Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht
(1962)–J.F. van Agt– Auteursrechtelijk beschermdHeerlenDe gemeente bevat de gehuchten Bautsch, de Bek (thans bij Heerlen), Beitel, Benzenrade,Ga naar margenoot+ Caumer, Douvenrade (nu bij Welten), een deel van Ten Esschen, Euren, een deel van De Locht, Palemig, Rukker, Schandelen, Vrusschemig en het dorp Welten; een groot deel hiervan is door de ontwikkeling van de mijnbouw samengegroeid tot een agglomeratie met het tot grote provinciestad uitgegroeide Heerlen als hoofdcentrum; rondom de mijnen Emma en Oranje-Nassau iii en iv heeft zich een tweede centrum Heerlerheide ontwikkeld uit de gehuchten Op de Bok, Eynde, Ganzenweide, Geid, Huskens, Musschenbroek, Pappersjan, Robroek en een deel van Schrieversheide; een | |
[pagina 230]
| |
derde centrum wordt gevormd door Heerlerbaan, een lintbebouwing langs de weg Heerlen-Aken. Ga naar margenoot+ Eversen en Meulleners, blz. 179. - J.M. van de Venne, Inventaris van het archief der Keurkeulsche Mankamer te Heerlen, in Inventarissen van Rijks en andere archieven van Rijkswege uitgegeven, dl. 1 (1928), blz. 519. - De Crassier, 1932, blz. 155. - Von Negri, Wie Heerlen an Brabant kam, in De Maasgouw 1935, blz. 27. - J.M. van de Venne, Overdracht van de Wickrathse bezittingen te Heerlen aan Brabant in 1378, in Maasgouw, 1948, blz. 85. - L. van Hommerich. Het vraagstuk Coriovallum, in Publications 1949, blz. 275. - Dezelfde, De Carolingische afstamming van Udo van Toul, in Bull. v.d.Hist.Kr. ‘Het land van Herle’ 1952, blz. 126. - C. Damen, Was Heerlen een ‘Castrum’ anno 1225?, in Bull. Het Land van Herle 1954, blz. 49. - Dezelfde, Studie over Heerlens oudste kerkelijk verleden, in Bull. Land van Herle 1955, blz. 113, - P.L.M. Tummers, Problemen rond de namen Coriovallum en Heerlen, in Bull. Land van Herle 1956, blz. 89. - B.H. Stolte, De oudste naam van Heerlen, in Maasgouw 1957, kol. 67. | |
BeitelGa naar margenoot+ Rechts van de ingang van de hoeve Soureth wegkruis met in- en uitgezwenkte balkeinden en houten korpus, hoog 76, ± 1800, armen tamelijk steil omhoog.
Ga naar margenoot+ DE HOEVE SOURETH, nr. 90-92, oorspronkelijk een Wickraths leen, in 1281 in handen van Tilman van Soroth, omstreeks 1400 van Daem van Zuerit, in 1560 van het St. Elisabethgasthuis te Aken, blijkt in 1674 in het bezit te zijn van de familie Van Wylré; in 1781 komt het door huwelijk van Anna Thérèse Alexandra van Wylré, † 1794, aan Joseph Florentin de Cravatte. In het begin van de 19de eeuw komt het in handen van de familie Pluymakers (W.H.J. Dohmen, De historie van het huis Soureth, in | |
[pagina 231]
| |
