| |
Hoofdstuk XVI.
Brieven.
In de koude grijze morgenschemering staken de zusters hare lamp aan en lazen haar hoofdstuk met een tot nog toe ongekenden ernst, want nu de schaduw van wezenlijke droefheid op haar was gevallen, beseften zij eerst recht, hoe rijk aan zonneschijn haar leven was geweest. De kleine boekjes waren vol woorden van hulp en troost, en terwijl zij zich aankleedden, kwamen zij overeen, blijmoedig en hoopvol afscheid te nemen, en hare moeder de reis te laten aanvaarden, zonder haar door tranen of klachten te bedroeven. Alles scheen zoo vreemd, toen zij naar beneden gingen; buiten alles zoo donker en stil, binnen overal licht en beweging. Op dit vroege uur zag het ontbijt er zoo wonderlijk uit, en zelfs Hanna's gezicht was zoo onnatuurlijk, zooals zij door de keuken vloog met haar nachtmuts op.
| |
| |
De groote koffer stond klaar in den gang, moeders hoed en shawl lagen op de canapé, en moeder zelf zat daar en deed haar best om iets te eten, maar zag zoo bleek en afgemat door slapeloosheid en angst, dat het de meisjes veel moeite kostte hare belofte te houden. Meta's oogen stonden gedurig, voordat zij het wist, vol tranen; Jo moest meer dan eens haar gelaat in den keukenhanddoek verbergen, en op het gezicht van de kleine meisjes lag eene ernstige verwonderde uitdrukking, alsof droefheid nog nieuw voor haar was. Niemand sprak veel, maar toen de tijd van scheiden naderde, en zij op het rijtuig zaten te wachten, zeide mevrouw March tot de meisjes, die allen om haar heen bezig waren, de eene met het vouwen van haar shawl, de andere met het strikken van hare keellinten, de derde met het aantrekken van hare overschoenen, en de vierde met het toemaken van haar reistasch:
‘Kinderen, ik laat u achter aan Hanna's zorg en in de hoede van den heer Laurence; Hanna is de getrouwheid zelve, en onze goede buurman zal over u waken, alsof gij zijne eigene dochters waart. Ik ben niet bang voor ulieben, maar ik zou gaarne zien, dat gij deze droefheid op de rechte manier beschouwdet. Gaat, als ik vertrokken ben, niet zitten treuren of klagen, en denkt niet, dat gij getroost zult worden, wanneer gij niets uitvoert en alles tracht te vergeten. Gaat als naar gewoonte met uwe bezigheden voort, want werk is een groote troost. Blijft hopen en werken; en wat er ook gebeure, bedenkt, dat gij nooit geheel vaderloos kunt zijn.’
‘Ja moeder.’
‘Meta, lieve, wees voorzichtig, pas op uwe zusters, raadpleeg Hanna, en wanneer gij geen raad weet met het een of ander, ga dan naar den heer Laurence. Jo, wees geduldig, word niet moedeloos, en doe geen overijlde dingen; schrijf mij dikwijls en wees mijn flinke dochter, die altijd gereed is ons allen te helpen en op te beuren. Betsy, troost u met uwe muziek, en wees getrouw in uwe kleine huiselijke plichten, en gij Amy, help allen zooveel mogelijk, wees gehoorzaam en blijf tevreden en rustig thuis.’
‘Wij zullen het doen, moeder, dat belooven wij u.’
Het geratel van een naderend rijtuig deed allen opschrik- | |
| |
ken en luisteren. Nu kwam het moeilijk oogenblik, maar de meisjes stonden het moedig door; niemand schreide, niemand liep weg, niemand uitte klachten, hoewel hare harten zeer bezwaard waren bij het zenden van liefdevolle groeten aan haren vader, terwijl zij ondertusschen bedachten, dat het mogelijk reeds te laat was, om ze hem te kunnen overbrengen. Kalm kusten zij hare moeder vaarwel, teeder omhelsden zij haar en trachtten haar vroolijk na te wuiven, terwijl zij wegreed.
Laurie en zijn grootvader kwamen overloopen om haar te zien wegrijden, en de heer Brooke zag er zoo sterk en verstandig en vriendelijk uit, dat de meisjes hem zonder uitstel ‘mijnheer Edelmoed’ doopten.
