Dispereert niet. Deel 1
(1956)–H. Algra, A. Algra– Auteursrechtelijk beschermdTwintig eeuwen historie van de Nederlanden
[pagina 231]
| |
7. Door Habsburg dubbel beproefdDe boudheid van Vlaanderen.Toen Maria van Bourgondië in 1482 stierf, was haar zoontje Philips de Schone de wettige opvolger in haar gewesten. Zijn vader, de Oostenrijkse aartshertog, vroeg van de Staten erkenning als regent. Alle gewesten stemden toe; Vlaanderen niet. Het wilde aan Maximiliaan wel de titel geven van regent, maar hem geen feitelijke macht verlenen. De Vlaamse Staten stelden een voogdijraad in, en bewaarden de kinderen van Maximiliaan en Maria met grote zorgvuldigheid in het Gravensteen te Gent. Deze eenkennigheid van Vlaanderen spruit voort uit de begeerte, zichzelf te blijven en niet opgeofferd te worden ten bate van vorstenhuizen, die Europese politiek drijven en teren op de beurzen van hun onderzaten. Dat Vlaanderens grootste bloei voorbij was, maakte de spanningen sterker. Voorlopig deed Maximiliaan niets tegen dit zelfbewust optreden; hij had elders de handen vol. | |
De Utrechtse oorlog.In Utrecht kon bisschop David, de Bourgondische bastaard en zetbaas, het niet bolwerken. Het Utrechtse verzet werkte samen met de Hoekse partij in Holland. Van de strijd in Utrecht is ons een romantisch beeld getekend door J.F. Oltmans in ‘De Schaapherder’, een van onze beste historische romans. Reëler is de nuchtere, hier en daar ironische kroniek, die een onbekende tijdgenoot heeft geschreven, en waarin ons al de onzekerheid en wreedheid van de ‘rijdende oorlog’ worden getekend. Een kroniek, die door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in 1920 is herdrukt. Burggraaf Jan van Montfoort, de partijchef van de Hoeksgezinden, had de leiding. En er begon een guerrillaoorlog met verrassingen en plunderingen. Zo beschrijft de kroniek de overrompeling van Naarden: Die van Utrecht en Amersfoort hadden in de nacht van 10 op 11 december zeshonderd man in hinderlaag gelegd in de boomgaarden voor Naarden. ‘Ende hadden drie mans toegemaect als vrouwen, die ter merct brengen wouden eyer ende botter. Ende daer was een wyf mede, die hiel die woorden tegen der poertier, | |
[pagina 232]
| |
eer die poert op was. Ende die poert wert opgedaen. Ende doe grepen dese toegemaecte vrouwen den poertier ende staken hem syn keel of ende deden hoer vrienden een teycken, also dat sy aen quamen loopen. Ende liepen in die stad ende sloegen al doot, dat op die straet was van mans, ende liepen voort in die kerck ende sloegen daer vier in die gaerucamer (sacristie) doot. Ende twee sloegen sy doot op dat heylige graffGa naar voetnoot1); ende dat beelt wert mede gesteken ende was mede seer bebloet van die dooden. Ende mi is geseyt, dat dat beelt gewassen wert, mer dat bloet en kost men niet of krijgen.’ Groot was de buit. Allereerst tweehonderd burgers, die eerst tegen betaling van een losgeld weer werden vrijgelaten. Jammer voor de Utrechtenaars was het, dat de rijkste burgers van Naarden niet gevangen werden; die waren naar Deventer ter markt. Ook werden alle kasten leeggehaald, en wijd en zijd wagens gerequireerd, om de buit naar Utrecht te brengen. Want de stadhouder van Maximiliaan in Holland kwam in actie, en de Utrechtenaars waren niet van plan, zich in Naarden te laten belegeren. De Hollanders konden een deel van de buit nog achterhalen. ‘Aldus sceyden die van Utrecht uit Neerden ende haddent daer seer qualic gemaect. Ende sy en ontsagen Godt noch niemant.’ | |
Jan van Scaffelaer.Deze Utrechtse kroniek is ook de enige bron voor de geschiedenis van Jan van Schaffelaar. De bisschop had ruiters gelegd op huize Rozendael bij Arnhem, die de korentoevoer naar Utrecht via de Veluwe moesten afsnijden. En de 16de juli 1482 kwamen sommige van deze ruiters van Rozendael, ten getale van 19, en namen de kerk en toren van Barneveld in. Die van Amersfoort en de ruiters van Nijkerk kwamen opdagen en brachten ‘bossen’ mee, zij namen de toren onder vuur en schoten vier of vijf man van de bezetting dood. De anderen wilden graag onderhandelen, maar die van Amersfoort wilden niet, of de bezetting moest ‘enen, geheten Jan van Scaffelaer, te galmgaten uytwerpen van toern (toren); dat diegheen, die op den toern waren, niet doen en wouden. Doe syde Jan van Scaffelaer: Lieve gesellen, ic moet ummer sterven, ic en wil u in geenen last brenghen. Ende ginck boven op die tynnen van den toern staen ende setten syn | |
