Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht
(1962)–J.F. van Agt– Auteursrechtelijk beschermdKlimmenGa naar margenoot+ De gemeente bevat, behalve het kerkdorp van die naam, de gehuchten Barrier, Craubeek, Dolberg, Koulen, Overheek, Ransdaal, Retersbeek, Termaar, Walem en Weustenraad. Ga naar margenoot+ In een schenkingsbrief van 10-12 februari 968, waarin koningin Gerberga - weduwe van Giselbert van Lotharingen en echtgenote van Lodewijk van Overzee - aan de St. Remigiusabdij van Reims haar praedium te Meerssen overdraagt wordt Klimmen voor het eerst genoemd (Miraeus, Op. Dipl., 1, 48). Later, nadat de proosdij van Meerssen in de loop van de 12de en 13de eeuw geleidelijk is geüsurpeerd | |
[pagina 355]
| |
door de heren van Valkenburg wordt het in 1365 Brabants en volgt diens geschiedenis om in 1661 Staats te worden (Publications 1888, blz. 3 vlg.; 1829, blz. 233). | |
BarrierDe naam Barrier herinnert aan de voormalige tol aan de weg Maastricht-Heerlen. Rijksweg D 16-17. Twee aaneengebouwde boerderijen: D 16, in U-vorm, heeft eenGa naar margenoot+ rechthoekingang en rechthoekvensters in hardsteen; op de houten latei van de schuurpoort il 1836 miv; inwendig eenvoudige houten schoorsteenmantel en moerbalkzolderingen. D 17, in haakvorm, heeft o.a. een neoclassicistische deur met voluutpilaster in het midden; voorts een ingebouwde put; inwendig eenvoudige neoclassicistische trap; alles xixa. | |
Craubeek
Cardenbeekerstraat D 36. De ‘Bokhof’, vrij gave hoeve van omstreeks 1700, gewijzigdGa naar margenoot+ in 1777, afb. 428. De buitengevels zijn van Kunrader, ook genaamd Craubergersteen, de gevels aan de gesloten binnenplaats - waar het dak sterk oversteekt - van vakwerk, ten dele met baksteenvullingen; gewit. Aan de voorzijde links een trapgevel, waarvan de trappen in mergel uitgevoerd zijn en de geprofileerde dekplaten kortelings ten dele vervangen door betonnen. Rechts een puntgevel met in mergel uitgevoerde flanken; in deze gevel twee rechthoekvenstertjes. In de overluifde frontmuur tussen beide topgevels een ellipsboogpoort en links daarvan een segmentboogpoortje met herbezigde penanten, type iib, en een sluitsteen met anno 1777 de 14 july m. p amm. Een gelijksoortig segmentboogvenster links is uit dezelfde tijd. Aan de veldzijde in de zijgevels tussendorpelvensters met lage bovenlichten, aan de achterzijde een rondboogpoortje. Al deze vensters en ingangen zijn voorzien van taustenen omlijstingen. Aan de binnenplaats houten tussendorpelvensters met lage bovenlichten onder segmentbogen. Cardenbeekerstraat D 40. De hoeve Cardenbeek, - reeds genoemd in 1269, in 1377Ga naar margenoot+ in het bezit van het adellijk vrouwenstift van St. Gerlach en wel tot de Franse tijd, sinds 1819 eigendom van de familie Horsmans, - werd herbouwd na een brandstichting in 1827 (Publications 1906, blz. 386; 1908, blz. 173). De huidige hoeve werd, met gebruikmaking van enig ouder mergelwerk aan de rechterbuitenzijde, grotendeels uit baksteen opgetrokken om een gesloten binnenplaats; de grote schuur vooraan links, die blijkens jaarankers in 1827 gereedkwam, is echter bijna geheel gebouwd uit mergel; deze schuur heeft twee grote ellipsboogpoorten naast elkaar met plinten, imposten en een sluitsteen van hardsteen; voorts een puntgevel. Aan de achterzijde twee puntgevels met vlechtingen en een ellipsboogpoort met mergelstenen imposten en een sluitsteen, waarop: 1828 i(oannes) m(atheus) h(orsmans) a(nna) e(lisabeth) s(tassen). Het woonhuis rechts vooraan met een bovenverdieping heeft rechthoekvensters, ten dele in hardsteen. In het gedeelte met resten van voor de brand twee kelders met een | |
[pagina 356]
| |
ellipsbooggewelf van mergel; verder een dergelijk gewelf van baksteen. Grote schouw, xviib, met zandstenen wangen in de vorm van schildhoudende leeuwen op voluutpilasters. Neoclassicistische schoorsteenmantel, xixb, van grijs marmer met witmarmeren rozetten; de stucboezem met een in olieverf geschilderde tropee van rozen, lictorenbundels e.d. Het vertrek, waarin deze schoorsteenmantel zich bevindt, heeft een plafond, versierd met twee geschilderde bloemstukken van dezelfde hand in ovale stucmedaillons. Voorts eenvoudige hoekschoorsteenmantel, xixb, eenvoudige schouw met geprofileerde houten latei, moerbalkzoldering. Aan de poort smeedijzeren klopper. In deze hoeve worden een drietal portretten, xviiib, doek 62 × 45, bewaard, resp. van een echtpaar en een kruisheer uit de aan de familie Horsmans verwante familie van Uytrecht.
