Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht
(1962)–J.F. van Agt– Auteursrechtelijk beschermdKerkradeGa naar margenoot+ De gehuchten Baalsbruggen, Bleijerheide, Chèvremont, Gracht, Haanrade, Hamm, Holz, - ten dele in de Duitse gemeente Herzogenrath -, Hopel, Kaalheide, het vlek Kerkrade, de gehuchten Kloosterbosch, Locht, - dat ten dele in de gemeente Heerlen ligt -, Groot- en Klein-Nulland, Onder-Spekholz, Spekholzerheide, Valkenhuizen, - gedeeltelijk onder Heerlen -, en Vink zijn nagenoeg alle door de ontwikkeling van de mijnbouw meer of minder uitgegroeid tot mijnkolonies, die ten dele de oude namen behouden hebben. Verder ligt in het gebied der gemeente de voormalige abdij Kloosterrade, thans kleinseminarie Rolduc. Ga naar margenoot+ F. Büttgenbach, Kirchrath, eine uralte Gemeinde des ehemaligen Herzogthums Limburg, Geilenkirchen 1893. - De Crassier, 1932, blz. 223 vlg. - De Geschiedenis van Kerkrade; overdruk uit ‘De Zuid-Limburger’ te Kerkrade, zonder auteursnaam en verschijningsjaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BaalsbruggenHet gehucht Baalsbruggen wordt reeds vermeld in 1107 (Annales Rodenses, blz. 11) Baalsbruggerweg 20. Huis met ankerjaartal 17... Baalsbruggerweg 22. Hoeve in U-vorm; straatvleugel in baksteen met segmentboogvensters in hardsteen, type iib; deurtje met in- en uitgezwenkte bovenkant in ellipsboogpoort, aan de straatzijde geheel zandsteen, op de sluitsteen 1.7.9.7 ihs w.g.a.g.b; bakstenen zijvleugel met ankers 1833. De binnenplaats wordt door nr. 20 gesloten. Baalsbruggerweg 26. Hoeve om gesloten binnenplaats, in baksteen, gewit; jaarankers 1745.
De Watermolen aan de Worm, Baalsbruggerweg 28, is een rechthoekig gebouw vanGa naar margenoot+ baksteen met hoekblokken en segmentboogvensters in hardsteen, type iib, xviiib; de onderbouw langs de Worm ouder, in regelmatig behouwen zandsteen; hierin het gat voor de vroegere molenas in een vierkante omlijsting. Molenwerk nieuw, stuw ten dele oud. Inwendig rondboogschouw. Schuurtje met oude oven, baksteen met houten tweelichtkozijnen onder ontlastingsbogen; zeer vervallen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BleijerheideDe naam Bleijerheide moet afgeleid zijn van het geslacht van Ter Blyt, waaraan dit onder de heerlijkheid Ter Heyden ressorterende gebied geruime tijd verpand was. (De Crassier, 1932, blz. 223 vlg.). Het klooster St. Maria ter Engelen van de Broeders van de H. Franciscus, PannesheiderstraatGa naar margenoot+ 55, bezit: Madonna, eiken hoog 72, xvb afkomstig uit Rees of Emmerik; nieuwe polychromie.Ga naar margenoot+ Kruis met houten korpus, xiv?, primitief, hoog 80. Elisabeth van Hongarije, xviib, hout hoog 94, met bedelaar. Hieronymus, paneel 67 × 47, xvib, kopie naar Joos van Cleve (vgl. Friedländer, Altniederl.Ga naar margenoot+ Malerei, ix, nr. 40). Franciscus op zijn sterfbed met twee engelen, Vlaams xvii, doek 143 × 114. Graflegging, xvii primitief, paneel 61 × 49. Antonius van Padua met het Goddelijk Kind, xviii, doek 136 × 110, met op de achtergrond een ‘romaanse’ kerk. De stigmatisatie van Franciscus, xviii, doek 157 × 111; met twee wapens, rechts in goud een zwart Andreaskruis vergezeld van vier zwarte hondskoppen, links onherkenbaar. Christuskind, ± 1800, doek 56 × 85, op achtergrond een centraalbouw. Ecce Homo, xixa, doek 72 × 56. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bleijerheiderstraat 143-145. Segmentboogvensters in hardsteen, type iib, krulankers, beklampte deur. Dr. Ackensplein 20. Korfboogpoortje in hardsteen met anno 1732 op de sluitsteen; zwaar beklampte deur. Dr. Ackensplein 34-36. Huis Lindelauf; puntgevel van breuksteen, rechthoekvensters in hardsteen, krulankers en ankerjaartal a 17(74); bespijkerde deuren. Dumontplein 11. Rechthoek- en segmentboogvensters in hardsteen, type iib. De Nieuwstraat behoort eigenlijk bij de Duitse gehuchten Strass en Pannesheide. Nieuwstraat 9. Korfboogpoort met a o 1786 ihs en mfam op de sluitsteen; jaarankers 178(6). Nieuwstraat 32. Segmentboogingang in hardsteen, type iib, met op de sluitsteen anno 1787 ihs..... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ChèvremontDe naam van dit gehucht moet zijn ontstaan door verbastering van de oudere naam Schaveymont door mijnwerkers uit Chèvremont bij Luik (vgl. Publications, 1932, blz. 231). Ga naar margenoot+ De Rooms-Katholieke kerk van de H. Petrus bezit enige koperen drievoetskandelaars met getorste stam; vier 68 hoog, twee 51 en vier 36, waarvan twee met wilhen: poick anna catria fabritius an 1706.
Ga naar margenoot+ Steegstraat 31. Overblijfsel van een onderverdeelde hoeve; op de latei van een dichtgemetselde ingang 16.18. scheren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GrachtGa naar margenoot+ Crombacherstraat 46. Hoeve van baksteen - gepleisterd - en vakwerk; jaarankers 1738.
Zilver van de voorm. Schutterij St. Hendricus thans in het Museum Ehrenstein (blz. 314). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groot-NullandGa naar margenoot+ Hambosweg 14-20. Hoeve De Klink, zeer bouwvallig; in U-vorm, beneden breuksteen boven vakwerk, later gedeelte van baksteen; eenvoudige vensters, ten dele met segmentbogen; ellipsboogpoort met hardstenen sluitsteen, waarop ano 1721 servas consten angenes neissen beide: elvd; bakstenen topgevel boven deze poort verdwenen. Nullanderstraat 105-107. Hoeve van baksteen om gesloten binnenplaats; vensters in hardsteen; jaarankers 1843. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HaanradeHet gehucht Haanrade bestond blijkens een vermelding in de Annales Rodenses (ed. Ernst, blz. 11) reeds in 1107. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haanraderweg 51-53. Vakwerk en breuksteen; bouwvallig.Ga naar margenoot+ Meuserstraat 138. Hoeve om gesloten binnenplaats; rechts een vakwerkschuur met breukstenen puntgevel en op de bovendorpel van de poort 1682; links een vleugel met aan de straat een topgevel van breuksteen en aan de binnenplaats een bakstenen gevel met jaarankers 1791 en een nisje met twee zuiltjes en een gebogen fronton; straatgevel vernieuwd met baksteen, blijkens de poortsluitsteen in 1876. Meuserstraat 219-223. Hoeve van vakwerk, breuksteen en baksteen om gesloten binnenplaats; poortsluitsteen met 1776. Herplaatste gevelsteen waarop anno 1721 i.sm.s as en ags. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HammBaamstraat 30. Hamhof, om gesloten binnenplaats, xviiib-xixa; segmentboogvenstersGa naar margenoot+ in hardsteen, type iib. Hammijnstraat 45. Kortelings afgebroken een vakwerkhuis van het oude type met Andreaskruisen, 1613. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HopelHoeve in U-vorm, ten dele in vakwerk, xviii. DE STRIJTHAGERMOLEN ligt vlak bij het kasteel Strijthagen aan de Strijthagerbeek; het molenwerk is nog gedeeltelijk oud; bespijkerde deur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KaalheideDE HOEVE DENTGENBACH, is opgetrokken van baksteen om een gesloten binnenplaatsGa naar margenoot+ en afgedekt met pannen zadeldaken; rondboogpoort in kalksteen; eenvoudige vensters, voor een deel met segmentbogen; op een topgevel 1683 in baksteenmetselwerk.
DE HOEVE KRICHELBERG, Krichelbergsweg 15, van baksteen, breuksteen en vakwerkGa naar margenoot+ om een vroeger gesloten binnenplaats, staat in de buurt van de voorm. Romeinse villa bij Kaalheide; in breukstenen muurwerk komt Romeins afbraakmateriaal - o.a. tegulae - voor, evenals in het breukstenen tongewelf van een der kelders. Een andere kelder is overkluisd met kappen tussen gordelbogen van baksteen. Een poortvleugel rust op de rest van een gecanneleerde Romeinse zuil. Poortklopper met 1635 verdwenen.
Kaalheiderplein 2, - met Kaalheiderplein 1 en Kerkrader Steenweg 99 een schilderachtigeGa naar margenoot+ groep vormende -, ligt aan een pleinachtige verbreding van de in 1786 door de abdij Rolduc voor het kolenvervoer aangelegde straatweg Holz-Valkenhuizen. Gebouwd in baksteen met rechthoekvensters in hardsteen; Lodewijk xvi-ingang met versierd bovenlicht; gevelsteen met ptr pilger lindelauf ik.s.ao 1773. Inwendig Lodewijk xvi-trap en deuren met in- en uitgezwenkte panelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KerkradeGa naar margenoot+ In het Raadhuis bevindt zich een schilderij, doek 180 × 364, voorstellende Dido en Aeneas voor barokke architectuur; op achtergrond een vloot; vroeger toegeschreven aan G. de Lairesse.
Ga naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Lambertus wordt reeds vermeld in 1108, wanneer er sprake is van een kerkwijding (Annales Rodenses, blz. 14). Zij was tot 1115 filiaalkerk van die te Richterich; Rolduc, dat het collatierecht had, stelde na 1140 steeds een harer kanunniken aan tot pastoor; in 1725 zou er weer een wijding hebben plaats gevonden (vgl. plattegrond 1721 betreffende een verbouwing door Laurenz Mefferdatis; Stadtarch. Aken, Hschr. 30 s.52 v.54. zie De Crassier, 1932, blz. 223. - De Geschiedenis van Kerkrade. Overdruk uit ‘De Zuid-Limburger’ z.d.) Ga naar margenoot+ De huidige pseudobasilikale kerk, fig. 95, vrijwel georiënteerd gelegen op een voorsprong van het plateau boven het Ansteldal, is in 1843 opgetrokken uit baksteen in de zeer sobere trant, die gebruikelijk was in de periode der z.g. waterstaatskerken; de muren doorbroken door grote rondboogvensters. In 1956 is de kerk door ir. F.P.J. Peutz westwaarts verlengd terwijl de zijbeuken langs het koor werden doorgetrokken. Ga naar margenoot+ De toren, xviiib, afb. 286, behoorde bij de voorafgaande kerk (vgl. R. Corten en A.H.M. Ruyten, Rolduc in Woord en Beeld, Utrecht-Kerkrade 1902, afb. blz. 109); hij is verlevendigd met telkens drie grote rechthoekige spaarvelden boven elkaar; aan noord- en zuidzijde twee rondbogige galmgaten; het segmentboogvenster in hardsteen beneden aan de zuidkant is te vgl. met vensters in de oostgevel van de Morettivleugel van Rolduc. De toren is in 1959-1960 verhoogd. Fig. 95. Kerkrade. R.K. kerk, toestand voor 1956
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inwendig rondbogen op dorische zuilen en tongewelven van stuc, afb. 287. De benedenruimteGa naar margenoot+ van de toren, - vroeger sacristie -, is overkluisd met een bakstenen graatgewelf met enige stucversiering; de langs een stenen trap bereikbare verdieping had vroeger eveneens een bakstenen graatgewelf. De kerk bezit:Ga naar margenoot+ Houten hoofdaltaar in late Lodewijk xv-trant, xviiib, afb. 292, wit geschilderd enGa naar margenoot+ plaatselijk verguld; achter de kaarsenbanken buigen zich van het in- en uitgezwenkte tabernakel zijdelings lage borstweringen naar voren; op het tabernakel een expositietroon met draainis, met voluutslingers en bekroond door een bol met kruisbeeld; korpus van verguld brons, ± 90 hoog, door Gabriel Grupello (vgl. blz. 310); achter tabernakel en expositietroon een stralenkrans. Twee zijaltaren, xvii, met retabels in de vorm van twee boven elkaar geplaatste ediculae. Vier houten biechtstoelen, xixb, met pilasters en medaillon.Ga naar margenoot+ Doopvont van zwart marmer, ± 1700; het ronde bekken met zwellingen op balustervoet;Ga naar margenoot+ koperen deksel met zwellingen. Twee adelaar-lezenaars van verguld hout, xviiib, in Lodewijk xv-stijl, afb. 291.Ga naar margenoot+ Barokke orgelkas, bekroond met bazuinengelen, xviiia; werk 1848.Ga naar margenoot+ Twee halfronde credenstafeltjes, ± 1800, in late Lodewijk xvi-stijl. In de vroegere sacristie: betimmering en kast in Lodewijk xvi-stijl, houten schilderijomlijstingGa naar margenoot+ in de vorm van een edicula met in- en uitgezwenkte vleugelstukken, xviiib. Kruis met houten korpus, xixb, hoog 56.Ga naar margenoot+ Bisschop met boek, xvii, hout in de bovenste edicula van het linkerzijaltaar. Kruiswegstaties, xixb, doek, o.a. kopie naar ‘de Lanssteek’ van Rubens in het Kon. Museum te Antwerpen. Gedreven zilveren, ten dele vergulde stralenmonstrans, hoog 65, in Lodewijk xv-stijlGa naar margenoot+ met baldakijn, engeltjes en reliëfvoorstellingen van God de Vader, het symbool van de H. Geest, de H.H. Maria, Jozef, Augustinus en Lambertus; afb. 451, op de voet: aDoretVr hIC De LItes Cens DeItas en: panIsqVI De CoeLo DesCenDIt (1758); op de rand van de voet: DaVzenberg feCIt pro teMLo kIrChratensI (1758); gemerkt Aken, gd(autzenberg) in rechthoek. Eenvoudige zilveren, ten dele vergulde stralenreliekhouder, xviii, hoog 33, gemerkt Maastricht, ai in rechthoek, onherkenbaar. Ronde ciborie van verguld zilver, ± 1700, hoog 38, gemerkt Aken, vpr dooreen in een vierkant. Kelk van verguld zilver, in Lodewijk xv-stijl; op de voet een spreuk, onder de voet: CreMer aVrIfaber aqVensIs hVnC feCIt pro eCCLesIa paroChIae In kIrCrath (1772); gemerkt Aken, ci dooreen gekroond (Cremer). Zilveren kelk, hoog 27, chronogram 1854, in 19de eeuwse baroktrant. Twee zilveren wierookvaten en -scheepje, xixb, neoclassicistisch; gemerkt gv onder een boogje in vierkant, onleesbaar vierkant werk. Godslamp van zilver, xviii, veelhoekig in- en uitgezwenkt met volutencartouches. Koperen bedieningslantaarn, xviii. Twee koperen drievoetskandelaars, hoog 154, ± 1700. Zes verzilverde drievoetskandelaars, xviiib, hoog 101. Vier verzilverde drievoetskandelaars xviiib, eenvoudiger dan de juistgenoemde, hoog 63. Tinnen ten dele vergulde resp. verzilverde stralenmonstrans, xviiib, hoog 56, inGa naar margenoot+ Lodewijk xv-stijl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tinnen ten dele vergulde stralenreliekhouder, ± 1800, hoog 28. Ga naar margenoot+ Groen kazuifel, xviii, met ingeweven bloem-blad-vrucht-motief. Klok, diameter 49, met a 1763.
