Aanwijzing der stukken.
't Is hier de plaats om een verzuim goed te maken. Bij de kenschetsing van het Tijdperk der Renaissance, welks Letteren men, in tegenstelling der MIDDEL-NEDERLANDSCHE, die er aan voorafgaan, en der NIEUWE NEDERLANDSCHE, die haar opvolgen, de LATERE NEDERLANDSCHE LETTEREN zoû kunnen noemen, is er, GED. bl. 163 en volg. en hierboven bl. 5, geen recht gedaan aan eene zeer merkwaardige uiting van het Nederlandsch charakter. Onder de verschillende kunst-genres, die in het Tijdperk 1550-1790 op te merken vielen, had gesproken behooren te worden van de zoo belangrijke bijdrage, die het familieleven en de geheele huiselijke inrichting onzer Maatschappij tot onze Literatuur geleverd hebben; aan deze hebben de zoogenaamde gelegenheidsvaerzen hun aanwezen te danken; en hoewel op die stukken, hoewel op de geheele maatschappelijke betrekking van bevriende dichters en dichteressen tot elkander, het mythologisme en de schaarschheid van hooger Christelijk kunstelement, in genoemd Tijdperk, een ongunstigen invloed oefende - zoo heeft de Hollandsche huiselijkheid en het Vlaamsch gemeenteleven toch menig schoon gedicht doen geboren worden, welks oorsprong en eigenaardig genre als zoodanig erkentenis en lof verdient.
NB. Niet alleen de spelling, maar ook de scheiteekenplaatsing der Dichters is in de stukken trouw te-rug-gegeven. Waar men echter bloot toevallige vertastingen van den zetter herkende, zonder betrekking op den eeuwgeest of op de gewoonten van den schrijver, zijn zeer enkele spelfouten wel onaangewezen verbeterd (verg. de Voorreden); echter nimmer zonder aanwijzing, in de stukken waarboven staat ‘Oorsp. sp.’. Waar de scheiteekenplaatsing misverstand te-weeg zoû brengen, is zij (doch zoo min mogelijk) naar de hedendaagsche gewoonte veranderd.