Craubeekerstraat D 30. Hoeve in haakvorm. De dwarsvleugel, ± 1700, van Kunradersteen, ten dele gewit, met aan de straat een puntgevel, waarvan de flanken in mergel zijn uitgevoerd; van de zijconsoles is de rechter verdwenen; rechthoekvenstertje en tussendorpelvenster in onregelmatig geblokte tausteen; ingang in dezelfde trant onder een strek met uitgeronde hoeken; verder segmentboogvensters in hardsteen, type iib, xviiib. Straatvleugel in baksteen vernieuwd. Smeedijzeren poortklopper, ± 1800. Craubeekerstraat D 31. Hoeve in haakvorm van mergel en vakwerk (ten dele met baksteenvullingen); aan de straat een puntgevel, xviii?, gewit; afb. 426. Craubeekerstraat D 32. Hoeve in U-vorm om gesloten tegen D 33 aangelegde binnenplaats, afb. 426. De dwarsvleugel rechts, ± 1700, heeft aan de straat een mergelstenen trapgevel met zijconsoles en geprofileerde dekplaten; de plint van deze vleugel bestaat uit Kunradersteen evenals de zijgevels. In de buitenzijgevel een rechthoekig venstertje in een onregelmatig geblokte taustenen omlijsting; aan de binnenplaats tweelichtvensters met houten kozijnen (dichtgemetseld) en een ingang met geblokte penanten en een strek met uitgeronde hoeken van tausteen. De straatvleugel, links van de dwarsvleugel en t.o. van de trapgevel iets vooruitspringend, stamt blijkens jaarankers uit 1729; de muren zijn onderaan van Kunradersteen en boven van mergel; rechts een bakstenen gedeelte met een ellipsboogpoort, op welker sluitsteen anno 1847 nh staat. De van de dwarsvleugel losstaande achtervleugel heeft een terugliggende puntgevel van mergel. Inwendig een eenvoudige schouw, ± 1700, met een geprofileerde houten latei op kraagstenen. | |
KlimmenGa naar margenoot+ Houten kruisbeeld, ± 1800, hoog 65, in een nis van de tuinmuur der pastorie, Stationstraat A 9.
Ga naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Remigius ligt georiënteerd op de rand van een verhoging. Ga naar margenoot+ J.A.E. Schoenmakers, Bijdragen tot de Geschiedenis der hoofdbank Climmen, in Publications 1906, blz. 231 vlg; blz. 377 vlg. - Victor de Stuers, Rapport d.d. 15.10.1906, in Arch. Monumentenzorg. | |
[pagina 357]
| |
Fig. 109. Klimmen, R.K. kerk, opmeting uit 1888
| |
[pagina 358]
| |
Arch. Monumentenzorg; afb. 418-421. Pentekening van vóór de vergroting op het kasteel Rivieren (zie blz. 368). Ga naar margenoot+ De kerk, fig. 109-111, afb. 418-425, bestaat uit een grotendeels oude westtoren; een driebeukig basilikaal schip, waarvan de hoofdbeuk oud is doch de zijbeuken in 1906 geheel nieuw - zij het gedeeltelijk op oude funderingen - zijn opgetrokken; voorts een dwarspand en een koor, beide in 1906 naar een nieuw ontwerp toegevoegd. Ga naar margenoot+ De muren zijn opgetrokken van Kunradersteen in onregelmatig breuksteenverband doch de toren, die slechts in het benedengedeelte van de noordmuur breuksteenwerk van Kunradersteen bevat, is grotendeels opgebouwd uit regelmatige mergelblokken. Ga naar margenoot+ De tegen het middenschip aangebouwde toren, afb. 424, is met uitzondering van de in 1906 toegevoegde neoromaanse bovengeleding geheel onversierd. Een westingang ontbreekt terwijl het muurvlak slechts door enige lichtspleten wordt doorbroken; van deze zijn de gekoppelde bovenste spleten in 1906 in de plaats gekomen van rondbogige galmgaten, xixa, in vlakke hardstenen omlijstingen. Van de vorige zeer vlakke afdekking, xixa, zijn de balken nog aanwezig. Ga naar margenoot+ Boven de neoromaanse zijbeuken rijst een lichtbeuk op, die onversierd is met uitzondering van de rondboogvensters, waarvan de bogen - met slechts van binnen afgeschuinde dagkanten - samengesteld zijn uit afwisselend bakstenen tegels en natuursteenblokken; afb. 420 en 425. Deze versiering is in alle neoromaanse gedeelten nagebootst. De daklijst is afgeschuind. In de noordgevel van het nieuwe transept bevindt zich een steen met het chronogram paVper Me/ ConDIt/CapVCInVs/ + (1817); vgl. De Maasgouw 1880, blz. 365. Ga naar margenoot+ De benedenruimte van de toren opent met een hoge rondboog naar de kerkruimte. Het schip heeft de gedaante van een eenvoudige, sinds de restauratie van 1904-1906 weer vlakgedekte pijlerbasiliek; afb. 422. De impostlijsten onder de onregelmatig halfronde, a.h.w. uitgekapte scheibogen, dagtekenen van deze restauratie. Het oude gedeelte van de kerk opent zich met een triomfboog naar het dwarspand en het koor. | |
[pagina 359]
| |
◼ Fig. 110. Klimmen, R.K. kerk, opmeting 1888
Fig. 111. Klimmen, R.K. kerk
Deze thans parabolische boog was voor de restauratie spits en gedeeltelijk dichtgezet omdat de toenmalige koorbouw lager was; afb. 421. De impostlijsten onder deze boog vertonen nog oude profielen, xiib. De enige gedeelten, die nog voor bestudering in aanmerking komen zijn thans de toren en het middenschip, al maakt de ingrijpende vernieuwing in het begin dezer eeuw conclusies t.a.z. van de datering niet gemakkelijk. | |
