misschien wel in een onderaardsche cel, aan het oog der menschen te onttrekken. Steeds speelde de geschiedenis van Gaston van Frankrijk haar voor den geest, en zij zeide bij zichzelve, dat zij nog duizendmaal liever verder alleen onder vreemden zou blijven zwerven, dan tot zulk een lot veroordeeld te worden.
De uitstekende doktersvrouw was het daaromtrent in het geheel niet met haar eens, ja naïef genoeg om te gelooven, dat de prins ten slotte, geroerd door al de ongelukken welke de arme kleine weduwe getroffen hadden, alles aan koningin Elisabeth bekennen zou en zoodoende het kind, dat zij in hare gastvrije woning had opgenomen, nog een der machtige vorstinnen van haar tijd zou worden.
‘De koningin zal wel heel boos zijn in het eerst,’ voegde zij er dan onveranderlijk bij. ‘Ik moet zelfs bekennen, dat als de dokter mij zulk een poets gebakken had, ik het hem ook erg kwalijk zou nemen; maar de ergste boosheid gaat met den tijd wel weer voorbij, en dan zal zij toch ook terstond bedenken, dat ge eigenlijk haar eigen vleesch en bloed zijt en vrij wat meer recht op haar hart hebt dan dat andere kind, al heeft zij daar ook nog zooveel van leeren houden; en zij zal het denkbeeld niet kunnen verdragen, dat ge zoo alleen op de wereld staat, en u in alle eer herstellen; daar behoeft ge geen oogenblik aan te twijfelen.’
Caroline Louise's verstand was echter in den laatsten tijd heel wat gerijpt door al hetgeen zij had ondervonden, en zij had thans genoegzaam van hare droevige levensgeschiedenis gehoord, om te vreezen, dat indien de prins, die haar toch altijd zooveel teederheid betoonde, niet anders had weten te doen dan haar voortdurend van hare moeder verwijderd te houden, en er niet veel kans kon bestaan op eene onthulling, die hem zoolang onmogelijk had geschenen; en zij smeekte Mrs. Elster haar liever uit hare woning te verstooten, dan haar nog langer over te willen halen zich naar Europa te begeven.
‘Laat mij nu nog slechts drie jaartjes wachten,’ bad zij in het eind. ‘Ik zal dan vijftien jaar zijn en ten minste oud en wijs genoeg wezen om te kunnen oordeelen, of ik gelijk had of niet mij zoo ongerust te maken. Mijn vader heeft toch immers altijd plan gehad mij gedurende eenige jaren achtereen van zich verwijderd te houden, en ofschoon ik nooit mijne goede Lady Anna of oom Marcel vergeten zal, gevoel ik dat ik ook bij u gelukkig en rustig zou kunnen leven. Ik smeek u alleen laat mij niet heengaan.’
Diep ontroerd, door eene dergelijke bede uit den mond, die geschapen was tot gebieden, stemde haar vriendelijke gastvrouw in alles toe wat zij verlangde, op voorwaarde alleen, dat de prins een verder verblijf van zijne dochter onder haar dak goed