Ga naar margenoot+ In de pastorie bevinden zich:
Ga naar margenoot+ Kruis met houten korpus, xviiib door G. Grupello, afb. 289, vermoedelijk voorstudie voor het altaarkruisbeeld, hoog 42 (vgl. blz. 309). Ga naar margenoot+ Kopie van ‘De bewening van Christus’ door Rubens, in het Kon. Museum te Antwerpen, doek xviii, 98 × 119. Portret van Caspar Joseph Lutzerath, pastoor van 1777-1789, doek 105 × 78; gekleed in soutane met Augustijnenscapulier; op de achtergrond de kerktoren. Ga naar margenoot+ De oude kerk uit het noordwesten, xixa, op zink 26 × 34; en gekleurde tekening met dezelfde voorstelling, xixa. Ga naar margenoot+ Boekenkast in Lodewijk xvi-stijl, xviiid, met oude boeken, o.a. een ‘Oeuvre de M. Bossuet’, afgebeeld op bovengenoemd pastoorsportret.
In het dal van de Anstel van zuid naar noord tussen de gehuchten Hamm en Hopel: 'S-HEERENANSTEL wordt reeds genoemd in 1107 (Annales Rodenses, blz. 11); er zijn nog twee haaks op de Anstelbeek aangelegde voormalige economiegebouwen van baksteen, aan weerskanten van het oude via een boogbrug en een inrit met bakstenen hoekposten toegankelijke voorplein; ook zijn er nog sporen van de gracht te zien. Onder de rechtervleugel een kelder met gewelfkappen tussen gordelbogen van baksteen. In het St. Elisabeth-Stift ter plaatse van het voormalige herenhuis wordt een vergulde tinnen ciborie bewaard, xixa, hoog 34; en verder een schilderij, xviii, doek 82 × 60, voorstellende de H. Johannes van Nepomuk.
Ga naar margenoot+ DE HOEVE DE BRIL, Kerkradersteenweg 3, heeft een ellipsboogpoort, in hardsteen met op de sluitsteen: ao 1797, ihs met een hartje in een rozet en pis msp; boven de poort een ovaal venstertje in een hardstenen omlijsting, waarop een bril is uitgebeiteld.
Ga naar margenoot+ DE BRUGHOF, aan de Kerkradersteenweg tegenover de hoeve De Bril, is opgetrokken van baksteen - ten dele gewit - om een binnenplaats, die vroeger gesloten was; ankerjaartal 1738.
Ga naar margenoot+ HET KASTEEL EHRENSTEIN ligt schilderachtig in een brede omgrachting, die vroeger ook de hoeve geheel omgaf. Ga naar margenoot+ De Crassier, 1932, blz. 231. - J.G.N. Renaud in Een kwart eeuw oudheidkundig bodemonderzoek in Nederland, Gedenkboek A.E. van Giffen, Meppel 1947, blz. 438, pl. 61, blz. 442. - De Geschiedenis van Kerkrade, overdruk uit de ‘Zuid-Limburger’, z.d. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 96. Kerkrade, Ehrenstein
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgebreid met een kloostercomplex, waarin na hun vertrek in 1944 een streekmuseum is ingericht door de gemeente Kerkrade, die het kasteel vervolgens in 1952 heeft verworven. Ga naar margenoot+ Het herenhuis, fig. 96, 97 en afb. 293, bestaat uit twee vleugels langs de zuid- en oostzijde van een binnenplein, met tegen het midden van de zuidelijke buitengevel een uitgebouwde driezijdig gesloten kapel en twee ronde torentjes op de hoeken van een met de buitengevels evenwijdig lopende lage ommuring. Aan de noordzijde omgeven de vleugels van de bouwhoeve, fig. 96, drie zijden van het voorplein, waarvan de vierde zijde tegenwoordig geheel is afgesloten door het ontsierende kloostercomplex, dat na 1903 tussen herenhuis en hoeve is ingevoegd. Vroeger bereikte men het slotplein langs een brug over de gracht, die gelegen heeft tussen hoeve en herenhuis. Tegenwoordig is het slotplein nog slechts van het westen uit toegankelijk. Ga naar margenoot+ De beide door schilddaken afgedekte vleugels van het herenhuis, - fig. 96 en afb. 293, - bestaan uit een kelderverdieping met aan de veldzijde resten van schietgaten, twee verdiepingen met segmentboogvensters in hardsteen, type iib, c en d, en een halve verdieping met ovale vensters aan de binnenplaats. De buitengevels zijn - met uitzondering van de bovenste anderhalve meter aan oost- en zuidzijde - van breuksteen met onregelmatige hoekblokken en overblijfsels van rechthoekige venstertjes; in de metselspecie van dit breuksteenwerk is meel en baksteengruis aangetroffen; verder zijn er nog resten van dergelijk breuksteenwerk aan de zuidzijde van de binnenplaats, waar het overige muurwerk van baksteen is en een verticale bouwnaad aantoont, dat er vroeger een derde vleugel geweest moet zijn langs de westkant van de binnenplaats; breuksteen is ook gebruikt voor de aanleg van de lage op ongeveer drie meter afstand van de buitengevels lopende ommuring, xiv?, die hersteld is in baksteen en op welks beide hoeken ronde torentjes van baksteen zijn opgetrokken met klokvormige en met leien beklede helmen, bekroond met een windvaantje waarop het jaartal 1708 nog te herkennen is. De bakstenen kapel aan de zuidzijde zal evenals de hoektorentjes uit 1708 stammen, getuige de regelmatige hoekblokken en de vensteromlijstingen met naar beneden doorlopende penanten en de uit koofstenen samengestelde segmentboog; zij rust op twee zijdelingse spitsbogen, die de ruimte overbruggen tussen de zuidgevel van het kasteel en de ommuring. De bakstenen gevel langs de zuidkant van de binnenplaats getuigt van een herbouw, die vermoedelijk ook in deze tijd heeft plaats gevonden. De bakstenen gevel langs de oostzijde van de binnenplaats, en ook de halve verdieping zijn kennelijk van na de afbraak van de westvleugel evenals de segmentboogvensters en -ingangen. Immers ook rechts van de bouwnaad bevinden zich segmentboogvensters. De ingang aan de zuidzijde van de binnenplaats heeft een hardstenen omlijsting met een sluitsteen in Lodewijk xv-stijl en een rijkgesneden Lodewijk xv-bovenlicht met masker; de ingangsomlijsting aan de oostzijde van de binnenplaats is eenvoudiger, type iif, maar met omgekeerd architraafprofiel, typisch voor Couven. Dit alles xviiib. Het bordes voor beide ingangen is niet oud. Ga naar margenoot+ In de hal is een eiken trap, afb. 290, met een Lodewijk xv-leuning met rijk versierde wangen en lusachtige ‘spijlen’. Er zijn enige paneeldeuren in rijke omlijstingen terwijl een vertrek een betimmering met in- en uitgezwenkte bekroningen bezit en een grijs marmeren Lodewijk xv-schoorsteenmantel met de wapens Poyck en Grupello. Verder is er een schouw, xviib, afkomstig uit Maastricht, met hermen en kraagstenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 97. Kerkrade, Ehrenstein, reconstructie van de middeleeuwse plattegrond
in de vorm van cherubijnen; een andere schouw, xvii, afkomstig uit Beek, heeft ionische pilasterkapitelen en op de wangen rolwerkachtige schildjes.
Een bodemonderzoek in 1944 door de heer J.G.N. Renaud heeft aangetoond, dat de oorspronkelijke aanleg bestaan heeft uit een rechthoekig complex van drie vleugels om een binnenplein, fig. 97. In de sluitmuur aan de noordzijde viel een verzwaring op te merken, die de plaats aangaf van de voormalige ophaalbrug. Om dit complex heeft men waarschijnlijk omstreeks 1400 een ringmuur opgetrokken, vermeld in de beleningsoorkonde van 1384. Het was toen noodzakelijk een poorthuis te bouwen, waarvan de muren tussen de oude noordmuur en de ringmuur zijn teruggevonden. Uit de grond, die bij het onderzoek tussen het oorspronkelijke gebouw en de latere ringmuur werd aangetroffen, zijn vrij late scherven tevoorschijn gekomen, hetgeen er op wijst, dat Ehrenstein een periode moet hebben gekend, waarin de ringmuur door een natte gracht van het oude huis gescheiden was, fig. 97. Tot goed begrip van de zaak diene, dat ook aan de buitenkant van de ringmuur een gracht liep. Wij hebben hier dus te maken met een zeldzaam voorbeeld van een natte ‘dwingel’. Een gelijksoortige aanleg vertoonde vermoedelijk de Gymnicher Burg te Nörvenich (Kr. Düren), waar de lage ommuring eveneens later voorzien werd van ronde hoektorentjes. De hoeve van baksteen, xvii-xixa, en resten van breuksteen, xiv?, met onregelmatigeGa naar margenoot+ hoekblokken aan de veldzijde van de ingangsvleugel is afgedekt met pannen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zadeldaken. Aan de veldzijde van de ingangsvleugel en de westvleugel enige schietspleten met ronde gaten. Op de hardstenen sluitsteen van de bakstenen korfboogpoort anno 1722. Eenvoudige vensters, ten dele met segmentbogen. In de oostgevel langs de binnenplaats jaarankers 1803. Inwendig moerbalkzolderingen. Ga naar margenoot+ In de kloostervleugels is het Streekmuseum van Kerkrade ondergebracht. Voor de verzameling zie J. Filz, in Nieuws Bull. K.N.O.B., 1955, kol. 148. In het museum bevindt zich ook schutterszilver; zo is er van de voormalige kruisboogschutterij St. Hendricus te Gracht een gekroonde zilveren vogel, xvii, lang 13, met samengetrokken vleugels, op een takje; afb. 460.
NIEUW-EHRENSTEIN ligt boven op de helling van het Ansteldal, met aan de zuidzijde van het woonhuis resten van een engelse tuinaanleg. Ga naar margenoot+ De Crassier, 1932, blz. 232. Ga naar margenoot+ Het rechthoekige woonhuis, xixa, afb. 294, van twee verdiepingen onder een mansarde-schilddak met leien ligt aan de zuidkant van een rechthoekige binnenplaats, die verder geheel omsloten wordt door lagere bedrijfsgebouwen van baksteen onder pannen zadeldaken; jaarankers 1753 aan de binnenplaats; op een ingemetselde sluitsteen van de vroegere poort 1753 1900 1918. De brede tuingevel van het herenhuis, afb. 294, is gecomponeerd volgens het vensterschema 2 - 3 - 2. De vensters zijn rechthoekig in hardstenen omlijstingen; zij zijn voorzien van luiken; in het midden van de tuingevel een ingang met daarboven een balkondeur, die onderaan voorzien is van een smeedijzeren hekje met de wapens Maurissens-Corneli; het balkon zelf is verdwenen. De oude hoofdingang in de smalle westgevel is veranderd in een venster. Aan de zijde van de binnenplaats segmentboogvensters met hardstenen onderdorpels. Voor de drie middelste vensterassen van de tuingevel een bordes met zijtrappen. Ga naar margenoot+ De kelders hebben bakstenen tongewelven. In het woonhuis is de interessante oorspronkelijke indeling met trappehuis in de middenas en ingangshal aan de westzijde nog herkenbaar. Er zijn verder nog eiken parketvloeren, deuren in neoclassicistische omlijstingen en neoclassicistische stucplafonds bewaard. De trappaal heeft een voluutversiering. Ga naar margenoot+ Voor het woonhuis liggen de overblijfsels van drie vijvers van de voormalige engelse tuin; op zij sporen van visvijvers.
Ga naar margenoot+ BOERENANSTEL, hoeve van baksteen en vakwerk, gedeeltelijk gewit, om een gesloten binnenplaats; halfronde vensters en rechthoekige vensters met hardstenen dorpels, xixa; rechts jaarankers 1714.
Ga naar margenoot+ HET ST. SEBASTIAANSBROEDERSCHAP bezit: Ga naar margenoot+ Gedreven en gegraveerde vogel, lang 17, met ingetrokken vleugels, op takje, met kroon; in de archieven sinds 1798 bekend; merk bekransde e (zie Schutterszilver Valkenburg; 1814). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vier keizerschilden van vóór 1850. Twintig koningsplaten, xvii, elf xviii en acht en twintig tot 1850 (zie Jolles, blz. 106 vlg.). Bovendien: Keizersschilden uit 1662 (met rolwerk), 1806 en 1814 (gemerkt mr in rechthoek). Koningsplaten uit 1619 (wapen Van Horpusch-Krummel overtopt door kromstaf met panicellus), 1633 (voorm. wapen Poyck), 1640 (met rolwerk), 1650 (wapen met kromstaf), 1722 (ondanks chronogram 1732, met later wapen Poyck), 1768 (wapen Poyck en beeltenis van de H. Sebastiaan, in rijke Lodewijk xv-rand) en 1796 (met gegraveerde beeltenis van de H. Sebastiaan en op de keerzijde: J.W. Panhausen Köning zu Kerckraede anno 1796). Sebastiaan, xviiic, hout hoog 115.Ga naar margenoot+ Twee tamboermajoorstokken, xixa, met koperen bekroningen, waarop voorstellingGa naar margenoot+ van Sebastiaan en twee gekruiste geweren. Hellebaard, xixa, met verzilverd koperen spits. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KloosterboschVinkerstraat 84. Ellipsboogpoort met op de hardstenen sluitsteen anno 1755 m9Ga naar margenoot+ en een gaffel en een schep als brouwersinsignes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LochtDE HOEVE CROMBACH, Crombacherstraat 32, reeds genoemd in 1107 (Annales Rodenses,Ga naar margenoot+ blz. 11), bestaat thans uit bakstenen gebouwen gelegen om een gesloten vijfhoekige binnenplaats. Rechthoekingangen en vensters in hardsteen, xviiia en xixa; in geveltop enige kleine vensters met geblokte zijpenanten, xvii; verder segmentboogvensters in hardsteen, type ib en iib, xviiib; boven de schuurpoort een gevelsteen met 1709. Inwendig moerbalkzolderingen, voor een deel betimmerd. Over de kelders tongewelven en gewelfkappen op gordelbogen. Naast de hoeve een vijver en een vervallen bakhuis van breuksteen.
Locht 21. Hoeve om gesloten binnenplaats; aan de voorzijde twee topgevels vanGa naar margenoot+ breuksteen; de zijgevels van vakwerk en gepleisterd; jaarankers 1776; poortklopper met: r(ené) r(ozenboom) 1835 mcs; over de kelder een grotendeels bakstenen tongewelf. Locht 103. Van baksteen, gewit; rechthoekige vensteromlijstingen van hardsteen; ingang in hardsteen met op de sluitsteen anno 1842. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klein-nullandHOEVE KLEIN-NULLAND, Voorterstraat 76, om gesloten binnenplaats; op de losliggendeGa naar margenoot+ sluitsteen van de voormalige poort: (phil)ippvs iacobvs vae(ssen) stath(a)vder van het vroen nvl(a)nter len ende clara agnes pan(hv)sen 176.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder-SpekholzGa naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, in de mijnkolonie Terwinselen bezit:
Houten beeld van een zittende Madonna, ± 1800, hoog ± 150, afkomstig uit Aken. Kruiswegstaties, xixa, doek 120 × 92, met in- en uitgezwenkte houten lijsten; afkomstig uit de St. Nicolaaskerk te Aken.
