Het voorgeborchte(1853)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Wilmina, met de karolingische verhalen. Ziel van mijn ziel, en leven van mijn leven, Door 't scheppend woord gebeent' van mijn gebeent'! Men spreek mij niet van samenweven - Waar twee vernietigd - en de levens zijn vereend. Mijn voorhoofd, als ik peins, mijn boezem, als ik adem, Mijn hand die vaerzen schrijft, zijn vreemder aan mij-zelf Dan wie mijn ziel doordringt, als voorjaarsrozenwadem Den gindschen dampkringboog, des bloembeds trouwe welf. Wat bied ik u dan hier, in d'arbeid mijner handen, Dan 'tgeen u toebehoort, wijl 't voortvloeide uit ons een! Ach! 't is dat nog ons hart voor 't schijnbaar twee moet branden, Daar de eenheid weet van troost, noch zorg, noch offeranden, In 't onvolmaakt Beneên! 27 Aug. 1851. Vorige Volgende