| |
| |
| |
2. Neutraliteit
Gouvernante.
Op 22 oktober 1751, in de zeer vroege morgen, was Willem IV gestorven en nog op diezelfde dag kreeg de Prinses-weduwe, Anna van Hannover, bezoek van een deputatie van 20 heren uit de Staten van Holland, één uit ieder van de 18 steden, één uit de ridderschap en de raadspensionaris Stein als twintigste lid, om de Prinsesse te condoleren en om haar tevens de eed af te nemen als gouvernante. De heren waren er vlug bij, want eerst een dag later kwam ter vergadering het bericht binnen, dat de Prins was overleden. De Staten-Generaal wilden niet achter blijven en twee uren nadat de Hollandse deputatie was vertrokken, waren zij er ook al om te condoleren en de Prinses de eed af te nemen van het kapitein-generaalschap en admiraalschap. Want het stadhouderschap en de beide andere ambten waren nu erfelijk sedert 1748, zodat Willem V, de driejarige Willem V, nu krachtens het recht van erfopvolging stadhouder en kapitein-generaal en admiraal was. Zijn moeder zou, zoals dat allemaal tevoren geregeld was, de ambten tot zijn meerderjarigheid waarnemen en bekleedde het stadhouderschap met de titel van gouvernante. Gouvernante heeft dus dezelfde betekenis als regentes. Er kwam door het overlijden van Willem IV geen stadhouderloos tijdperk, zelfs geen dag. Behalve gouvernante was Prinses Anna ook voogdes over haar minderjarige kinderen.
| |
Veranderd gelaat van Europa.
Grote moeilijkheden kreeg de Gouvernante, toen de Zevenjarige Oorlog uitbrak (1756-1763). Deze oorlog betekent een verandering van het gelaat van Europa. In de Zuidelijke Nederlanden, dus in Oostenrijks gebied, dicht aan de Franse grenzen, lagen in de ‘barrièresteden’ de Nederlandse bezettingen. Dat was een uitvloeisel van de Spaanse Successieoorlog. In de Oostenrijkse Successieoorlog hadden de Fransen deze steden ontmanteld en militaire waarde als vestingen hadden ze niet meer. De vestingwerken werden niet hersteld, omdat de discussie over de vraag, wie de kosten daarvoor moesten dragen, eindeloos werd gerekt. Maar de bedoeling was toch duidelijk. Frankrijk was de erfvijand van het huis Habsburg. De beide grote machten, Bourbon in Frankrijk en Habsburg in Oostenrijk, in Spanje en de ‘nevenlanden’, hadden tien- | |
| |
tallen van jaren tegenover elkaar gestaan. In 1740 had Frankrijk weer eens een poging gedaan, om Oostenrijk te knauwen, maar de vrede van Aken in 1748 bevestigde de oude toestanden. En acht jaar later zijn de verhoudingen totaal veranderd. Dan treden Frankrijk en Oostenrijk op als ‘bondgenoten’. De barrière heeft geen zin meer, want hoe zal een derde macht de ene bondgenoot tegen de andere beschermen?
1756, dat is het jaar van de geconcentreerde aanval op Pruisen. Pruisen was een nieuwe macht. Uit het keurvorstendom Brandenburg was het koninkrijk Pruisen gegroeid. Koning Frederik Willem I had met zijn rotting, zijn stiptheid en zijn fanatisme een staat van grenadiers en ambtenaren gevormd, en zijn zoon Frederik II voerde een politiek, die moest leiden óf tot Pruisens ondergang óf tot de erkenning van de nieuwe macht als grote mogenheid. Hij noemde de Zevenjarige Oorlog een Dreiweiberkrieg, want het was een strijd tegen drie machtige vrouwen: Maria Theresia van Oostenrijk, Elizabeth van Rusland, Madame de Pompadour, de maîtresse van Lodewijk XV. Oostenrijk en Frankrijk, Habsburg en Bourbon, ze maken samen front tegen Pruisen. De Spaanse Bourbons doen ook mee. Alle absoluut geregeerde Roomse staten van Europa, van Kaap Finistère tot de middenloop van de Donau, trekken één lijn.
