Een keuze uit zijn werk (ed. Projektgroep van het Instituut Nederlands van de KU Nijmegen)
(1972)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtelijk beschermdBilderdijk en Da CostaOver de betekenis van Bilderdijk voor Thijm, die zoals uit onderstaande brief blijkt moeilijk overschat kan worden, is gesproken in de algemene inleiding en die tot de afdeling De dichter. Dr. Jan Wap was de organisator van een postume huldiging van Bilderdijk op 26 maart 1867, waarbij een gedenksteen werd geplaatst in diens woonhuis te Den Haag. Blijkbaar heeft hij Thijm uitgenodigd het woord te voeren, waarop deze in zijn brief heeft uiteengezet daartoe niet in staat te zijn. | |
[pagina 223]
| |
Aan J.J.F. Wap,Ga naar voetnoot(139) ongedateerd.(...) Het is mij onmogelijk, op dit oogenblik het woord te nemen. Hoewel alleen mijne kindsheid samenvalt met de laatste levensdagen van Bilderdijk, en ik dus het geluk niet gehad heb, hem persoonlijk te ontmoeten, ben ik mij bewust in geheel bizondere betrekking tot hem te staan. Ik ben te zeer getroffen, om hem hier op waardige wijze te kunnen huldigen. Bovendien van de grootsche Eenheid van zijn persoon heeft men, na het uit zoo veel welsprekende monden gehoorde, den indruk ontvangen; en om hem in zijn verscheidenheid, in zijn veelzijdigheid te schetsen laat ons tijdsbestek, laat deze gelegenheid niet toe. Ik heb hier Bilderdijk gehuldigd gezien als den Dichter bij uitnemendheid, den waardigen nazaat van Vondel op den rijksstroomGa naar voetnoot(139a) der Nederduitsche Poëzie; ik heb hem door een der hoofden van onze historische TaalschoolGa naar voetnoot(140) hooren roemen als voortreflijker in sommige zijner geniale misslagen, dan andere in hunne meest logische stellingen; ik heb de stem der sympathie gehoord, die hem in zijne bovenaardsche bespiegelingen schijnt te willen nastreven, voor anderen weêr is hij de staats- en Rechtswijsgeer bij uitnemendheid; maar voor mij is hij dat alles, en is hij nog veel méér. Voor mij is Bilderdijk bij uitnemendheid de man, het charakter, de groote persoonlijkheid, in deze eeuw van halfheden; het levendigste en krachtigste protest tegen de stofvergoding, waarvan wij getuige zijn en die zich voor allen dienst van het schoone, goede en grootsche in de plaats schijnt te willen stellen. Van mijne vroegste jeugd af, is hij mij het model geweest, dat ik, schoon ook op oneindigen afstand, steeds gepoogd heb na te streven. Ik heb aan mijn vader het levenslicht en mijne eerste opvoeding te danken; ik ben geboren in den schoot eener Kerk, wier dienaren, mij de dierbaarste en onontbeerlijkste grondwaarheden hebben geleerd; - | |
[pagina 224]
| |
maar na dit voorbehoud is er dan ook niemant in de waereld aan wien ik mij zoo diep verplicht voel als aan den Man, wiens nagedachtenis wij vieren. Tot de harmonieën van die menschelijke verschijning heb ik mij altijd het krachtigste aangetrokken gevoeld; hij heeft mij altijd het rechte woord gegeven voor de behoeften mijner ziel. Zoo eenige bladzij van de vele, die ik geschreven heb, zoo ooit een volzin, van al wat ik heb gesproken, ergens eene overtuiging heeft helpen vestigen of een goed gevoel heeft helpen wekken, dan heb ik dit aan Bilderdijk te danken... Zóó veel heb ik aan Bilderdijk te danken; maar hem prijzen, vermag ik niet; daartoe is hij mij te na. (...) | |
Aan S.J. van den BerghGa naar voetnoot(141) dd. 21-8-1843(...) Foei!!! dat gij er aan hebt durven denken Da Costa bij Bilderdijk te vergelijken - want ik zal uw hyperbool, dat Da Costa Bilderdijk overtreft, maar eens met toegeeflijkheid opvatten. Ik zou anders groote lust hebben tegenover uw hyperbool een anderen over te stellen, door te zeggen, dat Da Costa veeltijds een schreeuwlelijk is: - maar zijn wij raizonabel. Wat heeft Da Costa gemaakt? Een paar wijsgeerige dichtstukken (in navolging van Bilderdijk), die nog al niet zondigen door vreemdheid of vermetelheid in de opvatting; eenige waarlijk fraaie lierzangen, doch waarin een verschrikkelijke hoogmoed en gebrek aan sociabiliteit niet te miskennen is. Een vaers over de laatste vijfentwintig jaren,Ga naar voetnoot(142) dat schoonheden telt, maar daarnevens ook nog al droogheden en plaatsen, die van minder smaak getuigen: vuur sist het bijv. uit de buik van den fellen salamander, waarbij hij den spoorwagentrein vergelijkt. En gij wilt Da Costa in vergelijking brengen met den dichterGa naar voetnoot(143) die een plan als | |
[pagina 225]
| |
dat van den ondergang der eerste waereld wist te omvatten; die een onderwerp als de Ziekte der GeleerdenGa naar voetnoot(144) zoo schoon en hoog dichterlijk wist te behandelen, die bundels volschreef met de meest dichterlijke lierzangen, welke men zich denken kan, en zoo subjektief, als men ze bij Da Costa kan vinden; den man, die in alle genres werkte, die, zoo wel als Da Costa treurspelen uit het Grieksch vertaalde, maar er en passant een stuk of acht van eigen vinding aan toevoegde; den man eindelijk, die eene school gekreëerd heeft, die zoo veel tot de ontwikkeling van de hedendaagsche kunst (heeft) bijgedragen, en zonder wien Da Costa ternaauwer nood een Feith waar geweest. Vergeef mij mijn rondborstigheid, Sam: zij blijft onder ons. (...) |
|