nende en sociale funktie. Door zijn afhankelijkheid van de kas ontwikkelt het instituut zich tot een commercieel bedrijf. Het bestuur bepaalt het repertoire, huurt de acteurs, verdeelt de rollen. De afstand tussen bestuur en spelers wordt op de duur groter. Vondel en Jan Vos zijn de artistieke leiders.
De structuur van Jacob van Campens Schouwburg bevordert het contact tussen toeschouwers en vertoning. Er is nog geen voordoek dat de twee werelden scheidt. Schilders werken mee; het toneel inspireert de beeldende kunst.
De gehele artiestenkring van Amsterdam is bij de schouwburg betrokken; de toneelspelers oefenen nog andere beroepen uit, vooral die van herbergier, uitgever-boekhandelaar, schilder, chirurgijn. Ze staan in nauw contact met de gilden maar maken er geen deel van uit als toneelspeler.
Er is ook geen opleiding voor dit vak. Ze komen voort òf uit de wereld van de rederijkers en schilders òf uit de reizende komedianten. Die hebben vaardigheden geleerd: schermen, ‘springen’ en komediespelen in de praktijk. Schermen is een kunst welke aan hoven en aan de universiteiten beoefend wordt. Springen en dansen staan lager in aanzien dan de rhetorica. Bij de reizende komedianten doen vrouwen mee.
De kleine en grote middenstand bezoekt het theater; gedurende de kermis iedereen: rijk en arm. De grote aantallen toeschouwers van de goedkopere rangen maken het noodzakelijk rekening te houden met de voorkeur van ‘het volk’.
De grootste toeloop trekken:
spelen met spectaculaire shows, levende schilderijen, bewegende machinerieën, toverkunsten;
treurspelen op thema's ontleend aan algemeen bekende bijbelverhalen en aan momenten uit de nationale historie;
repertoire dat indirect afkomstig is van het Elisabethaanse toneel; Spaanse tragi-komedies over ridderlijke liefdesavonturen.
Steeds terugkerende motieven zijn: de gevolgen van staatzucht en tirannie van vorsten, recht en onrecht, verraad, wraak en erotiek; schijn en werkelijkheid. Ook in kluchten en blijspelen die het dagelijkse leven weergeven doet men alsof, wordt de bedrieger bedrogen.
Vondels veranderingen in de tekst van Gebroeders bewijzen dat hij nauw samenwerkt met de toneelspelers onder wie enkele jonge komedianten. Zij zullen de ervaringen die ze in hun Amsterdamse jaren hebben opgedaan meenemen naar het buitenland.
Wanneer Jan Baptist van Fornenbergh door zijn huwelijk een kapitaaltje verwerft kan hij toneelkostuums huren en een eigen troep stichten, eerst nog in samenwerking met enkele Engelse komedianten maar al spoedig sluiten hij en