[pagina 360]
| |
Wanneer het vorige koor op oudere funderingen gestaan heeft dan zou dat er op kunnen wijzen, dat de oudste aanleg het gebruikelijke schema vertoond heeft: een zaalkerk ter breedte van het huidige middenschip met een smaller rechtgesloten koor. Deze aanleg, waarvan het muurwerk boven de scheibogen een overblijfsel kan zijn, is blijkens het ontbreken van enige muurgeleding en de toepassing van tegels tussen de boogblokken der vensters van vrij hoge ouderdom. Anderzijds moeten wij rekening houden met de mogelijkheid van archaïseren (vgl. de St. Nicolaaskapel op het Valkhof te Nijmegen uit het midden der 11de eeuw). Inderdaad pleiten het onregelmatige karakter van het metselwerk en de afgeschuinde daklijst, nog vrij gaaf bewaard aan de zuidzijde, eerder voor een bouwtijd in de 11de eeuw. De onregelmatige scheibogen schijnen het gevolg te zijn van een latere wijziging; daar het impostprofiel van de triomfboog wijst op een bouwactiviteit in de 2de helft van de 12de eeuw, is het aannemelijk dat in die tijd zijbeuken werden aangelegd. Ga naar margenoot+ Van de oude inventaris is het volgende vermeldenswaard: Ga naar margenoot+ Hardstenen doopvont, waarvan de voet met de basementen van vier hoekzuiltjes romaans is, xii, en de kuip xviid (Publications, 1906, blz. 354), diameter 79; koperen deksel met s.d. gadet te maastricht fecit anno 1819 den 1 julyus & h. schoenmaekers pastor i doutzenberg caissier. p. stassen kerkmeesters van klimmen. Zwart marmeren doopvont met zwellingen, xixa, diameter 54, op balustervoet; koperen deksel met zwellingen. Ga naar margenoot+ Zeskantige eiken preekstoel, vermoedelijk uit 1681 (vgl. Publications 1906, blz. 358), waarvan de kuip op balustervoet voorzien is van getorste composiet-hoekzuiltjes; trap xixa; geen klankbord. Ga naar margenoot+ Orgelkas, xixa, nog in barokke trant. | |
[pagina 361]
| |
Kruisbeeld met houten korpus, ± 1600, levensgroot; gelaat mogelijk later bijgewerkt;Ga naar margenoot+ nieuwe polychromie. Beeld van een bisschopsfiguur, misschien de H. Remigius; eikehout met oude polychromie, hoog 85, Oppergelders omstreeks 1525. De heilige is zittend voorgesteld. In de rechterknie een gat, waarschijnlijk voor het vastzetten van een H. Olieflesje, dat thans verdwenen is. De cabochon in de sluiting van de koorkap bedekt een relikwie. De handen en de staf zijn vernieuwd. Het beeld bevindt zich thans als bruikleen in het Provinciaal Oudheidkundig Museum te Maastricht (vgl. J.J.M. Timmers, Houten Beelden, Amsterdam 1949, blz. 41 en 77). Triptiek met op het middenpaneel, 183 × 167 (in lijst gemeten), de Calvarie; op deGa naar margenoot+ binnenkant der zijluiken de Kruisdraging en de Kruisafneming, op de buitenzijde de Graflegging en de Verrijzenis, xvib uit de omgeving van Jan van Scorel, Lambert Lombard en de Meister des Marientodes, afb. 416, 417. De bovenaan in- en uitgezwenkte panelen zijn voorzien van iets latere lijsten, die het schilderwerk gedeeltelijk bedekken. Gerestaureerd in 1922 door Eberhardt te Maastricht. Voorstelling van de H. Sebastiaan, doek 112 × 71, xviid; waarschijnlijk van een retabel (Publications, 1906, blz. 350-354). Stralenmonstrans van ten dele verguld zilver in late Lodewijk xiv-stijl, hoog 59; deGa naar margenoot+ langwerpige gegolfde voet heeft een opengewerkte versiering met cartels en engelkopjes; onder de stralenbundel de Pelikaan; het expositorium in een krans met vier cherubs; bovenaan het symbool van de H. Geest onder een door twee engeltjes gehouden kroon. Merken op stralenkrans: Aken met r, gekroonde pr. Ronde zilveren kelk, xviiia, met régence-ornament, om de cuppa opengewerkt, gemerkt w, waarboven een vlekje (F. Wéry uit Maastricht?). Koperen processiekruis, xviii, met gegraveerde acanthus en eindigend in driepassen.Ga naar margenoot+ Koperen processiekruis met aan de achterzijde: se 1813. Eiken sacristiekast met gecanneleerde zijpilasters; aan de binnenzijde deur 1816.Ga naar margenoot+ Rond hoekkastje xixa. Lodewijk xvi-credenstafeltje, xixa. Onder de toren een zerk met kwartieren en rolwerk en een priesterzerk, beidenGa naar margenoot+ xvii en sterk afgesleten, en een oude altaarsteen, in tweeën, 71 × 122.Ga naar margenoot+
Bij ingang van het kerkhof twee mergelstenen hekpijlers, xviii.Ga naar margenoot+ Op het kerkhof staan grafkruisen: een, xvi, voor ‘.. (K)arl Wellen en/syn hoesfrou..’ (fractuurschrift verder onleesbaar), een uit 1616 (Peter Houben), drie resp. uit 1653, 1826 en 1850. Ingemetseld in noordmuur van de sacristie uit 1706 en 1715.
Van de voormalige pastorie is nog een fragment bewaard achter de kerk; opgetrokkenGa naar margenoot+ uit mergel, jaarankers (18)28, het schilddak met smeedijzeren bekroning.
