van lafhartigheid mag gesproken worden. Een krijgsraad te velde, die vlug en streng kon optreden, was er nog niet, maar aan de gevluchten werd een taak opgedragen onder bedreiging, dat zij bij falen door eigen zware mitrailleurs onder vuur zouden worden genomen. Toen de commandant dit persoonlijk zou meedelen, vond hij zo'n armzalig troepje, dat hij het niet over zijn hart kon krijgen, de dreigementen te uiten. Ook hier waren echter weer uitzonderingen en volgens het officiële rapport hebben groepjes weerstand geboden zolang het mogelijk was. De aanval op de eigenlijke stelling kon nu beginnen en ook deze werd een volledig succes van de vijand. Er ontstond een chaos, tegenaanvallen liepen geheel in de war, onze mannen lagen voortdurend onder eigen vuur, geruchten deden veel kwaad, de stukaaanvallen braken het moreel en de ene vergissing na de andere had plaats. Een sectie, die aangevallen werd, had wel handgranaten, maar de slagpijpjes zaten in een kist, waarvan de sleutel zoek was. Een commandant ‘die voor de oorlog al het vertrouwen van de troep miste’, bood bij de eerste aanval ‘geen voldoende weerstand’. Dit laatste is natuurlijk eufemistisch gezegd. In de namiddag van de 12de mei waren de Duitsers dan ook al op de | |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
Grebbeberg en tegen de avond was de toestand al kritiek. Generaal Reynders heeft verklaard, dat bij de verdediging ongeveer alle fouten zijn gemaakt, die er gemaakt konden worden. Nu moet toegegeven worden, dat hij op dat ogenblik stuurman aan de wal was, maar wel is gebleken, dat er een chaos ontstond. Volgens hem zou een belangrijk deel der gesneuvelden door eigen vuur zijn gevallen. Een detachement marechaussee moest gezonden worden, om de manschappen te dwingen stand te houden en de vluchtelingen tegen te houden, desnoods door een aantal neer te schieten. Het was echter onbegonnen werk, al heeft dit kleine groepje wonderen verricht. Er waren meer gevallen van individuele of gemeenschappelijke dapperheid. Majoor Landzaat heeft uren met twee andere officieren en acht soldaten een landhuis verdedigd, waarin hij had post gevat. Zij verschoten al hun munitie en de meesten van het groepje sneuvelden of werden zwaar gewond. Van overgave wilden zij echter niet weten. Ook hier was het voorbeeld van de commandant doorslaggevend, de man, die met mitrailleur, geweer en pistool schoot en tenslotte zijn leven gaf. Zo zouden er meer te noemen zijn, b.v. de officier van het K.N.I.L., die van de aanvang had besloten, om zich in geen geval over te geven. Uit de verslagen van de Enquête-commissie is echter voldoende gebleken, dat een aantal officieren en onderofficieren niet beschikten over de kwaliteiten, nodig voor de leiding onder oorlogsomstandigheden. ‘En tegenover deze troepen, aangevoerd door meermalen niet voor hun taak bekwame commandanten en geleid door een commando, dat niet voldoende geoutilleerd was met stafofficieren, werd een leger geplaatst, dat reeds in Polen in het vuur was geweest, dat een uitnemende opleiding had genotenGa naar voetnoot1) en voorzien was van moderne wapenen en moderne outillage. Daarnaast beschikte de vijand over een luchtmacht, die aan Nederlandse zijde praktisch geheel ontbrak.’ De verbindingen lieten bovendien veel te wensen over en tussen de bevelvoerende officieren was veel te weinig contact, waardoor alle tegenaanvallen een volkomen mislukking werden. De 13de mei was de zaak hopeloos en 's middags om 4 uur werd het bevel tot de terugtocht gegeven, die echter al in volle gang was | |||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||
en meer op een vlucht dan op een terugtocht leek. Aan de omstandigheid, dat de Duitsers hun troepen hergroepeerden voor een nieuwe aanval, was het mee te danken, dat er geen achtervolging plaats had en de troepen, ook zij die noordelijker lagen en praktisch niet gestreden hadden, zonder kleerscheuren de vesting Holland bereikten. | |||||||||||