‘Vaartwel, mijne lievelingen! God zegene en behoede ons allen!’ fluisterde mevrouw March, terwijl zij het eene dierbare gezichtje na het andere kuste, en zoo spoedig mogelijk in het rijtuig stapte.
Toen de wagen voortrolde, kwam de zon van achter de wolken, en toen zij omkeek, zag zij hare heldere stralen als een goed voorteeken rusten op het groepje bij het hek. Zij zagen het ook en glimlachten en wuifden met de hand, en het laatste, wat zij bij het omgaan van den hoek aanschouwde, was de vier blijmoedige gezichtjes en daar achter als eene soort van lijfwacht de oude heer Laurence, de trouwe Hanna en de hartelijke Laurie.
‘Wat is iedereen vriendelijk voor ons,’ zeide zij, zich tot den jongen man wendend, in wiens gelaat zij een nieuw bewijs van hare woorden vond, door het teeder medegevoel, dat er op stond te lezen.
‘Ik zou niet weten, hoe iemand dat kon laten,’ antwoordde de heer Brooke en lachte zoo aanstekelijk, dat mevrouw March een glimlach niet bedwingen kon, en zoo begon de reis onder de goede voorteekenen van zonneschijn, glimlachjes en vroolijke woorden.
‘Ik heb een gevoel, alsof er eene aardbeving geweest is,’ zeide Jo, toen de buren naar huis waren gegaan om te ontbijten, en de meisjes wat gingen rusten en zich verfrisschen.
‘Het is, alsof het halve huis uitgestorven is,’ voegde Meta er somber bij.
| |
| |
Betsy opende den mond om ook iets te zeggen, maar kon slechts wijzen naar den stapel net gemaasde kousen, die op moeders tafel lag, als een bewijs hoe zij nog in de laatste gejaagde oogenblikken aan haar had gedacht en voor haar had gewerkt. Het was maar eene kleinigheid, maar het trof haar in het diepst van de ziel, en in spijt van al hare moedige voornemens, barstten zij allen uit en schreiden bitter.
Hanna was zoo verstandig van ze maar eerst eens te laten uitschreien; en toen de bui scheen op te klaren, kwam zij haar te hulp, gewapend met eene koffiekan.
‘Nu mijn lieve jongejuffrouwen, bedenkt nu eens wat uwe ma gezeid heeft van niet te treuren, kom laten we allemaal een kopje troost drinken en dan aan 't werk gaan en een eer zijn voor de familje.’
Koffie was eene tractatie, en Hanna toonde veel overleg te hebben, door ze dezen morgen te zetten. Niemand kon hare aanmoedigende knikjes of den welriekenden geur uit de tuit van de koffiekan weerstand bieden. Zij schoven aan de tafel, verwisselden hare zakdoeken voor servetten, en waren binnen tien minuten allen weêr op streek.
‘Blijf hopen en werken’ dat is ons motto; laat ons eens zien, wie dat het best onthoudt. Ik zal als naar gewoonte naar tante March gaan; maar o, wat zal zij zeuren!’ zeide Jo, die met vernieuwden moed van haar kopje zat te genieten.
‘Ik zal naar mijne vrienden King gaan, hoewel ik veel liever thuis zou blijven, om hier een oog op alles te houden,’ zeide Meta, wenschende, dat zij hare oogen niet zoo rood geschreid had.
‘Dat is niet noodig; Betsy en ik kunnen zeer goed huishouden,’ zeide Amy, met een gewichtig air.
‘Hanna zal ons wel zeggen, wat wij doen moeten; en wij zullen zorgen, dat alles netjes in orde is, tegen dat gijlieden thuis komt,’ voegde Betsy er bij, terwijl zij zonder uitstel theedoek en spoelkom kreeg.
‘Ik vind droefheid zeer belangwekkend,’ zeide Amy, terwijl zij in gedachten een hapje suiker nam.
De meisjes konden zich niet weêrhouden te lachen, en dat deed haar goed, hoewel Meta het hoofd schudde tegen de jonge dame, die troost kon vinden in den suikerpot.
| |
| |
Een blik op de trommeltjes maakte Jo weder ernstig, en toen het tweetal op haar dagelijksch werk uitging, zagen zij treurig om naar het venster, waar zij altijd gewoon waren het gelaat van hare moeder te zien. Dat was verdwenen; maar Betsy had gedacht aan de oude gezellige gewoonte, en daar stond zij te knikken, te knikken - als een rooskleurig mandarijntje.