Houtstraat A 39. In mergel; restant van vakwerk met baksteenvulling; houten vensterkozijnen;Ga naar margenoot+ jaarankers 1664. Raadhuisstraat A 112. Om gesloten binnenplaats, alwaar vakwerkfragmenten; aan de straat mergelstenen puntgevel met zijconsoles, xviii. Raadhuisstraat A 123. Hoeve van baksteen met vakwerkrestanten om naar achteren open binnenplaats (thans gedeeld). Ellipsboogpoort met plinten en imposten van mergel; rechthoekingang in hardsteen met geprofileerd kalf (herbezigd); hierboven gevelsteen met 1809 (?); rechthoekvensters in hardsteen en overblijfselen van mergelhoekblokken, xviii-xixa. | |
[pagina 362]
| |
Ga naar margenoot+ Stationsstraat A 11 - Rijksweg A 69. Voormalige hoeve ‘De oude Pastorie’, die tot 1796 aan de kerk behoorde en vermoedelijk deel uitgemaakt heeft van de proosdijgoederen van Meerssen; grotendeels afgebrand tegen het eind van de vorige eeuw (Publications 1906, blz. 356; Maasgouw 1921, blz. 15). Het voormalige woonhuis, A 11, met jaarankers: 1728. Ga naar margenoot+ Vrijthof A 21. Gevelsteen van mergel, waarop 1707 en ranken. Vrijthof A 24. Gevelsteen van mergel met anno 1736, enige onleesbare letters en ranken. Vrijthof A 30-31. Hoeve hoofdzakelijk in mergel om gesloten binnenplaats. Aan de straat twee in- en uitgezwenkte topgevels met geprofileerde zijconsoles, afb. 427; de ongelede linkertopgevel is bekroond met een gebogen fronton boven een verkropte lijst; de rechtertopgevel van twee door een verkropte lijst gescheiden geledingen heeft een bekroning met zijvoluten en 1721; in deze gevel bevindt zich nog een oud venster in tausteen (vroeger kruisvenster?). Het hele front heeft een plint van Kunradersteen. In de frontmuur tussen beide topgevels een ellipsboogpoort en een klein dichtgemetseld poortje, dat eveneens met een ellipsboog overtoogd is. Een derde in- en uitgezwenkte topgevel als linker afsluiting van de achtervleugel bestaat uit twee geledingen terwijl de bekroning gevormd wordt door een gebogen fronton. Om de binnenplaats een luifel. De achtervleugel heeft aan deze zijde een ellipsboogpoortje en een rondboogpoortje; in de binnenplaatsgevel van de linkerzijvleugel een gevelsteen met: mpm anno 1755, omgeven met ranken. Inwendig onder beide zijvleugels aan de straat een kelder met een ellipsbooggewelf. Voorts zijn er moerbalkzolderingen. De rechtertopgevel werd in 1721 kennelijk opgetrokken tegen reeds bestaand vakwerk, waarvan nog resten aanwezig zijn in de binnenplaatsgevel van de rechterzijvleugel. Blijkens bouwnaden volgden hierna gelijktijdig de linkertopgevel en de frontmuur tussen beide topgevels, waarna in 1755 het overige gedeelte van de linkerzijvleugel vernieuwd werd in mergel en tenslotte na 1755 de achtervleugel met zijn in- en uitgezwenkte topgevel verrees.
Ga naar margenoot+ HET ST. SEBASTIAANSGILDE bezit: Gegraveerde zilveren vogel met kroon op takje, xviiia, lang 14. Twintig zilveren koningsplaatjes: uit 1675? (in- en uitgezwenkt schild met gegraveerd wapen, waarop brouwersemblemen en rd gb; mogelijk xviiia, waarop later 1675 werd ingekrast), 1718 (wapen met eg), 1721 (gegraveerde cartouche met acanthus), 1786 (cartouche met gegraveerde brouwersemblemen), 1787 (idem), 1788 (cartouche met gedreven ranken en gegraveerde bijl; merken: Maastricht met w en een onleesbare letter), 1791 (cartouche ajour met gegraveerde bijl; merken: Maastricht met o, hm in rechthoek), 1820, 1821 (jaarletter e voor 1814), 1826 (met wapen von Fürth; gemerkt 13 in rechthoek, ruit, onleesbaar), 1838 (merken: fg in vierkant, rond onleesbaar), 1844 (vierkant onleesbaar merk), 1845 (idem), 1845 (met gegraveerde pijl en boog), 1846, 1847 (merken; vierkant onleesbaar, Ned. gehaltemerk en kantoorstempel), 1847 (hn in rechthoek, Ned. gehaltemerk, rond onleesbaar), 1849 (wapen met eg), 1849 (Ned. kantoorstempel en jaarletter p) en 1850 (wapen met eg; Ned. gehaltemerk en rond onleesbaar stempel). Houten trom, xviii, hoog 44, beschilderd met een gekroond wapenschild waarop een rood monogram cmc, schildhouders twee wildemannen, aanhangend een keten, waar- | |
[pagina 363]
| |
aan olifant met draagstoel. Voorts een geweer, voorlader zonder vuursteen, xixa, gemerkt: gekroonde u en l(?). In het raadhuis hangt een vaandel (gewijzigd en ovaal ingelijst) van rode damast,Ga naar margenoot+ waarin een ovaal gegolfd medaillon met een geschilderde Sebastiaansfiguur; ten dele gewijzigd opschrift: 18 October 1781 Broederschap van de H. Sebastiaan uit dankbaarheid (Jolles, blz. 113 vlg.). | |
OverheekOverheekerstraat A 153. Hoeve om gesloten binnenplaats, van mergel en fragmentenGa naar margenoot+ van baksteen; aan de voorzijde gepleisterd; op de schuur jaarankers 1840. Deze hoeve is niet identiek met de hoeve Overheek, genoemd in Publications 1900, blz. 395.
