Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw
(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– AuteursrechtvrijGrol verovertGa naar voetnoot1.[Door Jacob van Brosterhuyzen, vriend van Hooft, dischgenoot te Muiden - zie bl. 198, en GED. bl. 163.] 'k Was Yssellands klinket, met dieven dicht bezet,
Die door my al de buurt bestalen onbelet.
Een braver Held schoot toe, en kreeg my weer aan 't sluiten,
En sloot mijn boeven buiten.
Nu sluit ik 't Vaderland, en 't is oock rondzom toe;
Een grooter poort bewaart niet meer dan ik en doe.
Een koninklik beleg dwong my het best te kiezen:
Dies ben ik meer versterkt van volk, en neering vol,
En wie van dichten weet, die vlecht de naam van Grol
In 's Prinsen lauwerkrans: 't is winst zoo te verliezen.
|
|