| |
Brieven
Meisjes kijken, Mina kiezen
Na zijn zenuwtoeval van 4 februari 1845 maakte Thijm met zijn vaderlijke vriend Carlo Francesco Lurasco later in dat jaar, van 19 juni tot 13 september een reis die naar Italië zou voeren. Zoals uit dit fragment van een reisbrief blijkt keek hij daarbij, volgens zijn aard, graag naar meisjes. Heel karakteristiek is echter dat hij dit kijken verplaatst op het moreel onschadelijke plan van het kunstkijken: de sublimering waarover in de algemene inleiding is gesproken. Niet alles waarop hij zinspeelt is ons duidelijk (het is onwaarschijnlijk dat ‘de groote gebeurtenis’ slaat op iets in zijn eigen leven), maar het fragment is aantrekkelijk door de kijk op de nog net niet 25-jarige jongeman, die na een krisis in zijn leven voor een belangrijke beslissing staat. Merkwaardig is ook de literaire - op Bilderdijk geïnspireerde - stijl, en dat in een brief aan zijn ouders. - Nog merkwaardiger is overigens de manier waarop hij later in het jaar zijn geleerde vlaamse vriend Snellaert deelgenoot maakt van zijn verloving met dezelfde Mina Kerst die hij op reis al met zijn andere kennisjes en met de duitse meisjes vergeleek.
| |
| |
| |
Aan zijn ouders, dd. 25-6-1845
Bonn, 25 Juni, 1845
Ik begin dezen brief, waarde Ouders, zonder te weten, waar of wanneer ik 'em zal vervolgen en afmaken - doch gedrongen, door de veelheid der indrukken, die zich daaglijks bij ons afwisselen, om er eens eenige van over te prenten in Amsterdam; eene stad, met wie ik op den vertrouwelijksten voet ben, en al mijne wedervaringen pleeg te deelen.
Of ik u een geregeld verhaal van onze reize tot heden doe en hoe laat we zijn opgestaan - hoe lang wij op den postwagen gezeten hebben - met welke menschen, en of onze handteekening op de nachtlijst nog al redelijk uitgevallen is - daar hebt ge niet veel aan, en ik nog minder. Zoo iets zou mij ook te moeilijker vallen naar er twee groote zaken met te meerder nadruk om epistolarizeering bij mij aanhouden. Zoo'n weinigjen rondzwervende in de historie der laatste dagen, zal ik mij dus gemakkelijker van mijn taak kunnen kwijten. Ik heb u, geloof ik, geschreven, dat ik Gelderland (vooral bij 't mooie weêr, dat we gehad hebben) een schoon landGa naar voetnoot(124) vond; doch het lijkt nog niets naar de omstreken hier te Bonn. Ik ben anders nu toch te Kleef ook geweest (een Zondag) maar de aanblik van het Zevengebergte heeft mij verrukt. We hebben nog niet per stoomboot gereisd en een watertocht met een roeischuitje naar den Kleefschen berg is al wat ik nog gevaren heb (gevaren in uwe betekenis - wij fahren de helft van den dag). Wij hadden pas een paar minuten bij Meiwald, aan den Kleefschen Beerebijt vertoefd, of EskensGa naar voetnoot(125) lag ons om den hals, met en benevens nog een paar andere Hollanders. Ze zijn hier vrij goed gelogeerd en CatautjenGa naar voetnoot(126) is een redelijk knap meisjen geworden.
| |
| |
De societeit zou mij echter, daar te Kleef, in 't geheel niet bevallen. Ik heb er nog zien dansen ook ('s avonds im Thiergarten); maar behalven een meisjen, dat de volkomen type der ovale portretten en slanke figuren van den gotischen HolbeinGa naar voetnoot(127) was, hebben wij er niet heel veel opmerkelijks en fait de schöne Cleverinnen gezien. Maar spreek me van de meest burgerlijke deerntjens te Krefeld, en ik zal u zeggen, dat ze er pikant uitzien en een partij van hun kapsel weten te trekken, die ze ver boven onze gewone meisjens in gratie doet uitsteken. De dames, die ik tot dusver gezien heb, bevallen mij het minst; en toch was Charlotte SlaghekGa naar voetnoot(128) en Tante Cataut v.B. du nombre. Ze hebben mij niet over de groote gebeurtenis gesproken; Charlotte wist het trouwens nog niet, en scheen stupéfaite.