Het Zuiden.Ook in het Zuiden van Limburg lagen slechts weinig troepen en het was eveneens hun taak vernielingen aan te richten. Die taak is naar behoren volbracht, want nergens viel een brug de vijand in handen. Maastricht was echter al dezelfde dag, dat de strijd begon, in Duitse handen en van aansluiting bij het Belgische leger kon niets meer komen, doordat de Duitsers op even verrassende wijze als zij in ons land optraden, de onneembaar geachte versterkingen aan het Albertkanaal met parachutisten hadden veroverd. Door de geslaagde overval op de brug bij Gennep waren de Duitsers, zoals we zagen, reeds in de vroege morgen van de 10de mei door de Peel-Raamstelling heen gebroken. Toch hebben de troepen daar zich nog heel de dag dapper geweerd, ook tegen de aanvallen uit het Oosten. Zij hadden naar twee fronten te strijden. Maar toen tegen de avond een geweldig luchtbombardement plaats had, zakte ook hier de tegenstand ineen en moesten de troepen worden teruggetrokken achter het Wilhelminakanaal, dat echter geen versterkingen had, zodat de Duitsers konden oprukken. De Fransen kwamen uit het Zuiden, maar konden weinig hulp meer bieden. Zij zijn al heel spoedig teruggetrokken en van een gehoopte herovering van de Moerdijkbruggen kwam niets. De terugtocht van onze troepen werd steeds onordelijker door voortdurende luchtaanvallen en in de nacht van 12 op 13 mei waren Breda en Oudenbosch reeds bezet. De pantserdivisie kon ongestoord oprukken en trok de Moerdijkbrug over. | |||||||||||
In het hartje van het land.Grote aantallen parachutisten daalden in de vroege morgen tussen Leiden en de Moerdijk en bezetten verschillende punten. Zo werden de vliegvelden Waalhaven, Ypenburg, Ockenburg en Valkenburg veroverd en ging het zuidelijk deel van Rotterdam verloren, terwijl Duitsers zich ook aan de noordelijke oever van de Nieuwe Maas nestelden. Toen eenmaal Waalhaven in hun handen | |||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||
was, konden daar transportvliegtuigen met steeds meer verse troepen landen. Waalhaven is niet heroverd en de commandant, die dit vliegveld moest verdedigen, heeft jammerlijk gefaald. Maar elders is met grote energie gestreden. Het plan om Den Haag te nemen en de Koningin en haar ministers gevangen te nemen, mislukte. Van de 10de tot de 14de mei is een verbitterde strijd gevoerd tegen de parachutisten, en met succes. De vliegvelden Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg konden worden heroverd en was de capitulatie door het bombardement niet gekomen, dan waren alle afdelingen van de vijand ten Noorden van de Nieuwe Maas vernietigd. Rotterdam werd het toneel van een felle strijd. De Duitsers werden in een klein hoekje ten Noorden van de bruggen bijeengedreven en de opzet, om de stad te nemen, is mislukt, al heeft men het bruggenhoofd niet geheel kunnen opruimen. Aanvoer van vijandelijke troepen was onmogelijk en er zijn daden verricht van grote dapperheid, inzonderheid door de mariniers. Deze successen zijn des te groter geweest, omdat op een aanval niet gerekend was, althans niet op zo'n schaal, zodat alles geregeld moest worden tijdens de aanvallen. Ten Zuiden van Rotterdam liep het echter volkomen mis. De verovering van de Moerdijkbruggen is al genoemd en ook die bij Dordrecht gingen verloren. Alle pogingen tot herovering en verdrijving van de vijand mislukten volkomen. Dordrecht viel in handen van de Duitsers. De commandant daar, overste Mussert, was volkomen zijn hoofd kwijt. Een hoofdofficier zette hem op eigen verantwoordelijkheid af, maar dit besluit werd weer door de opperste leiding tenietgedaan. Verraad is niet bewezen, maar zijn wonderlijke maatregels gaven wel aanleiding tot verdenking en ten slotte is hij door een officier, die hem wilde arresteren, doodgeschoten. De pantserdivisie kon dus ongehinderd doorstoten tot Rotterdam. De Duitsers hadden gemeend, dat hun onderneming zou slagen en hun generaal had voor alle zekerheid zijn paradepaard al meegenomen, om zijn intocht te houden. Boven Den Haag werden pamfletten uitgeworpen met oranjerand en in het volgende slechte Nederlands: BEKENDMAKING | |||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||
Met de geringe middelen waarover men beschikte, de luchtafweer in het bijzonder, zijn de Duitsers grote verliezen toegebracht, daar met zekerheid tussen de 500 en 600 toestellen zijn neergehaald of op andere wijze vernietigd. | |||||||||||