[pagina 233]
| |
handen in syn syde ende spranck van boven neder. Mer hy en viel niet doot, maer doe hy lach, doe werd hij dootgeslagen, als voorsz. staet, als my gesegt is.’ Dat is alles. Er staat dus niet, dat Jan van Schaffelaar een aanvoerder was; hij was een van de ruiters. Welke grief die van Amersfoort tegen hem hadden, is niet bekend. In het begin van deze eeuw is te Barneveld een standbeeld voor Jan van Schaffelaar onthuld. Een loden koker is er onder gemetseld, waarin op perkament het verhaal uit de Utrechtse kroniek is gecalligrafeerd. | |
De bisschop wint.Op den duur kon de stad het niet volhouden tegen de Bourgondisch-Habsburgse macht. De handel lag stil. In het voorjaar van 1483 kwamen ongeveer 25 burgers samen in de Dom, sloten de leiders van het verzet tegen de bisschop op, riepen de burgers te wapen, maakten de ruiters onschadelijk, en haalden de bisschop binnen. Het was het einde niet. Twee weken later volgde er een nieuwe omwenteling en de bisschop werd op een mestkar naar Amersfoort getransporteerd. Nu greep Maximiliaan in; hij belegerde Utrecht en hield er nog hetzelfde jaar zijn intocht. Hij werd wereldlijk voogd in de stad en nam daarmee een zware last van de schouders van de bisschop. Die kon zich nu ongestoord vergasten aan 's levens délicatessen. | |
Maximiliaan in Vlaanderen.Het verzet in het Noorden was dus gebroken en Maximiliaan concentreerde zijn krachten tegen Vlaanderen. Er is een brief bewaard gebleven, waarin die van Gent hem onomwonden brandmerken als het hoofd van vreemde gelukzoekers, die op de rijke landen aan de Schelde azen: ‘Zie heel het gezelschap dat u omringt, eens aan, en laat u eens inlichten, hoeveel zij bezaten, toen zij in deze landen kwamen (en hoeveel zij thans bezitten); de Duitsers zowel als de Bourgondiërs. Onze lieden zijn niet zo.’ Eén ding maakte de positie van Vlaanderen moeilijk; als zij Maximiliaan en zijn politiek wilden tegenstaan, dan moesten zij samenwerken met Frankrijk. Juridisch ging dat heel goed. Vlaanderen was immers van ouds een leen van de Franse kroon en dus | |
[pagina 234]
| |
kon de Franse koning allures hebben van de beschermer zijner onderzaten. En toch ging het niet. Bij Groeningen in 1302 èn daarna was juist in de strijd tegen de Fransman het Vlaamse zelfgevoel wakker geworden. Zo kwam het, dat in volksoplopen in Vlaanderen geroepen werd om vrede met Bourgondië. De Fransgezinden moesten wijken; Maximiliaan deed zijn intocht en werd als regent erkend. De spanning bleef. Maximiliaan behandelde Vlaanderen als bezet gebied en zijn vreemde huursoldaten teerden op het volk. Gent stak het hoofd weer op en werkte samen met Frankrijk, de Fransen drongen het land binnen en versloegen de troepen van Maximiliaan. Hij kon zich met geweld niet handhaven en moest hulp vragen aan de Staten-Generaal, die naar Brugge werden ontboden. Maximiliaan arriveerde zelf al eerder; de stad was onrustig, de Gentenaars hadden er hun agenten. Om zijn positie te versterken, trachtte de Oostenrijker troepen op de burg te leggen. Het mislukte, de gilden kwamen in beweging, en zetten Maximiliaan, de koning van het Heilige Roomse rijk, gevangen in het huis Kranenburg. Uit de vensters kon hij zien, hoe op het schavot de hoofden vielen van zijn vrienden. ‘Op de markt, waar de gevangen koning het kan zien, staat de pijnbank op een hoge estrade, en het volk krijgt er niet genoeg van de van verraad verdachte magistraatspersonen telkens weer te zien pijnigen, en weerhoudt de executie, waar dezen om smeken, om nieuwe kwellingen te genieten.’ De honger maakt gulzig en de haat wreed. | |