Van de windmolen, Overheekerstraat A 140, een bovenkruier, gebouwd omstreeksGa naar margenoot+ 1879 (register ten kadaster Maastricht) is slechts de ronde bakstenen romp overgebleven; deze werd enige jaren geleden iets verhoogd om te dienen als militaire waarnemingspost. Geëlektrificeerd met onderdelen van het oude werk. | |
RansdaalDit gehucht is gelegen langs een tracé van de Romeinse weg Bavay-Keulen, die langs Valkenburg, Walem, Koulenberg, Kunrade naar Heerlen voerde. Karstraat G 3. Puntgevel van Kunradersteen, gevelsteen waarop: ConCorDIaeGa naar margenoot+ AMICIs 1803. Inwendig eenvoudige neoclassicistische schoorsteenmantel. Ransdalerstraat G 37. Hoeve van mergel en vakwerk om gesloten binnenplaats. Mergelstenen puntgevel met zijconsoles, gevelsteen verdwenen; bakstenen ellipsboogpoort met mergelsluitsteen, waarop een onleesbaar opschrift; poortklopper met 1837; ankers: s(imon) h(untjes), vgl. Publications 1906, blz. 423. | |
RetersbeekHET KASTEEL RIVIEREN ligt in het dal van de Retersbeek.Ga naar margenoot+ J.A.E. Schoenmakers, in Publications 1906, blz. 398 vlg. - Victor de Stuers, in Publications 1906,Ga naar margenoot+ blz. 406 vlg. - J. van de Venne, in Buiten, 1922, blz. 472-473. - De Crassier 1932, blz. 241 vgl. | |
[pagina 364]
| |
4,5 × 2,5 vt. 24.4.1728 timmerwerk nieuwe stallen en koetshuis. 3.7.1728 accoord met de aannemer Mullens. 29.10.1728 dak over nieuwe stal. 24.10.1729 bestelling 110 000 bakstenen bij Balas. 21.5.1730 timmerwerk koetshuis. 25.8.1730 bestelling 12000 leien. 13.10.1730 bestelling 2000 leien. 20.7.1732 bestelling 110 Sibberblokken. 9.6.1734 bestelling van 180000 bakstenen, 9. d. lang. 3.10.1734 bestelling van 180 000 bakstenen. 11.6.1735 bestelling van 50 000 leien. 4.8.1735 bestelling van 20 000 leien. 20.6.1735 nieuw dak op schuur door Booms met leien bedekt. Ga naar margenoot+ Het hoofdgebouw beslaat de gehele westzijde van een ongeveer vierkant omgracht terras. Ten noorden van dit terras en door een brug hiermede verbonden, bevindt zich de eveneens omgrachte slothoeve. Fig. 112, 113 en afb. 430. Ga naar margenoot+ Het hoofdgebouw, afb. 430, 431, bestaat slechts uit een lange rechthoekige vleugel met op de noordwestelijke hoek een ronde toren en op de zuidwestelijke hoek een segmentbogige inham, die de plaats aangeeft, waar vroeger een tweede ronde hoektoren op het gebouw aansloot. Slechts de westelijke aanzet van deze toren is nog aanwezig. Aan de pleinzijde zijn bovendien rechts van de huidige middeningang de fundamenten aangetroffen van een driezijdig uitgebouwde traptoren, die tevens de oude hoofdingang zal hebben bevat. Tegen de zuidhoek van de pleingevel staat een laag secretenhuisje; de noordhoek van deze gevel vertoonde een tot aan de eerste verdieping opgaande moet van een ongeveer 1,25 m dikke muur, die als terrasafsluiting zal hebben dienst gedaan. Fig. 112. Retersbeek, Rivieren
| |
[pagina 365]
| |
Fig. 113. Retersbeek, Rivieren
| |
[pagina 366]
| |
Het uit mergel opgetrokken gebouw wordt in tweeën gedeeld door een tussengevel, die met uitzondering van de schoorsteen, schuil gaat onder het leien zadeldak. Dit dak - dat voorzien is van houten dakkapellen met segmentboogvensters - wordt afgesloten door twee trapgevels met kepervormige afdekkingen. Op de toren staat een windvaan met het Slangenkruis uit het wapen Huyn van Amstenrade. De muren zijn verlevendigd met geprofileerde waterlijsten en met een laatgotisch drieglopenfries als horizontale beëindiging. Dit fries is aan de pleinzijde in de gevel ingelaten en zonder consoles; aan die kant wordt de regelmatige bogenreeks onderbroken door een kleinere boog vlak bij de tussengevel, waaromheen verschillende zeer onregelmatige drieglopen; dit alles wijzende op herplaatsing. De meeste vensters hebben hardstenen omlijstingen of kozijnen; de oudste - tussendorpel- en kruisvensters onder ezelsruglateien met accoladeversiering - worden aangetroffen op de verdieping van het noordelijke gedeelte, en wel (links) in de westgevel en in de noordelijke eindgevel. Eenvoudige geblokte tussendorpel- en kruisvensters zijn in de 17de eeuw aangebracht in de torenverdieping, in de noordgevel en gelijkvloers in het linkergedeelte van de westgevel; daar bevindt zich bovendien een glad hardstenen kruiskozijn, dat blijkens de gebogen plattegrond afkomstig moet zijn uit de afgebroken zuidwestelijke hoektoren. Het zuidelijke gedeelte van het hoofdgebouw heeft segmentboogvensters in gladde hardstenen omlijstingen, type iib. Het door een mansarddak gedekte aanbouwtje is voorzien van gladde venster- en deuromlijstingen van hardsteen met segmentbogen, type ia. Ga naar margenoot+ Onder het noordelijke gedeelte bevinden zich kelders met tongewelven, onderling verbonden door een gang; de torenkelder heeft een koepelgewelf; in het gedeelte ten zuiden van de tussengevel is de kelderverdieping geheel volgestort met zand. De ligging van het trappehuis en de verdeling van vertrekken en gangen dagtekent van de in 1780 begonnen verbouwing. De trap heeft een leuning in Lodewijk xvi-stijl met een gesneden hoofdbaluster. In het trappehuis plafondrozet. De gangen en vertrekken zijn voorzien van eenvoudig stucwerk; segmentboogdeuren met in- en uitgezwenkte panelen; gepaneelde stuc-nisschouw met schelp; twee gietijzeren haardomlijstingen, resp. in régence- en Lodewijk xv-stijl. Aan de noordkant de oude huiskapel.
