Roman van Heinric en Margriete van Limborch
(1951)–Hein van Aken– Auteursrecht onbekend
[pagina LI]
| |||||
Herkomst van handschrift BOmdat op fol. 147v (zie Afb. IIIa.) Coin Jonggraue zu manderscheit graue zu Blanckenheynn etc. als bezitter wordt genoemd, werd naar hem en de Blankenheimse bibliotheek een onderzoek ingesteld. Van den Bergh b, Inleiding blz. XXXVI, voetnoot, zegt enkel: ‘In Hubners Geneal. tabellen vind ik eenen Cuno graaf van Manderscheid en Virneburg, die eenen zoon van denzelfden naam had, welke laatste in dien tijd leefde’Ga naar eind1. De in de Eifel geboren Praagse aartsbisschop Johann Mauritius Gustav, Graf von Manderscheid-Blankenheim (geb. 1676, gest. 1763), heeft de priester-historicus J.F. Schannat (geb. 1683, gest. 1739) opdracht gegeven tot het schrijven van een werk over de Eifel, omdat de familie van de aartsbisschop tot de voornaamste geslachten van de Eifel behoorde. G. Bärsch (geb. 1778, gest. 1866) heeft uit de nalatenschap van Schannat het werk met eigen aanvullingen gepubliceerd, onder de titel Eiflia Illustrata, Cöln, 1824-1855. Het stamslot Manderscheid, gelegen in de Eifel, in het uiterste Noorden van de tegenwoordige Kreis Wittlich, aan de Lieser, bestond al in de 10e E. Omstreeks 1459 herkreeg het geslacht de grafelijke titel. Eiflia Illustrata I. Band 1. Abth. S. 309 vermeldt: .....Kuno, Junggrafen zu Manderscheid, Grafen zu Blankenheim und Herrn zu Gerhartstein, .......; S. 491, 492 wordt een oorkonde geciteerd: ‘Wir Cone - Junggraef zu Manderscheit - und Graef zu Blankenheim han verstanden, .......gegeben zo Blankenheim under myn siegel uff sent Peter ind Pawls Dach anno 1472.’ Hier hebben we dus de voormalige bezitter van het hs. Hij was de oudste zoon van Diedrich III van Manderscheid, graaf te Blankenheim, (gest. 1498) en van Elisabeth, de enige dochter van de machtige heer van Schleiden en van gravin Johanna van Blankenheim. Kuno werd geboren in het jaar 1444. W. Kisky zegt van hem: ‘Konrad (Kuno, Koenemann) kreeg in 1454 of 1455 een praebende, stond ze echter al in 1459 af. Hij trad uit en huwde Walpurgis, gravin van Horn en Altena, en na haar dood Mechtild, gravin van Virneburg, die in 1489 stierf. Zijn praebende kreeg op 8 Mei 1459 zijn broer Johan’Ga naar eind2. Het tweede huwelijk van Kuno had plaats 20 Mei 1476. De oudste zoon uit dat huwelijk heette ook Kuno. Hij zal in de aantekening van ons hs. wel niet bedoeld zijn, zoals Van den Bergh schijnt te menen. Kuno, de vader, resideerde op het slot te Schleiden en werd aldaar in de kerk begraven in het jaar 1489. Te Keulen in het Stadtarchiv berusten 30 hss. die uit Blankenheim afkomstig zijn. Vier en twintig daarvan zijn beschreven door Karl Menne in zijn boek Deutsche und niederländische Handschriften (Mitteilungen aus dem Stadtarchiv von Köln. Sonderreihe: Die Handschriften des Archivs Heft X, Abt. 1) Köln, 1937. Van de zes andere zijn er vijf in het Latijn en een in het Frans geschreven. Het oudste hs. dateert uit de 13e E. en het jongste is van 1593. Drie er van zijn op perkament geschreven en de overige op papier. Menne geeft ook het dialect op waarin de hss. geschreven zijn. Een er van is in het Nederlands, gedateert 1585, en zeven in het Ripuarisch. Deze laatste vooral hebben onze aandacht getrokken, omdat onder de vele benamingen voor de taal van hs. B ook Ripuarisch | |||||
[pagina LII]
| |||||
Afb. II a.
Hs. B, fol. 147 b. Onder de laatste kolom van de tekst. Afb. II b.
Hs. W. fo 357, fol. 94v, Stadtarchiv, Köln. | |||||
[pagina LIII]
| |||||
voorkomt. Van een dezer hss., W. 40 100*, zegt Menne zelfs (S. 183, No. 101): ‘Mundart ripuarisch (Blankenheimer Dialekt).’ Ons onderzoek bracht aan het licht, dat, wat betreft de woordenschat en de spelling der woorden, er wel overeenkomsten zijn, maar dat men de taal van het Brusselse hs. niet zonder meer Ripuarisch mag noemen. Het boek van Menne levert ook al enig vergelijkingsmateriaal voor een dergelijk onderzoek, omdat hij telkens nogal uitvoerig - wel niet vlekkeloos - het incipit en explicit der stukken opgeeft, die in de handschriften voorkomen. De Ripuarische hss. zijn te vinden in Menne onder de nummers 3, 8, 9, 10, 62, 64 en 101. Het zijn toevallig allemaal vijftiende-eeuwse handschriften. Wel konden wij vaststellen dat hs. B ontegenzeggelijk tot de Blankenheimse bibliotheek heeft behoord.
| |||||
[pagina LIV]
| |||||
Afb. IIIa.
Hs. B, fol. 147v. Midden op de bladzijde. Afb. III b.
Hs. W. kl. fo 88⁘, fol. 264r. Stadtarchiv, Köln. Onderaan de bladzijde. | |||||
[pagina LV]
| |||||
|
|