rijksdaalder. Willen de heren misschien iets gebruiken? Secretaris, wilt u de heren eens vragen?
Dit rondje is voor die meneer, zei de kelner.
Een jonge jenever, zei de vriend van de dikke man.
Mij ook een jonge, zei de dikke man. Maar ik verdom het om het zelf te betalen. Ik wil best betalen. Ik wil alles betalen. Maar ik verdom het om dit te betalen.
Een kopje koffie, zei meneer Dalem.
Komen uw vrienden nog? vroeg de vriend van de dikke man.
Vrienden, zei meneer Dalem. Hij keek de ander aan en zei: Ik heb geen vrienden.
U bent dus een eenzaam mens, zei de ander.
Een eenzaam mens, zei meneer Dalem. Ik heb een secretaris en een president en twaalf leden. Ze zijn weg.
Hebben ze u in de steek gelaten? vroeg de ander. Hebben ze u gewoon laten barsten?
Barsten, zei meneer Dalem. Hij dacht na en begon te lachen. Hij zei: We hebben lol gehad. We hebben donderse lol getrapt. Ze zijn allemaal gebarsten.
Moedig volhouden maar, zei de ander. De zon komt straks toch weer op.
Meneer Dalem ging rechtop zitten. Hij keek om zich heen en vroeg: Waar?
Onder de tafel! riep iemand van een ander tafeltje. Er werd gelachen. De vriend van de dikke man draaide zich om en zei: Meneer, u bent een enorme zak.