Hoewel er uitwendig geen bouwnaden te bespeuren zijn schijnt het hoofdgebouw toch gebouwd te zijn in twee campagnes, die echter in tijd niet ver uiteen behoeven te liggen. Het eerst zou het noordelijke gedeelte verrezen zijn met als voorlopige beëindiging de huidige tussengevel; deze toch is althans ter hoogte van de kelder opmerkelijk zwaar. Ter hoogte van de zolder maakt hij de indruk aan de zuidzijde buitenmuur te zijn geweest. Een bevestiging van deze veronderstelling zou men kunnen zien in de gesignaleerde onregelmatigheden in het drieglopenfries aan de pleinzijde. De vorm van het fries doet denken aan die van het traptorentje van het kasteel Oost bij Eijsden uit 1548. Vermoedelijk werd het huidige kasteel dan ook omstreeks die tijd begonnen en enige tijd later zuidwaarts uitgebreid; en wel met gebruikmaking van ouder muurwerk; dit oudere muurwerk in de zuidoostelijke hoek van de kelder is 3,25 m lang en bestaat uit zware mergelblokken. De uitbreiding zou moeten hebben plaats gevonden voordat de krijgshandelingen van de Tachtigjarige Oorlog zulks onmogelijk maakten, dus vóór omstreeks 1568. | |
[pagina 367]
| |
De hoeve, afb. 430, ten noorden van het hoofdgebouw omvat met drie vleugels deGa naar margenoot+ west-, noord- en oostzijde van het voorplein, dat door een brug van drie bogen met het slotplein verbonden is; deze brug, tezamen met de beschoeiing van de gracht opgetrokken uit mergel, is later voorzien van bakstenen leuningen. De hoeve is voorzien van vierkant uitgebouwde hoektorentjes en van hoekpaviljoens op de beide zuidelijke uiteinden. Het westelijke paviljoen bevat de inrijpoort, die van de veldzijde toegankelijk is via een bakstenen brug, waarvan de tweede, onregelmatige boog blijkbaar de vroegere ophaalbrug vervangt. De hoge middenvleugel heeft een wolfdak, waarop de zadeldaken der zijvleugels aansluiten. De hoekpaviljoens zijn afgedekt door schilddaken. De hoeve is opgetrokken uit baksteen met toepassing van hardsteen voor de geblokte omlijstingen van de inrijpoort, de schietgaten en de merendeels vlakke venster- en ingangsomlijstingen; laatstgenoemde onder strekken met uitgeronde hoeken. De buitenomlijsting van de inrijpoort bevat nog katrollen van de vroegere ophaalbrug; mergelhoekblokken in het benedenste muurwerk van het poortpaviljoen schijnen er op te wijzen, dat hier ouder muurwerk gehandhaafd is bij de overigens totale herbouw van de hoeve in de jaren 1719-1735. Op de buitenpoort zit een klopper met 1784. Tegenover de oprit een bakstenen schuur, de beide eindgevels met vlechtingen; segmentboogingang in hardsteen, type iib, xviiib. In de benedenste torenkamer bevinden zich nog 28 oude familieportretten, terwijlGa naar margenoot+ er zich tevens 28 oude portretten bevinden in de woning van de huidige eigenaresse,Ga naar margenoot+ in het St. Jozefsgesticht te Gulpen (Zie Publications 1906, blz. 407-413). Het betreft voornamelijk de families Von Fürth, Von Schrick, Von Wendt, Von Wedich, Therlaen van Lennep en Zum Pütz. Hiervan zijn zes, xvib, op paneel; o.a.; Rond mannenportret (Von Schrick?), paneel doorsnede 26, in geprofileerde lijst, afb. 432; de schilderij draagt het opschrift: ro + ao + 15 61 + aetis + 29 (Publications 1906, blz. 408, nr. 3). Twee panelen met in- en uitgezwenkte bovenrand, 52 × 39, voorstellende een echtpaar (Von Geyl?) afb. 433, 434, toegeschreven aan Barthel Bruyn de Jonge; op de lijst van het mannenportret staat ex praeteritis praesentia ex praesentibvs fvtvra en anno dn̄i 1566 aetatis svae xxxi, op die van het vrouwenportret anno dn̄i 1566 aetatis svae xxii (Publications 1906, blz. 407, nrs. 1 en 2). Portret van een ongeveer twaalfjarige jongen ten voeten uit, xvic, Duits, paneel 97 × 71, afb. 435; links het wapen Von Geyl; rechts het wapen Von Wedich (Publications 1906, blz. 410, nr. 25). Twaalf portretten, xvii, merendeels doek, o.a.: Adelheid ter Laen, doek 92 × 78, ‘Anno 1601 aetatis 44’, met twee wapens in ruitvorm; rechts: doorsneden, boven in rood met gouden kruis en St. Andrieskruis, onder van zilver; het linker wapen van goud met rode linkerschuinbalk vergezeld van twee zwarte sterren. Herman von Wedich, doek; links het wapen Von Wedich, waaronder Anno 1620, rechts het wapen Therlaen van Lennep; onder dit wapen aetatis 26 (Publications 1906, blz. 409, nr. 14). Catharina zum Pütz, echtgenote van Herman von Wedich, doek 92 × 78, afb. 438; links het wapen Zum Pütz, waaronder Anno 1620, rechts het wapen: Broelman; onder dit wapen aetatis 22 (Publications 1906, blz. 409, nr. 15). | |
[pagina 368]
| |
Een broer van Herman von Wedich, doek; met dezelfde wapens, waaronder aetat: 30 ano: 1613 (Publications 1906, blz. 413, nr. 46). Herman von Wedich, zoon van Herman von Wedich en Catharina zum Pütz, Duits; doek; afb. 437; rechts boven de wapens Von Wedich zum Pütz, waaronder Ao 1624 aetatis 3 (Publications 1906, blz. 410, nr. 17). Portret van een vrouw, naar kleding te oordelen xviic; met platte kanten kraag en mouwen; in de rechterhand een rode roos; op de achtergrond bomen en wolken; rechts aetatis 20 / ao 1641 (Publications 1906, blz. 412, nr. 39). Mansportret, xviia, Keuls (richting Franz Kessler); afb. 436. Twintig portretten, xviii, doek, en vier pastels, getekend Monpewit 1776. Veertien portretten, xixa, doek, behoudens een mansportret, pastel, en zes miniatuurportretjes. Heremiet naar Gerard Dou (W. Martin, Gerard Dou, Klassiker der Kunst 1913, blz. 7). Vuurstokende vrouw met twee kinderen, ovaal doek 113 × 88, xixa, vermoedelijk afkomstig van een schoorsteenboezem. Pentekening, 13 × 19, met afbeelding van de parochiekerk, kort voor 1904 vervaardigd door de huidige eigenaresse van het kasteel. Ga naar margenoot+ In het trappehuis hangen acht geschilderde rouwborden: 1641 met het wapen Huyn van Amstenraedt, 1643 met het wapen van Gerssen, 1715 met het wapen Von Gon, 1702 en 1786, beide met het wapen Von Schrick, en 1698, 1773 en 1803 met het wapen Von Fürth. Voorts een wapenbord met reliëfsnijwerk, xviiia, met het wapen Von Schrick.