Maar om op die Krefeldsche burgeresjens te rug te komen: ze zijn meest donker van teint, hebben zwart haar, en loopen alle blootshoofds; met bloote armen en een omgespelden doek, welk een en ander hun natuurlijken bouw nog slanker maakt, en ze meer op de figuren van MemlingGa naar voetnoot(129) en die andere oude schilders gelijken doet; nu begrijp ik die Middeleeuwsche Kunst eerst, en wat er schoons in die zedige lijnen steekt. Onder al onze kennisjens, heeft alleen Mina zekere verwantschap met dezen duitschen type. (...)
Uw dankbaren zoon
Joseph
Vergelijk de parallelle passage uit het aantekenboekje (manuscript) met 98 pagina's ‘Reisaanteekeningen’, pag. 3-7:
Saturdag, 21 Juni, 45.
Gewandeld naar Sonsbeeck en de Hartjensberg; (boven Hartjensberg: water- | |
| |
werken, grot, belvedere, Doesborch in de verte) 't was goed, dat wij niet naar Kleef gereden waren. Daarna, naar de tent - de sociëteit; gezicht op de Schipbrug; Van Dam en zijn gade - na ‘hetzelve’ Charlotte Slaghek. De aptheker en zijn weêrhelft (Rogge - met witten das en een soli deo) Naar Kleef vertrokken ten 5 uur - boek, spiegel en haakjen vergeten - jammer van het boek voor het mooie boek, jammer van den spiegel, voor Charlotte, die in den cabriolet zat, en van het haakjen ook. Duitschland. Tot heden is ieder onzer dagen gekenmerkt door iets vivifiants - zoo van het domein der Gratiën - which heaven preserve us!
De weg van Nimwegen naar Cleef, over Ubbergen met al zijn koepeltjens op de bergen en Beek en Cranenburg, met een oud kerkjen.
Zondag, 22 Juni.
In den vroegen morgen (dat heet half 10 naar mis en preek); jufvr. Van Berkel - conf. 't onderstaande. Gevloden uit den König von Preuszen naar buiten; berg en dal; naar het Maurits-graf langs het Kermis-Thal geroeid en getentjacht; Charlotte Slaghek was hier niet bij; weêrom geklauterd naar Meiwald; muziek; Eskens met vrouw, kind, en zijn millionair Lubs Heer van Tutjehorn enz. enz. enz; Koekkoek; Mej. Ouwerkerk de Vries; gedineerd bij Meiwald; studenten, ver van de tedere hartjens, zegt Fr. Kleefsche Berg erreeren!!! Thiergarten; Vossgarten; (boven Vossgarten: Cataut Eskens) Robbers; bal; boek te rug gekregen. The ‘favorite of yours’. d.h. Fs is eene adelijke dame!!!
Maandag, 23 Juni, 45. In Dusseld. Zondag avond in der haast ingepakt; Heden morgen ten 5 uur uit de veêren; om zes uur p. Schnellwagen over verscheiden breedstraatsche stadtjens, waarvan Krefeld het merkwaardigst is, naar Dusseldorf. Te Crefelt de begraafplaatsen gezien, waar de twee gelieven hand aan hand een eed van eeuwige trouw kwamen zweren. De Krefeldsche meisjes zijn slank van bouw, even als ze door de Duitsche schilders, sints de vroegste tijden gerepreezenteerd worden; zij loopen alle blootshoofds, met netjens gescheiden en zorglijk opgenomen haren. Bij Robberts hebben wij op het bal mede een jufvrouw gezien, die de volmaakte type der vrouwen van Memling en Holbein en toch gratieus was. Het zijn hier in Dusseldorp almede pikante gezichtjens. Ten 4 uur zijn we hier aangekomen; hebben gedineerd met de familie Elink Herk (?), en zijn naar de Schlossgarten (boven Schloss: Hof) gaan theedrinken NB. NB. Dr. Reyffert en echtgenoot. Nog werk gemaakt van Bake. Hij is hier niet bekend. Echter zagen wij een paar schilderijen van Von Schattau (boven tweede lettergreep van Schattau: dow), direkteur der Akademie: Een verloren schip en een H. Hedwich. Het laatste was tamelijk goed; het eerste Duitsch, doch zonder gratie noch naïveteit, slecht van kleur en (als was 't) een parodie op Scheffer. Morgen ter ten-toon-stelling.