DE TERWINSELERHOF, ook genoemd Winselaar, Wenselen enz., gelegen aan de grens van de gemeente Schaesberg, vormt een fel contrast met het naburige mijnencomplex van de Staatsmijn Wilhelmina. Zij is grotendeels gebouwd uit baksteen om een gesloten binnenplaats en afgedekt met pannen zadeldaken. Het woonhuis van een verdieping, xviib, heeft overwegend houten kruiskozijnen onder ontlastingsbogen, sommige nog met luiken; in de topgevel drie kleine vensters in geblokte hardstenen omlijstingen. De binnenplaatsgevel van de tegenover het woonhuis gelegen schuur bestaat tot ongeveer anderhalve meter hoogte uit baksteen met hoekblokken van hardsteen langs beide poorten; daarboven is de gevel uitgevoerd in vakwerk. De kelders zijn overkluisd met kruisgewelven - twee traveeën, resp. vier op een vierkante middenpijler - van baksteen met afgeschuinde mergelribben en bakstenen gordelbogen. Een brede stenen wenteltrap voert uit de kelder naar boven, waar zich moerbalkzolderingen bevinden en voorts een eenvoudige schouw en twee eenvoudige houten ondermantels. De hoeve was een Brabants leen; in 1312 is er reeds sprake van een Clein Winzeln (De Crassier, 1932, blz. 233). Ga naar margenoot+ In de hoeve wordt een houten korpus, xvii, bewaard, afkomstig van een kruis, dat in de buurt gestaan heeft op het kruispunt Tunnelweg-Terwinselerweg-Strijthagerweg.
Ga naar margenoot+ Maar 42. Poort in kalksteen met geblokte zijpenanten en sluitsteen met 1644. Schaesbergerstraat 21. Hoeve van baksteen om gesloten binnenplaats; enige segmentboogvensters in hardsteen, type iib, xviiib. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RolducGa naar margenoot+ DE VOORMALIGE AUGUSTIJNERABDIJ ROLDUC dient tegenwoordig tot Klein-Seminarie van het bisdom Roermond. Ga naar margenoot+ In het Rijksarchief te Maastricht: de Annales Rodenses, een kroniek over de jaren 1104-1157, volgens Opperman (litt., o.c.) geschreven tussen 1175 en 1177, volgens Boeren (litt., o.c.) tussen 1243 en 1257, of grotendeels xviid. Het feit, dat sommige voor dit geschrift benutte oorkonden niet betrouwbaar blijken te zijn, behoeft geen afbreuk te doen aan de geloofwaardigheid der vermelde bouwdata; gepubliceerd in Monumenta Germaniae Historica xvi en M.S.P. Ernst, Histoire du Limbourg, vii, Luik 1853 (de citaten zijn overgenomen uit laatstgenoemde uitgave). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermoedelijk door B. Digneffe, afb. 296; ontwerptekeningen door Franz Klausener uit Burtscheidt van omstreeks 1850 betreffende ‘Institut’ en inrijpoort; de ‘Annales de Rolduc’ door de seminarieleraar B.A. Pothast (Hs.) en een studie van ir. L.A.J. Keuller (Hs.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 98. Rolduc en omgeving in 1776
archangeli’ (blz. 13). In 1123 werd het complex geheel in de as gelegd bij een door scholieren gestichte brand, ‘Combustus est Rodensis locus et totus in cinerem redactus’ (blz. 32), waarbij de krocht slechts haar dak verloor (Mon. Germ. H.S., 16, blz. 704, 722). In 1130 kwam een koor met koepelgewelf tot stand ‘... Fridericus hujus ecclesie prepositus exaltavit sacrarium et obduxit virtigine lapidum, sicut a fundo constat informatum, voluntatem habens construendi monasterium, dum facultatis mereretur successum, sine qua nullum opus sit perfectum’ (blz. 41). Van het ‘monasterium’, waaronder wij in deze samenhang ongetwijfeld de rest van de kerk hebben te verstaan, bestonden toen nog slechts de buitenmuren tot mans hoogte. ‘Nichil enim adhuc constructum erat de monasterio, sed tantummodo exaltatus a solo pro altitudine hominis stature fuit murus; unde in cripta ad psallendum confluxit ecclesie respersus est locus tanta infelicitate, ut hactenus non sit exaltatus ulla templi constructione’ (blz. 41). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nogmaals hersteld (1678) nadat in de hoek tussen de noordelijke transeptarm en het koor een vierkant torentje was opgetrokken (1672). Onder abt Joannes Bock (1683-1712) werd in 1690 het oostelijke gedeelte van de noordvleugel der abdij gebouwd terwijl de kerk van binnen werd gewit en ook de abdijgebouwen van binnen werden onder handen genomen; in 1692 stortte een der zuidelijke topgevels der kerk in; in 1693 werd de kerkvloer verhoogd. Tevens kwam onder deze abt de terrassentuin tot stand en verrezen in 1700 beide tuinhuisjes; in 1696 kreeg het in 1672 gebouwde torentje aan de noordkant van het koor een barokke bekroning; in 1697 werd er een waterleiding van uit de vijvers aangelegd en werd de kerktoren andermaal hersteld. Onder abt Nicolaus Heyendal (1712-1733) werd in de zuidelijke Fig. 99. Rolduc, situatie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
transeptarm een bovengrondse grafkelder aangelegd. De zuidelijke tuinpoort stamt blijkens het daarop voorkomende jaartal uit 1730. In 1744 verkreeg de kerk twee westingangen, waarvan de zuidelijke nog bestaat, en werd de oostconche van de krocht inwendig met stuc versierd. In 1751 is er sprake van bouwwerkzaamheden. In 1754 werd de grote oostvleugel gebouwd door H. Moretti uit Aken. In 1794 verongelukte een werkman bij graafwerkzaamheden voor het ‘novo aedifico’ (overlijdensregister van Kerkrade), ongetwijfeld de tegenwoordige hoeve, waarvan de bouw blijkens het jaartal op een schouw in 1792 begonnen kan zijn. In 1797 werd het klooster opgeheven, waarna de gebouwen in 1831 in gebruik werden genomen voor het Klein-Seminarie van het bisdom Luik; de economiegebouwen behoren sinds 1834 aan de familie Deutz. Toen na afscheiding van België het Luikse Klein-Seminarie werd overgeplaatst naar St. Truiden, werd Rolduc in 1843 Klein-Seminarie (en pensionaat tot na de Tweede Wereldoorlog) van het apostolisch vicariaat, later bisdom Roermond. In 1849 verrees het ‘Institut’ ten zuiden van de westbouw der kerk en in 1851 de inrijpoort, beide door architect Franz Klausener uit Burtscheid. Ga naar margenoot+ De abdij is gebouwd op de rand van een plateau ten zuiden van een lange inham in de westhelling van het Wormdal; in deze inham bevinden zich zes grote visvijvers, van welke er drie zijn uitgedroogd, fig. 99; tegen de steile helling ten oosten van de inham is een wandelbos aangelegd, het z.g. Bosquet. Ga naar margenoot+ Het complex, fig. 99, 107, afb. 297-314, is toegankelijk via een dubbele poort aan de westzijde (1851); achter deze poort ligt een driehoekig voorplein met aan de oostzijde het front van het rechthoekige om de kerk gelegen hoofdcomplex en aan de zuidzijde de hoeve (± 1792-1794) waarvan de binnenplaats door een muur (1849) van het voorplein is afgescheiden. Van het voorplein af gezien vormt de westbouw een vrijwel symmetrische compositie met de abtswoning links (1676) en het ‘Institut’ rechts (1849); een uitspringende vierkante toren, de ‘Watertoren’ (1671) bevindt zich op de noordwestelijke hoek van het complex; de om de kerk heen gelegen 17de, 18de en 19de eeuwse vleugels omsluiten twee binnenplaatsen, van welke de noordelijke, de z.g. Carré, ongeveer voor de helft de plaats inneemt van de middeleeuwse pandhof, terwijl ten noorden van de Carré nog een open binnenplaats, de z.g. Basse Cour, ligt. De lange oostvleugel van Moretti (± 1751-1754) heeft een brede façade aan de oostzijde, waar de voormalige omstreeks 1700 tegen de helling van het Wormdal aangelegde terrassentuin is geflankeerd door gebouwen uit deze eeuw.
Ga naar margenoot+ DE KERK van de H. Moeder Gods en de H. Gabriël is georiënteerd met een afwijking naar het zuiden, fig. 100-105, afb. 312 e.v.; zij ligt vrij met uitzondering van de zijgevels van de westbouw, die beneden schuil gaan achter de belendende gebouwen, en de noordzijde van schip en dwarspand, waartegen de zuidelijke gang van de Carré en de sacristie zijn aangebouwd. Ga naar margenoot+ De westbouw heeft een hoger opgaand middengedeelte; het met ‘Stützenwechsel’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgetrokken basilikale schip bestaat uit vier ongeveer vierkante middentraveeën met graatgewelven, die beurtelings corresponderen met twee paar op gelijke wijze overwelfde zijbeukstraveeën en met pseudotransepten met t.o.v. de kerkas dwarsgeplaatste tongewelven; het dwarspand bestaat uit drie vrijwel vierkante traveeën met graatgewelven; onder het klaverbladvormige koor en de kruising bevindt zich een krocht met graatgewelven op zuilen met rijk geornamenteerde kapitelen. Het gebouw is opgetrokken uit breuksteen - zandsteen - met toepassing van behouwenGa naar margenoot+ steen - meest Nivelsteinerzandsteen - voor pijlers, bogen, vensters, basementen, kapitelen hoekblokken e.d. De kerk, fig. 100-105, afb. 312-317, heeft in het algemeen haar 12de eeuwse karakterGa naar margenoot+ vrij goed behouden ondanks het feit, dat het koor in de 16de eeuw heeft moeten plaats maken voor een gotisch koor, dat op zijn beurt vervangen werd door het huidige neoromaanse; de westbouw evenwel draagt het stempel van de ingrijpende 17de eeuwse verbouwingen. Alle bogen - wanneer niet uitdrukkelijk anders vermeld - zijn halfrond en ongeprofileerd. Alle vensters - behoudens uitdrukkelijke vermelding - zijn rondbogig en voorzien van naar binnen en naar buiten divergerende dagkanten en schuine onderdorpels. De gewelven zijn - tenzij anders vermeld - van behouwen groefsteen en gevat tussen muraal- en gordelbogen, terwijl ribben ontbreken.
De westbouw, fig. 102, 103, afb. 312, 314 en 316, bestaat uit een hoog middengedeelteGa naar margenoot+ onder een concaaf oplopend leien dak met samengestelde barokke bekroning en iets inspringende lagere zijvleugels met tegen het middengedeelte aanleunende leien schilddaken. De bovengeledingen van de middenpartij en van de zijvleugels zijn door kordonlijsten geaccentueerd. Verder is het muurwerk ongeleed behoudens het nog romaanse benedengedeelte en de zijgevels der nevenvleugels bovenaan, die eveneens nog grotendeels oorspronkelijk zijn. Het oorspronkelijke breuksteenwerk is tamelijk regelmatig. Het benedengedeelte van de westgevel en het thans ingebouwde benedengedeelte van de zuidgevel zijn versierd met hoeklisenen en een rondboogfries op kraagsteentjes met omlopend ingesnoerd ojiefprofiel; in het midden rust het rondboogfries op een pilaster met attiserend basement, fig. 106, nr. 27, en een kapiteel met twee bladreeksen. De plint van de zijvleugels eindigt bovenaan in twee holle afschuiningen; het plintprofiel van het middengedeelte, fig. 106, nr. 27, loopt in verstek tegen de hoeklisenen en de pilastervoeting. Aan weerskanten van de middenpilaster een rondboogvenster; in de verdieping daarboven bevinden zich resten van dergelijke vensters, die even groot moeten zijn geweest als de op gelijke hoogte aanwezige westvensters van de zijvleugels en het dichtgemetselde zuidvenster van diezelfde verdieping. Ter plaatse van het benedenvenster van de noordvleugel bevond zich tot 1931 een rondboogingang uit 1744 in een rechthoekige régence-omlijsting van hardsteen, gelijk aan die, welke nog bestaat in de zuidvleugel; origineel is de smalle opening in een met kepervormige lijst afgedekte driepasnis geheel links, die dient voor de verlichting van een in de muurdikte uitgespaarde trap; in het driepasboogje bevinden zich twee ronde schildjes. De zijgevels van de nevenvleugels vertonen elk boven de in 1931 langs de westzijde doorgetrokken kordonlijst een gedeeltelijk met 17de eeuwse baksteen herstelde blinde arcade met ronde bogen op monoliete zuiltjes, afb. 316; de kordonlijst heeft een ojiefprofiel, de attiserende zuilbasementen vertonen resten van hoeksporen en boven de zuilen bevinden zich hoekbladkapitelen met afgeschuinde dekplaten; binnen de arcadenbogen lichtspleten met rondboogjes, resp. lateiboogjes. Hoeklisenen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 100. Rolduc, kerk, plattegrond over de krocht
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 101. Rolduc, kerk, plattegrond
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een fries van monoliete rondboogjes op kraagsteentjes met eenvoudig omlopend profiel dienen ter omlijsting van het geheel; de omlopende noordwestelijke hoekliseen, waarboven zich tot 1931 nog een impost bevond, bewijst, dat de nevenvleugels ook aan de westzijde met een arcade, hoeklisenen en een rondboogfries versierd zijn geweest. Deze versiering moet echter reeds verdwenen zijn geweest bij de verbouwingen onder abt Balduinus van Horpusch in 1624, waarbij de bovengeledingen der zijvleugels aan de westzijde werden vernieuwd evenals het grootste gedeelte van de westgevel van de middenpartij boven het 12de eeuwse rondboogfries. De nevenvleugels vertonen boven aan de westzijde elk een concave rondboognis. De middenpartij is onmiddelijk boven het rondboogfries voorzien van een gedenktafel met aan weerskanten een schelpnis en een oculus; de gedenktafel heeft de vorm van een edicula op consoles met hermen, een attiek en een fronton; op een paneel tussen de consoles komt een spreuk voor betreffende de verbouwing in 1624 door Balduinus van Horpusch, wiens wapen in de attiek staat afgebeeld; tussen de hermen een voorstelling van de Annunciatie, in het fronton God-de-Vader. Boven de gedenktafel een in 1931 aangebracht rondboogvenster geflankeerd door steentjes met renov ad 1931, vervolgens het ankerjaartal 1624 en daarboven tweemaal een door oculi geflankeerde schelpnis (een blijkens jaartal vernieuwd of bijgewerkt in 1882). De bovengeleding van de middenpartij, die opgaat boven een zandstenen - in 1931 langs de westgevel doorgetrokken - lijst met ojiefprofiel, heeft aan elke zijde een spitsbogig galmgat met afgeschuinde dagkanten en moderne vorktraceringen; deze galmgaten zijn uitgevoerd in baksteen (lang 25, 10 lagen = 73) met toepassing van zandstenen negblokken; baksteen van hetzelfde formaat is ook bij gerepareerde delen elders aan de westbouw toegepast; boven de galmgaten jaarankers 1678. De ronde opening in een vierpas links van het middelste venster en de voor vuurwapens bestemde schietgaten daarboven corresponderen met een wenteltrap binnen. Ga naar margenoot+ Het schip bezit aan de zuidzijde nog belangrijke fragmenten oorspronkelijk metselwerk; dit breuksteenmetselwerk is ondanks vele vernieuwingen in wezen gelijk aan het oorspronkelijke van de westbouw; het bestaat uit tamelijk regelmatige korte blokken van betrekkelijk klein formaat, afb. 315. Het authentieke attiserende plintprofiel, fig. 106, nr. 8, is aan de zuidzijde verkropt om een liseenbasement midden onder de rechter pseudotranseptgevel; boven dit basement bevindt zich een liseenfragment van ongeveer een meter hoogte. Verder zijn de zijbeukmuren onversierd tot ongeveer een meter onder de daklijst, waar de hoeklisenen beginnen van de pseudotransepten, aan de noordzijde met een oorspronkelijke rondstaaf; de topgevels van de pseudotransepten stammen uit de jaren 1895-1897. De lisenen van de lichtbeuk corresponderen met de traveeïndeling van de zijbeuken. De daklijsten - rondstaaf en waterlijst - bevatten oude doch niet oorspronkelijke onderdelen; de oorspronkelijke daklijst moet gerust hebben op kraagstenen, van welke er in de jaren 1895-1897 enige werden teruggevonden zoals nog op een oude foto te zien is. De betrekkelijk kleine in hoofdvorm oorspronkelijke rondboogvensters van de noordbeuk staan op regelmatige afstanden van elkaar. Aan de zuidzijde zijn de rondboogvensters van de pseudotransepten groter. De beide met de eerste schiptravee samenhangende pseudotransepten, afb. 312, 313, 317, hebben bovenin een groot rond venster, terwijl zich aan de zuidzijde resten bevinden van een romaanse ingang; te weten de benedenstukken der zijpenanten, elk met een attiserend colonnetbasement met hoeksporen op een plint met ojiefprofiel; ongeveer twee meter erboven bevindt zich een gotische waterlijst, die blijkens sporen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 102. Rolduc, kerk, zuidzijde
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vroeger langs de zuidgevel heeft doorgelopen. De beide met de derde schiptravee samenhangende pseudotransepten bezitten bovenin een in hoofdvorm oorspronkelijk vierpasvenster. Tussen de pseudotransepten grote gekoppelde in hoofdvorm oorspronkelijke lichtbeukvensters aan weerskanten van de middenliseen; het meest oostelijke venster aan de zuidzijde blijkens een jaartal bijgewerkt in 1709 (of 1789). Ga naar margenoot+ Het dwarspand, afb. 310, 317, heeft hoeklisenen en middenlisenen; aan noord- en zuidzijde gaan de middenlisenen evenwel niet hoger op dan zes meter. Het attiserende plintprofiel, fig. 106, nr. 8, is om de lisenen verkropt. De vensters van de eindgevels - beneden twee rondboogvensters en boven een rond venster - stammen uit de jaren 1895-1897, evenals de topgevels; zij zijn in de plaats gekomen van barokke vensters aan de noordzijde en twee oorspronkelijke rondboogvensters aan de zuidzijde, vgl. afb. 295, 298, 321. De westgevels van het dwarspand vertonen dezelfde indeling als de lichtbeuk met gekoppelde vensters aan weerskanten van een middenliseen. Ga naar margenoot+ Het klaverbladvormige koor en de ronde traptoren tegen de zuidelijke dwarsarm zijn neoromaans. Het bij de bouw van het koor in 1893 grotendeels vernieuwde benedenmuurwerk bevat de rondboogvensters van de krocht, waarvan de zuidelijke conche in dat jaar naar gevonden fragmenten gereconstrueerd is. De neoromaanse bovenbouw, afb. 317, vormt een globale reconstructie van het oorspronkelijke koor, waarvan de hoogte der conchen kon worden vastgesteld uit teruggevonden resten van de scheibogen. De koorvensters staan in rondbogige spaarvelden. De kraagstenen onder de muurcolonnetten van de apsis zijn gemaakt naar twee oude kraagstenen, die op dezelfde plaats in situ werden aangetroffen; ook het plintprofiel, fig. 106, nr. 36, berust op vondsten. De muren van de krocht zijn ongeleed.