Ga naar margenoot+ HET HUISKE, B 13, vermoedelijk het oorspronkelijke goed van het riddergeslacht van Retersbeek, behoorde sedert de 18de eeuw achtereenvolgens aan de families Limpens en Janssen de Limpens (De Crassier, 1932, blz. 243). Het herenhuis staat op een vierkant terrein, dat omgeven is door een brede gracht; het is door een ijzeren brug verbonden met de vroeger eveneens omgrachte hoeve aan de noordwestkant, waarvan de drie vleugels een naar het herenhuis toegekeerd voorplein omsluiten, fig. 114. Aan de zuidwestkant ligt een engelse tuin naast de met canadese populieren beplante oprijlaan. Het haakvormige herenhuis heeft steil oplopende keldermuren van Kunrader steen - met enige schietgaten en steunberen - en een verdieping van mergel met segmentboogvensters onder betrekkelijk vlakke schilddaken met leien. Het huidige aspect, xixb, is te danken aan een ingrijpende verbouwing, waarbij de middeleeuwse achtervleugel - in aanleg ouder dan de zijvleugel (± 1800) haaks daarop - zo werd verbreed, dat er tussen de zijvleugel en de verbrede - door twee evenwijdige schilddaken gedekte - achtervleugel nog slechts een betrekkelijk smal terras is overgebleven, dat de hoogte heeft van de kelderverdieping (vgl. oude toestand op het kadastr. minuutplan van 1821). De ingang heeft een neoclassicistische omlijsting van hardsteen en een deur in dezelfde trant. Ga naar margenoot+ De kelders zijn overkluisd met tongewelven van mergel. Het interieur is neoclassicistisch van stijl; de hal met een wandgeleding van rondbogen op pilasters is gedeeld door een segmentboog op gekoppelde zuiltjes; verder zijn er twee neoclassicistische schoorsteenmantels van marmer en moerbalkzolderingen. Ga naar margenoot+ De uit baksteen opgetrokken hoeve heeft in de zuidwestvleugel een hoger ingangspaviljoen met segmentboogpoort en rondboogvenster onder een mansarde-tentdak | |
[pagina 369]
| |
Fig. 114. Retersbeek, Het Huiske
met leien. Deze vleugel, ± 1800, die twee verdiepingen telt, is zuidoostwaarts verlengd met een neoclassicistische aanbouw van mergel, xixb, waarvan de gevels een pilastergeleding vertonen; een open galerij met twee houten dorische zuiltjes aan de zuidoostkant dient daar als verbindingsgang tussen voorplein en tuin. Een aarden beeld van een knielende monnik, hoog ± 150, is gesigneerd ‘a de TomboiGa naar margenoot+ de Liège 1837’; het jaartal zal eveneens ongeveer de tijd aangeven van de engelse tuinaanleg en de verbouwing en vergroting van huis en hoeve in neoclassicistische trant.
DE KALFHOF, B 15, bestaat uit een woonhuis van mergel, ± 1700, en bedrijfsgebouwenGa naar margenoot+ van baksteen, blijkens de poortsluitsteen uit 1843, om een gesloten binnenplaats. Bij de vernieuwing van 1843 verkreeg ook het woonhuis rechthoekige vensters met hardstenen onder- en bovendorpels; een poortje van tausteen, ± 1700, met afgeschuinde dagkanten en een strek met uitgeronde hoeken is bij deze nieuwbouw blijven staan terwijl een rondbogige poortomlijsting van hardsteen, ± 1700, met geblokte penanten en afgeschuinde dagkanten opnieuw werd toegepast.
HET HÖFKE, Retersbeekerstraat B 18, heette ook Retersbeekhof en was waarschijnlijkGa naar margenoot+ een spleet van de ongeveer 300 m meer naar het zuidwesten gelegen Speenhof of Hof van Ter Heyden, die eveneens Retersbeekhof genoemd werd. In de 18de eeuw was het goed in het bezit van de families Kerens, Van Meer, Van Daelenbroeck en Banens (Publications 1906, blz. 391; 1932, blz. 243). | |
[pagina 370]
| |
Het is gelegen om een gesloten binnenplaats, en grotendeels opgetrokken uit mergel op een plint van Kunradersteen; gewit. Het hogere woonhuis, xviiib, rechts aan de straat, met beneden aan de voorzijde een segmentboogvenster in een hardstenen omlijsting, type iia, met tussenstijl, heeft een zadeldak, dat links wordt afgesloten door een topgevel op zijconsoles en dat rechts doorloopt over een uitbreiding van baksteen, die volgens overlevering in 1854 tot stand is gekomen. Op het oude gedeelte van het woonhuis sluit een zijvleugel aan met jaarankers(1)83(7). Er is nog een herplaatste gevelsteen met dit jaartal en bh. Inwendig kelders met tongewelven van mergel en een houten schoorsteenmantel, xviiid, met gepaneelde penanten.
Ga naar margenoot+ DE CARISHOF, Retersbeekerstraat B 22, in 1718 voor het eerst vermeld en in 1785 bewoond door een Francis Dortu (Publications 1906, blz. 394), bestond tot voor kort uit drie vakwerkvleugels om een binnenplaats, aan de voorzijde afgesloten door een latere muur, beneden van Kunradersteen en boven van mergel, evenals de straatgevel van de linkervleugel; alles gewit. Deze muur met ellipsboogpoort en rondboogpoortje moet blijkens bouwnaden van iets jonger datum zijn dan de in 1777 uit hetzelfde materiaal opgetrokken straatgevel van de toen iets naar voren verlengde woonvleugels rechts, waarvan de buitenste zijgevel geheel van mergel is. De straatgevel van de woonvleugel, afb. 429, heeft een fraaie in- en uitgezwenkte top van twee door een horizontale lijst gescheiden geledingen, die opgaat boven zijdelingse kraagstenen en bekroond wordt door voluten; boven de horizontale lijst een steen met 1777/f(rancis) d(ortu), en een hart met m(argaretha) p(luymakers), Beneden in de straatgevel een segmentboogvenster in hardsteen, type ia; daarboven een rondboogvenster en een rond uilengat. Links aan de straat een puntgevel. Aan de binnenplaats langs de frontmuur een luifel. Het vakwerk van de woonvleugel werd in 1959 geheel vervangen door baksteen, terwijl de achtervleugel werd afgebroken. Inwendig een kelder met een tongewelf van mergel; voorts moerbalkzolderingen.