Westelijk van Pruisen ligt het keurvorstendom Hannover tussen Elbe en Weser, en westelijk daarvan reiken de Pruisische voorposten bij Emden en bij Kleef aan de Nederlandse grens. De keurvorst van Hannover is tevens koning van Engeland, het is van 1727 tot 1760 George II, de vader van prinses Anna. George II wordt bondgenoot van Frederik II: twee Protestantse vorsten tegen het Roomse blok. Was het wonder, dat het volk in vele streken iets voelde van een nieuwe godsdienstoorlog? De Wurtembergers noemden Frederik II ‘de Protestantse held’. De Pruisische koning, zeer wel onderwezen in de Heidelbergse Catechismus, was intussen een aanhanger van Voltaire...... Maar toch - Carlyle schrijft, ‘dat bij Maria Theresia, die oprechte godsvrucht bezat, en bij de arme Lodewijk XV, die recht bang voor de duivel was, omdat hij wel voelde, dat die zeer gegronde aanspraken op hem kon doen gelden, een vage hoop, om de Hervorming te bestrijden en zo de hemel te verdienen, zich bij deze bijzondere gelegenheid meer met hun hoge aardse combinaties vermengde, dan in oppervlakkige geschiedenisboeken thans wordt naar voren gebracht’.
| |
| |
Het werd gevoeld, óók in ons land. De overwinningen van Frederik II op zijn vijanden, die hem van alle kanten besprongen, maar ondanks alles niet klein konden krijgen, werden beleefd en bezongen als overwinningen van het belaagde Protestantisme.
De koning van Engeland was de bondgenoot van Frederik II, maar in feite voerde Engeland zijn eigen oorlog tegen Frankrijk. In 1756 was Frankrijk een grote koloniale mogendheid met twee geweldige en veelbelovende gebieden: In Azië beheerste het direct of indirect bijna het gehele gebied van India ten Zuiden van de Ganges tot aan de zuidpunt tegenover het aan Nederland behorende Ceylon, en in Noord-Amerika strekte zich een Frans gebied uit van New-Orleans in een wijde boog door het dal van de Mississippi en de Ohio door Canada tot aan de kust tegenover New-Foundland. Namen als Louisiana, St. Louis, New-Orleans vertellen er nog van. Engeland heeft feitelijk Frederik II zijn eigen bonen laten doppen en het heeft de oorlog opgevat als een strijd om de hegemonie ter zee en om de koloniën. Pitt de Oude was de krachtige leider van deze imperialistische politiek. Vooral het jaar 1759 bracht de Engelsen overwinningen in series, zodat Walpole zei: Wij zijn gedwongen elke morgen te vragen, welke overwinning er nu weer is behaald, want anders lopen wij kans, er een te missen. Frankrijk verloor in deze oorlog zijn beide koloniale rijken, Voor-Indië en Noord-Amerika. En toen Pitt ten val was gebracht, wilde de jonge koning George III wel vrede sluiten ten koste van de Pruisische bondgenoot, die dan zowel Oost-Pruisen als Silezië zou moeten afstaan. Engeland deed in het geheim stappen, om tot zùlk een vrede te geraken. Het is niet gebeurd, Frederik II heeft een eervolle vrede kunnen sluiten, o.a. doordat keizerin Elizabeth stierf en haar opvolger, tsaar Peter III, onmiddellijk vrede met Pruisen sloot en met Frederik II ging samenwerken.
| |
Neutraliteit.
