Den Cleefschen Pegasus(1654)–Maria-Margareta van Akerlaecken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio G6v] [fol. G6v] Op de Columne buyten Cleve. Die my tot een playsier, Gheplant heeft te aenschouwe, was Stadthouder al hier. Prins Maurits van nassouwe, DIe my hier stelde In dit fray velde, Is Prins nassouw, die wilt met lusten, End vreught sal rusten, Hier Man of Vrouw. Op de Isere Columne. Opgerecht buyten Cleve den 13. Novemb. 1653. Door Prince Iohan Maurits, Prince van Nassau, etc. ICk bracht in d'Oorloghs tijdt veel menschen in't benouwen, Nu ben ick inde Vreed voor vreught gestelt t'aenschouwen Na dat ick langh op straet gelegen had veracht, Heeft dien Prins van Nassau my dus in eer ghebracht. Iae! dat wel jemant woud, door d'heele werelt kycken, Men nergens vinden soud, dat men oyt myns gelijcken Wel heeft soo braef verciert en treffelijck geplant, Onder de Boomen groen in't vreughdenberghsche Landt, Waer om men meer van my moet houden in dees tijden, Als m'in Egypten deed die hooghe Piramyden, Die men voor Wonder houwt in de Werelt gewis, Maer seecker dit bedenckt in my meer wonder is. Want daer ick eertijdts soud met myn gloeyende Bollen, Hebben Casteelen hoogh ter aerdt doen neder Rollen, Iae hoe groot ende sterck wie dat het oock moght syn, Als ick myn dienst wou doen, creeg jeder schrick van myn. End nu soud jeder wel met groote vreught en lusten, Als hy moey is van gaen seer geerne by my rusten. Bedenckt en overleght dees verand'ringe groot, Dat ick nu vreughde geef die 'k voortijts gaf de Doot. Binnen Cleve den 13. novemb. 1653. Op den Iseren Mars, gestelt buyten Cleve. DIe my hier heeft gestelt voor alle te aenschouwen, In dit seer schoone veldt was den Prins van Nassouwen, [Folio G7r] [fol. G7r] Nae dat ick langen tijdt niet had geweest te veldt, Heeft dien Vorst my verblydt en dus in eer ghesteldt; En ick was door den vreed geheelicken vergeten, Den Oorlogh had my meed te vooren haest versleten, Myn leden lagen al verstroyt, hooft, hals en been, Siet doch den Prins nassau die brengtse weer by een, Doet my hier setten heel de werelt tot een Wonder, Want ick te voren scheen vervaerlyck als den Donder, Wanneer ick sat te Paerdt tegen myn vyandt groot, Die dan niet cond ontgaen die swarte felle doot. End nu sal jeder wel my komen te gemoeten, Om voor een teycken van den soeten vreed te groeten, Denckt eens en my besiet hoe 't met my is verkeert, Waer door dien Prins d'nassau moet altijdt syn ge-eert. Binnen Cleve den 22 Decemb. 1653. Vorige Volgende