Anthraciet 1958, blz. 94. - H.F. Macco, Aachener Wappen und Genealogien, ii, Aken 1908, blz. 247. - Die Kunstdenkmäler der Stadt Aachen, ii, Düsseldorf 1922, blz. 309 vlg.). De gebouwen, ± 1800, zijn opgetrokken uit baksteen om een gesloten binnenplaats met in het midden aan de straat het woonhuis van twee verdiepingen onder een mansardedak en rechts daarvan de pachterswoning. De straatgevel van het woonhuis heeft segmentboogvensters in hardsteen, type iib, en een middeningang met eenvoudig bovenlicht in een dergelijke omlijsting met geprofileerde vellingkanten; aan de binnenplaats eenvoudige segmentboogvensters en een segmentboogingang in hardsteen, type iei, met bovenlicht; in de rechtergeveltop twee rechthoekige uilengaten in Kunradersteen met het bouwjaar a 17 n n 99 o; de nokhoeken van het dak worden geaccentueerd door twee schoorstenen met geprofileerde afdekking. De binnenplaatsgevel van de pachterswoning is ten dele nog xviiia, met houten tweelichtkozijnen. De hoeve heeft o.m. een ellipsboogpoort met plintblokken, imposten en sluitsteen van hardsteen. Zij is op vele plaatsen gewijzigd. In het herenhuis kelders met bakstenen troggewelven tussen ellipsbogen en een trap van Kunradersteen; de vertrekken van de benedenverdieping in enfilade; de hal heeft een vloer met hardstenen plavuizen en een stucplafond in Lodewijk xvi-stijl; in het portaal tussen de hal en de binnenplaats een Lodewijk xvi-trap met rijke hoofdbaluster. Achter een moderne betimmering een Lodewijk xvi-schoorsteenboezem met jachttropee in stuc. Voorts hoekschoorsteentje met stucboezem en ijzeren haardomlijsting, stucplafond en moerbalkzolderingen, xviiid, gietijzeren vensterhekje, xixa.
DE HOEVE DE KAMP, nr. 60-62-64, in U-vorm tegen nr. 66, is opgetrokken uit baksteen,Ga naar margenoot+ xviiia, met moderne bovenverdieping; eenvoudige vensters, sommige onder ontlastingsbogen, en enige segmentboogvensters, type iib, xviiib; aan de binnenplaats segmentboogingang in hardsteen, type iib, - de bespijkerde deur met onderslag, - een segmentboogvenster, type iii, dichtgemetselde vensters met tussendorpelkozijnen van hout en ontlastingsboogjes van dergelijke verdwenen vensters, xviiia. Poort met onregelmatig geblokte penanten van Kunradersteen, een met baksteen herstelde ellipsboog met hardstenen sluitsteen, waarop anno 1718 staat, en jaarankers 1718. Inwendig twee kelders van Kunradersteen met ellipsbooggewelven van baksteen, verbonden door een gang met een bakstenen segmentbooggewelf; wenteltrap van Kunradersteen. Voorts houten spiltrap en moerbalkzolderingen, xviiia.
HOEVE VRUSSCHENHUISKE, Vrusschenhuiske 2, naar een vroegere bewoner genaamd Vrösch (litt. Soureth blz. 230-231) is gebouwd in haakvorm beneden uit Kunradersteen, boven vakwerk; ingang met onregelmatig geblokte penanten onder een strek met afgeronde bovenhoeken, xviiib; dergelijke venstertjes, xviiib met latere segmentboog, type iib, xviiib; poort met onregelmatig geblokte penanten, xviiib, met in de latere bakstenen boog een herbezigde sluitsteen met 1733 lp. Inwendig schouw met geprofileerde houten latei. | |
BenzenradeNr. 29. Hoeve om gesloten binnenplaats; buitengevels grotendeels van Kunradersteen;Ga naar margenoot+ herbezigde poortsluitsteen met ack ann 1752. | |
[pagina 232]
| |
CaumerGa naar margenoot+ Dit gehucht, vroeger Kaldenborn genoemd, onderverdeeld in Bovenste en Onderste Caumer ligt schilderachtig in het Caumerdal; het landelijke karakter is nog goed bewaard ondanks de nabijheid van Heerlerbaan.