Engeland voerde zijn eigen oorlog, al was het verbonden met Pruisen en al vormden Hannover en Pruisen één front. En tussen Hannover en Engeland lag de Republiek en deze streefde naaf neutraliteit. Eigenlijk was dat wat nieuws in de Nederlandse politiek. In de Oostenrijkse Successieoorlog hadden we het een tijdlang geprobeerd, maar het was mislukt en door een deel van het volk trouwens ook niet gewild. Maar nu werd er met voorzichtigheid naar gestreefd om ‘er buiten te blijven’. Met voorzichtig- | |
| |
heid. Want ook neutraal blijven is niet mogelijk zonder militaire macht. Ook neutraliteit moet worden gehandhaafd. En nog altijd waren onze militaire middelen verontrustend gering. Dat kwam mee door de naijver tussen de gewesten. Als Holland de vloot wilde versterken, dan wilden de landprovincies, vooral Gelderland, liever eerst wat aan het leger doen. Gelderland was kwetsbaar en leverde de adellijke officieren voor het leger; dat verklaart veel. Holland voelde zich aan de landzijde betrekkelijk veilig achter de waterlinie in verband met de herinneringen aan 1672, maar wilde de handelsvloot beschermd zien; dat verklaart ook veel. Maar als het ene gewest prioriteit voor het leger en het andere voor de vloot bepleitte, dan gebeurde er helemaal niets, omdat de besluiten ter vergadering der Staten-Generaal met eenparigheid van stemmen genomen moesten worden.
| |
Vrij schip, vrij goed.
De grote moeilijkheid kwam met Engeland. De Fransen hadden nergens een kans op zee, en ze zouden van een groot deel van de wereld geïsoleerd zijn, als schepen onder neutrale vlag niet voor de communicatie zorgden. Dat betekende vooral Nederlandse schepen. Maar die Nederlandse handel op Frankrijk was natuurlijk Engeland een doorn in het oog. En het geval werd volkenrechtelijk heel interessant. In de Republiek beriep men zich op een oude regel: vrij schip, vrij goed. Of: de vlag dekt de lading. Als de vlag neutraal is, dan moet de marine van een oorlogvoerend land ook, althans in volle zee, van de lading afblijven. De Engelsen moeten afblijven van alles, wat onder Nederlandse vlag wordt vervoerd. Maar daarmee waren we er nog niet. Er waren bijna een eeuw geleden met Engeland twee traktaten gesloten. Eerst een in 1674, toen wij volop met Frankrijk in oorlog waren, terwijl Engeland neutraal was. Toen was bepaald, dat de neutrale partij praktisch alles, behalve direct oorlogsmateriaal, naar de havens van een der oorlogvoerende partijen mocht vervoeren. Dat was toen, in 1647, toen het verdrag gesloten werd, heel voordelig voor Engeland geweest. Terwijl wij met Frankrijk in oorlog waren, moesten wij gedogen, dat Engeland van alles aan Frankrijk leverde. Maar dat verdrag bestond nog en dus konden de Hollandse kooplieden nu dat oude verdrag weer te voorschijn halen en triomfantelijk zeggen: nu is de beurt aan ons! Maar ongelukkig voor hen was er nóg een verdrag, uit 1678, waarin Nederland en Engeland
| |
| |
elkaar wederkerig militaire bijstand hadden beloofd, als een van beide landen werd aangevallen. En dàt ver drag herinnerden de Engelsen zich nu weer speciaal. Zij stuurden zelfs schepen, om de hulptroepen af te halen. Maar de Staten zeiden: Dat eerste verdrag, dat van 1674, geldt natuurlijk wel. maar dat van 1678 niet, want Engeland is niet aangevallen, het is zelf de aanvaller.
Neutraal blijven dus. Maar het is meer gebeurd: als de Nederlanders samen neutraal willen blijven, dan lopen zij toch verbazend warm over de vraag, of zij nu, gecombineerd mèt die neutraliteit, moeten sympathiseren met de Engelsen of met de Fransen. Er was een anti-Franse partij: Frankrijk is goddeloos, het vervolgt de Protestanten, het is een voorpost van Rome, het kent geen politieke vrijheid, het is een bedreiging voor de nabuurstaten. Maar er is ook een anti-Engelse partij: de Engelsen zijn altijd en op de gehele aardbol bezig om ons zo mogelijk een beentje te lichten, zij zijn onze grote concurrenten, zij willen de zeeën maken tot Engelse zeeën......