Ga naar margenoot+ Retersbeekerstraat B 23. Boerderij in haakvorm van mergel met twee topgevels, xviii; schuurpoort in baksteen met op de mergelsluitsteen van de ellipsboog 1775 (?). Retersbeekerstraat B 44. Boerderij om aan de achterzijde open binnenplaats; puntgevel van mergel; jaarankers 1828; op de houten latei van de schuurpoort anc × sno 1818 m × a × k × den ii × iuni. Retersbeekerstraat B 56. Puntgevel van mergel; segmentboogvensters in hardsteen, type ia, xviiib. Retersbeekerstraat B 58. Hoeve om een binnenplaats, van de straat afgesloten door een frontmuur, die beneden van Kunradersteen is en boven van mergel, evenals de afgeknotte gevel, die zich rechts daarvan bevindt; gewit; de frontmuur met ellipsboogpoort en scheef segmentboogpoortje is afgedekt met een luifel; in de straatgevel rechts een segmentboogvenster in hardsteen, type ia, xviiib. Aan de binnenplaats een overblijfsel van vakwerk, waarin een ingang met in- en uitgezwenkte hoekkorbeels en op de bovendorpel anno 1659; baksteenvullingen. Links bakstenen puntgevel. Retersbeekerstraat B 60. Sophiahof, hoeve om gesloten binnenplaats; aan de straat twee puntgevels van Kunradersteen; aan de binnenplaats vakwerk met baksteenvullingen; op een balkstuk anno 1715. | |
[pagina 371]
| |
TermaarStationstraat E 39. Hoeve om gesloten binnenplaats, met resten van vakwerk; aan deGa naar margenoot+ straatzijde een gevel van mergel met een plint van Kunradersteen en een in- en uitgezwenkte top van twee door een horizontale lijst gescheiden geledingen, bekroond met een gebogen fronton; gevelsteen met anno 1742 en de letters h, d, a en h. De uit hetzelfde materiaal opgetrokken frontmuur rechts, xviiib, met een segementboogpoortje en een ellipsboogpoort, is door een bouwnaad van deze gevel gescheiden, terwijl rechts om de hoek een tweede bouwnaad te zien is, waar vroeger vakwerk aansloot. Gats E 55. Van mergel met afgeronde hoek; segmentboogvenster in hardsteen, type ia, xviiib. | |
WalemHet gehucht Walem - met een ‘heim’ naam en dus vermoedelijk van Karolingische oorsprong - ligt grotendeel langs de Steenstraat, die samenvalt met de voormalige Romeinse weg van Bavay naar Keulen, die hier nog zijn oorspronkelijke breedte heeft (vgl. H. Hardenberg, in De Maasgouw 1942, blz. 1, 23) en de gemeentegrens vormt met Valkenburg. DE HOEVE WALEM, Steenstraat 10-11-12, in 1626 voor het eerst genoemd, behoordeGa naar margenoot+ tot 1797 aan het adellijk Vrouwenstift van St. Gerlach (Publications 1906, blz. 336, 390). De tegenwoordige gebouwen, aan de straat van mergel, omsluiten twee binnenplaatsen, met nog fragmenten van oorspronkelijk vakwerk. Aan de straat van links naar rechts een afgeknotte gevel, een trapgevel en een eenvoudige puntgevel. De middenvleugel is oorspronkelijk gericht op de rechter binnenplaats, die in aanleg ouder moet zijn dan de linker. De frontmuur van de linker binnenplaats is eerst tot stand gekomen toen de middenvleugel en de linkervleugel elk een mergeltopgevel verkregen; een gevelsteen met ao 1737 in de trapgevel van de middenvleugel geeft de tijd aan, waarin dit gebeurde; de afgeknotte topgevel links heeft nog een zijdelingse kraagsteen; de frontmuur tussen beide gevels in heeft een segmentboogpoortje, een ellipsboogpoort en een afluiving boven een waterlijst. De blijkens een bouwnaad latere frontmuur van de rechter binnenplaats, xviiib, met een ellipsboogpoortje en twee grote poorten met bakstenen ellipsbogen, is weer in verband gemetseld met de rechter topgevel. In de middengevel, waarvan de trappen afgedekt zijn met profielstenen, een eenvoudig rechthoekig venster en daaronder een segmentboogvenster in hardsteen met lateiboog, xixa. Het oorspronkelijke vakwerk aan de binnenplaats is grotendeels vervangen door baksteen. Inwendig een kelder met een tongewelf van mergel, een eenvoudige schouw met geprofileerde latei en moerbalkzolderingen. | |
WeustenraadC 3. Hoeve om gesloten binnenplaats; aan de straat topgevel van mergel en eenvoudigeGa naar margenoot+ rechthoekige vensters; aan de binnenplaats een vakwerkfragment, xvii; hier een ingang met in- en uitgezwenkte hoekkorbeeltjes en op de bovendorpel ihs. | |
[pagina 372]
| |
C 5. Hoeve om gesloten binnenplaats; resten van muurwerk van Kunradersteen; rondboogpoort in tausteen met uitgeholde imposten en geblokte penanten en op de sluitsteen een swastika met een kruisje, ww en 1660; smeedijzeren poortklopper.
Ga naar margenoot+ De voormalige oliemolen, C 33, is gebouwd in haakvorm van mergel en vakwerk - grotendeels met baksteenvullingen; houten vensterkozijnen; o.a. ten dele dichtgemetselde tussendorpelkozijnen. Inwendig schoorsteenmantel met tegels, een ijzeren haardomlijsting in régencestijl, en een stucboezem met bloem in een ovaal paneel; moerbalkzoldering. In de grond enige oude molenstenen. |
|