Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtvrij Vorige Volgende God is trouw. [Lied, geplaatst in Brederoos Stommen Ridder. Na zijn dood gespeeld.] Wie boven al zijn God bemind Sijn God in alle dingen vind; Wie yet meer wil verkiesen Sal God en Mensch verliesen. Wie wyslijck doen wil woecker winst, Dien mind God meest, zijn selven minst, Die hem tot God kan neygen Die maeckt van God zijn eyghen. Min ick een Mensch, dat seker is; Dat hy my min is t'ongewis, Dus wil ick God mijn leven Mijn ziel en alles geven. Want God is trou, die trou oock houd: Maar die op menschen [hem] betrout, Vertrout hem oock de logen, En is vervloeckt bedrogen. Hy is wel dol, wel sot, wel blind, Die yet meer als zijn God bemind. [pagina 117] [p. 117] Het zijn verloren menschen Die oock yet anders wenschen. Want alles watmen sichtbaer siet, Dat is een sichtb're groote niet, Daer niet op is te bouwen, Maer God is te vertrouwen. Vorige Volgende