Ga naar margenoot+ DE HOEVE MOLENBERG, Caumermolenweg 37, grotendeels uit baksteen opgetrokken om een gesloten binnenplaats. De voorvleugel van twee verdiepingen heeft een zadeldak, afgesloten door puntgevels. De verdieping en de toppen zijn voorzien van hoekblokken en enige horizontale banden van mergel; xvii; de voorgevel beneden geheel van baksteen; de rechter zijgevel is beneden nog van Kunradersteen; aan de zijkant links jaarankers 16.. en enige schietgaten in Kunrader steen. Voorts bevatten de zijgevels en de voorgevel uilengaten in mergel; de laatste rechthoekig met uitgezwenkte hoeken. Voor het overige is de hoeve blijkens de gevelsteen met (franc)isc(us) stassen.... melchers... 17(7)6 boven de met mergel omlijste rondboogpoort en de jaarankers ao 1778 aan de binnenplaats in die jaren grotendeels herbouwd met gebruikmaking van het bovengenoemde 17de eeuwse baksteenwerk en het nog oudere muurwerk van Kunradersteen. Boven de eenvoudige vensters en ingangen bakstenen ontlastingsboogjes. Aan de binnenplaats een hardstenen ingangsomlijsting. Inwendig kelder met ellipsbooggewelf van baksteen met steekkappen en een met bakstenen troggewelven tussen gordelbogen. Houten wenteltrap met in- en uitgezwenkte balusters, alkoof met in- en uitgezwenkte lijst en panelen, een deur in dezelfde trant, xviiid.
Ga naar margenoot+ DE HOEVE CORISBERG, Corisbergweg i, vormde met De Schiffeler (blz. 232-233) het Keur-Keulse leen Kaldenborn, voor het eerst vermeld in 1371 en stamgoed van het geslacht Van Caldenborn of van Caldenborch; in 1570 waren beide gescheiden doch later waren zij weer in een hand verenigd tot in de 18de eeuw (De Crassier, 1932, blz. 163). De hoeve, schilderachtig tegen de helling gelegen, heeft een gesloten binnenplaats. Links aan de zijde van het dal bevindt zich het woonhuis, waarvan de buitengevels beneden van Kunradersteen zijn en boven van baksteen met speklagen en hoekblokken van mergel, xvii; aan de voorzijde een puntgevel, met onder andere een gevelsteen waarop 1768 dhomas ulecks anna marea horbach blijkbaar getuigend van een verbouwing van het 17de eeuwse woonhuis; op de verdieping van de linker zijgevel eenvoudige vensters en een houten tweelichtkozijn, xvii; verder heeft het woonhuis segmentboogvensters in hardsteen (beneden type iib, op de verdieping iie en in de top type iib met geblokte penanten van mergel), xviiic; in de geheel bakstenen binnenplaatsgevel xviiic een segmentboogingang, type iib, met geprofileerde vellingkanten. De buitengevel rechts van de voorgevel van het woonhuis bestaat uit baksteen met speklagen van mergel, xvii. Rechts daarvan bevindt zich de puntgevel van de geheel bakstenen schuur, xixa. In de bakstenen stalgevel aan de binnenplaats ao 1780 in metselwerk. In het woonhuis een kelder met ellipsbooggewelf. Voorts twee houten Lodewijk xv-schoorsteenmantels, een gecombineerd met muurkast en vitrine; voorts een schouw met gepaneelde houten wangen, versierd met rankwerk. Deuren xixa.