De koning geslaakt.De Staten-Generaal kwamen nu in Mechelen in plaats van in Brugge samen. Zij onderhandelden met de Vlaamse steden. Zij verplaatsten eindelijk hun zetel naar Gent, het centrum van het Vlaamse verzet, en herstelden het Groot-Privilegie. De eerste mei 1488 werd te Gent een akte van eenheid opgesteld, die 12 dagen later door Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Zeeland en Namen werd getekend. De hertog van Kleef, de bisschop van Utrecht, de heren van den bloede (de Bourgondische verwanten) en zelfs de koning van Frankrijk hechtten er hun zegel aan. In deze Unie spreekt een mondig geworden volk, dat wel geleid, maar niet geëxploiteerd wil worden. Het gezag onder controle van de Staten, geen oorlog en geen vrede dan met eenstemmigheid der geünieerde gewesten. Hier spreken de standen, die zich hun kracht bewust zijn. | |
[pagina 235]
| |
Toen is koning Maximiliaan ‘geslaakt’ op voorwaarde, dat hij deze Unie aanvaardde, en beloofde zijn huurtroepen uit het land te zenden. Plechtig heeft hij daartoe zijn woord gegeven. Een mis, ‘solemnelic ghedaen’, een ‘processie generale’, waarin ook Maximiliaan meeliep. Nog eenmaal kwam hij op het huis Kranenburg, zijn vroegere gevangenis, maar nu alleen, om in een rijk gestoffeerd vertrek zijn beloften te bezweren en te bezegelen. Op de markt was een stellage gebouwd en daarop een altaar....... Bij het altaar bezwoeren de heren nog eens het traktaat. Maximiliaan zelf, de heren van den bloede, de Staten van de verschillende gewesten. Maximiliaan zwoer ‘uit onzen eigen vrijen wille en in goeder trouwen op het heilig sacrament, hier tegenwoordig’. De bisschop van Doornik zegende allen, die de vrede zouden houden, en vervloekte, al wie hem zou durven breken. Toen gingen de heren ter maaltijd. | |
De gijzelaar.Tijdens die maaltijd kwam Philips van Kleef in de stad. Hij was een der aanzienlijkste Bourgondische heren: zijn vader was een zoon van de hertog van Kleef en van een dochter van Jan zonder Vrees; zijn moeder was een kleindochter van de koning van Portugal. Karel de Stoute had hem benoemd tot zijn algemeen plaatsvervanger. Een krachtig en zelfbewust man was deze Philips van Kleef; ‘de laatste Middeleeuwse held in België’. Ook een bekwaam man: hij stond bekend als een der eerste krijgskundigen uit zijn tijd en is de schrijver van een voortreffelijke handleiding voor de oorlogskunst. Nu kwam hij naar Brugge, om op verzoek van Maximiliaan als diens gijzelaar in Vlaanderen achter te blijven. Met de Rooms-koning ging hij naar de kerk van St.-Donaes en bezwoer het verdrag ‘ende hij leyde ooc zyn hand up thelich lichame van Sinte Donaes ende up thelige Cruce ende up thelige Sacrament’. Ook zwoer hij, de Vlamingen bij te staan tegen ieder, die deze vrede zou breken. Hij zou naar Gent gaan en daar blijven, totdat Maximiliaan zijn geloften had gestand gedaan. | |
Een peys van een dag.Maximiliaan was vrij. Hij verliet Brugge, en Philips deed hem uitgeleide. Nog eenmaal vroeg de laatste, of Maximiliaan zijn eed zou houden. Zonder aarzeling werd een bevestigend antwoord ge- | |
[pagina 236]
| |
geven. En toch - een kroniekschrijver zegt het juist: ‘Desen peys en geduerde maer tot daegs naer dat dien vecondicht was geweest.’ Maximiliaan brak zijn plechtige eden. Natuurlijk werd er een fraaie vorm voor gevonden: hij werd door zijn vader, de keizer, die met een ontzettingsleger op mars was, van zijn eed ontslagen. Het bedrog werd er niets minder om. En Philips van Kleef hield zijn eed. Hij stelde zich aan het hoofd der Vlamingen en voerde een krachtige oorlog tegen de Habsburgers. Zijn optreden was niet zonder succes. Zegevierend rukte hij Brabant binnen, Brussel opende de poorten voor hen. Maximiliaan wilde nu onderhandelen met Philips en bood hem een jaargeld aan, hoge posten en opheffing van het beslag op zijn goederen. Philips weigerde, ‘want wij gesloten zijn ende geresolveert mitten drie leden van Vlaanderen ende alle andere steden van Brabant, ende andere landen, te leven ende te sterven’. Herinnert dit niet aan de houding van Willem van Oranje? | |