Dinsdag, 24 Juni, 45.
Wij zagen gisterenavond een dwergjen van nog geen twee voet, met name Lehnen, kundig fijnschilder.
Heden St. Jan. half 10 (vlek) kerk; leelijk van buiten - beter van binnen -; een slecht schilderij - ecce homo - (boven ecce homo: gegeeselde Christus) van de Dusseldorfse school; een ander, Madonna met het Kind: goed, niet geaffekteerd; meer romantiek dan de Madonnaas der rafaelsche school; Ausstellung; weinige schoone schilderijen: 't best - een teekening van H. Mücke, voorstellende Godfr. v. Bouillon Jeruzalem bestormd hebbende; Zie kataloog.
Vertrokken naar Köln 12 uur 15 per post.
| |
| |
| |
Mijn waarde vriend,
Nog vol van het lief onthaal, dat mij in Gent wedervaren is, zend ik u, dadelijk of althands een veertien dagen na mijn thuiskomst eene welgemeende dankbetuiging toe. ‘Gij hadt die veertien dagen er niet over heen behoeven te laten loopen!’ zegt ge mogelijk; ‘ge hebt u leelijk versproken man!’ - ‘'k Vraag je exkuus - ik heb me niet versproken; maar raad eens wat mij gepraeokkupeerd heeft? Erfenissen? Neen! Sterfgevallen - zonder die? Neen! Voordeelige handelszaken? Neen! Vriendenontrouw? Neen, Goddank! Kunst of Letteren? Neen! en toch niet God betere 't! Ik heb me - we hebben ons geëngageerd! En ra reis wie en wie! ‘Jij!’ Natuurlijk, man, dat 's goed geraden: maar met - met - Jufvrouw...... Kerst, de dochter, de eenige, lieve, knappe - om strijd geestige en gevoelige dochter van uw ouden professor.Ga naar voetnoot(131) Zij heet Mina, en ge kent haar reeds een beetjen uit mijn Viooltjens,Ga naar voetnoot(132) si tanti prettii estGa naar voetnoot(133) - de lektuur, wel te verstaan. Ik ga zoo zoetjens aan nu weêr
| |
| |
aan mijn gewone zaakjensGa naar voetnoot(134) - en zal uw lijstjenGa naar voetnoot(135) niet vergeten. Hiernevens mijn bondelkijn.Ga naar voetnoot(136) Vd BerghGa naar voetnoot(137) zal u eerstdaags schrijven.
Groet sv.p. den Heer WillemsGa naar voetnoot(138) eerbiedig en hartelijk van mij. En geloof me semper idem, vriend!
Uw genegen dienaar Jos Alb Thijm.
Amst. Oktr. 45.
|
-
voetnoot(124)
-
een schoon land: vgl. echter de uitlating van Van Deyssel: ‘Thijm - dit is het ronde woord, - hield niet van de natuur. Hij wist dit zelf zeer goed en liet zich vaak in dien geest uit. Als hij buiten was en weêr naar huis verlangde, naar zijn geliefde stad, en iemand vroeg om verklaring dier grenzenlooze voorliefde, dan zeide hij: “Ik houd meer van menschen dan van boomen”.’ (J.A. Alberdingk Thijm door A.J., Amsterdam 1893, blz. 121). Vgl. Thijm zelf in een brief van 11 juli 1866: ‘Je n'aime pas tant la campagne (...) (Cath., Brieven, 178.).
