Zang van Constantinus.
[Uit het Blij-eindt-spel Faustina (1638), door Jan Hermansz. Krul, een Amsterdamschen Smit (geb. 1602; † na 1644), minne- en zededichter, Lid van de Amsterd. Rederijkkamer en medeoprichter der Amst. Musijckkamer. Oors. sp.]
Wat ist een soete vreughdt,
Een wellust, en geneught,
In Somer tijdt t'aenschouwen
De Telghjes groen van blaên,
Die op hun struykjes staen,
In schauw van groene bomen,
Daer ruyschend beek en bron,
Wiens vers ontloken spruytjes
Van Bloemen ende kruydjes.
In cristalijne stroompjes,
Speelt in u water vloedt,
't Gewemel van de boompjes:
Wier tackjes dight van groen
De stroompjes proncken doen
Een spiegel schijnt te sijn
Voor pronk van Rose bladen.