Ga naar margenoot+ DE SCHIFFELER, Molenberg 1-2-3, was samen met de hoeve Corisberg een Keur-Keuls leen, ook genaamd Kaldenborn; het goed stond echter tevens in Wickraths leenverband; in 1350 is er sprake van een Willem van Retersbeek gen. Kaldenborn, wiens zoon Willem in 1381 te Valkenburg met de Schiffeler wordt beleend; het goed is nog | |
[pagina 233]
| |
in 1472 in diens familie, die zich in de 15de eeuw Van Schaesberg noemt (zie verder De Crassier, Dictionnaire, 1932, blz. 164). De hoeve is opgetrokken uit baksteen om een binnenplaats. Het aan de voorzijde gelegen woonhuis van omstreeks 1800 bestaat uit twee gedeelten: Een haakvormig gedeelte van twee verdiepingen op een kelderverdieping, onder een schilddak en een wolfdak, en links daarop aansluitend een lagere vleugel van twee verdiepingen onder een zadeldak, afgesloten door een puntgevel met vlechtingen. De meeste vensters zijn segmentbogig met hardstenen omlijstingen, type iei; aan de voorzijde van het haakvormige gedeelte een ellipsboogpoort in hardsteen met rechts een aangekoppelde ingang in een rechthoekige omlijsting; voorts mergel hoekblokken en een herbezigde gevelsteen van mergel eertijds vermoedelijk met het wapen Schaesberg (vgl. P. Peters, Wandelingen in en om Heerlen, 2de druk blz. 91); aan de zijde van de binnenplaats bevinden zich boven de poort sporen van tussendorpel(?)-vensters; onder de poortdoorgang een segmentboogingang met neoclassicistische deur, ± 1800, en eenvoudig bovenlicht in hardsteen, type iei; voor deze ingang een hoog neoclassicistisch bordes met zijtrappen, van hardsteen en baksteen; de leuningen van ijzer (gedeeltelijk verdwenen). De binnenplaatsgevel van het achterwaarts gerichte gedeelte heeft op de verdieping rechthoekige vensteromlijstingen van hardsteen en een muizetandlijst. De schuur is gedeeltelijk afgebrand. Inwendig kelders met ellipsbooggewelf, resp. troggewelven tussen gordelbogen van baksteen, neoclassicistische deuren en trap; eenvoudige houten schouw.
Corisbergweg 3, Bovenste Caumerweg 3. Hoeve van baksteen om gesloten binnenplaats,Ga naar margenoot+ aan de binnenplaats gewit, aan de buitenzijde gepleisterd. Aan de straat een puntgevel; segmentboogvensters in hardsteen, type iib, en een ellipsboogpoort met hardstenen sluitsteen waarop anno 1779 ihs p. freins m.i. opfermans. In 1381 voor voor het eerst vermeld als Ondersten Hof of Kleine Caumer, een Wickraths leen (P. Peters, in Publications 1930, blz. 198. - De Crassier, 1932, blz. 163). Corisbergweg 5. Hoeve van vakwerk met overgekraagde verdieping; aan de voorzijde een fragment van Kunradersteen, xvii (vroeger met jaartal 1710?). In 1381 voor het eerst vermeld als Oversten Hof of Horricher Hof, een Wickraths leen (zie litt. bij nr. 3). Erkstraat 70. Hoeve van baksteen om gesloten binnenplaats. Aan de binnenplaats overblijfselsGa naar margenoot+ van vakwerk met vullingen van baksteen en van Kunradersteen. Op de houten vroeger met het vakwerk verbonden latei van een ingang anno 1739 p. pryden 27 mey dit hvis staet in goode hant godt bewaer dit vor fe(v)r en brant. Ellipsboogpoort van baksteen met jaarankers 1808. Segmentboogvensters met houten kozijnen, oren en ontlastingsbogen, oude roedenverdeling; eenvoudig bovenlicht, xixa. Vullingsweg 1-2. Hoeve van baksteen om gesloten binnenplaats; aan de straat tweeGa naar margenoot+ gepleisterde puntgevels; vensters in hardsteen; ellipsboogpoort met op de sluitsteen t:r a:g:j 1796; twee dichtgemetselde schietgaten in Kunradersteen; overblijfsels van vakwerk, met vullingen van baksteen.
