Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw
(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– AuteursrechtvrijBij de dood van Henri IV.[Ontleend aan het stuk Wtvaert en Treur-dicht van Henricus de Groote, Koningh van Vranckrijck en Navarre, een der eerste (1610), later door den auteur verworpene, gedichten van Joost van Vondelen, of van den Vondel, den grootsten Nederlandschen dichter uit het tijdperk der Renaissance - zie bl. 5, 6, 11, en GED., bl. 164. Hij was geb. te Keulen van Brabantsche ouders in den jare 1587, op den 17n Nov. zijnde de feestdag van den H. Thaumaturgus of Wonderwerker; hij kwam in zijne kindschheid reeds te Amsterdam, waar zijne vrouw, eerst in de Warmoesstraat en later op den N.-Z. Achterburgwal, een kousen- en passementwinkel gehouden heeft. Dat hij niet, als zijn broeder Willem, voor de studie werd opgeleid, is ten voordeele van zijn oorspronkelijkheid gekomen. Oud geworden, en van zijn aanzienlijkste vrienden, ter oorzake van een ‘onnoozel Ave Maria’, verlaten, leefde hij van een kleine jaarwedde, die een postjen aan de Bank van Leening hem opbracht. † te Amsterdam, 5 Feb., 1679.] | |
[pagina 24]
| |
Nu slaapt, Henrice, slaapt! nu rust op der gedachten
Verheven Altaar-plat, naar zoo veel wapen-strijts!
Vermeluwt dyn CollosGa naar voetnoot1, door 't oudt verloop des tijds,
Oft wischtmen 'tgraf-schrift uyt van myn geveerde schachtten,
U vliegende gerucht kan tijt noch eeuw verrasschen:
De Phoenix beelt dit af, die eyndelijcken spijst
't Vuyr met zyn sterflijckheyd, waar uit de Ionge rijst:
So sietmen weer verweckt den DolphijnGa naar voetnoot2 uyt u asschen.
* *
Den Hemel zy gelooft, die met zyn goetheyds vlercken
Heeft Vranckrijck overschauwt, en met genade omarmt,
Die in so grooten storm den Dolphijn heeft beschermt
Met d'Edle Coningin: nu prijst Gods wonder wercken.
Veel heyls, en veel gelucks, ô schoone Morgen-sterre!
Die over Vranckrijck licht, en in uw Vaders plaats,
Met dyn Vrouw-Moeder heerscht, met so veel wyzen raats,
Io! Io!Ga naar voetnoot3 de Kroon van Vranckrijck en Navarre!
Dolphijn (niet meer Dolphijn, maer Konincklijcke Lely,
Loys die stadigh moet vertreden sien den kop
Syns vyants, en alsins 't velt teecken rechten op,
De roode Standaartvaan van 't dobbelGa naar voetnoot4 Evangely)
Tot eenen GygesGa naar voetnoot5 groeyt! dat door u kloeck bestieren,
Des Ibers Ialouzy dy nimmer achterhaelt:
Als 't Pyrenesch geberght dyn Rijck van Spangien paalt,
Schut zyn afgonstigheyd, oock so van u frontieren.
|