De Jonker-Fransen-oorlog.In de tijd, dat Maximiliaan nog in Brugge gevangen zat, was uit die stad naar het Noorden vertrokken jonker Frans van Brederode, die op uitnodiging der Hoeken in Holland leider werd. Van Sluis uit maakte hij zich meester van Rotterdam en Zuid-Holland werd het toneel van een guerrilla. Na een maandenlang beleg moest Frans van Brederode Rotterdam ontruimen en zich terugtrekken op Sluis, van waaruit hij een kaperoorlog voerde. Reeds toen bleek, dat de zeekant een zwakke flank was van de Habsburgse macht. | |
Albrecht van Saksen-Meiszen.Intussen was het geluk van de zijde van Philips van Kleef geweken. Maximiliaan had zich de hulp verzekerd van Albrecht van Saksen-Meiszen, ‘der Beherzte’, een grimmig legeraanvoerder, die zijn talenten en krediet in dienst van Maximiliaan stelde. Met zijn Duitse huursoldaten drong hij Philips van Kleef voortdurend terug. En zijn onderbevelhebber was Engelbert van Nassau, een oudoom van Willem van Oranje. Stap voor stap werd Philips van Kleef teruggedrongen, totdat hij zich tegen een wereld van vijanden verdedigde te Sluis. Daar kwam eindelijk de capitulatie in de herfst van 1492. Philips trad later in Franse dienst en verwierf | |
[pagina 237]
| |
zich een naam in Italië. Als een kruisridder deed hij een tocht tegen de Turken en hij drong zelfs tot de Dardanellen door. Maar ook hier mislukte zijn onderneming. De schrijvers, die de zijde van Maximiliaan hadden gekozen, hebben hem steeds bestookt. En latere geschiedschrijvers volgden hun voorbeeld, onnadenkend vaak, uit gewoonte, omdat het succes beslist, ook al is het het succes voor een woordbreukige vreemdeling. Maar Rachfahl, die een onvoltooid standaardwerk over Willem van Oranje schreef, zag overeenkomst tussen zijn held en Philips van Kleef. En Dr. A. de Fouw kweet zich in zijn proefschrift van de schone taak, deze strijder voor Vlaanderen recht te doen wedervaren. | |
De Vlaamse nederlaag.Toen Vlaanderen aan de Habsburgers was onderworpen, wist het, dat het met zijn vrijheden was gedaan. Boosaardig zijn de hofgezinde schrijvers, als zij spreken over de Vlaamse steden, over Gent bovenal. Zij beschouwen die steden als een zwarte vlek in de landen van hun vorsten en noemen de burgers les vilains. En de oorlog, die Maximiliaan met het Vlaamse volk had gevoerd, had nog een nasleep. Het platteland was door de huurlingen van Albrecht leeggeplunderd; een derde deel van de bevolking was omgekomen. Twee jaar na de vrede waren de akkers nog verwilderd en de dijken en sluizen nog niet hersteld. ‘Maximiliaan moest toen de opperjachtmeester van Vlaanderen opdragen, in een campagne van zes maanden met honden en strikken het land te verlossen van de wolven en wilde zwijnen, die zo talrijk waren, dat de boeren niet op het land konden werken.’ | |
Het Kaas- en Broodvolk.Ook Holland leed zwaar onder de burgeroorlog. Vooral de huursoldaten ontzagen niets; wat door plundering werd verkregen, was tantième boven hun soldij. In 1482 nam de stadhouder van Maximiliaan stormenderhand Hoorn in, dat de Hoeksen door overrompeling bemachtigd hadden. ‘Ende wat den Hoecksen naem had, dat wert al dootgeslagen.’ De stad werd ‘heel ende al gespolieert’. Een deel van de buit werd naar Delft gebracht, ‘daer men in die bedden vant twee kynder doot. Ende dit was tot meer plaetsen, datter tot XII kynder aldus in de bedden doot gevonden | |
[pagina 238]
| |