DE CAUMERMOLEN, Caumermolenweg 12, schilderachtig gelegen aan de nu dichtgeslibdeGa naar margenoot+ geslibde aftakking van de Caumerbeek met eveneens dichtgeslibde molenvijver, diende vroeger voor het malen van graan. Het complex is grotendeels uit baksteen opgetrokken om een aan de straatzijde open binnenplaats; het is blijkens jaarankers met ao 1787 in het aan de rechterzijde gelegen | |
[pagina 234]
| |
woonhuis tot stand gekomen bij een herbouw in dat jaar. De middenvleugel heeft echter nog een oudere achtergevel van vakwerk aan de waterkant. Aan die zijde bevindt zich boven het water een latere uitbouw met lessenaardak voor het (verdwenen) molenwerk. Het woonhuis van twee verdiepingen onder een zadeldak, aan de voorzijde afgesloten door een puntgevel met vlechtingen, heeft een segmentboogingang en segmentboogvensters in hardsteen, type ib, onder ontlastingsbogen, de ruimte tussen bogen en omlijsting aangevuld met mergel; de ramen met oude roedenverdeling; de deur met in- en uitgezwenkte klamp en rankwerk, en eenvoudig bovenlicht met radiaal gestelde roeden. De puntgevel van de linkervleugel heeft resten van hoekblokken en drie schietgaten in Kunradersteen. In het woonhuis een trap, waarvan de leuning is versierd met een lusmotief; deuren, xviiid, met oude koperen krukken en slotplaten. | |
Ten EsschenWijngaardsweg 104. Hoeve om gesloten binnenplaats, schilderachtig gelegen op het kruispunt van de Eschenderweg. Aan de straat baksteen met speklagen, xvii met herstellingen in mergel en baksteen, gewit. Aan de achterzijde vakwerk, xvii met latere baksteenvullingen. Een puntgevel met speklagen, xvii, en twee van mergel, xviiid. Beneden eenvoudige segmentboogvensters en segmentboogingang; voorts segmentboogvensters in hardsteen, type ia; de bovenvensters ten dele in hardsteen; alles xviiid. De ingang met het restant van een Lodewijk xvi-bovenlicht. | |
EurenGa naar margenoot+ Kleekampsweg 1-2-3. Hoeve grotendeels van baksteen om gesloten binnenplaats; aan de straat puntgevel, waarin vensters - ten dele met tussendorpels - met regelmatig geblokte penanten van Kunradersteen; onder ontlastingsboogjes; fraai muuranker, xvii. Fragment van Kunradersteen met rondboogpoort in baksteen. Aan de zijkant vakwerk. Herplaatste gevelsteen anno 1711. Bespijkerde deur. Kleekampsweg 5. Hoeve van baksteen, in U-vorm gebouwd tegen nr. 2; puntgevel hersteld met mergel; plint van Kunradersteen; rondboogpoort in baksteen met geblokte plint van Kunradersteen (fragm. xvii). Kleekampsweg 10. Hoeve om gesloten binnenplaats met fragmenten van vakwerk en Kunradersteen. Los in een der stallen ingangslatei met anno 1731 ak-mshvcb + eiwsr; van hout. | |
HeerlenGa naar margenoot+ P. Peters, Een Romeinsche wacht- of seintoren te Heerlen, in Maasgouw 1935, blz. 45. - Dez., Heerlen onder de Romeinen, in 40 Jaren spoor en mijnen in Limburg, Heerlen 1936, blz. 14. - L. van Hommerich, Het vraagstuk Coriovallum, in Publications 1949, blz. 275. - Dezelfde, Historische chroniek, in Bull. Land van Herle 1952, blz. 72. - J.J. Jongen, L. van Hommerich en F.X. Schobben, Rond het oudheidkundig bodemonderzoek te Heerlen, in Bull. Land van Herle 1952, blz. 93. - L. van Hommerich, Een Romeins wegtracé te Heerlen, in Bull. Land van Herle 1955, blz. 22, 53. - Dez., in Bull. Land van Herle, 1960 blz. 25; 1961, blz. 7. | |
[pagina 235]
| |
Fig. 68. Stadscentrum ± 1840