Geen laffe vlucht.In de avond van de 12de mei was het prinselijk gezin naar IJmuiden vertrokken en vandaar overgestoken naar Engeland. Prins Bernhard keerde, toen hij zijn vrouw en beide kinderen in veiligheid had gebracht, naar Nederland terug. Maar de vraag kwam nu aan de orde, wat H.M. de Koningin moest doen. De toestand werd steeds kritieker en het liet zich aanzien op de 13de mei, dat ons leger het niet lang meer zou kunnen houden. Bondgenoten konden niet helpen. Engeland stuurde enkele vernietigingstroepen, maar dat was ook alles. Vliegtuigen konden ze niet missen en de vier gevraagde Franse divisies konden ook niet worden geleverd. Integendeel, de geringe Franse hulpkorpsen in het Zuiden trokken reeds de 12de en 13de mei op Antwerpen terug. De minister van Defensie was van oordeel, dat het onverantwoordelijk was, dat de Koningin langer bleef en volgens hem moesten ook de ministers vertrekken, om niet in handen van de vijand te vallen. In verband met de internationale positie van het Koninkrijk en vooral met het oog op de overzeese gebiedsdelen moest er een Regering buitenslands zijn, wanneer Nederland zelf geheel bezet werd. Om deze reden werd ook zoveel mogelijk de marine tijdig naar de overzijde gedirigeerd. De 13de mei begaf zich de Koningin naar Hoek van Holland, waar zij zich inscheepte op een Engelse destroyer. Dezelfde avond vertrokken ook alle ministers. De opperbevelhebber had van dat ogenblik aan alle macht en verantwoordelijkheid. Dit vertrek van onze vorstin maakte een diepe indruk op het | |||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||
volk. Velen konden het niet begrijpen. Er waren er, die het portret van H.M. van de wand rukten en verscheurden, er werden harde, zeer harde woorden gebruikt. Er werd gesproken van ‘in de steek laten’ en ook op de toch al gedemoraliseerde troepen had dit vertrek geen gunstige uitwerking. En toch: het was de enige weg. Dat heeft de uitkomst bewezen. De Regering en inzonderheid ons staatshoofd mocht niet in handen van de vijand vallen, omdat zij een taak had in de komende strijd, omdat het Koninkrijk niet alleen bestond uit ‘het Rijk in Europa’. De grijze hofprediker Welter, tijdens de oorlog overleden, sprak het juiste woord: 13 Mei 1940
Neen, 't was geen vlucht, die U deed gaan
Maar volgen, waar God riep;
'k Vraag niet, wat in U is doorstaan,
Een strijd hoe zwaar, hoe diep.
Wij knielen naast en met U neer.
Tot God de blik, de hand;
Geef Neerland aan Oranje weer,
Oranje aan Nederland.
En kome dan wat komen mag,
W' aanbidden, zwijgen stil.
De nacht zij zwart, omfloerst de dag,
Geschiede, Heer, Uw wil.
De hoofdredacteur van het Friesch Dagblad schreef naar aanleiding van de kritiek, die er los kwam, in het nummer van 23 mei: ‘Velen onder ons waren de vorige week diep geschokt door het plotselinge vertrek van H.M. de Koningin. Onze jongens, zo zeide men, liggen in de vuurlinie, en gaat de Koningin ons nu verlaten? Wij hebben toch altijd gemeend, dat in de ure van het gevaar Oranje en Nederland één zouden zijn? | |||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||
Dit artikel werd door vele Nederlandse kranten overgenomen, | |||||||||||
[pagina *1]
| |||||||||||
1. Bij zijn terugkeer uit München, 30 september 1938, zwaait eerste minister Chamberlain de wachtenden op het Londense vliegveld Heston toe met het document dat ‘peace for our time’ (vrede in onze dagen) beloofde. (Foto R.v.O. = Rijksinst. v. Oorlogsdocumentatie)
2. Nog geen twee jaar later, op 18 juni 1940, vieren Hitler en Mussolini in datzelfde München hun ‘glorieuze’ overwinningen. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||
[pagina *2]
| |||||||||||
3. Vordering van paarden bij het begin van de mobilisatie in augustus 1939.
(Foto H.K.K.L. = Sectie Krijgsgeschiedenis v.h. Hoofdkwartier Kon. Landmacht) 4. Opkomst van dienstplichtigen in januari 1940.
(Foto R.v.O.) 5. Bezoek van Prins Bernhard, in zijn functie als inspecteur-gen. van de strijdkrachten, aan een mobilisatie-eenheid tijdens oefeningen van het veldleger in maart 1940.
(Foto H.K.K.L.) | |||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||
6. Een gedeelte van de Grebbelinie.
(Foto H.K.K.L.) 7. Kuststelling met loopgraven langs de boulevard te Scheveningen.
(Foto H.K.K.L.) 8. Tankversperringen voor de Waalbrug bij Nijmegen.