werden, omdat die bedden mitter haest overeengewonden ende toegeslagen worden van den ruteren, eer men die kynder daerin sach leggen slapen, omdattet vroech was, God betert; ende worde haestelic nae die scepen gedragen.’ Behalve van de wreedheid der soldaten had het volk ook te lijden van de hoge belastingen, die op brandschattingen begonnen te gelijken. Tot overmaat van ramp gingen de Habsburgers over tot muntverzwakking, een maatregel, die volgens een kroniek in die dagen minstens evenveel kwaad deed als alle belastingen en plunderingen samen. Door dit alles kwam in 1491 het volk van Kennemerland in opstand. Zij maakten zich meester van Haarlem, geholpen door velen, ‘die daer binnen waren’. De Haarlemmer schout, Claes van Ruyven, werd in stukken gehouwen. Zijn vrouw kreeg de lugubere fragmenten in een mand thuis met een spotdichtje er bij. De onderdrukking zal ook de wijze dol maken en niet alle boeren van Noord-Holland behoorden tot de wijzen. Het Kaas- en Broodvolk, zo noemt men deze opstandelingen: zij voerden een kaas en een brood in een vlag, ten teken, dat zij vochten tegen de honger. Zij kregen contact met de Hoeken in Sluis, maar Albrecht van Saksen en zijn benden waren ook hier te sterk. | |
Philips de Schone.In 1494 nam het regentschap van Maximiliaan een einde en kwam Philips de Schone zelf aan het bewind. Een betere tijd brak aan. De éne beproeving van Habsburg ontbrak nu geheel, het pogen n.l. van dat huis, om de Nederlanden mee te slepen in een politiek, die slechts de belangen van dat vorstenhuis diende. Philips lette allereerst op het welzijn van zijn eigen erflanden, hij liet zich niet meeslepen in de chronische conflicten met Frankrijk, hij sloot met Engeland een vruchtbaar handelsverdrag. En de àndere beproeving, het streven naar onhistorische centralisatie en naar vrijheid-berovend absolutisme, in dat opzicht betrachtte Philips matiging, al weigerde hij het Groot-Privilegie te erkennen. Het duurde maar zes jaar. Op 20 juli 1500 stierf in Portugal een jongetje van nauwelijks twee jaar, infant Don Miquel, zoontje van Emanuel van Portugal en wijlen de oudste dochter van Ferdinand en Isabella. | |
[pagina 239]
| |
Zijn erfrechten gingen over op Johanna van Arragon, de gemalin van Philips de Schone, die in hetzelfde jaar 1500 het leven schonk aan Karel van Habsburg, die later als keizer Karel V wordt genoemd. ‘Zo werd de erfenis van Spanje bij die van Nederland gevoegd: twee natiën, ver uiteengelegen, die niets gemeen hadden, van verschillende taalstam, van verschillende zeden, van strijdige belangen, werden als bij toeval samengekoppeld. Hoeveel bloed zou er stromen, hoeveel tranen geschreid worden, eer die verbinding weer verbroken zou zijn.’ (Fruin) Waarlijk, die 20ste juli 1500 is een dies irae in onze geschiedenis geworden, een zwarte dag. | |
Philips van Spanje.Hoe lokte dat Spanje, waar de ‘Katholieke koningen’ regeerden, het echtpaar Ferdinand van Arragon en Isabella van Castilië. Het rijk van Ferdinand was een Middellandse-Zeestaat: het stroomgebied van de Ebro, de eilanden in het westelijk bekken van de Middellandse Zee en Zuid-Italië. Het rijk van Isabella strekte zich uit van de golf van Biscaye tot de straat van Gibraltar. En in 1492 kwam daar bij de snel groeiende macht en het zich steeds uitbreidende bezit aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan. In 1501 ging Philips de Schone reeds kijken in de landen, die eens door zijn zoon zouden worden geërfd. En hij aanvaardde de consequenties, want hij wijzigde nu zijn politiek geheel. De Spaanse vorsten hadden met Frankrijk een chronisch conflict over beider machtspositie in Italië. Kwesties, die voor de Nederlanden niet van het allerminste belang waren. Maar met grote ijver sloot Philips zich nu aan bij de anti-Franse politiek van zijn grootvader en schoonouders. In 1506 ging hij naar Castilië, daar Isabella gestorven was. Om zich de gunst van de Engelse koning te verwerven, sloot hij een nieuw handelstraktaat, waarbij de belangen der Nederlanden werden verwaarloosd. De beproevingen van het huis Habsburg keerden terug. Doch in hetzelfde jaar stierf Philips in Spanje, 28 jaar oud, naar men zegt aan de gevolgen van het drinken van te koude dranken na het verhittende spel. Zijn schoonvader Ferdinand van Arragon nam het bewind in Castilië in handen. | |
[pagina 240]
| |