Wel bieden oude kadasterkaarten (kad. Maastricht), vergeleken met vondsten en huidige situatie aanwijzingen voor eerstgenoemde oorspronkelijke weg, ongeveer lopend langs Valkenburgerweg tot Welterhuisje, Uilegats of Uilestraat (van olla i.v.b. met v.m. Romeinse pottenbakkerijen), Plaargats of Plaarstraat, v.m. Scheidtergracht en Kisselsweg; en de andere langs de Heereweg, een v.m. steeg loodrecht midden op de Uilestraat, de Bekkerweg en de Heerlerbaan. VAN DE PUBLIEKE THERMEN VAN CORIOVALLUM zijn in 1941 de restenGa naar margenoot+ ontgraven op een onbebouwd terrein tussen de Nieuwe Lindestraat en de Coriovallum- | |
[pagina 236]
| |
straat, afb. 215 afb. 216 afb. 217. Zij werden na verloop van tijd met schoon zand toegedekt met het doel ze te gelegener tijd weer voor den dag te brengen, wanneer het mogelijk zou zijn om ze bijvoorbeeld in de onderbouw van een ter plaatse op te richten bouwwerk te conserveren (A.E. van Giffen, Thermen en Castella te Heerlen, in l'Antiquité Classique 1948, blz. 199 vlg.). De ingang lag aan de zijde van de tegenwoordige Coriovallumstraat en werd gevormd door een porticus. Van deze porticus uit kon men het eerste vertrek van het badgebouw het apoditerium of kleedvertrek, betreden. Achter het apoditerium lag het frigidarium, het koude bad, een onverwarmde zaal met links en rechts een koudwaterbekken. Daarop volgde een grotere zaal, die door een hypokaustum, een verwarmde ruimte onder de, op baksteenpijlertjes rustende vloer (suspensura) matig verwarmd werd: het tepidarium of lauwe badvertrek. Naast het badvertrek bevond zich een rond, eveneens verwarmd vertrek, een laconicum of zweetbad. Achter het tepidarium lag een grote verwarmde zaal met aan de beide smalle zijden een exedra en aan de achterste lange kant een groot warmwaterbassin: het caldarium of warme badvertrek. Achter het caldarium lag het grote praefurnium, de stookruimte met de furnus, de stookhaard (die gedeeltelijk onder het warmwaterbassin lag, dat aldus direct verwarmd werd). Het caldarium ontving dus direct de hitte van het vuur. Het tepidarium daarentegen, welks hypokaustum door een muur met poortvormige openingen van dat caldarium gescheiden was, kreeg slechts een getemperde hitte. Op een helaas niet meer nader te bepalen tijdstip zijn er belangrijke wijzigingen aangebracht. Het grote praefurnium aan de achterzijde van het caldarium kwam te vervallen en de rechter exedra werd verbouwd tot een praefurnium. Door een dwarsmuurtje met boogvormige openingen werd het hypokaustum van het caldarium in tweeën verdeeld. De linkerhelft (met de exedra) werd hierdoor tot tepidarium. De openingen in het scheidingsmuurtje tussen de hypokausta van het caldarium en het oorspronkelijke tepidarium werden dichtgemetseld. Vermoedelijk werd het tepidarium toen tot apoditerium bestemd. Het sudatorium kreeg (of had wellicht reeds van het begin af) een apart praefurnium. Naast het badgebouw lag rechts een grote, links een kleine palaestra, beide aan twee zijden van een porticus voorzien en van buitenaf via een klein vestibulum toegankelijk. In de grote palaestra lag een zwembassin, in de kleine een omsloten ruimte of vertrek (ook van het oorspronkelijke frigidarium uit toegankelijk), die wij wegens een daarin gevonden afvoergoot waarschijnlijk als een latrine moeten verklaren. In de kleine palaestra bevonden zich ook, aan de voorzijde, direct aansluitend aan de voorgalerij, drie winkeltjes. Uit de chronologie der gevonden munten en aardewerkscherven blijkt, dat het badgebouw bestaan heeft van omstreeks 50 v. Chr. tot het begin van de vijfde eeuw. Ga naar margenoot+ DE SCHELMENTOREN of gevangentoren is gelegen tussen de St. Pancratiuskerk en de Emmastraat. | |