‘Dat is juist iets voor mijn Bets!’ zeide Jo, met een dankbaar gelaat haren hoed zwaaiende. ‘Vaarwel, Grietje; ik hoop, dat de Kings vandaag niet zullen drenzen. Tob niet over vader, lievertje,’ voegde zij er bij, terwijl zij scheidden.
‘En ik hoop, dat tante March niet zal zeuren. Uw haar staat goed en het is heel jongensachtig en netjes,’ zeide Meta, terwijl zij haar best deed niet te lachen om het krullebolletje, dat zoo grappig klein scheen bij de lange gedaante van hare zuster.
‘Dat is mijn eenige troost’ zeide Jo, aanslaande à la Laurie, terwijl zij een gevoel had als een geschoren schaap op een winterdag.
De tijding van den kranke was zeer geruststellend; want hoewel hij gevaarlijk ziek was, had de tegenwoordigheid van de beste en teederste verzorgster hem reeds veel goed gedaan. De heer Brooke zond elken dag een bulletin, dat met den dag hoopvoller werd, en als hoofd des huisgezins stond Meta er op de tijding te mogen voorlezen. In het eerst verlangde ieder om het zeerst te schrijven, en volgepropte enveloppes werden zorgvuldig in de bus gestoken door een van de zusters, die zich zeer gewichtig voelden door die Washingtonsche correspondentie. Daar deze pakketten soms karakteristieke brieven van de geheele familie bevatten, willen wij de verzending een oogenblik vertragen en ze eens lezen:
Mijne liefste Moeder,
Ik kan u onmogelijk zeggen, hoe gelukkig uw laatste brief ons gemaakt heeft, want het was zulk goed nieuws, dat wij er om moesten lachen en schreien tegelijk. Wat is de heer Brooke vriendelijk, en hoe gelukkig is het, dat de zaken van den heer Laurence hem zoolang te Washington ophouden, daar hij u en vader van zooveel dienst is. De
| |
| |
meisjes zijn allen zoo goed als goud. Jo helpt mij met het naaien en staat er op, alle moeilijke dingen te doen. Ik zou bang zijn, dat zij zich overwerkte, wanneer ik niet wist, dat haar ‘ijverige bui’ niet lang zal duren. Betsy is met al haar bezigheden zoo geregeld als de klok, en vergeet nooit, wat u haar gezegd hebt. Zij treurt erg om vader, en ziet altijd ernstig, behalve wanneer zij voor haar piano zit. Amy is heel gehoorzaam aan mij en ik draag goed zorg voor haar. Zij maakt zelve haar haar op en ik leer haar knoopsgaten maken en kousen mazen. Zij doet zeer haar best en ik denk, dat u blij zult zijn over hare vorderingen, wanneer u terug komt. De heer Laurence houdt de wacht over ons als een oude klokhen, zegt Jo, en Laurie is heel vriendelijk en buurmanachtig. Hij en Jo houden ons vroolijk, want nu en dan zijn wij vrij triestig en voelen ons net weezen, nu gij en vader zoo ver weg zijt. Hanna is een ware heilige; zij bromt nooit en noemt mij ‘juffrouw Margaretha,’ heel gepast, vindt u niet? en zij behandelt mij met eerbied. We zijn allen wel en druk aan het werk, maar wij verlangen dag en nacht naar uwe terugkomst. Kus vader zoo hartelijk mogelijk voor mij en geloof mij altijd
Uw eigen Meta.