Margaretha van Savoye.Zijn erfgenaam in de Nederlanden was de zesjarige Karel, en weer werd Maximiliaan hier regent. Maar slechts uit de verte. Sedert 1493 was hij keizer, verstrikt in allerlei moeilijkheden in Duitsland, voortdurend bezig, als mededinger van Frankrijk, in Italië; van dag tot dag door geldzorgen gekweld. Hij liet het regentschap waarnemen door zijn dochter Margaretha van Savoye. Zij was reeds jong een object van de politiek geweest. In 1483, drie en een half jaar oud en moederloos, werd zij naar Frankrijk gezonden, om daar te worden opgevoed als de toekomstige bruid van de Franse erfprins; tien jaar later werd zij onverrichter zake teruggestuurd. In 1497 huwde zij in Spanje Jan van Arragon, erfprins van Arragon en Castilië, en verloor hem hetzelfde jaar door de dood. Vervolgens huwde zij de hertog van Savoye. Alweer een politiek huwelijk: Habsburg had Savoye nodig als springplank in Italië. Ook deze echtgenoot stierf spoedig, en toen Margaretha, 27 jaar oud, als landvoogdes in de Nederlanden kwam, had zij blijkbaar niet genoeg van de politiek, maar wel van de politieke huwelijken. Want zij weigerde een verbintenis met de Engelse koning, hoewel haar vader, de keizer, dat huwelijk wenste. Maar de politiek was haar fort en zij bestuurde de Nederlanden zelfbewust en krachtig. Haar politiek was echt Habsburgs. De kracht der gewesten moest dienstbaar zijn aan de versterking van de positie van haar huis. Daarom keerde zij zich vooral tegen Gelre, dat reeds eenmaal een Bourgondisch land was geweest. Maar zij kon veel minder uitrichten dan zij wenste. De Staten zetten haar voortdurend schaakmat, weigerden beden en dwongen haar zo tot matiging en zelfs tot een vredespolitiek. De kracht der standen was nog niet gebroken. En daarbij kwam, dat de hoge adel draagster begon te worden van ideeën en tradities, die men geneigd is, nationaal te noemen. Nederlandse politiek en geen Habsburgse exploitatie werd de eis. In 1514 kwam een zeer bondig en duidelijk besluit: de Staten zullen de hand op de beurs houden, tot Karel meerderjarig is. Margaretha klaagde bij de keizer, maar het was te laat. De Staten kochten hem om en daarmee zijn landvoogdes er eenvoudig uit. Maximiliaan, die het gebruiken kon, kreeg een cadeau van 150.000 gulden en een jaarlijkse rente van 50.000, en als tegenprestatie verklaarde hij zijn 14-jarige kleinzoon meerderjarig. Begin 1515 werd de knaap gehuldigd. | |
[pagina 241]
| |
Een tussenspel.Zelf iets in de regering presteren kon hij niet, want hij was allerminst een wonderkind. Zijn meerderjarigheid betekende, dat aanzienlijke Zuidnederlandse heren, met name Willem van Croy, heer van Chièvres, de politiek leidden. Zij trachtten naar een nationale, Zuidnederlandse politiek en wilden een goede verstandhouding met Frankrijk. Het duurde slechts enkele maanden. In maart 1516 kwam in Brussel het bericht, dat Ferdinand van Arragon in Spanje was gestorven. Onmiddellijk proclameerde Karel zichzelf tot koning van Castilië en Arragon. En het was nodig, dat hij naar Spanje vertrok, om door zijn tegenwoordigheid aan zijn gezag de nodige kracht bij te zetten. Zijn tegenwoordigheid daar betekende de leiding van de ZuidnedeI landse heren in Spanje. Die heren lieten hun politiek van het afge lopen jaar varen en gingen met de jonge koning de baan op van de Habsburgse machtspolitiek. Voordat Karel naar Spanje vertrok, moest eerst zijn BrabantsHollands gebied in het Noordoosten worden gedekt. Want de Friezen en Geldersen waren zelfstandig en wantrouwend, bereid om met Franse hulp de Habsburgse landen aan te vallen. Daarom kregen de Utrechtenaren bericht, dat de Paus het bisdom Utrecht had overgedragen aan Philips van Bourgondië, een jongere broer van David, een bastaard en levensgenieter als deze. Philips had nog nooit een geestelijk ambt bekleed, maar de Paus had beslist en het bisdom aanvaardde. Veel steun heeft de Habsburgse politiek van de nieuwe bisschop niet gehad: hij hield meer van gezelligheid dan van strijd. | |