[pagina 237]
| |
Fig. 69. Heerlen, Schelmentoren
De toren, in 1498 Bickerstein genoemd en o.m. inGa naar margenoot+ 1757 en 1775 hersteld, sluit aan bij de ± 2 m dikke ommuring van de landvesting, die oorspronkelijk ouder moet zijn geweest dan de St. Pancratiuskerk (vgl. blz. 235) en misschien reeds werd aangelegd in het begin van de 12de eeuw. In 1225 werd zij aangeduid als ‘Castrum’. In 1244 is er sprake van de bouw ener waarschijnlijk nieuwe vesting. Het rechthoekige gebouw, fig. 69, 70 en afb. 218 afb. 219, opgetrokken van breuksteen (zandsteen en kalksteen in betrekkelijk regelmatig verband, xii) en baksteen (1775, de gehele westgevel en reparaties aan de overige gevels) is afgedekt met een leien tentdak aan de zuidzijde in de vorm van een lessenaardak doorlopend over een rechthoekige trapaanbouw. Eenvoudige vensters, aan de westzijde in hardsteen; aan de noordkant twee dichtgemetselde schietgaten en een klein voorm. rechthoekig venstertje. Aan de zuidzijde sluit op de oostgevel een restant aan van de ommuring, die echter regelmatiger breuksteenwerk vertoont. Ook springt de toren niet uit, kan dus oorspronkelijk geen waltoren zijn geweest. Hij zal reeds in de 12de eeuw bestaan hebben als verdedigbare woontoren van de heren van Aare. Hierbij zal men mogelijk in 1244 de stenen omwalling hebben aangebracht. Aan de westzijde in het verlengde van de zuidgevel doch door een bouwnaad daarvan gescheiden een verder ommuringsfragment van breuksteen. De kelders staan in verbinding met gangen onder kerk en Kerkplein (zie Bull. Land v. Herle 1954, blz. 32). In de aanbouw een ronde spiltrap van hout; op de spil: 1766 geerechts van heerle. Moerbalkzolderingen. Op de eerste verdieping een kachelnis; op de tweede, - vermoedelijk vroeger schepenkamer, - rest van een gestucte schoorsteenboezem in Lodewijk xv-stijl; op de derde drie cellen, afgesloten door deuren met doorreikluikjes en smeedijzeren gehengen (W. Lindelauf, o.c.).
In het moderne raadhuis bevinden zich: Vrouwenportret, doek 115 × 92, toegeschreven aan A. Hanneman.Ga naar margenoot+ Portretten, van een vrouw en een man, beide ovaal, paneel, 36 × 29, xvii, kopie xixa, in rechthoekige neoclassicistische lijst. In het raadhuis is het Gemeentelijk Oudheidkundig Museum ondergebracht (blz. 246).
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Pancratius, een ten dele romaans gebouw, bevindt zich in het centrum van de voormalige vesting, waarvan de dubbele omgrachting nog te herkennen is in het omringende stratenplan. P. Peters, De St. Pancratiuskerk te Heerlen, In Heerlen mijn-, industrie- en woonstad, Heerlen 1932-'33,Ga naar margenoot+ blz. 10. - L. van Hommerich, De toren der St. Pancratiuskerk, donjon der vesting Herle, in Maasgouw 1947, blz. 61. - F.P.A. Senden, Heeft St. Andreas als stadspatroon van Heerlen voor St. | |
[pagina 238]
| |
| |
[pagina 239]
| |
Pancratius moeten wijken?, in Bull. Land v. Herle 1952, blz. 53. - C. Damen, Studie over Heerlens oudste kerkelijk verleden, in Bull. Land v. Herle 1955, blz. 113. - Een historische ontdekking, in Limb. Dagblad 27.11.1956. - L. van Hommerich, Bijdrage tot de geschiedenis van Heerlens kerkelijk verleden, in Bull. Land v. Herle 1957, blz. 21. - Correspondentie J.H.A. Mialaret - P. Peters (Arch. Monumentenzorg). De met een noordelijke afwijking georiënteerde driebeukige pijlerbasiliek, fig.Ga naar margenoot+ 70-71 en afb. 220-225, opgetrokken volgens