De anti-Franse partij werd vooral gevonden aan het hof, onder de predikanten, in de landprovincies; de anti-Engelse partij in de koopsteden, bij de verfranste families, in de kringen der regentenaristocratie. Tot op zekere hoogte valt dit samen met een oudere tegenstelling, die tussen staatsgezinden en Prinsgezinden. De Prinsgezinden zijn pro-Engels, de staatsgezinden pro-Frans.
Engeland en Frankrijk trokken uit deze partijschappen de consequenties. Hun gezanten waren zeer actief, niet zozeer in het ondernemen van stappen bij de Staten-Generaal, als wel in voortdurende beïnvloeding van bepaalde regenten. Zij spraken met Amsterdam; zij betoogden, zij dreigden, zij vleiden, zij beloofden voordelen, zij zetten verschillende partijen tegen elkaar op. Vooral de Franse gezant D'Affry heeft zich bijzonder geweerd. Zijn rapporten geven een klaar en voor Nederland beschamend beeld van de toestand en van de Franse tactiek. Handelsvoordelen, verlaging van invoerrechten, dienden als lokaas en als beloning.
| |
Stiefmoeder Anna.
En bij dit alles geraakte de Gouvernante in een moeilijke positie. De Engelsen belemmerden de handel op Frankrijk. Zij controleerden het vervoer, ook van de schepen onder Nederlandse vlag. Zij deden, alsof het traktaat van 1674 niet bestond. En onze han- | |
| |
del moest dit werkloos en weerloos aanzien, want er waren geen oorlogsschepen, om onze handelsmarine te beschermen. Dat is het ellendigste wat denkbaar is: een vloot van vrachtschepen met kostbare ladingen op zee, en geen marine, om ze te beschermen.
De Gouvernante kreeg van alles de schuld. Zij had de vloot verwaarloosd. Zij was op de hand van haar broer, de Engelse koning. En wanneer de Engelsen weer rigoureus controle oefenden, dan daverde het van protesten, dan werd er gescholden op de Gouvernante, dan had ‘stiefmoeder Anna’ het gedaan. En de kooplieden en de Hollandse regenten eisten krachtige maatregelen tegen de Engelse moedwil. Zij moeten wel heel dom geweest zijn, als zij niet begrepen, dat dit betekenen kon een hopeloze oorlog met Engeland, met onze hele handelsmarine en al onze koloniën voor het grijpen. Groen zegt, dat de toon, die tegen de Gouvernante werd aangeslagen, was ‘onbetamelijk, beledigend, onbeschoft, dreigend’. In later tijd hebben wij beleefd, dat ook in Nederland de politieke agitatie ontaardde in ophitsing tegen personen, die werden voorgesteld als het gepersonifieerde kwaad. Zij die dat doen, weten, dat een volksmassa alleen in beweging is te brengen tegen een persóón. De agitatie tegen Prinses Anna was van dit soort. Deftige regenten met gepoederde pruiken en zijden kousen hadden bij die agitatie de leiding, en zij was gericht tegen een weduwe, die de tering had, en die ‘met waggelende tred en met de dood op het gelaat’ nog in de vergadering der Staten-Generaal verscheen om voorstellen te bepleiten tot versterking van onze weermacht. Bilderdijk zegt snijdend, dat sommige regenten hun rol speelden, alsof zij het bezoek van de Geuzen bij Margaretha van Parma herhaalden.