Ga naar margenoot+ De benedenverdieping en de hoofdverdieping van de westbouw, fig. 103, bestaan uit een rechthoekige middentravee ter breedte van het middenschip en vierkante zijtraveeën ter breedte van de zijbeuken, overdekt met graatgewelven op muraal- en gordelbogen. Beneden staan de zijtraveeën in verbinding met de kerkruimte door rondboogdoorgangen terwijl de middentravee met een brede korfboogdoorgang naar de kerk geopend is. De door een grote rondboog op het schip uitziende middentravee van de hoofdverdieping - waarvan het steengaasgewelf iets hoger zit dan het oorspronkelijke - vormt in feite een voortzetting van de architectuur van het middenschip, hetgeen o.a. tot uiting komt in het omlopende profiel der imposten, fig. 106, nr. 21. Zo is ook het verkropte profiel om beide pijlervoeten gelijk aan het attiserende plintprofiel van de schippijlers, fig. 106, nr. 17. De plintprofielen van de muurpilasters beneden vertonen daarentegen slechts een hollijst, terwijl de imposten geprofileerd zijn met rondstaaf, waarboven plat en hol (onderbroken ojief). De basementen en imposten in de westbouw zijn grotendeels oud doch bijgeschuurd. Om de beide westvensters van de middenruimte beneden muraalbogen, die in het midden rusten op een kraagsteen. De hoofdverdieping, die via een in de muurdikte op de noordwesthoek uitgespaarde trap bereikbaar is, heeft onder de gewelven van de zijruimten muraalbogen op pilasters met imposten en kraagstenen; impost en kraagsteen tegen de zuidwand zijn op gelijke wijze geprofileerd als de imposten beneden, fig. 106, nr. 28. De gesloten oostwanden dezer zijruimten bevatten elk een spaarveld, overtoogd door een korfboog, resp. segmentboog. De lage tweede verdieping - slechts bereikbaar langs een gedeeltelijk boven het tongewelf van het noordwestelijke pseudotransept aangebrachte houten trap - is overkluisd door 17de eeuwse graatgewelven van baksteen, en wel een over de noordelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 103. Rolduc, westbouw
nevenruimte en twee over de middenruimte; boven de resten van een dergelijk gewelf over de zuidelijke nevenruimte bevinden zich overblijfselen van muraalbogen van een romaans gewelf. In de noordwesthoek van de middenruimte begint een met baksteen ommetselde wenteltrap, die toegankelijk is via een ingang met op de natuurstenen latei 1624, welk jaartal ook voorkomt op de latei van de doorgang naar de zuidelijke nevenruimte. De dagkanten der lichtspleten in de noord- en zuidwand zijn alleen naar binnen afgeschuind; in de westwand der middenruimte twee segment- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boognissen, waarop de ronde vensters uitkomen. Aan de noordkant resten van een schouw met het wapen van Balduinus van Horpusch (1614-1635). Deze ruimte moet eertijds gediend hebben tot carcer. De hoge derde verdieping van de middenpartij is inwendig op gelijke wijze gedetailleerd als de tweede verdieping doch het baksteengewelf is gedeeltelijk ingestort; op de latei van de toegang tot de wenteltrap vinden wij wederom het jaartal 1624 doch tevens het wapen van abt Balduinus van Horpusch. De beide met natuursteen omlijste spitsboogdoorgangen naar de vlieringen van de zijvleugels zijn in de plaats gekomen van grotere openingen, waarvan de negblokken en de segmentboog nog te zien zijn. De klokkeverdieping heeft een moderne vloer van beton en in de bovenhoeken resten van trompen. De wenteltrap loopt door tot aan de eiken 17de eeuwse kap.Ga naar margenoot+ De vierkante middenschiptraveeën, afb. 320, die beurtelings corresponderen met een paar pseudotransepten en twee paar zijbeuktraveeën, zijn overdekt met graatgewelven. De hoofdpijlers zijn voorzien van attiserend geprofileerde plinten, die sterk bijgeschuurd zijn en op enkele plaatsen vernieuwd; de muraal- en gordelbogen van het middenschip rusten op imposten met omgaand profiel, een ingesnoerd ojief waarboven een torus, fig. 106, nr. 21. De imposten onder de scheibogen vertonen een ingesnoerd ojiefprofiel, fig. 106, nr. 23, met uitzondering van die onder de meest westelijke scheiboog van de meest oostelijke travee aan de noordelijke, waarvan het profiel bestaat uit een torus, waarboven een omgekeerd ojief, fig. 106, nr. 44. Van de iets naar boven toelopende zuilen onder de lage scheibogen zijn beide oostelijke nieuw (monoliet) en is de noordwestelijke gedeeltelijk vernieuwd. De tongewelven van de pseudotransepten gaan op boven zijdelingse ontlastingsbogen op geprofileerde kraagstenen boven de bogen naar de lage zijbeuktraveeën, afb. 324, fig. 104 en 105. De attisch geprofileerde zuilbasementen, afb. 332, met hoekbladeren op plintblokken zijn sterk bijgeschuurd en wellicht ten dele vernieuwd; van deze plintblokken is het benedenstuk, dat evenals de plinten in de oosthelft van de krocht is geprofileerd met een vallend ojief, fig. 106, nr. 15, gedeeltelijk aan het oog onttrokken door de opgehoogde vloer. De beide korfkapitelen aan de zuidzijde zijn vernieuwd terwijl van beide kapitelen aan de noordzijde het westelijke is bijgewerkt; de oostelijke kapitelen, afb. 329, zijn op nagenoeg gelijke wijze versierd met een gladde halsring en drie rijen cannelureachtige groeven met visgraatinkervingen; de westelijke kapitelen prijken met ineengestrengelde op de hoeken korintiserende palmetbladeren en -motieven onder een palmetfries, afb. 344, 345; van deze beide heeft het vernieuwde kapiteel aan de zuidzijde een hoekoplossing, die sterk gelijkt op die van de korintische kapitelen in de krocht, terwijl de halsring onderaan een touwmotief vertoont, afb. 344; het andere heeft een samengestelde halsring. De sterk afgeschuurde dekplaten hebben een ingesnoerd ojiefprofiel, fig. 106, nr. 23, behalve de vernieuwde dekplaat van het oostelijke kapiteel aan de zuidzijde, waar het klassieke ojiefprofiel versierd is met palmetbladeren. De graatgewelven van de lage zijbeuktraveeën, afb. 324, rusten op muraal- en gordelbogen. Deze muraalbogen komen neer op lisenen, waarvan de imposten merendeels een sterk ingesnoerd onderbroken zijdelings ojiefprofiel vertonen. Aan de noordzijde is de buitenwand van het oostelijke pseudotransept geleed door even hoge bogen doch op een middenconsole met omgaand ingesnoerd ojiefprofiel. In het tegenoverliggende speudotransept zijn echter beneden sporen bewaard van een liseen, waar de wand een gelijksoortige geleding vertoont doch met hogere bogen om de grotere vensters | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 104. Rolduc, kerk, doorsnede naar het zuiden
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 105. Rolduc, kerk, doorsnede over het schip
en een tweede stel zijimposten boven de eigenlijke liseenimposten. De buitenwanden van de westelijke pseudotransepten zijn ongeleed doch in de oostelijke hoek van de noordwand komt een boogaanzet voor. De profielen van de meeste imposten en kraagstenen hier zijn samengesteld uit verscheidene hol- en rondstaven doch zij hebben bovenaan steeds een torus, fig. 106, nrs 18-20 (in het vervolg aangeduid als torusprofiel). De wandzuilen onder de gordelbogen van de zijbeuken staan op ten dele bijgewerkte basementen, die voor het merendeel attiserend geprofileerd zijn, fig. 106, nr. 16, en voorzien van hoekversieringen, afb. 333, 334, 341 342 343, 349 350 351; twee basementen aan de noordkant van de noordbeuk zijn nieuw, nl. het 1ste en 2de rechts van de noordingang. In het westelijke gedeelte van de zuidbeuk hebben drie basementen tegen de buitenwand figurale versieringen; het meest westelijke twee naar elkaar toegewende griffioenen aan weerskanten van een bladertak, die bijten in de staarten van twee van elkaar afgewende draken, afb. 356, 357; het volgende een zeemeermin, die haar beide staarten vasthoudt, tussen twee griffioenen, afb. 355; het derde twee leeuwen, afb. 354. In de oostelijke zijbeukgedeelten komen uitsluitend teerlingkapitelen voor, afb. 330, 331, 335, in het westelijke gedeelte van de zuidbeuk uitsluitend korfkapitelen, afb. 346 afb. 347 afb. 348, 352, 353, het westelijke gedeelte van de noordbeuk heeft korfkapitelen aan de kant van de scheibogen, afb. 336 en 340. De halsringen zijn glad; enkele kapitelen zijn wat bijgewerkt. Van de teerlingkapitelen is een geheel onversierd; de overige hebben in de gebombeerde hoekvlakken gebeeldhouwde bladrozetten, afb. 330, 335, 337, 338, bij twee zijn bovendien het voorvlak en de zijvlakken versierd met bladwerk, afb. 337, 339; het voorvlak van een teerlingkapiteel in het zuidoostelijke zijbeuk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeelte prijkt met twee van elkaar afgewende halffiguren van honden aan weerskanten van een palmet terwijl de zijvlakken de figuren te zien geven van resp. een hond en een vogel, afb. 331. De korfkapitelen zijn merendeels versierd met palmetten, resp. ineengestrengelde palmetbladeren, afb. 346 afb. 347, 353; een in de zuidbeuk heeft tevens vruchttrossen en ranken, afb. 352, twee andere vertonen een pijnappelachtige versiering, afb. 336 en 348 en een prijkt met een soort schijvenmotief, afb. 340; het laatste heeft bovendien over elkaar liggende hoekbladeren, die sterk gelijken op die der korintische kapitelen in de krocht. De dekplaten van de kapitelen zijn sterk bijgeschuurd en enige wellicht vernieuwd; zij zijn geprofileerd met een ingesnoerd ojief, fig. 106, nr. 23, 24, uitgezonderd een tegen de buitenwand van het oostelijke gedeelte van de noordbeuk, dat een langs de liseen doorgaande hollijst vertoont, fig. 106, nr. 9. Het ingesnoerde ojiefprofiel van de dekplaten tegen de buitenwand van het oostelijke gedeelte van de zuidbeuk loopt langs de lisenen door in de vorm van een klassiek ojief, fig. 106, nr. 10, 11. Bij de tegenover de hoofdzuilen staande halfzuilen vormt het profiel der dekplaten de voortzetting van het profiel der lage scheiboogimposten.Ga naar margenoot+ De beide westelijke kruisingspijlers staan op plinten met hetzelfde profiel als de schippijlers; de plinten van de oostelijke kruisingspijlers zijn geprofileerd met torus, waar boven plat en hol. De imposten onder de kruisingsbogen zijn gelijk aan die onder de muraal- en gordelbogen van het middenschip, fig. 106, nr. 21. De bogen naar de zijbeuken komen neer op imposten met een ingesnoerd ojiefprofiel; hieronder bevinden zich aan de buitenzijden ook attiserende plintprofielen. Van de graatgewelven is het noordelijke nieuw. De muraalbogen in de transeptarmen rusten op de imposten van de kruisingspijlers en verder op hoekzuilen met attiserende basementen - nieuw behoudens het zuidoostelijke basement, waaraan de hoekversiering van gips was toegevoegd - en primitieve teerlingkapitelen; de hoekzuilen staan tegen lisenen met steil afgeschuinde imposten; in de noordwesthoek zijn kapiteel en imposten vernieuwd. Beide transeptarmen hebben in de oostwand een concave rondboognis met uitspringende zijkanten; de noordelijke is nieuw; in de zuidelijke nis is in 1892 op baksteen een laatgotische schildering aangetroffen met de voorstelling van een Madonna, afb. 326; aanwezig is nog de rest van een iets uitspringend lavabo met voorm. afwatering naar buiten in een kepervormig overdekt nisje. In de noordelijke transeptarm zijn bij de restauratie fragmenten tevoorschijn gekomen van een scheve ingang vlak naast het koor. In de transeptarmen ligt de vloer een trede lager dan in het schip. De vloer in de kruising is weer hoger omdat zich daaronder het westelijk gedeelte van de krocht bevindt, waarvan de naar oude fragmenten vernieuwde buitenwanden aan zuid- en noordzijde door pilasters op attiserende basementen en rondboogfriezen zijn onderverdeeld in twee spaarvelden met rondboogvensters en de noordingang. Daarboven staat aan beide zijden een 19de eeuwse borstwering met zwart marmeren panelen in geprofileerde omlijstingen, gereconstrueerd naar oude resten. Tussen de twee trappen naar het priesterkoor bevindt zich de westingang van de krocht, die bij de restauratie werd aangebracht op grond van gevonden resten. De krocht bestaat uit twee delen, waartussen zich een bouwnaad bevindt, afb. 318, 319. Het oostelijke gedeelte is klaverbladvormig, het driebeukige stuk ten westen hiervan bevat de beide ingangen aan west- en noordzijde; sporen van oude ingangen bevinden zich in de buitenwanden van de meest oostelijke travee van dit gedeelte. fig. 104 (e). In het westelijke gedeelte van de krocht rusten de graatgewelven op bijgewerkte monoliete zuilen, die iets naar boven toelopen, en pilasters op een muurbank; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 106. Profielen in de kerk van Rolduc