Nederlandse agenten.Terwijl Karel in Spanje zijn zaken regelde, stierf zijn grootvader Maximiliaan. Europa keek vol belangstelling toe, wie de zeven keurvorsten zouden kiezen. Het ging voornamelijk tussen twee candidaten: Karel V en de Franse koning Frans I. Frans I wilde aan het Franse rijk, dat al meer een machtige, modern-gecentraliseerde staat werd, de keizerskroon verbinden ten teken, dat zijn rijk de leiding in Europa nam; Karel V wilde die kroon als het symbool van de machtspositie van het huis Habsburg. De Paus, die dat huis vreesde, ijverde voor de Franse koning en beloofde twee geestelijke keurvorsten de kardinaalshoed, | |
[pagina 242]
| |
als zij op Frans I stemden. Beter dan beloften hielpen de steekpenningen. De beide candidaten hadden hun agenten, die over grote kapitalen beschikten, om al wat invloed had, te bewerken. Merkwaardig is daarbij, dat Karel gebruik maakte van kapitalen en agenten uit zijn Nederlandse gewesten, terwijl Frans I in Duitsland verbindingen zocht door bemiddeling van de Noordnederlanders, die zich nog tegen Habsburg weerden. Karel V had ten slotte succes, hij werd tot keizer gekozen. In 1521 kwam hij voor het eerst in Duitsland en presideerde er de beroemde rijksdag van Worms. Daar kwam ook de positie der Bourgondische landen, zoals Holland en Brabant, ter sprake. Van ouds waren het Duitse lenen, maar reeds lang gingen zij hun eigen weg, en de politieke banden met het Oosten waren doorgesneden. De Duitse vorsten wilden nu, dat zij weer een deel van het Rijk zouden uitmaken. De keizer beloofde, maar niet van harte. Hij behield zijn landen liefst in een zelfstandige positie. Zijn huismacht was hem meer waard dan zijn keizerstitel. En de Staten der Nederlandse gewesten lieten hem duidelijk weten, dat zij zich niet weer lieten inschakelen. | |
De politiek van Karel.Karel V is een echte Habsburger. De politiek van dat huis bedoelt de vorming van een wereldmacht. Zijn overgrootvader, Frederik III, die in Trier Karel de Stoute (ook een overgrootvader van Karel V!) zou kronen en een slappe politiek voerde, had de 5 klinkers van het alfabet aldus verklaard: Alles Erdreich Ist Oesterreich Unterthan. En een Latijnse versregel luidde: Bèlla gerunt alii, tu, felix Austria, nube, d.i. anderen mogen oorlogen voeren, gij, gelukkig Oostenrijk, huw! Voor wie er van houdt, genealogische tabellen te bestuderen, is dit dan ook een interessant geval. | |
[pagina 243]
| |
De machtspositie van Karel V berustte dus op een combinatie van landen, die ieder recht hadden op een eigen nationale politiek, maar die alle werden gebruikt voor de macht van de dynastie. In àl zijn landen was de politiek van Karel V on-nationaal. De mannen op zijn kanselarij waren vaderlandloze typen. | |
Dus de dubbele beproeving.En zo was ook voor de Nederlanden zijn regime weer de dubbele beproeving. Hij exploiteerde ze voor zijn politiek. Hij drong ze met vernieuwde kracht het gecentraliseerde bestuur op en trachtte de vrijheden en rechten terzijde te schuiven. Zijn vertegenwoordigster in de Nederlanden was zijn tante Margaretha, die door zijn vroege meerderjarigheid tijdelijk buiten de politiek had gestaan. Zij trad geheel op als een kampioen voor haar huis en bewaarde ook tegenover Karel haar zelfstandigheid. Haar opvolgster was Karels zuster Maria, de kinderloze weduwe van Lodewijk van Hongarije, die tegen de Turken gesneuveld was. Maria van Hongarije was bekwamer dan haar voorgangster, maar minder zelfstandig. Zij werd persoonlijk door haar broer in 1531 te Brussel geïnstalleerd. Bij die gelegenheid werd de centralisatie versterkt en verbeterd. Er kwamen drie raden. Verreweg het belangrijkst was de Geheime Raad, een college van juristen, geheel gevormd in de gedachtensfeer van de onbeperktheid der vorstelijke macht overeenkomstig het Romeinse recht. Deze Raad steunde de landvoogdes bij wetgeving en bestuur. De Raad van State daarentegen was weinig meer dan een façade. Hij werd gevormd door de leden van de hoge adel, was een adviserend college en diende, om aan het Habsburgse bewind een Nederlandse schijn te geven. De Raad van Financiën ten slotte regelde de geldelijke aangelegenheden, hield toezicht op de Rekenkamers en beslechtte geschillen over belasting en tol. In 1548, toen de keizer in Duitsland de macht van het Protestantisme had gebroken, dreef hij op de rijksdag te Augsburg door, dat de Nederlandse gewesten samen de Bourgondische kreits zouden vormen. Daardoor werden zij binnen het kader van het Duitse Rijk één geheel. De organen van het keizerrijk kregen er evenwel nauwelijks invloed. Het was dan ook een maatregel, uitsluitend genomen in het belang van het Habsburgse huis. Belangrijker is de Pragmatieke Sanctie in 1549. Daardoor kregen al de Nederlanden hetzelfde erfopvolgingsrecht en was de | |
