Roman van Heinric en Margriete van Limborch
(1951)–Hein van Aken– Auteursrecht onbekend
[pagina XLI]
| |
Oorspronkelijkheid. Auteur.Alle kenners, Van den Bergh, Bormans, Jonckbloet, Kalff, Van Vloten, Te Winkel, Van Mierlo, Verwey en Knuttel houden de Limborch voor oorspronkelijk, in die zin, dat ze de roman niet zien als de vertaling van een kant en klaar Frans voorbeeld en ook niet als de vrije bewerking van een Frans origineel. Nu vormt het ontbreken van een Frans model uiteraard nog geen voldoende grond voor het aannemen van de oorspronkelijkheid van de Nederlandse redactie. Het Franse voorbeeld zou immers verdwenen kunnen zijn, maar tegen deze veronderstelling zijn een paar opwerpingen te maken. Het moet toch te denken geven dat van een epos, waarvan zoveel Nederlandse fragmenten zijn bewaard gebleven - één ervan ligt nogwel in de Bibliothèque Nationale te Parijs, hs. D nl. -; waarvan de Heidelbergse copie (hs. E) vervaardigd werd naar een Nederlands voorbeeld; waarvan zich een hs. bevond in de bibliotheek van aartshertogin Mechthild te Rottenburg a.N. en een in die van Blankenheim; waarvan de Volksboeken vanaf 1516 tot het einde van de achttiende eeuw gedrukt werden en dus blijkbaar zeer in de smaak vielen, dat van zo'n heldendicht geen enkel fragmentje van het Franse origineel over is of zelfs vermelding vindt in de Franse litteratuur. Verder geldt de vraag: Wat zou een Franse dichter er toe gebracht kunnen hebben een verheerlijking te schrijven van een uitgestorven adellijk Diets geslacht? De Franse auteur zou voor een ‘buitenlander’ bevreemdend goed op de hoogte moeten geweest zijn met de Nederlandse dynastieën (Boek II, V, XI), de Nederlandse heraldiek en de topographie van de Eifel (Boek III). De mening dat de Limborch een oorspronkelijk Nederlands werk is, waarvoor bovendien de vlotheid van het verhaal pleit, is dus niet louter hypothetisch. De dichter beroept zich wel geregeld op een Franse tekst. Van den Bergh citeert in zijn Inleiding, blz. XIX, negentien plaatsen waar dit het geval is en dit aantal kan zeker nog verdubbeld worden. Maar de dichter doet het te dikwijls, dus wel te opzettelijk, om niet aan een vormelijkheid te laten denken. Ook heet het verwijzen naar een ander boek, wat o.a. in de Walewein meermalen voorkomt, te gebeuren voor de gewichtigheidGa naar eind1. J.H. Bormans meende dat Hein van Aken van Bruesele waarschijnlijk de Nederlandse auteur van de Limborch was, zonder de gronden voor zijn mening kenbaar te makenGa naar eind2. Jonckbloet heeft getracht aannemelijk te maken dat de vertaler van Die Rose (Brusele Henrecke, vs 9901) identiek is met de schrijver van de LimborchGa naar eind3. Gebeurt dat in zijn Geschiedenis der Middennederlandsche Dichtkunst (1855) nogal onder voorbehoud, in zijn Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde (1889) schrijft hij eenvoudig: ‘Dezen roman heeft Van Aken eerst op zijn ouden dag voltooid’Ga naar eind4. Zijn betoog lijkt ons niet afdoendeGa naar eind5. Kalff en Van Vloten noemen Hein van Aken zonder bedenken als auteur. Te Winkel schrijft over de dichter: ‘.... doch het is zeer waarschijnlijk gemaakt (volgt verwijzing naar Jonkcbloet), dat hij dezelfde is, dien Jan Boendale noemt: ‘Van Bruesele Heyne van Aken, die wel dichte conste maken’ (Lekenspiegel B. III, C. 17, vs 91-92). ... Hij schijnt ‘prochiaen van Cortbeke’ bij Leuven geweest te zijn (Die Rose, vs 9965 vlgg.)’Ga naar eind6. L. Willems beweerde dat de Limborch zeker niet van Hein van Aken was, dat deze geen priester was en de uitdrukking ‘prochiaen van | |
[pagina XLII]
| |
Cortbeke’ eenvoudig betekent dat hij te Cortbeke (bij Leuven) woonachtig wasGa naar eind7. Van Mierlo twijfelt aan het auteurschap van Hein van Aken, en zeker aan de bewering dat een priester de schrijver zou zijnGa naar eind8. Verwey laat in het midden of Hein van Aken de dichter is en spreekt er slechts veronderstellenderwijs vanGa naar eind9. Knuttel sluit zich eenvoudig aan bij de mening, die Hein van Aken voor de schrijver houdtGa naar eind10. Uit een en ander is wel duidelijk dat omtrent het auteurschap van de Limborch geen eenstemmigheid heerst en dat dit probleem nog op een oplossing wacht. Over de zogenaamde syntactisch-stilistische methode en haar waarde voor de oplossing van auteurskwesties is onlangs een opvatting gelanceerd waarmee men rekening zal moeten houdenGa naar eind11. |
|