de vier oostelijke zuilbasementen met afgeplat iets over de vierkante plintblokken, fig. 106, nr. 40, afb. 378 afb. 379 afb. 380, uitstekend profiel en hoekbladeren, zijn sterk bijgeschuurd evenals de op gelijke wijze geprofileerde pilasterbasementen met uitzondering van dat in de zuidwesthoek. Van de zes kelk-knop-kapitelen in overgangsstijl, afb. 375 afb. 376 afb. 377, boven de zuilen van het westelijke gedeelte van de krocht vertonen beide meest westelijke, die sterk zijn bijgewerkt, een meer gevorderd stijlkarakter dan de overige; de halsringen dezer kapitelen zijn glad; de dekplaten hebben een klassiek ojiefprofiel, fig. 106, nr. 1, 2. Van de met palmetfriezen versierde pilasterkapitelen, afb. 372 afb. 373 afb. 374, is dat in de zuidwesthoek nieuw; de dekplaten van deze kapitelen zijn geprofileerd met klassiek ojief en rondstaaf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het klaverbladvormige gedeelte van de krocht, afb. 319, rusten de graatgewelven eveneens op zuilen, die iets naar boven toelopen, en op muurdammen en pilasters. Het binnenmetselwerk in de oostelijke conche is sterk vernieuwd doch in de oude vorm; geheel nieuw is de zuidelijke helft van de conche aan de zuidkant. Op enkele plaatsen boven de noordelijke conche is de overwelving vernieuwd. Van de zes middenzuilen hebben het oostelijke en het westelijke paar schroefvormig of zigzagvormig gegroefde schachten; van het westelijke zuilenpaar staat de noordelijke zuil op een basement in de vorm van twee draken met omstrengelde staarten, afb. 370, terwijl de overige drie basementen de vorm hebben van een leeuw, afb. 366, 367, 371; van al deze figuren zijn de koppen weggeslagen. Tussen deze twee zuilenparen staat een paar gladde zuilen op attiserend geprofileerde basementen, afb. 362. De beide dunnere eveneens gladde zuilenparen aan noord- en zuidzijde hebben op gelijke wijze geprofileerde doch achtzijdige basementen, fig. 106, nr. 3, afb. 363. Hun met een vallend ojief geprofileerde plintblokken zijn door de opgehoogde vloer gedeeltelijk aan het oog onttrokken. Alle kapitelen zijn korfvormig; zij tonen dezelfde plastische bewerking behalve het westelijke kapiteel bij de zuidconche, waarvan de bladrijen uitgesproken vlak zijn gehouden terwijl de halsring in tegenstelling met overige kapitelen onversierd is; afb. 361. De drie kapitelen ten noorden daarvan vertonen rankwerk, afb. 358, 368; bij de eerste aan elke zijde ontspringend uit de mond van een masker, terwijl de bovenhoeken eveneens met masker versierd zijn, afb. 369. Ten oosten van deze reeks zijn de vier kapitelen korinthiserend, afb. 359 en 360. De kapitelen van het oostelijke zuilenpaar prijken met figurale voorstellingen; en wel het noordelijke met aan vier zijden een naakte half knielende mannenfiguur, omrankt door bladertakken en aan twee kanten aangevallen door beren, afb. 364; het zuidelijke kapiteel heeft aan vier zijden de voorstelling van een paard, eveneens omrankt door bladertakken, afb. 365. De halsringen van deze kapitelen zijn versierd met parelranden behalve twee, die een touwmotief vertonen en de onversierde halsring van het westelijke kapiteel bij de zuidconche. Van de dekplaten, die alle een klassiek ojief profiel hebben, fig. 106, nr. 1, 2, is dat boven laatstgenoemde kapiteel nieuw. De impostlijsten met klassiek ojiefprofiel boven muurdammen en pilasters zijn aan de voorzijde vernieuwd. Tussen de muurdammen bevinden zich muurbanken behalve in het midden van de oostelijke conche, waar nog een oude altaarstipes staat. Dit middengedeelte is rijk versierd door middel van twee gegroefde zuilen tegen de muurdammen - beide vernieuwd - en twee kleinere gegroefde zuiltjes aan weerskanten van het venster - rechts vernieuwd; afb. 381 afb. 382 afb. 383 afb. 384. Zij hebben attiserende basementen met hoekbladeren, fig. 106, nr. 38; de buitenste boven een rijk geprofileerde plint, die doorloopt tot aan de middenwand; de kapitelen - drie korinthiserend, een rechts van het venster met rankwerk - passen qua stijl en uitvoering bij die in het westelijke krochtgedeelte. Ofschoon de kerk het voorrecht heeft, dat een belangrijk gedeelte van haar bouwgeschiedenis doorGa naar margenoot+ schriftelijke bronnen wordt aangegeven, is sedert de dissertatie van Diepen de datering ‘op losse schroeven’ komen te staan. Diepen trekt de in de Annales Rodenses genoemde bouwdata van 1106 tot 1143 niet in twijfel doch meent, dat het gebouw na afsluiting dezer kroniek in 1157 en voor de wijding van 1209 zou zijn herbouwd of althans nieuw gedecoreerd. Zijn stijlkritische argumenten zijn echter niet houdbaar gebleken omdat de door hem ter vergelijking aangevoerde werken veelal vroeger gedateerd konden worden. Bovendien is het in de Annales Rodenses verhaalde bouwverloop nog zeer goed aan het bestaande gebouw af te lezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Van de in 1104 gebouwde houten kapel is tot nog toe geen spoor gevonden doch van het in 1106 gebouwde stenen sacrarium menen wij overblijfselen te herkennen in de fundering van het klaverbladvormige gedeelte van de krocht. Deze fundering toch vertoont een noordelijke afwijking t.a.v. het opgaande werk; dezelfde afwijking geven ook de zuidmuur van het rechthoekige gedeelte van de krocht te zien en de noordmuur van het dwarspand, vermoedelijk omdat zij op de plaats staan van reeds in 1106 gelegde funderingen voor een eenbeukig schip en een kloostervleugel ten noorden daarvan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De in de Annales Rodenses genoemde datum 1138 voor de voortbouw en overwelving van het dwarspandGa naar margenoot+ strookt met binnendetails als de attische hoekzuilbasementen, die oorspronkelijk geen hoekversieringen hadden, de zuivere teerlingkapitelen met halsring maar zonder extra omlijnde spiegelonderrand en de steil afgeschuinde liseenimposten, fig. 106, nr. 5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
352, 353 - merendeels met palmetbladeren zonder hoekvoluten - blijkt, dat de nog niet overwelfde travee ten westen daarvan eerst in de zestiger jaren van de 12de eeuw zijn decoratie verkregen heeft (vgl. dergelijke kapitelen van een iets meer gevorderd stijlkarakter in de westbouw van de St. Servaas te Maastricht; W. Marres, in Zeitschrift d. Aach. Geschichtsvereins 1957, blz. 5). Bij het middelste kapiteel tegen de noordelijke wand is duidelijk te zien, dat het later is aangebracht, hetzelfde geldt voor de imposten, die koud tegen de lisenen zijn aangezet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het westelijke gedeelte van de krocht, zoals blijkt uit de overgangsstijl der kapitelen. Ook de versiering met vier wandzuiltjes om het middenvenster van de oostelijke conche moet blijkens de kapitelen in deze tijd tot stand zijn gekomen. Daar gedurende deze werkzaamheden het gehele oostelijke gedeelte van de kerk buiten dienst zal zijn gesteld konden toen de imposten der pijlers onder de triomfboog naar het koor aangepast worden aan die der overige hoofdpijlers doch de plinten met het omstreeks 1200 in zwang gekomen profiel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De huidige torenspits is blijkens een bouwcontract in 1678 door een mr. Adam Wynants aangebracht ter vervanging van de vroegere stenen spits (R. Corten en A.H.M. Ruyten, o.c., blz. 132); toen zijn ook de zijdelingse arcaden, de galmgaten en het bovenste muurwerk in baksteen hersteld. Ga naar margenoot+ De kerk bezit: Ga naar margenoot+ Houten, gedeeltelijk vergulde altaarstipes xviiic, in Lodewijk xv-stijl met voorstelling van de Annunciatie en hoekcherubijntjes; afb. 389. Ga naar margenoot+ Eiken koorbanken; de achterste rijen, xviib, rijk versierd met acanthusranken op scheidingen en zijkanten; de voorste rijen iets jonger en soberder, ± 1700, met acanthus, voluten en cherubijntjes en op de fronten der zijkanten laurierornament, xixa. Twee koorstoelen, xviib, in de trant van de oudere koorbanken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veertien hardstenen grafzerken, enkele nog in situ, de andere opgesteld op verschillendeGa naar margenoot+ plaatsen in kerk, portaal en sacristie:
Grafzerk met levensgrote beeltenis in hoog reliëf van hertog Walram iii van Limburg, † 1226, in harnas, afb. 387, links het inschrift ‘Obijt Anno 1226’, in latijns schrift, om het geheel een opstaande rand; kopie, 1687, van een zerk op zuiltjes, die volgens de Continuatio door de ‘Hervormers’ vernield was; over de zerk is een koperen rooster, xviid, aangebracht met geruit vlechtwerk en een acanthusrand, afb. 388. Voor verder randschrift in latijns schrift, zie: R. Corten en A.H.M. Ruyten, o.c., blz. 71). Grafzerk van abt Leonardus van Dammerscheidt, afb. 396; levensgrote reliëffiguur in een renaissance-omlijsting met kandelaberzuilen; boven de zuilen en op de postamenten de evangelistensymbolen; onderaan zijn wapen; het randschrift luidt: hic iacet. reverendvs. ac generosvs. dns. leonardvs. damerscheid. vigesimvs. septimvs (veranderd in sestimvs). abbas. ihs hvivs. monasterii. obiit. 1557. decimoqvinto. octobris: in sancta pace reqviescat. Grafzerk van abt Joannes Wormbs, afb. 397; levensgrote reliëffiguur in rondboognis met opschrift: spes .mea. christvs; boven de nis een cherubijntje tussen een zandloper en een doodshoofd; op de hoeken kwartierwapens in lauwerkransen: boven links 2 geschakeerde dwarsbalken (Wormbs), rechts 2 geschakeerde kepers, onderaan links 2 gekruiste scepters, rechts dwarsbalk waarop 3 merletten; randschrift in gotische minuskels en latijnse majuskels: Adm. Rev̄ed., et. Nobil. D. Ioēs a. Tomberg. dict'. Wormbs. hui'. Mon. 27 (veranderd in 28). Abb̄. et. difficili. seculo. tertio, exuffi Restaurator. ipso. S. Vrbani pie. obijt. Ao. Salu. 1600. Aetat. 73. Sacerdotij. 53. Dignitat. 43. Requiesc: in . pace. Grafzerk van abt Mathias Straelen, † 1614, afb. 398, levensgrote reliëffiguur in schelpnis, bekroond met zandloper en doodshoofd tussen twee engeltjes; onderaan het wapen van de abt; gedeeltelijk onleesbaar randschrift: adm reverendvs et pivs dominvs mathias stralenivs hvivs mon: vigesimvs octav9 abbas ipso s athanasii pie obiit.................... Grafzerk van Balduinus van Horpusch, afb. 399; levensgrote reliëffiguur in korfboognis; bovenaan het wapen van de abt, gehouden door twee engeltjes; tegen de pilasters kwartierwapens blijkens de onderschriften: links horpvsch, zevel overmas, drotten, dam̄erscheit, rechts krummel, belven, kaldenbach, palant; postament met gevleugelde zandloper, oorschelpornament en het opschrift: adm̄ rdv̄s ac praenobilis d. dnv̄s baldvinvs / ab horpvsch abbas trigesimvs (veranderd in vigesimvs 9v̄s) cano. regvla / ord: d: avgvstini monastery rodensis primvs/dnv̄s temporalis in kirchraeth et marckstein / obyt. aō dn̄i. 1635. 18 . 10bris. dignitatis svae / 21 cvivs aīae, devs refrigerivm largiatvr. Grafzerk van abt Casparus Duckweiler, afb. 400, levensgrote figuur van de abt in tamelijk hoog reliëf in een korfboognis, geflankeerd door pilasters, ongeveer in dezelfde stijl als de vorige, en waarop de evangelisten zijn voorgesteld; bovenaan het wapen van de abt; op het postament: adm̄ rd̄vs ac pivs d dnv̄s casparvs / dvckweiler abbas trigesimvsi cano / regvla ord d. avgvstini monastery rodensis / dnv̄s temporalis in kirchraeth et marckstein / obyt aō dn̄i 1650, 12. decemb dignitatis svae / 14 cvivs aīae devs refrigerivm largiatvr Grafzerk van abt Winandus Lamberti, † 1664, afb. 401; wapen van de abt tussen twee gekruiste palmtakken en putti met mijter, staf, hoorn en zandloper; boven en onder het wapen een cartouche, o.a. met oorschelpornament en het opschrift (volledige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tekst in: R. Corten en A.H.M. Ruyten, o.c., blz. 130); de zerk werd volgens de Continuatio (ed. Ernst, blz. 238) eerst vervaardigd in 1697. Grafzerk van abt Petrus Melchior van der Steghe, † 1682, in dezelfde trant versierd als de hierboven beschreven zerk; wapenschild beschadigd en opschriften onleesbaar (volledige tekst in: R. Corten en A.H.M. Ruyten, o.c., blz. 139). Grafsteen van abt Joannes Bock, † 1712, afb. 402, rechthoekig paneel met opschrift (zie R. Corten en A.H.M. Ruyten, o.c., blz. 141), omlijst met oorschelpornament en bekroond met het wapen van de abt, gehouden door twee putti met staf en mijter, xviid met later opschrift(?). Grafzerk van abt Nicolaus Heyendal, † 1733, afb. 403, in de bovenhelft zijn wapen en engeltjes met zijn portretmedaillon en attributen, de koorkap van de abt wordt bijeengehouden door een vierpasgesp met een voorstelling van de Annunciatie; in de benedenhelft een draperie met opschrift, waaronder de figuur van de Tijd te voorschijn komt (voor de volledige teksten zie: R. Corten en A.H.M. Ruyten, o.c., blz. 147). Vier sterk afgesleten grafzerken in situ, xvib of xviia, blijkens het rolwerkachtige ornament. Ga naar margenoot+ Madonna, xvia, hout hoog ± 110, in tunica en mantel, loshangend haar, met scepter, kroontje verdwenen; het Kind heft de ene hand in een zegenend gebaar en houdt in de ander een bol met kruis. Zwart houten altaarkruis, xviib, op voetstuk in de vorm van een barokke edicula, versierd met ingelegd hout; houten korpus, hoog 70. Zwart houten reliekkruisje, xixa, op voetstuk in de vorm van een edicula met zilverbeslag en een houten Madonnabeeldje in een rondboognis; ivoren korpus, hoog 22.Ga naar margenoot+ Kruisiging, xviib; richting Fr. Francken i en ii; doek ± 390 × 285; afb. 412; links en rechts van de gekruisigde Christus de goede en de slechte moordenaar, waarboven resp. een engeltje en een slang; links van het kruis Maria en Joannes, rechts een hoofdman te paard; onder het kruis skelet en een duivel; links op de voorgrond zijn twee knechten bezig een spons aan de punt van de lans te dopen in wijn en gal; rechts knechten dobbelend om het gewaad van de Christus; op de achtergrond Jerusalem, gekarakteriseerd door een centraalbouw. Hierbij behoren een voorstelling van de Christus vallend onder het kruis en de graflegging, vrij naar Barocci; ± 390 × 153; afb. 411, 413; op de voorgrond van eerstgenoemde voorstelling abt Balduinus van Horpusch, knielend achter een bidstoel, waarover een kleed ligt met het wapen Van Horpusch Krummel en o b 1635. De voorstelling van de Kruisiging behoorde als altaarstuk bij de barokke in 1635 geplaatste altaarretabel; de beide andere voorstellingen stonden tegen de wand van het koor links en rechts van het altaar; twee andere schilderijen zijn verdwenen; vlg. afb. 325. Ga naar margenoot+ Zilveren stralenmonstrans, xixa, hoog 57, met rocailleversiering, aren, wijnranken e.d.; merken: gf in rechthoek, gekroonde 7 en een onleesbaar merk. Zilveren ciborie, xixb, hoog 37; voet met druiventrossen en cherubijntjes, peernodus met ranken en zwellingen, cuppa o.a. met anker, slang en kruis in medaillons in laag reliëf onder de voet: In VnIone Vera trVDenses roDensesqVe CoLLegas sIne fIne ser Vet DIVIna eVCharIstIa (1843); merken: Ned. kantoorstempel, is met een tekentje erboven in een vierkant, bladornamentje in een vierkant. Zilveren kelk, xixb, hoog 24, met zwellingen en bladornament in laag reliëf; om de cuppa; sIgnVM pIetatIs IVbILarIo pastorI IoannI Iosepho krVyDer eIVs obtVLerVnt CoLLegae (1841); op de voet: jj. krVyDer, seMInarII InstItVtor restItVto gratVLatVr reCVsa jVeILI Cratara (1843); afkomstig van de