Bijlage A
Een van de Amsterdamse schouwburghoofden over het toneel in 1648 vergeleken met dat van omstreeks 1600
‘Eertijds placht d'Oude Kamer een vergadering van uitnemende verstanden te zijn, die gedichten schreven, de Hollandse taal zuiverden, en destijds diepzinnige vragen voorstelden, daar al de vernuften der Nederduitse Kamers haar pennen op scherpten, en Zinnebeelden en Toneelspelen ontwierpen die den volke zeer zelden vertoond werden. In het tegendeel bestaat nu de Schouwburg uit zes regenten (aan wie de bestiering van't werk staat) en in enige toneelspelers, die, om jaargelden, de spelen tweemaal ter week op het toneel brengen, die ten meestendeel nooit letteren, als in haar rollen gezien hebben. D'andre vergaderingen en loffelijke gewoonten schijnen door de tijd t'enenmaal te niet gegaan te zijn. Doch zo veel als zij van de oefeningen der bardes (= dichters) afwijken, zo schijnen zij de grootsheid der Latijnse schouwspelen nader te komen. Want de treurspelen die zij nu vertonen zijn veel heerlijker als de spelen der oude Kamers plegen te zijn: de toestel (= enscenering; decors en kostuums) is dikwijls vorstelijk, en d'inkomst die over de zeventig jaar somtijds ten achteren placht te zijn, brengt nu jaarlijks, boven alle onkosten meer als negenduizend guldens tot onderhoud van 't Godshuis der wezen en oude mannen, op’.
Uit: Gedichten van Geeraardt Brandt de jonge, verzamelt en uitgegeven door N.B.A. te Rotterdam, 1649, blz. 249 e.v. Het citaat komt uit de ‘Inleydinge tot de beschrijving der zes middelste vertooningen van d'opkomst der Batavieren, door last der E.E. Heeren Burgemeesteren der Stadt Amsteldam, op d'Afkondiging der Eeuwige Vreede, vertoont’.
Evenals zijn vader, de uurwerkmaker Geeraard Brandt, was junior (1626-1685) enkele jaren een van de zes schouwburgbestuurders, nl. van 1649-1650 en van 1653-1654. Hij werd (Remonstrants) predikant, schreef behalve De veinzende Torquatus gedichten en historische werken: o.a. biografieën van Michiel de Ruyter, Hooft en Vondel. Hij was getrouwd met de dochter van Barlaeus.
Blazoen van de Oude Kamer ‘De Eglantier’.