[pagina 244]
| |
Het Habsburgse rijk in 1519
mogelijkheid afgesneden, dat wat met zoveel moeite was opgebouwd, door verschillende erfopvolgingsregelingen uiteen zou vallen. Met moeite waren die Nederlanden bijeengevoegd tijdens het bewind van Karel V, ook de gewesten ten Noorden en Oosten van de Zuiderzee. Deze kamp voor de vrijheid wordt in een afzonderlijk hoofdstuk beschreven. Het bewind van Karel V heeft in de Nederlanden een welgeordend bestuur van boven af gebracht. De locale machten werden scherp gecontroleerd en kregen geen kans hun arbeid te ontplooien. En overleg met de bevolking werd hoe langer hoe meer afgewezen. Daarom blijft tegenover de regering bestaan de kracht der standen, die niets van hun vrijheden en rechten voorgoed hebben prijsgegeven. Gent echter verloor al zijn privilegies. De geboortestad van Karel V poogde nog eenmaal als in de dagen van Maximiliaan zich openlijk te verzetten tegen het bewind van de vorst, maar werd zwaar gestraft. De stormklok Roelant, die de burgers zo menig- | |
[pagina 245]
| |
maal tot de ‘oorlog in Vlaanderenland’ had opgeroepen, werd hun afgenomen, maar tegelijk ook alle voorrechten, waarop de zelfstandige burgerij zo gesteld was. | |
Het afscheid.Het persoonlijk échec van Karel V is niet te wijten aan de spanning, die in de Nederlanden overal aanwezig was, doch slechts zelden, zoals in Gent (1540) naar buiten sloeg. Dat de man, in wiens rijk de zon niet onderging, als een verslagene moest wijken, kwam door de grote tegenstellingen, die de Reformatie in Duitsland wakker riep, en de nederlaag, die de keizer daar leed, doordat Maurits van Saksen hem te gauw af was. Zo nam Karel V in 1555 afscheid van de Staten-Generaal. Het tafereel is bekend. Het krijgt voor onze verbeelding scherpe omtrekken, doordat Potgieter het ons heeft getekend:De Habsburgse landen na de afstand van Karel V. Het Keizerrijk Duitsland verviel aan de Oostenrijkse tak.
Spaanse tak. Oostenrijkse tak. | |
[pagina 246]
| |
- ‘aanschouw die vóór de ouderdom gekromde gestalte, zie die vóór de winter sneeuwwitte baard! O, tal van aanslagen, koen bedacht, lang beraamd, snel volvoerd, en echter slechts kwalijk geslaagd, en toch ten leste mislukt - hoe verwensen u de slapen, die u broedden! Alles wat hem overblijft van de dagen zijner kracht, wat is het dan uw verbitterende heugenis? Schitterend omzweefdet gij hem, toen de banier des kruises zich voor de zonne van Afrika schaamde: Tunis mocht wee roepen over Europa, om de gruwel aan weerlozen gepleegd, - hij, de Christenkeizer, had tienduizend Christenslaven verlost, - wie onder de monarchen der aarde was hem gelijk? - Schaterend vervolgdet gij hem, toen de storm de toortsen bluste, ter vlucht uit Innsbruck ontstoken; schoon hij kermde in zijn draagstoel, Maurits van Saksen joeg hem in de holle nacht de Alpen over; - hij, de schranderste staatsman zijns tijds, was door zijn leerling vergauwd - zucht naar wereldheerschappij, welke marteling, die bij de uwe haalt? Geneugten des levens, gezondheid des lichaams, geweten zelfs had hij voor u veil; - de dagloner, te zelfder ure in leuren of lompen gewikkeld, toen de erfgenaam van zovele Staten den volke werd vertoond, die dagloner zou zijn kroon niet willen, ware zijn krankte er aan verknocht; hij werkt nog vrolijk, hij eet nog hartig, hij kust zijn wijf, hij slaapt goed. Een klooster voor deze zesenvijftigjarige, een rozenkrans voor de hand, die de keizersstaf droeg: - “ijdelheid der ijdelheden” - de rusteloze hijgt naar rust!’ |
|