-
voetnoot(126)
-
Catautjen: Cataut van Berkel, een van Thijms Delftse nichtjes. Vgl. de brief van Alb. Thijm aan F. Borret d.d. 26 september 1843: ‘(...) Ik verliefd? Och Heer, goede vriend, que diable irais-je faire dans cette galère? Ik neem het mij kwalijk, dat de kermis mij aanleiding bracht eenige liefheden aan Cataut van B. of aan Mina Kerst te bewijzen;(...)’
-
voetnoot(127)
-
Holbein: Hans de Oude (1465-1524); duits schilder; zijn stijl is laat-gotisch; later renaissance-invloeden; vooral van belang als portrettist. Hans de Jonge (1497/8-1543), zoon van Hans de Oude; werkte in Bazel en Engeland; was o.a. hofschilder van Hendrik VIII; eveneens portrettist.
-
voetnoot(128)
-
Charlotte (Woldina Maria) Slaghek: (1825-1901) schoonzuster van Thijm (in eerste huwelijk getrouwd met diens broer Lambert, later tweede vrouw van Dr. F. Kuiper).
-
voetnoot(129)
-
Hans Memling (ca. 1435-1494): vlaams schilder; leefde en werkte te Brugge; vooral bekend als schilder van Madonna-taferelen.
-
voetnoot(130)
-
F.A. Snellaert (1809-1872): arts te Gent. Vlaams letterkundige, een der eerste vlaamse vrienden van Thijm. Een der organisatoren van het eerste Taalen Letterkundig Kongres (Gent 1849). Speelde een grote rol in de vlaamse beweging. - Na het voltooien van deze bloemlezing werd deze brief ook afgedrukt in F.A. Snellaert en J.A. Alberdingk Thijm, briefwisseling 1843 - 1877 met inl. en aant. van Ada Deprez, Gent 1971. Prof. Deprez is ook de schrijfster van De jonge Snellaert (1809-1838), Gent 1970. Van ons medelid Frits Lithmaath is de studie Ferdinand-Augustijn Snellaert en het Kunsten Letterblad (onuitgeg. doctoraalscriptie, Nijmegen mei 1970).
-
voetnoot(131)
-
ouden professor: Snellaert heeft van 1827 tot 1829 gestudeerd aan de Rijksmilitaire Geneeskundige School te Utrecht, waar hij het diploma gezondheidsofficier behaalde. Hij was daar o.a. leerling van kolonel dr. J.F. Kerst (1799-1874), Thijms toekomstige schoonvader. Overigens leerde Thijm Mina kennen ten huize van haar oom, de beeldhouwer Louis Royer, waar ze na de dood van haar moeder werd opgevoed. (Vgl. J.A. Alberdingk Thijm door A.J., Amsterdam 1893, 96.)
-
voetnoot(132)
-
Viooltjens: Viooltjens en grover gebloemte, in ouderlijken gaard gekweekt. Zijn vrienden aangeboden / door J.A. Alberdingk Thijm, Amsterdam 1844. Inderdaad had Thijm de bundel op 22 mei 1845 aan Snellaert ten geschenke gezonden.
-
voetnoot(133)
-
si tanti prettii est: als hij (de bundel) van zo'n grote waarde is.
-
voetnoot(134)
-
gewone zaakjens: na zijn italiaanse reis hervat Thijm nu weer zijn gewone bezigheden.
-
voetnoot(135)
-
lijstjen: Snellaert had Thijm een lijstje vlaamse toneelstukken uit de 17e eeuw gestuurd, die in Holland gedrukt waren, met het verzoek ze voor hem te kopen.
-
voetnoot(136)
-
bondelkijn: de bundel Drie gedichten van 1844. Thijm had hem in mei 1845 aan Snellaert te koop aangeboden voor f. 1,25: weggeven mocht niet van de uitgever omdat het boek slecht ging.
-
voetnoot(138)
-
Willems: Jan Frans Willems (1793-1846), de vader der vlaamse beweging; woonde in 1845 in Gent.
|