Deze brief, netjes op geparfumeerd papier geschreven, vormde een groot contrast met den volgenden, die op een groot vel mailpapier was gekrabbeld, en versierd met vlekken en allerlei soort van krullen en langstaartige letters:
Mijn engelachtig Moedertje,
Driemaal hoera voor dien goeden ouden vader. Brooke is een juweel om zoo dadelijk te telegrafeeren en ons de eerste minuut de beste dat hij beter werd, dit te laten weten. Ik vloog naar den zolder toen de brief kwam, en trachtte God te danken, dat hij zoo goed voor ons was; maar ik kon slechts schreien en zeggen, ‘ik ben blij, ik ben blij!’ Was dat niet even goed als een geregeld gebed? Want er waren er wel honderd in mijn hart. Wij hebben zulk een grappig leventje, en nu kan ik er pleizier van hebben, want iedereen is zoo wanhopig goed, het is alsof wij in een nest van tortelduiven leven. U zoudt lachen als u Meta
| |
| |
aan het hoofd van de tafel zag zitten en haar best doen om moederlijk te zijn. Zij wordt met den dag mooier, en tusschenbeiden ben ik verliefd op haar. De kinderen zijn ware aartsengelen, en ik - wel ik ben Jo, en zal nooit iets anders zijn. O, ik moet u vertellen, dat ik bijna ruzie met Laurie gehad heb. Ik zeide hem mijne opinie over eene kleinigheid, en hij was beleedigd. Ik had gelijk, maar ik sprak op een verkeerde manier en hij ging naar huis en zeide, dat hij niet terug wilde komen, voordat ik vergeving gevraagd had. Ik bedankte daarvoor en werd woedend. Het duurde den ganschen dag; ik voelde mij ongelukkig en verlangde zeer naar u. Laurie en ik zijn beiden zoo trotsch, en vergeving vragen is moeilijk; maar ik dacht dat hij wel komen zou, want ik had gelijk. Hij kwam niet, en juist 's avonds herinnerde ik mij wat u zeidet, toen Amy in het water viel. Ik las in mijn boekje, bedaarde, besloot de zon niet over mijn toorn te doen ondergaan, en ging naar Laurie om hem te zeggen, dat het mij speet. Bij het hek kwam ik hem tegen, hij kwam met hetzelfde doel. Wij lachten beiden, vraagden elkander vergeving, en gevoelden ons weêr goed en gelukkig.’
‘Gisteren maakte ik een ‘vaars’ terwijl ik met Hanna de wasch deed; en daar vader van mijne krabbelarijen houdt, sluit ik het in om hem te ammuseeren. Geef hem de hartelijkst mogelijke omhelzing en kus u zelf twaalf maal voor uw
Robbedoes Jo.
Zeepsop-lied.
O zeepsop! te midden van 't spattend schuim,
Stijg' vroolijk mijn lied naar omhoog.
Ik wiesch met ijver, ik klopte en ik wrong,
Schoon 't nat ook om d' ooren mij vloog.
Nu hang ik de kleeren op in den wind,
Die maakt, met de zon, ze wêer droog.
| |
| |
Och zeepsop! konden w' ons hart, zoo bevlekt,
Ook duchtig eens doen in de wasch.
Dat water en lucht met hun toovrende macht
Zoo zuiver ons maakten als glas.
Dan had op aarde voorzeker ook plaats
Het heerlijkste schoonmaakgeplas.
Langs 't pad van een waarlijk nuttig bestaan
Bloeit vrede toch immers altijd.
Een werkzaam persoon heeft wel anders te doen
Dan denken aan smart of aan spijt.
En zorgen worden gemakkelijk verjaagd
Door hem, die schrobt op zijn tijd.
'k Ben blij, dat iederen volgenden dag
Een taak mij weer op is gelegd;
Zij maakt mij gezond en hoopvol en flink,
Zoodat mijn geweten mij zegt:
‘O hoofd, mijmer vrij, o hart, gevoel voort,
Maar, hand, breng gij alles terecht!’
Lieve Moeder,
Er is voor mij alleen nog maar plaats om u even goeden dag te zeggen, en u een paar gedroogde viooltjes te zenden, van het plantje, dat ik zoo zorgvuldig in huis heb gehouden, om ze aan vader te laten zien. Ik lees elken morgen, doe den heelen dag mijn best om goed te zijn, en zing mij in slaap met vaders lied. Ik kan nu niet zingen ‘Heerlijk land’, want dan moet ik schreien. Iedereen is heel vriendelijk, en wij zijn zoo gelukkig als wij zonder u kunnen zijn. Amy moet de rest van het blaadje hebben, dus eindig ik. Ik heb niet vergeten de handvatsels in te wikkelen, en elken dag wind ik de klok op en lucht ik de kamers.
Kus vader op de wang, die hij de mijne noemt. O, kom toch spoedig terug bij
Uwe liefhebbende
kleine Betsy.
