Een keuze uit zijn werk (ed. Projektgroep van het Instituut Nederlands van de KU Nijmegen)
(1972)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
III. De publicist en briefschrijver | |
[pagina 168]
| |
Ultramontaansche scherpschuttersoefeningen, illustratie van de jongste geschriften van den heeren Alberdingk Thijm, Brouwers en Schaepman. Karikatuurtekening in ‘De Nederlandsche Spectator’ 1868.
| |
[pagina 169]
| |
InleidingVolgens Van Deyssel verheft het proza van zijn vader zich ‘in sommige kunstbeschouwingen uit het tijdperk 1850-1860’ nog aanmerkelijk hoger dan in, zelfs zeer goede, verhalen, en wel ‘in de streng gebouwde, en karakter van grootheid aannemende, vormen.’Ga naar voetnoot(1) Dat moet dan slaan op werken als Over de kompositie in de kunst, van 1857, en De heilige linie, van 1858. Na 1860 staakte hij zijn theoretische bedrijvigheid,Ga naar voetnoot(2) afgezien natuurlijk van zijn intreerede. Toch zal de lezer van nu waarschijnlijk boven de theoretikus Thijm de voorkeur geven aan de polemist, die een beweeglijker proza heeft geschreven, vurig en scherp tegelijk. Omdat bijna al wat hij schreef als een uitdaging beschouwd kon worden, heeft hij gelegenheid te over gehad tot dergelijke polemiek. Er werd in den lande - vooral op het gebied van geloof, kunst, historie en verdere geesteswetenschappen - weinig aangeroerd waar hij zich niet in mengde, als hij al niet als eerste het woord gegrepen had. De stroom van zijn geschriften, gepubliceerd in de eigen periodieken of elders, was zo groot dat Sterck in de niet voltooide uitgaaf der Werken tien delen van het bekende kloeke formaat dacht te vullen met opstellen en artikelen: drie delen kunst en archeologie, een deel letterkunde, een deel taalkunde, een deel geschiedenis, twee delen toneel, een deel biografieën en een deel vlugschriften, waarbij hij waarschijnlijk nog heel wat ongebundeld zou hebben gelaten. De indeling geeft een indruk van de mate waarin Thijm zijn aandacht verdeelde over de verschillende gebieden, al moet men natuurlijk niet vergeten het informatieve part in de vijf delen verhalen mee te tellen. Daarbij komt dan de korrespondentie die zijn publicistische arbeid begeleidde: een niet te stuiten stroom van brieven, waarin hij meestal meer dan een onderwerp per keer aanroerde. Van Deyssel vermeldt een gemiddelde van twaalf binnenkomende brieven per dag, ruim veertig jaar lang, zodat de kollektie bij Thijms overlijden meer dan 150.000 stuks zou hebben bedragen.Ga naar voetnoot(3) | |
[pagina 170]
| |
Aan zijn eigen brieven besteedde Thijm veel zorg, ook wat het schrift en verder uiterlijk betreft. Van Deyssel vermeldt dat hij in zijn jeugd zijn hand had gestijld op die van Bilderdijk, terwijl volgens Catharina na 1839 ook taal en spelling de invloed van de meester verraden.Ga naar voetnoot(4) Elders beweert zij dat Thijm al bij het schrijven van zijn brieven aan publikatie gedacht heeft: ‘1. Heeft hij zelf mij opgedragen zijn brieven te publiceren, 2. Heeft hij mij gezegd en geschreven dat hij zijn brieven met zooveel zorg schreef, dat zij eigenlijk persklaar waren, en dat hij met het oog daarop het onnodig achtte een boek te schrijven met zijn ideeën.’Ga naar voetnoot(5) Van deze brieven kunnen wij er overigens enkel een handvol afdrukken, bij wijze van toegift of voorproef. Ze zijn met opzet zo verscheiden mogelijk gekozen, om althans een indruk te geven van een aantal uitersten. De voornaamste overtuigingen en opvattingen die bij Thijms literaire, wetenschappelijke en maatschappelijke bedrijvigheid hebben voorgezeten, en die natuurlijk vooral ook in zijn publicistische en epistolaire werk naar voren komen, zijn geschetst in onze algemene inleiding. Het was moeilijk binnen ons bestek een representatieve keus te doen uit de overvloed van opstellen, stukken en brieven. Ook hier weer hebben we getracht hem vooral tot zijn recht te laten komen in de verschillende aspekten van zijn schrijverschap, - van betoger, via polemist tot verteller. Ook is er toch naar gestreefd, althans een redelijk aantal van de terreinen van zijn belangstelling aan bod te laten komen. Zo vindt men hier de kunsttheoretikus en kunstkritikus zowel als de man van praktische kunstpolitiek, waarbij ook zijn opvattingen over neogotiek ter sprake komen. In dezelfde stukken echter toont zich ook de kristelijke dogmatikus, de ethikus en de moralist. Daarnaast wordt de historikus gepresenteerd, met zijn heel eigen opvatting over de rol der katholieken in de vaderlandse geschiedenis, waaruit hij dan weer konsekwenties trok voor zijn maatschapplijk optreden. Ook de voorvechter van de groot-nederlandse gedachte laat zich kennen. De opvattingen over letterkunde zijn in de twee voorgaande afdelingen tot hun recht gekomen; hier wordt volstaan met een bekentenis tot Bilderdijk en een stellingname ten opzichte van Da Costa. De sociale opvattingen van Thijm - waarover weinig is gepubliceerd - blijken bij een arbeidskonflikt waarin hij wordt verwikkeld. | |
[pagina 171]
| |
Zijn persoonlijkheid komt duidelijk naar voren uit zijn wijze van ageren en reageren. Daarnaast wordt in de teksten een blik gegund op de melancholikus en op de man die meer aandacht heeft voor meisjesschoon dan voor landsschapschoon. Een merkwaardige aankondiging van zijn verloving lijkt in zijn haperingen vooruit te lopen op die welke zijn huwelijksleven te wachten staat. De enige die in deze bloemlezing niet duidelijk naar voren komt is de gelovige kristenmens in zijn dagelijkse handel en wandel. Daarvoor moet worden verwezen naar de bundel die zijn dochter uit zijn brieven heeft samengesteld. Het zal duidelijk zijn dat wij door het beperkte bestek herhaaldelijk niet de voornaamste publikaties konden aanbieden waarin Thijm zich over een bepaald onderwerp heeft geuit, maar onze toevlucht moesten nemen tot minder belangrijke maar dan ook minder uitvoerige. Waarbij de levendigheid herhaaldelijk het gebrek aan uitvoerigheid goed maakt. |
|