(Foto H.K.K.L.) | |||||||||||
[pagina *4]
| |||||||||||
9. Majoor G.J. Sas. (Foto R.v.O.)
10. Kolonel Hans Oster (Foto R.v.O.)
11. Stafbespreking van Generaal H.G. Winkelman (rechts), opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, met Generaal H.F.M. Baron van Voorst tot Voorst (links), commandant van het Veldleger, en Vice-Admiraal J.Th. Fürstner, chef van de Marinestaf. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||
[pagina *5]
| |||||||||||
12. Duitse infanteristen passeren de Maasbrug te Maastricht.
13. Duitse parachutisten in de omgeving van Waalhaven bij Rotterdam. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||
[pagina *6]
| |||||||||||
14. Mobiele luchtdoel-mitrailleurs van het Nederlandse leger. Met wapens als deze konden in de Mei-dagen tientallen Duitse vliegtuigen buiten gevecht worden gesteld.
(Foto R.v.O. ) 15. Neergeschoten Duitse Junker-52 transporttoestellen op de Rijksweg Den Haag-Rotterdam. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||
[pagina *7]
| |||||||||||
16. De Coolsingel/hoek Kruiskade te Rotterdam, na de verwoesting.
(Foto Openbare Werken, Rotterdam) 17. Identificatie van gesneuvelden op de Grebbeberg. (Foto R.v.O.)
| |||||||||||
[pagina *8]
| |||||||||||
18. Aankomst van Nederlandse en Duitse militaire autoriteiten (links vooraan Generaal Winkelman) bij de Chr. School te Rijsoord, waar de capitulatie-onderhandelingen plaatsvonden.
(Foto R.v.O.) 19. Een colonne krijgsgevangen Nederlandse militairen bij de Gevangenpoort te Den Haag.
(Foto R.v.O.) 20. Na de capitulatie maakten enkele NSB-ers hun opwachting bij de Berlagebrug te Amsterdam om de eerste Duitse troepen welkom te heten.
| |||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||
maar verscheidene lieten de laatste volzin weg. En op 28 mei volgde in hetzelfde blad op de mededeling, dat Koning Leopold zich had overgegeven en in een kasteel was geinterneerd: ‘Persoonlijk ontbreekt het de vorst in zulke gevallen aan niets. Maar toch... zouden wij graag willen, dat we omtrent onze Vorstin in de krant lazen, dat de Duitsers haar een kasteel als verblijfplaats hadden aangewezen?’ En precies een maand na het vertrek van de Koningin wees hetzelfde blad op een soortgelijke ‘vlucht’, n.l. die van Prins Willem in 1567 bij de komst van Alva. ‘Men dacht toen ook dat alles afgelopen was. En de mensen, die toen leefden en de toekomst niet wisten, zouden raar opgekeken hebben, als iemand tot hen had gezegd: de historie van de laatste 8 jaar is slechts een voorspel. De grote, geweldige wereldhistorische beslissingen moeten nog komen. Want zij hadden de indruk: het is voorbij. Alva is gekomen, de Prins is naar Duitsland. Het is uit. Dat gebed, waarover in het eerste artikel werd geschreven, is opgezonden, ook door hen, die eerst het portret verscheurden, maar naderhand een nieuw kochten en gretig luisterden naar de stem van de Koningin, de Koningin, die reeds dadelijk na haar aankomst in Londen sprak van moed en vertrouwen: | |||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||
‘Ons hart gaat uit naar onze landgenoten in het vaderland, die harde tijden zullen doormaken. Maar Nederland zal zijn gehele Europese grondgebied eenmaal met Gods hulp herwinnen. Herinnert u de rampen uit vroeger eeuwen, waaruit Nederland is herrezen...’ Hier moesten we wel iets uitvoeriger zijn, want geen zaak is in die dagen zo met ontroering èn met felheid besproken als het vertrek van onze Koningin. Maar misschien ook geen enkele daad van de vijf dagen is achteraf zo wijs en zo zegenrijk gebleken als deze ‘vlucht’. | |||||||||||
Stad zonder hart.De 13de mei was de toestand reeds zeer kritiek en de volgende dag werd die nog ernstiger. Het eiland van Dordrecht was geheel veroverd, de Grebbestelling was verlaten. De Duitse pantserdivisie stond aan de overzijde van de Nieuwe Maas, maar in Rotterdam zette men de strijd verbeten voort. Toen kwam op dinsdag 14 mei om half elf een Duitse parle mentair met een ultimatum, dat gericht was aan de commandant van Rotterdam, burgemeesters en wethouders ‘en die Autoriteiten van den Staat in Rotterdam’. Binnen twee uur werd het antwoord verwacht, ‘anders ben ik genoodzakt, die scherpste maatregelen van vernieling te nemen’. Het stuk was echter niet ondertekend