dat alleen om te beproeven, hoe sterk ik ben, maar al zou ik ook alles kunnen dragen, dit ééne is immers niet mogelijk; als het waar is, dat dat andere kind eveneens ter wereld moet komen, dan ziet gij toch wel in, dat het mijn zoon veroordeelt om zijn leven lang voor een bastaard door te gaan. Dat niet, dat ééne niet, mijn God! Schenk mij al wat gij wilt, maar laat mijn kind niet onteerd wezen.’
‘Stil, Louise,’ sprak de oudste zuster en zij strengelde beide armen om de bevende gestalte vóór haar. Nu gij voor uzelve niet onder deze tijding lijdt, is het niets, want juist door de geboorte van dat kind zullen wij gewroken zijn.’
‘Hoe bedoelt gij dat? Ik begrijp er niets van,’ mompelde de rampzalige vrouw. ‘Als de koningin moeder gaat worden, zal zij meer dan ooit weigeren openlijk de schuld van den prins te erkennen, ook al zoudt gij haar die willen mededeelen. Zij kan haar kind toch niet onwettig verklaren voor het oog der gansene wereld.’
‘Neen, maar meer dan ooit ook heeft August von Seen-Coburn, als aanstaande vader van den troonopvolger, er belang bij, dat zijn geheim bewaard blijve. Elisabeth is hartstochtelijk, en nog eenigszins een natuurkind. Zij vergoodt den prins, maar hoe liever zij hem heeft, hoe erger haar ook zijne trouweloosheid zal treffen, en hoe minder geneigd zij zal wezen hem vergiffenis te schenken. Hij zal dit zeer goed gevoelen en daarom ook tot alle mogelijke voorwaarden bereid zijn, welke wij hem stellen zullen, aleer wij ons verbinden te zwijgen.’
‘Maar ik wil niet langer zwijgen,’ riep de jonge vrouw uit, ‘ik mag het zelfs niet, nu ook de toekomst van mijn kind bedreigd wordt.’
‘De toekomst van uw kind hangt er integendeel van af, dat gij het stilzwijgen bewaart,’ zeide mejonkvrouwe von Reut.
‘Amelie,’ stamelde de ongelukkige, ‘weet gij nog wel wat gij zegt? De ramp die mij getroffen heeft, belet u misschien helder door te denken.’
‘Neen,’ sprak de oudste zuster met somberen nadruk, ‘God heeft mij het verstand gelaten. Hij, die reeds op aarde het kwaad straft, heeft gewild dat ik het werktuig Zijner vergelding zou worden. August von Seen-Coburn zal tot zijn stervensure toe voor zijn euveldaad boeten. Het kind, dat gij ter wereld zult brengen zal eens als een machtig vorst regeeren.’
‘Och liefste, liefste zuster, vergeef mij;’ smeekte de kranke, ‘maar mijn hoofd is zoo geschokt door al de slagen, die er op zijn neergedaald, dat ik niet doorgrond wat gij zeggen wilt. Ik weet, dat al wat gij voor mij doet steeds ten beste is, maar toon mij wat licht aan in deze duisternis, of ik vrees dat mijn verstand mij opnieuw zal begeven.’