laatste koorheer der abdij († 1846). Zilveren kelk, xixb, hoog 29, met op de voet voorstellingen van de Kruisiging, een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrouw met boeken en een Charitasfiguur; op de cuppa medaillons met voorstellingen van de H.H. Petrus, Paulus en Andreas; op de rand van de voet: Marie Louise Kerens G. Jean A. Van der Vrecken conseiller 1842; merken: d met blaadje erboven in vierkant, een onleesbaar rechthoekige merk. Zilveren kelk, xixb, hoog 29, met op de voet voorstellingen van de Geboorte, Doop en Kruisdraging van Christus en op de voet de figuren van Geloof, Hoop en Liefde; merken: Ned. kantoorstempel en gehaltemerk, p (1849). Zilveren kelk, xixa, hoog 27, met op de voet voorstellingen van Christus, Maria en Petrus in ovale medaillons aan strikken; merken: v met tekentje erboven in vierkant, een onleesbaar vierkant merk. Ampullen, xixb, met zwellingen en acanthusversieringen; het bijbehorende blad met voetjes en opengewerkte rand en het opschrift: J.M. Farina M.Th. Farina geb. Scheins 1844. Twee zilveren wierookvaten, xixa, met getorste zwellingen, cherubijntjes, bladversieringen e.d.; merken: d met bladertakje erboven in vierkant, een der wierookvaten tevens gemerkt met 2 boven bladornament in vierkant. Zilveren wierookscheepje, xixa, met op de deksel o.a. cherubijntjes; voet vernieuwd; op de deksel Ned. kantoorstempel. Ovale zilveren collecteschaal; merken: Ned. kantoorstempel, l (1845), kruis tussen h en e in vierkant. Stafbekroning, xixa, bestaande uit een koperen bol met op maansikkel, slang en wolken een Madonnabeeldje, van zilver. Index, xixa, met handje en steeleinde van zilver; merken: ch in rechthoek en een onleesbaar merk. Zwart houten altaarkruisje, xixa, hoog 54, met verguld zilveren korpus, zilveren balkuiteinden met bladwerk en op het vierkante voetstuk zilverbeslag met voorstelling van het Lam uit de Apocalyps. Twee zilveren reliekdoosjes, xviiid, met o.a. acanthusversiering en schijvenornament. Koperen altaarkruis, xixa, hoog 107; kruis zelf verzilverd en versierd met zwellingenGa naar margenoot+ en bloemguirlanden. Twee koperen drievoetkandelaars, xviib of xviiia, hoog 54, met balusterstam. Twee paar koperen drievoetkandelaars, xviib of xviiia, hoog resp. 33 en 48, met getorste stam. Twee koperen drievoetkandelaars, xixa, hoog 45, met zwellingen en gecanneleerde stam. Vier dergelijke kandelaars, xixa, hoog 50, met op de voet tevens voorstellingen van de Christus, Maria en een andere heilige. Halfachthoekig koperen wijwaterbakje met driepashengsel, xv of xvi. Twee houten reliekhouders, xviiid, hoog 72; ingezwenkt en versierd met bladwerk,Ga naar margenoot+ bloemen, voluten; wit en verguld. Twee kerkbanken, xixa, van donker hout met gesneden harpvormige zijkanten.Ga naar margenoot+ Vijf zitbanken en twee knielbanken, xixa, met gedraaide poten. Drie mahoniehouten taboeretten, xixa, in de vorm van vouwstoelen met omgekruldeGa naar margenoot+ zijleuningen. Lezenaar, xixa, met getorste stam op drievoet. Zes houten drievoetkandelaars, xixa, hoog 85, met bladwerk en festoenen. Nieuw kazuifel, waarop drie verguld koperen plaketten zijn genaaid met voorstellingenGa naar margenoot+ van de Geboorte, Dood en Verrijzenis van Christus, xvia of afgietsels van 16de eeuwse originelen. Groen moiré-zijden velum met bursa, xixa, met zilverbrokaat en in het midden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorstellingen van de H.H. Harten onder een Duif, waaromheen: Veni Lumen Cordium en een stralenkrans. Rochet van Brusselse kant. Ga naar margenoot+ Zwart fluwelen drapeau uit het atelier Cuypers & Co te Roermond; met goudbrokaat en franjes; op de ene zijde een lier in een bladerkrans, aan de andere het opschrift Ste Cécile Rolduc mdccclii eveneens in een bladerkrans.
DE ABDIJGEBOUWEN, fig. 107, 108, afb. 295-313, hebben gedurende de laatste honderd jaar ingrijpende verbouwingen en vergrotingen ondergaan doch de z.g. Watertoren van 1671, de abtswoning van 1676 en de tussen 1751 en 1754 door H. Moretti gebouwde oostvleugel bezitten nog hun oude karakter evenals het door F.W. Klausener ontworpen ‘Institut’ van 1849. Zij zijn opgetrokken van baksteen met toepassing van hardsteen - of zandsteen - voor lijsten, hoekblokken, ingangen, vensters e.d. en afgedekt door daken met leien in Maasbedekking.
Ga naar margenoot+ De abtswoning, afb. 301, 302, heeft links van de westbouw een brede façade van twee verdiepingen met een middenrisaliet van drie verdiepingen onder een gebogen fronton. De door een knobbelspits afgedekte Watertoren op de noordwesthoek telt drie verdiepingen, afb. 299, 301, 311. De gevels zijn voorzien van zandstenen hoekblokken en horizontale lijsten van hardsteen, waarboven hardstenen kruiskozijnen staan met penantblokken en geprofileerde kroonlijsten onder ontlastingsbogen, resp. strekken in het middenrisaliet; de oude roedenverdeling met kleine ruiten en de luiken zijn bij het merendeel der vensters nog aanwezig. Onder het fronton loopt een fries van zandsteenblokken met ruitornamenten tussen vlechtingen van baksteen; het fronton zelf, dat in 1931 vernieuwd is, prijkt met een smeedijzeren ornament met mijter en staf. De hoofdingang, afb. 304, in de as van het risaliet heeft een hardsteenomlijsting met ingehakte pseudovoegen en op de bovendorpel het wapen van de bouwheer, abt Petrus Melchior van der Steghe, en 1676; voor de zijpenanten staan dorische zuiltjes, waarop voluutvormige kraagstenen rusten, die een balkon dragen met smeedijzeren leuning; tussen de voluten een door zijvoluten geflankeerde schelpnis met een bronzen (?) Madonnabeeldje, xviiia, in de stijl van Grupello, hoog 72; de Lodewijk xv-deur met geprofileerde panelen is gedeeltelijk vernieuwd; het snijraam erboven vertoont dezelfde stijl. De hardstenen omlijsting van de balkondeur is op gelijke wijze behandeld als die van de hoofdingang en bekroond met een gebogen fronton. Onder de houten daklijst loopt een natuurstenen profiellijst. De dakkapellen hebben gebogen frontons. De gevels van de Watertoren, afb. 299, 301, 311, eindigen bovenaan in een baksteenfries met steigergaten boven een geprofileerde zandstenen lijst; tussen de bovenvensters aan de zuidzijde een natuurstenen zonnewijzer met de ingegrifte tekens van de dierenriem, de spreuk lucide et ardenter en 1671; boven en onder de zonnewijzer houten spreukbanden. De spits van de toren wordt bekroond door een smeedijzeren windvaan met het wapen van abt Petrus Melchior van der Steghe. Op de noordgevel sluit nog een met deze in verband gemetseld gevelstuk van twee (vroeger vier) vensterassen aan, waarvan echter de tweede verdieping van recente datum is. Aan de zijde van de binnenplaats, de z.g. Carré, afb. 312, zijn de kruiskozijnen van de verdieping wat eenvoudiger door het ontbreken van de geprofileerde kroonlijst. Beneden zijn er grote rondboogvensters tussen bakstenen pilasters zonder kroonlijst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 107. Rolduc, overzicht
voor de er achter gelegen kruisgang; de pilasters hebben postamenten van baksteen en hardstenen basementen en dorische kapitelen terwijl de rondboogvensters zijn verlevendigd met iets uitspringende zandsteenblokken, waarvan de sluitsteen een diamantkop vertoont; deze vensters, die kennelijk oorspronkelijk open waren zijn eerst in 1690 verglaasd. De ingang, afb. 305, in de middenas van de binnenplaatsgevel heeft een hardstenen omlijsting met ingehakte namaakvoegen en in de door een kroonlijst afgedekte latei het wapen van abt Petrus Melchior van der Steghe en 1676 in oorschelpcartouche; erboven bevindt zich een hardstenen bovenlichtomlijsting met oreillons onder een gebogen fronton; in het bovenlicht een snijraam met symmetrische acanthus-ranken, xviiia, en de monogrammen ihs en msj. Ook de deurvleugels hebben dergelijke bovenlichten.
De waarschijnlijk ook in 1676 opgetrokken vleugel, die de hele n.-zijde van het schipGa naar margenoot+ bedekte, afb. 310 en 313 toonde dezelfde architectuur als de binnengevel van de abtswoning. Na afbraak hiervan in 1895 is daar een neoromaanse gang gemaakt, waarin | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 108. Rolduc, kerk en abdijgebouwen, toestand voor 1872
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men een aantal romaanse kapitelen en basementen van zandsteen heeft herbezigd, die voor den dag gekomen waren bij de afbraak van de Dammerscheidtvleugel aan de noordkant van de Carré: en wel drie kapitelen en twee basementen van enkelvoudige zuiltjes, een basement en twee stel kapitelen van dubbele zuiltjes en twee basementen en een kapiteel van vierlingzuiltjes; afb. 328, 385, 386. De basementen met attiserend profiel en hoekversieringen en de korfvormige korintiserende kapitelen met palmetbladeren, kelkblokkapitelen, ± 1200, moeten afkomstig zijn van de romaanse kruisgang, die kan zijn gebouwd omstreeks 1194, toen er een ziekenkapel werd opgetrokken.
De oorspronkelijke pandhof moet een ongeveer vierkant terrein omsloten hebben, dat nu de westelijke helft vormt van de Carré, waarvan reeds de naam een overgeleverde aanwijzing moet bevatten; dit wordt bewezen door oude foto's, die een muuraanzet te zien geven op de noordoosthoek van het dwarspand en een verticale bouwnaad in het midden van de noordgevel van de Carré; het is ten overvloede bevestigd door muurresten in de grond. Aan de oostzijde van de oorspronkelijke pandhof stond het dormitorium, dat omstreeks 1754 is afgebroken, en aan de noordkant het onder abt Leonardus Dammerscheidt (1522-1557) herbouwde kapittelhuis, dat in 1876 is afgebroken. Het kapittelhuis had aan de zijde van de pandhof een gevel van behouwen natuursteen met rondboogopeningen voor het erachter gelegen noordelijke gedeelte van de kruisgang; deze bogen, waaruit misschien de balusterzuilen afkomstig zijn die thans als schamppaal dienst doen op het voorplein of eventueel ook de hiervoor genoemde romaanse onderdelen, werden naderhand(nog onder abt Dammerscheidt?) grotendeels dichtgemetseld en vervangen door smalle spitsboogvensters met glas in lood; de vensters van de verdieping hadden geblokte zijpenanten (afb.: R. Corten en A.H.M. Ruyten, o.c., blz. 116 en: Rolduc 1843-1943, blz. 93). Onder de abtswoning doch niet onder het westelijke gedeelte van de kruisgang liggenGa naar margenoot+ kelders met gepleisterde bakstenen tongewelven. De kelder onder de Watertoren is overkluisd met een bakstenen kruisgewelf met ribben van rechthoekige doorsnede, tegenwoordig met een middenpijler en ijzeren banden langs de ribben versterkt. In de middenas van de abtswoning bevindt zich een rechthoekige hal, geflankeerd door vertrekken in ‘enfilade’. Deze hal bevat een monumentale eikehouten balustertrap, xviid, afb. 391, met twee zijdelingse opgangen, die zich boven het midden tot één loop verenigen; de trappalen hebben bolbekroningen met zwellingen; een door pilasters en een kroonlijst geaccentueerde doorgang onder de middenloop voert naar de kruisgang, waar de ingang een hardstenen omlijsting heeft met het wapen van abt Petrus Melchior van der Steghe in cartouche. De kruisgang, afb. 390, langs dit gedeelte is overdekt met een graatgewelf - thans gedeeltelijk met ijzeren banden versterkt -, waarvan de elliptische muraal- en gordelbogen rusten op zandstenen kraagstenen met omlopende, in het noordelijke gedeelte houten profiellijsten. Dit gewelf, dat is getekend op de aan Digneffe toegeschreven 18de eeuwse ontwerpplattegrond als onderdeel van de ‘Quartiers deja basti’, afb. 296, zal oorspronkelijk zijn; hierop wijst ook de pleister die, evenals de pleister van 1690 op de kerkgewelven, is samengesteld met geel zand en stro in tegenstelling met de latere pleister, waarvoor wit zand gebruikt werd. De vloer van donkergrijze en lichtgrijze plavuizen in dit gedeelte van de kruisgang is van 1690. De vertrekken aan weerszijden van de hal worden afgesloten door deuren in Lodewijk xv-stijl. In een der vertrekken staat een schouw, xviib, waarvan de wangen aan de voorzijde prijken met leeuwemaskers en bloemfestoenen aan koorden. In een andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kamer een stucboezem in Lodewijk xv-stijl, waaronder eikehouten korintische zuiltjes, afkomstig van het hoofdaltaar van 1635, opnieuw toegepast zijn. Een deur, xviid, naar het voormalige gastenkwartier heeft rechthoekige panelen in geprofileerde omlijstingen met oreillons en fraaie smeedijzeren gehengen. In dit gedeelte bevindt zich een onderaan vernieuwde stucboezem, met een door engeltjes gehouden ovale medaillon in een lauwerkrans, xviid, afb. 393, waaronder een eikehouten ondermantel in Lodewijk xv-stijl is aangebracht, die afkomstig is uit de Morettivleugel; in het medaillon bevindt zich tegenwoordig en ovale schilderij, doek hoog 96, met een Madonna in een bloemenkrans, volgens overlevering vervaardigd door Jan Joseph Hagen, vóór zijn benoeming tot abt in 1757. In het aangrenzende vertrek een schouw van sterk geaderd rood marmer, waarvan de op dorische pilasters rustende kroonlijst het wapen vertoont van abt Petrus Melchior van der Steghe. De verdieping van de abtswoning is op ongeveer dezelfde wijze ingedeeld als de beganegrond. De trapleuning gaat in de bovenhal over in een balustrade om de trapopening. In de noordhoek van de hal is een monumentale deur met rijk geprofileerde paneellijsten en fraaie smeedijzeren gehengen in een pilasteromlijsting, xviid; via deze deur komt men in de gang langs de Carré, die aan de noordzijde een hardstenen deuromlijsting bezit met 1671 op de bovendorpel. Ook op deze verdieping worden de vertrekken afgesloten door deuren in Lodewijk xv-stijl. Verder is er een deur, xviid, waarvan de rijk geprofileerde paneelomlijstingen oreillons hebben evenals de deuromlijsting. Op de verdieping van het voormalige gastenkwartier een stucplafond, xviid, met deels rechthoekige, deels in- en uitgezwenkte panelen. Van het oude waterreservoir in de Watertoren is niets meer te vinden.
