Een keuze uit zijn werk (ed. Projektgroep van het Instituut Nederlands van de KU Nijmegen)
(1972)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtelijk beschermdSchilderijen, weemoed en zinlijk genotDeze recensie-met-uitweidingen publiceerde Thijm in de ‘Dietsche Warande’ I (1855) 164-177, en wel als een gefingeerd ingezonden stuk, een brief geschreven aan de redakteur door Pauwels Foreestier. Hij had dit pseudoniem al gebruikt sinds 1843 (in ‘De Spektator’) en zou er zich van blijven bedienen, niet alleen voor verslagen en ontboezemingen maar ook voor verhalen, zoals Joan Nanning en Magdalena van Vaernewijck. Onder het mom van de rentenier uit Buiksloot aan gene zijde van het IJ trachtte hij de zwaarwichtigheid af te schudden die hem was opgelegd door zijn rol in het openbare leven, en te schrijven met luchtige spot, meer terloops ook. Deze dubbelganger moest ‘het ironisch dualisme’ verpersoonlijken, ‘waar de romantiek zo graag zijn heil in zocht’.Ga naar voetnoot(6) Men denke aan Beets-Hildebrand of aan HaverSchmidt-Piet Paaltjens. Maar volgens geen van zijn beoordelaars is Thijm in deze verdubbeling echt geslaagd: de romantische gespletenheid die men bij hem toch wel kan onderkennen, ging niet zover dat hij zich kon opstellen tegenover zichzelf. Het resultaat is volgens Brom een echo in plaats van een tegenstem.Ga naar voetnoot(7) Soms, m.n. in de verhalen, is een onderscheid niet te bespeuren, elders klinkt de stem van Pauwels Foreestier wat gemoedelijker, minder gespannen dan die van Thijm zelf, al kan ook hij scherp uitvallen. Wat de ‘brieven’ betreft: die in dialoogvorm - waar o.a. ook Pauwels' vrouw Mieke aan het woord komt - | |
[pagina 172]
| |
zijn meestal levendiger en luchtiger dan die waarin hij alléén zijn betoog afsteekt. In het hier opgenomen stuk, dat tot de laatste kategorie behoort, schiet de auteur in bewogenheid overigens niet te kort, mede doordat hij naast zijn verslag over het tentoongestelde een aantal onderwerpen aanroert die voor zijn alter ego van groot belang zijn: weemoed en melancholie; vluchtigheid van aards geluk; echte kunst is kristelijke kunst; zinnelijkheid en eerbaarheid in de kunst; eerbied voor vrouwelijke schroom; realisme in de kunst; en rijkdom in de kunst, waarvan hij meer houdt dan van zg. eenvoudigheid. |
|