Maar in het begin van 1759 nam de agitatie een einde: de Prinses bezweek. Zij liet twee kinderen na, Carolina, die 15, en Willem Batavus (Willem V), die 10 jaar oud was. Stervende heeft zij deze beide kinderen op haar neef Brunswijk gewezen, in wie zij een vaderlijke vriend zouden hebben.
| |
Stadhouderloos tijdperk?
Het stadhouderschap was erfelijk; een stadhouderloos tijdperk was dus niet meer mogelijk, zolang het Oranjehuis niet was uitgestorven. Willem V was sedert de dood van zijn vader stadhouder en zijn moeder had het regentschap voor hem vervuld. Maar na haar dood kwam er geen nieuwe regent of regentes, en dus be- | |
| |
stond het stadhouderschap nog wel, maar de rechten werden niet uitgeoefend. Alleen in Friesland lag de zaak anders, want de Friezen droegen het regentschap na de dood van Prinses Anna op aan de grootmoeder van Willem V, Maria Louise van Hessen-Kassel, Marijkemeu. Brunswijk had, krachtens een vroeger getroffen regeling, het bevel over het krijgsvolk, maar mocht zich niet met de politieke zaken bemoeien. De rechten, aan het stadhouderschap verbonden, werden uitgeoefend door de Staten. In feite was er dus een stadhouderloos tijdperk. Brunswijk was tevens belast met de voogdij over de beide wezen.
Maar het duurt niet zo héél lang meer, zo dachten sommigen, en dan is Prinses Carolina meerderjarig. Dan is het zaak, er voor te zorgen, dat zij, evenals haar moeder, gouvernante wordt, zodat de rechten van het stadhouderschap weer worden uitgeoefend. En dan kan zij ook de voogdij uitoefenen over haar broer Willem. Dan kan Brunswijk verdwijnen. Deze factie tegen Brunswijk vond haar middelpunt in Onno Zwier van Haren. Maar in 1761 was het uit. Toen moest Onno Zwier van Haren Den Haag verlaten wegens een familieschandaal, waarover de mensen maar niet uitgepraat en uitgeschreven geraakten, en waarover dan ook een stroom van pamfletten is verschenen. Latere onderzoekers hebben zich bezig gehouden met de vraag, of Onno Zwier schuldig was aan de ergerlijke zaken, waar sommige van zijn eigen kinderen en schoonzoons hem van beschuldigden, of dat men hier te maken heeft gehad met een van de ergerlijkste gevallen van chantage. ‘Een edelman onder de ploerten’, zegt Busken Huet. Een van die ‘ploerten’ zou dan geweest zijn Mr. Willem van Hogendorp, schoonzoon van Onno Zwier en de vader van Gijsbert Karel van Hogendorp, de man van 1813. Niemand is meer in staat, het schuldvraagstuk op te lossen. Maar in elk geval staat het vast, dat de verwijdering van Onno Zwier uit Den Haag, waar hij nooit weer terug mocht komen, een overwinning was voor Brunswijk.
De Staten van Friesland hebben nog wel geprobeerd, Van Haren weer als hun gedeputeerde in Den Haag te doen optreden, maar hij werd niet meer toegelaten. Voortaan leefde hij wat vereenzaamd en diep verongelijkt in Wolvega en ging zich wijden aan de dichtkunst. Hij bezong de Geuzen, waaronder zijn eigen voorouders, hij schreef een fel toneelstuk tegen de Hollanders, die zich in Indië aan geweldenarijen schuldig maakten en daarbij de hulp van de vreemdeling inriepen...... Is dit weer een toespeling op Brunswijk? In elk geval is er één gedicht, waarin
| |
| |
Onno Zwier al zijn opgekropte ergernis heeft geuit: Mijn gepasseerd leven.