Ga naar margenoot+ Vrijwel de gehele oostkant van het complex wordt in beslag genomen door een langgerekte vleugel, die tussen 1751 en 1754 is opgetrokken door H. Moretti; hiertoe behoort ook de gevel ten noorden van de Carré. De lange oostvleugel is symmetrisch gecomponeerd, afb. 300, 303; hij bestaat uit een middengedeelte van twee verdiepingen onder een mansardedak, aan de tuinzijde geflankeerd door twee uitspringende ongeveer vierkante hoekpaviljoens van vier verdiepingen onder een met siervazen bekroond mansardedak en twee zijgedeelten van twee verdiepingen onder een mansardedak, waarvan de tuingevels in één lijn liggen met die der hoekpaviljoens. De gevels aan de tuinzijde vormen samen een brede façade met horizontaal gelede hoeklisenen van zandsteen en een middenrisaliet met fronton; in het fronton, dat in 1930 vernieuwd is, bevindt zich een oculus met wijzerplaat omgeven door een stucversiering in Lodewijk xv-stijl met mijter en staf; onder de daklijst loopt een bakstenen fries met steigergaten tussen zandstenen lijsten; dit fries is doorgetrokken langs het middenrisaliet en langs de hoekpaviljoens, die boven dit fries versierd zijn met vlakke zandstenen hoeklisenen en een tweede bakstenen fries onder de daklijst. De segmentboogvensters hebben hardstenen omlijstingen, type iib, doch met geprofileerde vensterbanken, penanten met iets uitspringende plintblokken en sluitstenen met ingelobde bovenhoeken. De ingang in de as van het middenrisaliet heeft een hardstenen, iets naar voren welvende omlijsting in Lodewijk xv-stijl onder een vernieuwd hardstenen fronton met in- en uitgezwenkte kroonlijst; in het bovenlicht een Lodewijk xv-snijraam. Het bordes is vernieuwd met uitzondering van de uitwendig geprofileerde in- en uitgezwenkte waterbakken tegen de afgeschuinde hoeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het middengedeelte van de Morettivleugel heeft aan de tuinzijde houten dakkapellen met gebogen frontons. Het noordelijke zijgedeelte, afb. 309, had voor de verbouwing van 1926 aan de Basse Cour eenvoudigere segmentboogvensters in hardsteen, type iib, zoals binnen op de verdieping nog te zien is (vermoedelijk uit 1751, vgl. het contract voor de levering van zestien vensters), en een kelderingang in een hardstenen omlijsting met een korfboog tussen lisenen, nog bewaard in de tegenwoordige kelder. In de zuidoostelijke hoek van de Basse Cour bevindt zich een geveltravee, die naar voren sprong t.o.v. de juist beschreven westgevel. De vensteromlijstingen in deze geveltravee zijn gelijk aan de omlijstingen aan de tuinzijde. Dit geldt ook voor de zeven hierop aansluitende geveltraveeën van de in 1876 met een verdieping verhoogde vleugel ten noorden van de Carré. De drie meest oostelijke traveeën, die iets inspringen t.o.v. van de overige vier, vertonen echter onder de vensters dezelfde soort horizontale banden van hardsteen als de gevels uit 1671 en 1676. Hoogstwaarschijnlijk hebben wij hier te maken met een overblijfsel van de uitbreiding van 1690, die weer moest verdwijnen toen bij de bouw van de Morettivleugel het dormitorium werd afgebroken en de oorspronkelijk vierkante pandhof naar het oosten werd vergroot. Aan de zijde van de Carré, afb. 306, zijn de gevels van Moretti in stijl aangepast aan de 17de eeuwse gevels doch zonder pilasters tussen de grote rondboogvensters beneden of horizontale banden onder de bovenvensters, terwijl de blokken om de rondboogvensters van zandsteen zijn en de sluitstenen versierd met een spiegel i.p.v. een diamantkop, zoals nog te zien is aan de gevel ten oosten van de binnenplaats en het rechtergedeelte van de gevel aan de noordzijde van de Carré. Dezelfde architectuur vertoonde ook het gedeelte, dat aansloot tegen de oostzijde van de noordelijke transeptarm en dat in 1895 werd afgebroken, afb. 310. De gevel aan de oostzijde van de binnenplaats, afb. 306, die evenals de noordvleugel in 1876 met een verdieping verhoogd is, bevat tegenover de ingang van de abtswoning een risaliet van een travee met een rondboogingang in een hardstenen omlijsting, xixa, met namaakvoegen. De kelders van de Morettivleugel en het daarbij aansluitende gedeelte ten noordenGa naar margenoot+ van de Carré zijn overkluisd door diagonaal gemetselde gewelfkappen tussen zware gordelbogen van baksteen; onder de kruisgang zijn geen kelders. Aan elke zijde van het door een koofplafond van stuc afgedekte middenportaal van de Morettivleugel lagen voor 1910 twee zalen in ‘enfilade’, o.a. bestemd voor kapittelzaal en sacristie. Thans zijn er twee grote zalen; de noordelijke overdekt met een stucplafond in Italiaanse rococotrant heeft een kachelnis in dezelfde stijl met schelpwelving en een in- en uitgezwenkte bekroning. De zuidelijke zaal heeft een dergelijke doch iets rijker uitgevoerd stucplafond, xviiic, doch met het wapen van abt Franciscus Rauschaw (1733-1745); hier zijn voorts een aantal schoorsteenboezems van stuc, waarvan enige dienst doen als deuromlijsting. In het noorden van het middengedeelte een trap met smeedijzeren leuning, xviiic, waarbij twee uit deurbogen afkomstige smeedijzeren hekken, xviiic, geplaatst zijn. De in de jaren 1751-1754 tot stand gekomen noordelijke en oostelijke gedeelten van de kruisgang zijn overdekt met thans door ijzeren banden versterkte graatgewelven, waarvan de elliptische gordelbogen rusten op pilasters met lijstkapitelen. De vloer van de kruisgang bestaat ook hier uit donkergrijze en lichtgrijze plavuizen. De bibliotheekruimte op de verdieping van het uitspringende zuidelijke stuk van de Morettivleugel liep vroeger door tot de begane grond. Deze rechthoekige zaal, afb. 394, 395, is overdekt door een kloostergewelf van stuc met steekkappen boven de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekennissen en vensters; het geheel is zeer rijk versierd in Italiaanse rococotrant met toepassing van voluten, maskers e.d. In de vleugel ten noorden van de Carré bevindt zich nog de rest van een kachelnis met schelpwelving. Ga naar margenoot+ De westgevel van het in 1849 door Franz. W. Klausener gebouwde ‘Institut’ rechts van de westbouw is in hoofdopzet en in de hoofdvormen der vensteromlijstingen gelijk aan de façade van de abtswoning, doch vensterkruisen en ontlastingsbogen ontbreken. In het middenrisaliet met hardstenen hoekblokken en een gebogen fronton met houten lijsten bevindt zich een rondbogige ingangsomlijsting van hardsteen met namaakvoegen op de penanten. Afb. 314.
Tot de inventaris behoren nog:
Enige bouwfragmenten, merendeels afkomstig van de romaanse kruisgang, blz. 345. vermeldenswaard zijn twee aaneengekoppelde kapitelen van een paar hoekzuiltjes, korfvorming met dooreengestrengelde palmetbladeren; een dergelijk kapiteel van een enkel hoekzuiltje (oud?); een korintiserend kapiteelfragment; een dubbel basement met hoekbladeren; een fragment van een getorst hoekzuiltje; een basement met hoekversieringen op een plint met hetzelfde profiel als de resten van de romaanse zuidingang der kerk; voorts een ribfragment van het voormalige koorgewelf, xviib. Al deze overblijfsels liggen op de tweede verdieping van de westbouw. In de Carré ligt nog een romaans basement. Daklijstfragment met het wapen van abt Johannes Wormbs (1558-1600), gevonden boven de gewelven van de kerk. Twee fragmenten van balusterzuilen in renaissancestijl, vermoedelijk afkomstig van het door abt Leonardus Dammerscheidt (1522-1557) herbouwde gedeelte van de kruisgang langs het voormalige kapittelhuis, dienen thans als schamppalen op het voorplein; blz. 345. Sluitsteen met het wapen van abt Joannes Bock (1683-1712), misschien afkomstig van een in 1685 gemaakte ingang aan de oostzijde van het dormitorium bij de toenmalige koortoren en de boomgaard; thans ingemetseld in een muur aan het voorplein. Twee zandstenen zuilen, xviia, met eenvoudig basement en halsring, afkomstig uit de kelder van de in 1924 afgebroken lage dienstvleugel ten noorden van de Basse Cour, die graatgewelven had tussen gordelbogen; thans in het bosquet. Molensteen, waarschijnlijk van de oliemolen te Kerkrade; ook in het bosquet.
Fragmenten van het hoofdaltaar uit 1635, o.a. twee paar korintische kapitelen van hout (zie ook blz. 337), voorts het houten rococo-antependium met geschilderde voorstelling van de Annunciatie en de evangelistensymbolen en de houten draaitrommel van de expositietroon met drie schelpnissen, xviiib; vlg. afb. 325. De met pijl- en meandermotief versierde communiebank, xviiid, in de kapel van het zusterhuis heeft oorspronkelijk gediend als balustrade achter het tabernakel (zie voor het altaarkruis blz. 349). Zeven rijk gesneden bekroningen van voor een deel nog bewaarde schilderijen (zie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blz. 340) uit het voormalige koor; vier 95 × 242, de andere resp. 45 × 230, 95 × 130 en 40 × 110. Uit- en ingezwenkte houten schrijn, xviiid, bekroond met Lam Gods en verder versierd met zwellingen, bladwerk en cherubijntjes. Houten korpus, xviiib, hoog 72, afkomstig van het voormalige hoofdaltaar.Ga naar margenoot+ Beeld van de H. Joannes de Evangelist, xvii, hoog 125, beschadigd; met boek en adelaar. Triptiekkast met in- en uitgezwenkte bovenrand, midden xvi, afb. 408 afb. 409 afb. 410, geslotenGa naar margenoot+ 99 × 71, waarin een beeldgroep is opgesteld, voorstellend de bewening van Christus; het lichaam van Christus ligt op een laken en wordt ondersteund door Joannes, die links staat met aan zijn voeten de doornenkroon; rechts vier vrouwen, waaronder de Moeder Gods en Maria Magdalena; achter Joannes Joseph van Arimathea en de schriftgeleerde Nicodemus; het balsemvaatje en de kroon van Maria Magdalena zijn versierd met visblaastraceringen. Op de zijluiken bevinden zich verder geschilderde voorstellingen: Op de binnenzijden, Antwerpse school: Links de Annunciatie met op de voorgrond Maria achter een lezenaar, waarnaast een renaissancevaas met leliën staat; de engel heeft een scepter, waaromheen zich een schriftband kronkelt met de eerste woorden van het Ave Maria; boven de engel het symbool van de H. Geest; op de achtergrond een bedstede. Rechts het Goddelijk Kind in de kribbe met Maria, een engeltje en Joseph voor een antieke ruïne, afb. 408. Op de buitenzijden, afb. 409, die door een andere hand geschilderd zijn, ziet men links de H. Jacobus de Meerdere met op de voorgrond geknield de schenker met vijf zonen, waarvan twee in ordenskleding, en rechts een vrouwelijke heilige met kelk en op de voorgrond de schenkster met vijf dochters, waarvan ook twee in ordenskleding; het mannelijke wapenschild in goud heeft een rode dwarsbalk beladen met 3 gouden leliën in de richting van de dwarsbalk; het ruitvormige wapen van de vrouw is gedeeld met rechts het wapen van de man en links, eveneens in goud, 3 zespuntige zwarte sterren 2 + 1. Verder behoren tot de inventaris nog de volgende schilderijen: Annunciatie, xviia, doek 75 × 58, in barokke trant; links onder het gevierendeeldeGa naar margenoot+ wapen van Horpusch Krummel, dat ook voorkomt op de grafzerk van abt Balduinus van Horpusch (1614-1635; vgl. blz. 339). H. Augustinus, xviib, Vlaamse School, doek 150 × 84, afb. 414, staande voor een lezenaar met in de rechterhand een schrijfveer en in de andere een vlammend hart; hij draagt een koorkap, waarvan de rand is versierd met heiligenfiguren in schelpnissen; aan zijn voeten boeken van zijn tegenstanders; achter de lezenaar een kromstaf. Annunciatie als pendant van het vorige schilderij. Bespotting van Christus, xvii, Vlaams (school Frans Francken de jonge), paneel 103 × 72; Christus zittend op een hoog voetstuk, waaromheen soldaten en andere figuren, een met een tulband. Jacob bij de bron met Rebecca, xviib, doek 140 × 155; links een groep met kamelen; het geheel in een Frans aandoend landschap met bergen en een stad op de achtergrond. Christus aan de geselkolom, xviib, kopie naar Gerard Seghers (vgl. schilderij in de St. Michielskerk te Gent), doek 147 × 113, rechts onder de signatuur ces...stapper.. en een vlammend hart, met pijlen doorboord, als in het hartschild van het wapen van abt Petrus Melchior van der Steghe (1667-1682). Aanbidding door de drie koningen, xvii, doek 154 × 117, kopie van een altaarstuk door Rubens in de St. Janskerk te Mechelen. H. Ludovicus, doek 137 × 93; met koorkap en in de hand een kromstaf; bovenaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
engeltjes met bloemenkrans en mijter; rechts onder de wapens Fabritius Polenius en: d:lvdovicvs fabritivs / senator vrbis vrdingensis / et catharina polenivs / conivges posvervnt / 1716. H. Bonaventura, pendant van het vorige; in monnikspij geknield voor een lezenaar met een boek; in de hand een schrijfveer; links aan de wand een kardinaalshoed en wapens; onder de wapens: Fabritius Creitz en: d.ioannes fabritivs / civitatis vrdingensis / consvl / sybilia creitz / conivges / posvervnt / 1716. H. Nicolaas, xviii, doek 176 × 95; aan het strand met drie kinderen in kuip. Maria en Anna, pendant van het vorige; beiden lezend van een blad perkament; boven engeltjes met kronen. H. Barbara of Lucia, xviii, doek 74 × 56; gekroond en omringd door cherubijntjes; in de handen een zwaard en een palmtak; op de achtergrond bergen en een bliksemflits. Acht bijbelse voorstellingen, doek xviii, zijn opgeborgen en ten dele beschadigd: Vlucht naar Egypte, 203 × 104. Vlucht naar Egypte, 206 × 95. H. Familie, 202 × 150. H. Familie in het huisje van Nasareth, 208 × 137. Maria en Jozef op zoek naar Jesus, 203 × 150, met op de achtergrond Jerusalem. H. Familie terug uit Jerusalem, 202 × 145, op de achtergrond de stad met tempel. Christus met Emmaüsgangers, 139 × 203, op de achtergrond een Limburgse hoeve. Personen voor een tent, 143 × 208. Ga naar margenoot+ Abt Winandus Lamberti (1650-1664), doek 83 × 66; afb. 404; rechts boven zijn wapen en aetatis / 46 / aō 1664; rechts op een schrijftafel een brief gericht ‘A Monsieur / Monsieur Lamberti / Abbé de Rolducque / Closteraid’. Abt Nicolaus Heyendal (1712-1733), doek 74 × 64; afb. 405; rechts zijn wapen, waaronder anno 1731 / aet: 73. Voorts een kopie van dit portret. Abt Franciscus Rauschaw (1733-1745), doek 96 × 76; afb. 406; rechts zijn wapen met de spreuk omnia tute en daaronder ‘Anno aetatis 66 / Abbatialis / Dignitatis, 12 / ao 1734’ (sic). Abt Joannes Goswinus Fabritius (1745-1757), doek 96 × 77; op de rugleuning van zijn rococozetel zijn wapen, waaronder de spreuk ‘Fortiter et Suaviter’ en ‘aetatis 63 1753’. Abt Jan Joseph Hagen (1757-1779), zelfportret (?), doek 86 × 68; het augustijnenscapulier links dragend. Abt Petrus Joseph Chaineux (1779-1797), doek 78 × 64; afb. 407; rechts boven zijn wapen met de spreuk juste fortiter. Abt (?), xviii, doek 99 × 75; met borstkruis en augustijnenscapulier. Geestelijke, doek 83 × 67; rechts: ‘aetat 33 Professionis 14 1743’; aan de achterzijde ‘Caenen 1743’, wellicht de schilder daar deze naam niet voorkomt in de lijst der kanunniken. Geestelijke, xvii, doek 74 × 64; links zijn wapen: blauw met 3 vijfpuntige sterren en hoorn in goud. Geestelijke met augustijnenscapulier, 99 × 77, doek. Kanunnik Joannes Joseph Kruyder, laatste kanunnik der abdij † 1846, doek 87 × 67; met augustijnenscapulier: kopie uit 1864. Mgr. Cornelis van Bommel, bisschop van Luik (1829-1852), doek 112 × 90. Mgr. Henricus H.J. Peters, eerste directeur van het Roermondse Seminarie te Rolduc (1843-1855), doek 121 × 95; op de achtergrond Rolduc; links onder: ‘peint après la mort par A Venth 1856’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezichten op Rolduc, Ehrenstein en Herzogenrath, ± 1850; drie doeken 73 × 95,Ga naar margenoot+ door M.A. Connen. Rolduc uit het zuidoosten, ± 1850, doek 50 × 73. Zeven gravures met voorstellingen van de Sacramenten; xviiib, naar verluidt afkomstigGa naar margenoot+ uit het bezit van de hertogen van Orleans; onderaan: N. Poussin In.L de Chastillon fecit N. de Poilly ex cum pri regis. Litho's door Alex. Schaepkens van kerken en andere gebouwen te Maastricht, Kerkrade-Rolduc, Schaesberg en St. Truiden, ± 1850. Litho van Rolduc uit het oosten met de eerste kolenmijnen; onderschrift: ‘Cazin & Mathieu a Aix la Chapelle M. Lambris d'apr.nat.’