en welke vernieling er zou plaats hebben, werd niet gezegd. Maar Warschau was een baken in zee. Na ruggespraak met de opperbevelhebber werd geantwoord, dat alleen op een behoorlijk getekend geschrift kon worden gereageerd, daar hier van mystificatie sprake kon zijn. Voordat de twee uren verstreken waren, had een Nederlandse parlementair dit bericht overgebracht en thans kreeg hij een door een generaal ondertekend stuk, dat om 13.20 werd overhandigd. Thans werd een tijdslimiet van 3 uren gegeven, zodat voor 16.20 het antwoord binnen moest zijn. Duitse begeleiders brachten de parlementair tot de brug en terwijl zij daar waren, vielen de eerste bommen. Een geweldig eskader bommenwerpers doemde op en viel de weerloze stad aan, waar de luchtafweerbatterijen diezelfde morgen waren weggehaald. Verschrikkelijk was de uitwerking, niet alleen door de bommen zelf, maar meer nog door de ontzaglijke branden, die ontstonden. Het gehele hart van het nijvere Rotterdam werd uitgebrand. Later hebben de Duitsers geprobeerd door de gemuil- | |||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||
bande pers de schuld op de Nederlandse militaire leiding te werpen, maar dit is toen al niet geloofd. Een verdediging van Generaal Winkelman, waarin de juiste feiten werden aangetoond, is clandestien op grote schaal verspreid en was een der redenen van zijn wegvoering naar Duitsland. Het ultimatum werd aanvaard en ruim 6 uur in de avond hielden de Duitsers hun intocht in de door hen verwoeste stad. Nu was Utrecht aan de beurt. Pamfletten waarschuwden hiervoor en een Duitse parlementair - al weer niet op ordelijke wijze - kwam met eisen van overgave. De opperbevelhebber, Generaal Winkelman, die na het vertrek van de Regering de verantwoordelijkheid alleen droeg, stond voor een moeilijke beslissing. Verder verzet was zinloos en zou de ondergang van heel Holland kunnen betekenen. | |||||||||||
De overgave.De Duitse pantserdivisie kon ongehinderd doorstoten tot in het hart van Holland en de verdediging aan de Waterlinie, zelfs als zou die nog mogelijk zijn, werd daardoor volkomen nutteloos. De 14de mei om 16.60 uur gaf hij het bevel om de strijd te staken, behalve in Zeeland. Vele lezers herinneren zich nog wel de diepe verslagenheid, die zich van een groot deel van ons volk meester maakte, toen dit besluit door de radio werd bekend gemaakt. In een proclamatie richtte de opperbevelhebber zich tot het volk, een zeer waardig slot van zijn aktieve loopbaan: AAN DE BEVOLKING | |||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||
blik, dat Duitse troepen zullen zijn aangekomen. Dit was de laatste maal, dat een officieel stuk in Nederland met ‘leve de Koningin’ kon eindigen. De volgende morgen om 9.20 uur werden in de Christelijke School te Rijsoord door Generaal Winkelman en de Duitse commandant Von Küchler de capitulatievoorwaarden getekend. | |||||||||||
De strijd in Zeeland wordt voortgezet.Zo stond het in de capitulatie-proclamatie. Lang heeft die strijd echter niet geduurd. De stellingen op Zuid-Beveland en de verdediging van Walcheren werden spoedig doorbroken. De geheel moedeloze troepen, waarvan een gedeelte de debâcle in Brabant had meegemaakt, boden weinig weerstand. De Franse troepen, die hier aanwezig waren, hebben veel spirit getoond, maar ook zij waren niet in staat de aanvallen tegen te houden. Middelburg leed verhoudingsgewijs even erg als Rotterdam door een bombardement op de 17de mei, waarbij ook het prachtige stadhuis ernstig werd beschadigd. Dezelfde dag nog capituleerde het eiland Walcheren en nu was Zeeuws-Vlaanderen nog het enige onbezette gebied. Daar bevond zich ook nog Prins Bernhard, die uit Engeland was teruggekeerd. Maar ook hier werd de toestand onhoudbaar en op de | |||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||
avond van de 19de mei verlieten de laatste Nederlandse militairen de vaderlandse bodem en trokken terug op Ostende. Rekent men dit verzet in het uiterste Zuidwesten van ons land niet mee, dan heeft de strijd tegen de overweldiger 5 dagen geduurd. Die 5 dagen van verschrikking werden gevolgd door 5 jaren van verschrikking. Maar - en deze profetie van Generaal Winkelman kwam uit -: Aan het einde van de oorlog is Nederland als een vrije natie weer opgestaan. |