Carolina van Nassau is géén regentes geworden, nadat zij meerderjarig werd. Alleen in Friesland heeft zij na de dood van haar grootmoeder Marijkemeu het regentschap één jaar bekleed. En tot 1922 stond in onze grondwet, dat bij ontstentenis van andere afstammelingen uit het huis van Oranje-Nassau het erfrecht zou overgaan op ‘het wettig mannelijk oir van Prinses Carolina van Oranje, zuster van wijlen Prins Willem den Vijfden en gemalin van wijlen den Prins van Nassau-Weilburg, enz.’ Dat huwelijk met Nassau-Weilburg is gesloten na bekomen toestemming van de Staten der gewesten. Anders verviel het erfrecht. Maar aanvankelijk maakten de Staten, o.a. van Holland, bezwaar, omdat Nassau-Weilburg Luthers was. De toestemming werd alleen gegeven, nadat gestipuleerd was, dat de kinderen uit dit huwelijk zouden worden opgevoed in de gereformeerde leer.
| |
Matiging.
Brunswijk wist tijdens de voogdij toch een behoorlijke invloed uit te oefenen. Hij zeilde tussen de klippen door. En er trad een merkwaardige matiging in. Toen de Gouvernante nog leefde, kende de verontwaardiging van de Hollandse regenten geen grenzen en scheen het alsof zij regelrecht wilden aansturen op een oorlog met Engeland. Maar nu zij zelf in de eerste plaats de verantwoordelijkheid droegen, waren zij merkwaardig kalm. Zij wilden met Engeland de zaak nog graag eens doorspreken, zij hadden conferenties met de Engelse gezant, zij moesten toegeven, dat Engeland formeel gelijk had, kortom, zij zochten naar een schikking, zoals zij vroeger aanstuurden op een conflict. Maar de onderhandelingen bleven slepende, totdat in 1763 de directe noodzaak tot voortzetting van het gesprek verviel. De vrede kwam. Frankrijk had opgehouden een koloniale mogendheid te zijn. Noord-Amerika werd Engels gebied en ook na de Amerikaanse vrijheidsoorlog bleef het Angelsaksisch en Protestant, tegenover het Latijnse Amerika, Zuid-Amerika en Mexico, waar de Roomse kerk overheerst en de taal Spaans of Portugees is. Maar bovendien had Engeland nu de vrije hand in Voor-Indië en bouwde het langs alle kusten van de Indische Oceaan zijn invloed uit, tot die oceaan in de tweede helft van de volgende eeuw praktisch een Engelse binnenzee genoemd kon worden.
| |
| |
| |
Willem Batavus.
Toen de Zevenjarige Oorlog eindigde, was Willem V vijftien jaar geworden. Nog drie jaar, en dan zou hij meerderjarig worden en zelf de hoge ambten bekleden, waarop hij krachtens erfopvolging recht had. Werd hij daartoe voorbereid door Brunswijk? Of heeft zijn voogd een verkeerde invloed op hem gehad?
Er is een tijd geweest, dat er van Willem V weinig goeds werd gezegd. Hij was beneden de maat gebleven. En wanneer dan gevraagd werd naar oorzaken, dan werden die vaak gezocht in zijn opvoeding. De hertog had het gedaan. Bilderdijk b.v. beschuldigt Brunswijk er van, dat deze opzettelijk de Prins een verkeerde opvoeding heeft gegeven en het op diens lichamelijke en morele ondergang toelegde, teneinde zelf aan de macht te kunnen blijven. Maar Groen van Prinsterer oordeelt veel gunstiger over hem en die kon er beter over oordelen: hij kende de correspondentie.