Ontwerpplattegrond voor een grootscheepse nieuwbouw van de abdij, xviiid, toegeschreven aan Bartholomé Digneffe (afb. 296). Ontwerptekeningen door Franz W. Klausener voor de inrijpoort en het ‘Institut’. Enige oude kasten, o.a. een kussenkast, xvii, een Lodewijk xv-commode en hetGa naar margenoot+ bovenstuk van een Lodewijk xv-kast met in- en uitgezwenkt fronton. Drie aarden kruiken, hoog 63. Enige houten siervazen, xviiid. Vier gedraaide houten kandelaars, xviiid, hoog ± 85.
De onder abt Joannes Bock (1683-1712) aangelegde TERRASSENTUIN ten oosten vanGa naar margenoot+ de abdijgebouwen is nog in het terrein herkenbaar, fig. 99, afb. 295, 297. Het bovenste rechthoekige gedeelte, waarvan de zijmuren hebben moeten wijken voor gebouwen uit de jaren 1921-1926 en een nieuwe aula uit 1935, wordt op de oosthoeken geflankeerd door twee in 1700 opgetrokken vierkante tuinhuisjes van twee verdiepingen onder een in- en uitgezwenkt mansardedak, bekroond met bol en ster; deze tuinhuisjes, afb. 300, zijn van baksteen met zandstenen hoekblokken, zij hebben rondboogpoortjes aan de tuinzijde en op de verdieping vensters in hardsteen onder ontlastingsbogen; luiken verdwenen; uit de benedenruimte met hardstenen plavuizen en een moerbalkzoldering voert een wenteltrap naar boven. Het lagere gedeelte van de terrassentuin, dat smaller is, wordt omsloten door een muur, ± 1700, langs noord-, oost- en zuidkant, die in de middenas van de tuin onderbroken wordt door een quasi-inrit met zandstenen, door vazen bekroonde posten en een smeedijzeren hek, xviiic, afkomstig uit de westbouw. Aan de zuidzijde van het hoger gelegen gedeelte bevindt zich een rondboogpoort, aan de veldzijde in hardsteen met pseudovoegen en een sluitsteen met 1730; een dergelijke poort aan de noordoostzijde is een moderne repliek met bredere opening van een uit de tijd van de Morettivleugel (± 1754).
Het bosquet aan de noordzijde is ouder, evenals de vijvers, die reeds genoemd worden in de Annales Rodenses; de aanleg der paden is engels. De dubbele door Franz W. Klausener ontworpen voorpoort uit 1851, die zowelGa naar margenoot+ toegang geeft tot het ongeveer driehoekige voorplein als tot de hoeve, heeft tussen beide met hardsteen omlijste rondboogdoorgangen een rondboognis in een omlijsting van hardsteen; het stenen Immaculatabeeld - hoog 200, atelier Cuypers - en de neogotische pleistercolonetten in de nis zijn uit dezelfde tijd als het chronogram VIrgo sIne Labe ConCepta, aeDes hasCe DefenDe (1857) in het pleisterwerk om de nis heen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het kleine zijpoortje is niet oud. De voorpoort werd gebouwd ter vervanging van een oudere, die iets meer naar het oosten lag. De muur tussen het voorplein en de hoeve is van 1849. Het in 1938 opgetrokken gebouw langs de noordwestzijde van het voorplein, afb. 297, staat op de plaats van een economiegebouw uit de tijd van abt Winandus Lamberti (1650-1664), dat in 1848 door F.W. Klausener was veranderd in een aula, afb. 295; in het noordoostelijke gedeelte ervan staat nog de oude gevelsteen met 1658. Volgens de kaart van 1776, fig. 99, stond er langs de zuidzijde van het voorplein een tweede economiegebouw, dat later heeft moeten plaats maken voor de tegenwoordige hoeve. Ten westen van de ‘watertoren’ wordt het terras geschoord door een steil oplopende muur van baksteen en wat breuksteen met vier dichtgemetselde rondboogopeningen, waarachter zich overkluisde kelderruimten bevinden; deze muur zal gebouwd zijn in 1697 bij de aanleg van de waterleiding.
Ga naar margenoot+ DE KLOOSTERHOEVE, fig. 107, afb. 295, 307, 308, ten z. van het voorplein bestaat uit drie vleugels van twee verdiepingen langs de oost-, zuid- en westzijde van een binnenplaats en een korte noordvleugel van drie verdiepingen haaks op de westvleugel; vertandingen en een dakaanzet bewijzen, dat aan de overzijde van de binnenplaats een dergelijk hoger gedeelte voorzien was doch nimmer uitgevoerd. De gebouwen, opgetrokken van baksteen met toepassing van hardsteen voor de segmentboogomlijstingen, type iib, van vensters en ingangen en zandsteen voor de poortomlijstingen, zijn afgedekt door schilddaken met leien in Maasbedekking - op de zuidwesthoek vernield in 1944 -, behalve de schuur in het midden van de zuidvleugel, die iets hoger is en een zadeldak heeft. De gevels aan de veldzijde zijn grotendeels blind. Aan de binnenplaats zijn de gevels zoveel mogelijk symmetrisch gecomponeerd, afb. 307; de vensters en ingangen zijn regelmatig verdeeld over het gevelvlak met dien verstande, dat de bovenvensters om de andere travee achterwege zijn gelaten behalve in de noordvleugel en het daarbij aansluitende gedeelte van de westvleugel, die tot woning dienen, en diens oostelijke pendant. De schuur in het midden van de zuidvleugel, afb. 308, heeft aan de binnenplaats een extra monumentaal accent gekregen; de gevel heeft horizontaal verdeelde dorische pilasters van zandsteen op de buitenhoeken en aan weerskanten van de middentravee, waar zij deel uitmaken van de omlijsting met pseudovoegen van een hoge rondboogpoort; aan elke kant van deze poort bevinden zich drie - grotendeels dichtgemetselde - lagere rondboogpoorten in een dergelijke omlijsting met lisenen, afgedekt door een boven de lisenen verkropte profiellijst ter hoogte van de geprofileerde imposten van de grote middenpoort; in het baksteenwerk boven de lage poorten even zovele rechthoekige spaarvelden; daarboven bevindt zich het boven de dorische pilasters verkropte hoofdgestel. Aan de binnenplaats in de uiterste hoeken van de zuidvleugel komen nog twee andere monumentale poorten voor, en wel segmentboogpoorten in een zandstenen omlijsting met pilasters en pseudovoegen. Ga naar margenoot+ Plattegrond, venstervormen, poortomlijstingen en rechthoekige spaarvelden zijn kenmerkend voor de architectuur van de Couvens, zodat er aanleiding is de hoeve toe te schrijven aan Jacob Couven (1753-1812), de zoon van de bekende architect Johann Joseph Couven (1701-1763). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vr. med. van oudburgemeester Hendrix); vermoedelijk het dempen van de op de kaart van 1776 daar aangegeven gracht. De juist genoemde schouw, xviic, afb. 392, in het woongedeelte zal afkomstig zijn uitGa naar margenoot+ het zuidelijke economiegebouw van abt Winandus Lamberti (1650-1664), dat moest plaats maken voor de tegenwoordige hoeve (vgl. blz. 352); twee dorische pilasters op postamenten met rozetten dragen een zware latei met overstekend profiel en in het midden een wapenschild, waarop de aanduiding ano / 1792 werd aangebracht, ongetwijfeld ter vervanging van het gevierendeelde wapen van abt Winandus Lamberti; om het schild oorschelpornament; erboven een kromstaf doch nog geen mijter, waaruit volgt dat de schouw van voor 1662 is; tegen de achterwand blauwe tegels met landschappen, bloemen en spelende kinderen. Een marmeren schouw, xviib, en een deur met oreilonpanelen en een rijke omlijsting, xviib, zullen eveneens uit het afgebroken economiegebouw afkomstig zijn. Er is verder in de hoeve een trap met een eenvoudige balusterleuning, xviiid; sommige vertrekken hebben moerbalkzolderingen en verschillende deuren smeedijzeren gehengen met krulversieringen. In het woongedeelte wordt een beschadigd houten madonnabeeld bewaard, xvia,Ga naar margenoot+ hoog 88, afkomstig uit het z.g. Kloosterkapelletje aan de weg Rolduc-Chèvremont; Maria met een kroon op het hoofd en in de hand een druiventros; het Kind, gekleed in een tunica, draagt een bol. Aan de weg naar Chèvremont stond tot voor kort het z.g. Kloosterkapelletje, gesticht door Joh. JosGa naar margenoot+ Deutz omstreeks 1846; gebouwtje met gepleisterd bossagewerk en afgedekt met een zadeldakje; rondboognis met gesmede en geklonken neogotische afsluiting (vgl. Nedermaas 1933/34, blz. 34 met afb.). Madonnabeeld, xvia, thans in de Kloosterhoeve van Rolduc (zie boven). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SpekholzerheideDE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H.Martinus, gesticht in 1851 en sindsdienGa naar margenoot+ herhaaldelijk vergroot, bezit: Twee zijaltaren met retabels, xviiib, in ediculavorm met korintische zuiltjes en eenGa naar margenoot+ gebogen fronton; het antependium van het rechteraltaar zijwaarts uitgezwenkt met Lodewijk xv-versiering; het andere antependium rechthoekig met rozenfestoen. Eikehouten biechtstoel in Lodewijk xv-stijl; driedelig doch een cel verdwenen.Ga naar margenoot+ Zwart marmeren doopvont, ± 1700, met balusterstam, zwellingen en een in- enGa naar margenoot+ uitgezwenkte koperen deksel, eveneens met zwellingen. Zwart houten altaarkruis, hoog 95, xixa, met in- en uitgezwenkte rechthoekigeGa naar margenoot+ voet en een korpus van licht hout. Twee schilderijen, xviiib, doek 50 × 120, voorstellend Jesus en de wenende vrouwen,Ga naar margenoot+ resp. de Graflegging; waarschijnlijk behorend bij de zijaltaren. Schilderij, ± 1800, doek 115 × 90, met voorstelling van de Opdracht van Jesus in de tempel; in houten lijst met hoekrozetten. Zilveren kelk, ± 1850, hoog 26, met neoclassicistische en barokke versiering; merken:Ga naar margenoot+ Ps gekroond in ovaal, 13 in rechthoek. Twee houten reliekhouders in de vorm van borstbeelden, ± 1500 hoog 47, afb. 415;Ga naar margenoot+ gekroonde vrouwelijke heiligen met halsketen en loshangend golvend haar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Twee eenvoudige bedieningslantaarns van koper, xixa. Eiken sacristiekast, xixa, met iets in- en uitgezwenkte paneellijsten.
Ga naar margenoot+ De pastorie uit 1853 is opgetrokken in baksteen met hardstenen vensteromlijstingen.
Ga naar margenoot+ De Hoeve Schifferheide, Schifferheiderstraat 1, wordt voor het eerst vermeld in 1476 (Annales Rodenses, Continuato, blz. 101). De tegenwoordige hoeve is opgetrokken van baksteen om een gesloten binnenplaats en afgedekt met pannen zadeldaken; vensters in hardsteen onder ontlastingsbogen; de ingangen, eveneens in hardsteen onder ontlastingsbogen, met neoclassicistische deuren en bovenlichten, xixa. Over de kelder een bakstenen tongewelf met kappen. Inwendig voorts moerbalkzolderingen, een schouw met op de geprofileerde latei ihs, xixa, een kachelnis met zijpilasters, xixa, een hoekschoorsteenmantel met houten ondermantel en een in- en uitgezwenkte haardomlijsting in Lodewijk xvi-stijl en paneeldeuren in pilasteromlijsting; het jaartal 1801 op een ervan is tegenwoordig niet meer te zien.
Ga naar margenoot+ De Spekhof of Spekholzerhof, Heerlenersteenweg 83-85, wordt in 1107 voor het eerst vermeld als Speckhusen (Annales Rodenses, blz. 11). De tegenwoordige hoeve van baksteen met pannenzadeldaken is gebouwd om een gesloten binnenplaats; in het oude gedeelte segmentboogvensters in hardsteen, type iib, ± 1800, en rechthoekige vensters met houten kozijnen en oude ruiten; op een dezer is ingekrast: Franzis Winand Froitzheim 1813.
Ga naar margenoot+ De Hoeve Vauputs, Vauputsweg 171, van baksteen met pannen-schild- en -zadeldaken, is gebouwd om een gesloten binnenplaats; vensters met onder- en bovendorpel van hardsteen; op de poortsluitsteen anno 1844.
Huis In de Landskroon, Pleinstraat 3, van baksteen met segmentboogvensters en ingang, type iib; in de sluitsteen van de ingang 1759. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ValkenhuizenGa naar margenoot+ Heerlenersteenweg 100. Tegenwoordig gepleisterd woonhuis met hardstenen vensteromlijstingen; een gevelsteen met 1766 is verdwenen. |
|