Ma chère Maman,
‘Wij zijn allen wel, ik leer altijd mijn les en streef nooit de meisjes tegen, Meta zegt, dat ik meen, spreek te- | |
| |
gen daarom zet ik nu maar de beide woorden, dan kan u het geschikste kiezen. Meta is heel lief voor mij, zij geeft mij altijd gelei bij de thee, het is zoo goed voor mij zegt Jo omdat het mij zoo zoet maakt. Laurie is niet zoo beleefd voor mij als hij moest nu ik bijna dertien ben, hij noemt mij kuiken en kwetst mijn gevoel, door heel gauw fransch tegen mij te gaan spreeken wanneer ik zooals Hattie King merci of bonsour zeg. De mouwen van mijn blauwen jurk waren heelemaal versleten, en Meta heeft er nieuwe in gezet, maar de ruimte zit niet op de goede plaats en zij zijn blauwer dan den jurk. Het speet mij erg maar ik heb niet gepruttelt; ik doe mijn best mijne beproevingen goed te dragen, maar ik wou wel graag dat Hanna meer stijssel in mijne boezelaars deed en elken dag kadetjes gaf. Mag dat niet? Heb ik dat vraagteeken niet netjes gezet. Meta zegt dat mijne spelling en mijn punktuasie schandelijk zijn en dat spijt mij erg maar lieve tijd ik heb zooveel te doen dat ik niet kan ophouden.
Adieu, ik zend een heeleboel kusjes aan Papa.
Uwe liefhebbende dochter
Amy Curtis March.
‘Lieve mevrou March,’
Ik neemt de pen op om u te zeggen alsdat wij allen gezond zijn. De Meisjes passe goed op en vliege heel ijverig door het huis. Juffrou March zal een beste huishouster worde, ze houd van dat soort werk en heeft van de dinge erg gou de slag weg. Jo doet van allemaal noch het meest haar best, maar ze denkt nooit van te vore en je ken nooit weten waarmee ze voor den dag zal komme. Maandag heb ze een tobbe met goed gewasse, maar ze stijfde het Goed voordat het gevronge was, en haalde een rozee katoene Kleedje zoo blouw door dat ik dach alsdat ik een stuip kreeg van 't lachen. Bets is een best schepseltje en een groot gemak voor me omdat ze zoo handig en vertrouwelijk is. Zij perbeert alles te leere en komt beter voor den Dag dan men van der jaren verwachten zouw; alsook in het Boekhouden dat ze met mijne hulp verwonderlijk goed doet. We zijn tot noch toe heel zuinig geweest, ik geef de Meisjes geen koffie als eens in de week,
| |
| |
zooals u graag heef en kook eenvoudig gezont eeten Amy pruttelt noch al niet ook niet om zoetigheit en om der beste Kleeren aan te hebben. Jongeheer Laurie is zoovol grappen als altoos en zet gedurig het Huis op stelte, maar hij geeft de Meisjes een verzetje en daarom laat ik hun der gang maar gaan. De ouwe heer zendt van alles en is wel wat bemoeierig maar hij meent het goed en het past mij niet er ies van te zegge. Men brood moet in den oven dus moet ik afbreke. Mijn onderdanige groetenis aan Meheer March en alsdat ik hoop dat hij geen las meer van zen Longe zal hebbe. Zoo noeme mij
U onderdanige
Hanna Mullet.
Aan de Ziekenmoeder van zaal II:
Alles wel op de Rappahannoch, de troepen in den besten welstand, buitenlandsche posterij geregeld, de Hoofdwacht onder aanvoering van kolonel Teddy altijd onder de wapenen, de Opperbevelhebber Generaal Laurence houdt dagelijks inspektie, de kwartiermeester Mullet zorgt voor de victualiën en Majoor Lion houdt des nachts de wacht. Een salvo van vierentwintig kanonnen begroette het goede nieuws uit Washington en in het hoofdkwartier werd groot tenue parade gehouden. De Opperbevelhebber wenscht u alles goeds, evenals
Kolonel Teddy.
Waarde Mevrouw,
De meisjes zijn allen wel; dagelijks krijg ik berichten van haar door Betsy en mijn jongen; Hanna is eene voorbeeldige dienstbode en bewaakt de lieve Meta als een Cerberus. Het verheugt mij, dat het schoone weder aanhoudt; laat Brooke u zooveel mogelijk van dienst zijn en trek gerust een wissel op mij, wanneer de kosten uwe berekening mochten overtreffen. Laat het uw echtgenoot aan niets ontbreken. Goddank, dat hij beter wordt.
Uw oprechten vriend en dienaar
James Laurence.
|
|