Een lelijk ding was de Akte van Consulentschap. Toen de Prins meerderjarig werd, hoorde hij van alle kanten, welk een voortreffelijk man Brunswijk was, en hij handelde er naar. Hij bleek bereid, zich ook voortaan door de hertog te laten leiden. Op diens voorstel vroeg hij van de gewesten een akte van aanstelling, alsof hij van die aanstelling afhankelijk was en het recht van erfopvolging niet voldoende was. De Staten van Friesland gaven hem de aanstelling van zijn vader als een indirecte aanwijzing, hoe de zaken in werkelijkheid stonden, maar de andere gewesten voldeden aan 's Prinsen verzoek. En toen werd er nog een akte opgesteld, vrijwel in het geheim, de Akte van Consulentschap, een privé-overeenkomst tussen de hertog en de Prins, waarbij de hertog adviseur bleef, maar van alle verantwoordelijkheid voor die adviezen werd ontheven. Niet ten onrechte hebben sommigen gezegd, dat dit het omgekeerde was van de ministeriële verantwoordelijkheid. Tegenwoordig zegt de grondwet: de Koning is onschendbaar, de Ministers zijn verantwoordelijk. Toen was het: Brunswijk is de onschendbare raadgever achter de schermen, de Prins is verantwoordelijk.
| |
Prinses Wilhelmina.
Maar in 1767, toen hij 19 jaar was geworden, kreeg de Prins een raadgeefster voor zijn leven, Prinses Frederika Sophia Wilhelmina van Pruisen. De koning van Pruisen, Frederik de Grote, was haar oom, en haar broer was troonopvolger. De keus werd
| |
| |
1. De jonge erfprins Willem IV met zijn moeder Maria Louise van Hessen Kassel (Marijke-meu) en zuster Anna Charlotte Amalia Louise. Schilderij van Philips van Dijk (Oranje-Nassau Museum, Delft).
2. Oranjewoud, het voormalig landgoed der Friese stadhouders, naar een tekening van C. Pronk, daterend uit 1732 (Rijks Prentenkabinet, A'dam).
| |
| |
3. Prins Willem IV, naar een schilderij van V. Tischbein, eigendom van H.M. de Koningin (Kon. Huisarchief, 's-Gravenhage).
| |
| |
4. Prinses Anna van Hannover, naar een schilderij van V. Tischbein, eigendom van H.M. de Koningin (Kon. Huisarchief, 's-Gravenhage).
5. Dit schilderij van Cornelis Troost toont een aantal typische vertegenwoordigers van de regentenstand, i.c. het bestuur van het Aalmoezeniersweeshuis te Amsterdam.
| |
| |
6. Tijdens het verblijf van Prins Willem IV in Amsterdam drongen de Doelisten zelfs tot zijn slaapkamer door om te pleiten voor vrije keuze der schutterij-officieren. Gravure van R. Vinkeles (Atlas van Stolk, Rotterdam).
7. Tijdens de pachtersoproeren in 1748 werden een man en een vrouw door ophanging aan de Waag te Amsterdam geëxecuteerd.
| |
| |
8. Prins Willem V, naar een schilderij van E. Salm, eigendom van H.M. de Koningin (Kon. Huisarchief, 's-Gravenhage).
| |
| |
9. Prinses Wilhelmina van Pruisen, naar een schilderij van D.J. van der Laen, eigendom van H.M. de Koningin (Kon. Huisarchief, 's-Gravenhage).
| |
| |
10. Lodewijk Ernst, Hertog van Brunswijk Wolfenbuttel, naar een tekening van A. Schouman (Rijks Prentenkabinet, A'dam).
11. J.H. van Kinsbergen naar een schilderij van Ch.H Hodges (Rijksmuseum, A'dam)
| |
| |
12. De zeeslag bij Doggersbank, naar een prent van K.T. Bendorp. Het onderschrift is typerend voor de stemming in die dagen.
| |
| |
gedaan, vooral op aanraden van Brunswijk, en hij heeft er de Prins een uitnemende dienst mee bewezen. Want de Bijbel zegt, dat een goede huisvrouw beter is dan robijnen en Prinses Wilhelmina was een vrouw en moeder uit duizenden. Tijdens haar leven is zij verguisd. Zelden zijn er over een vrouw zoveel kwaadaardige pamfletten verschenen en werd er zoveel laster over uitgestort. Maar we kennen haar nu beter dan de meeste personen uit het Oranjehuis, beter, dieper, vollediger. In het Koninklijk Huisarchief is een buitengewoon uitgebreide correspondentie bewaard gebleven tussen de leden van het stadhouderlijk gezin, Willem V, Prinses Wilhelmina en de drie kinderen Louise (geb. 1770), Willem Frederik, later Koning Willem I (geb. 1772) en Willem George Frederik (geb. 1774). Deze brieven zijn voor een aanzienlijk deel gepubliceerd in vijf delen door Johanna W.A. Naber. En wie deze brieven leest en dan nog eens weer leest, wat pamflettenschrijvers en ook wel historici over deze mensen hebben beweerd, die voelt beschaming bij zich opkomen. En tegelijk stille verwondering over een vorstelijk gezin in een eeuw vol étiquette en corruptie van maîtressen en intriganten, een vorstelijk gezin van een grote harmonieuze eenheid. En Johanna W.A. Naber, die de gehele correspondentie zorgvuldig heeft bestudeerd, schrijft dan ook in haar inleiding:
‘Prinses Wilhelmina heeft op staatszaken nooit zoo grooten invloed gehad, als men wel heeft willen doen gelooven; maar de intellectueel hoog ontwikkelde, warmvoelende vrouw kon niet zonder invloed blijven en Prins Willem V zelf zou de eerste zijn geweest om dit niet te willen. Wat men ook moge hebben beweerd, de echt van Prinses Wilhelmina en Prins Willem V is naar het onverdacht en onwraakbaar getuigenis hunner gezinscorrespondentie zeer gelukkig geweest. Wezenlijk verschil van meening tusschen deze beiden heeft blijkens de correspondentie met hun kinderen niet bestaan; en zeker is, dat Prinses Wilhelmina voor en na de houding, later ook de nagedachtenis van haren echtgenoot om wien zij in al de vijftien jaren van haar weduwschap den rouw nimmer heeft afgelegd - zelfs niet op dien gloriedag, toen haar zoon in de Nieuwe Kerk te Amsterdam werd ingehuldigd als Koning Willem I - volhardend is blijven verdedigen tegen alle critiek. Het is ook juist de wijze, waarop Prinses Wilhelmina in haar brieven aan haar kinderen tot dezen over
| |
| |
hun vader spreekt: bij een eerste begin van een al te hoogen toon van den Erfprins tegenover zijn Vader onmiddellijk een woord van streng vermaan laat hooren, welke ons Prins Willem V doen kennen als iemand van heel anderen aard dan het algemeene oordeel hem tot dusver heeft willen toeschrijven.’
En toch....... welk een verschil tussen die twee, Willem V en Wilhelmina van Pruisen. Men behoeft er de portretten maar op aan te zien. Zeker, ze hebben veel met elkaar gemeen, ze hebben dezelfde eerbied voor wet en traditie, voor norm en orde. Maar Willem V is langzaam, besluiteloos, goedhartig, maar vasthoudend. En de Prinses is levendiger, actief, en als het er op aankomt, bereid om te wagen en zo te winnen.
| |
Spanning.
En intussen verkeerde Europa voortdurend in spanning. Frankrijk was geen koloniale mogendheid meer, maar wachtte op een kans, om revanche te nemen. Engeland kreeg moeite in Noord-Amerika. Pruisen, Rusland en Oostenrijk begonnen Polen te verdelen; Oostenrijk en Rusland brachten samen Turkije in het nauw. Velen vreesden, dat deze geforceerde politiek in Oost-Europa gevolgen zou hebben in het Westen. En waar stond dan de Republiek? Nergens. Zij deed niet mee aan een bepaalde internationale politiek, maar had evenmin een eigen koers. En de hervormingsplannen voor het binnenlands bestuur, waar tijdens Willem IV toch geleidelijk aan was gewerkt, wie repte er nog van?
Groen heeft het kort gezegd en niemand kan het hem verbeteren: de Republiek had noch stelsel, noch macht, noch invloed, noch bondgenoot. |
|