het gebonden systeem heeft een westtoren met resten van een westbouw en een transept en koor uit de jaren 1901-1903. De toren, is geheel vlak behoudens de afgeschuinde plintafdekking, de holgeprofileerdeGa naar margenoot+ waterlijsten tussen de geledingen en de met een ojiefprofiel versierde daklijst. Beide onderste geledingen bestaan uit zandsteen in breuksteenverband met reparaties van zandsteen en Kunradersteen in groter formaat. Beide bovengeledingen zijn van mergel. Boven de neogotische ingangen aan noord- en zuidzijde bevinden zich een rondboognisje en een tamelijk groot rondboogvenster met rechte dagkanten. De traptoren aan de zuidzijde, opgetrokken uit baksteen en bekleed met mergel, draagt het jaartal 1862. Aan de noordkant vertoont de benedenhelft van de torenromp een liseenachtige uitmetseling van gehouwen steen onder het fragment van een profielsteen met onderbroken ojief. Aan de zuid-, west- en noordkant van de derde geleding bevinden zich telkens twee schietgaten, in de bovengeleding telkens twee spitsbogige galmgaten met afgeschuind holle dagkanten; aan de noordkant links boven de galmgaten het jaartal 1750. Het schip, afb. 220 en 221, is opgetrokken van kalksteen en zandsteen van klein, kortGa naar margenoot+ formaat in betrekkelijk regelmatig breuksteenverband met vrij dunne voegen; de muren van de zuidbeuk zijn op verschillende plaatsen hersteld met stenen van groter formaat. De zijmuren van de zijbeuken eindigen in het westen in een brede liseen; de plintprofielen van de zijbeuken - omgekeerd ojief - zijn aan de zuidkant en de n.o.-hoek authentiek behoudens reparaties. In de meest westelijke travee van de zuidbeuk sporen van een vroegere zijingang. De daklijsten rusten op eenzijdig geprofileerde kraagstenen. De rondboogvensters met dubbel afgeschuinde dagkanten staan in de zijbeuken op gelijke afstanden van elkaar doch in de lichtbeuk zijn zij twee aan twee gegroepeerd in twee spaarvelden, onder vernieuwde rondboogfriezen op holgeprofileerde kraagsteentjes, aan weerskanten van een middenliseen van gehouwen steen, die evenals de friezen in de jaren 1901-1903 grotendeels vernieuwd is. Een verhoging in mergel van de lichtbeuk - ten behoeve van voormalige laatgotische gewelven - gaat tegenwoordig | |
[pagina 240]
| |
Fig. 71. Heerlen, St. Pancratiuskerk
schuil achter leien. Aan de westzijde van de noordbeuk sporen van een vroegere rondboogdoorgang. Ga naar margenoot+ De benedenruimte van de toren is overdekt met een kruisgewelf van recente datum op oude spitse muraalbogen van zandsteen. Met de schietgaten van de derde geleding corresponderen telkens twee spitsboognissen op de verdieping. De mergelstenen koepelgewelven van het middenschip zijn kort na 1945 aangebracht ter vervanging van graatgewelven uit 1901-1903, die op hun beurt een bakstenen kruisgewelf op schalken vervingen, afb. 222-223. De onderling door gordelbogen op muurdammen gescheiden zijbeuktraveeën hebben een merkwaardige overdekking, en wel in de noordbeuk telkens een halve koepel met een kleine sprong aansluitend op een dwarsgericht stijgend tongewelf, afb. 225, en aan de zuidzijde een dergelijke overdekking doch met nog een stijgend tongewelf i.p.v. een halve koepel, afb. 224; onder de halve koepeltjes tegen de buitenwand van de noordbeuk zitten kraagsteentjes met dubbel ingesnoerd ojiefprofiel gelijk aan de authentieke in mergel van voor 1945. De uit de jaren 1901-1903 stammende romaanse binnenarchitectuur van het middenschip sluit aan op de grotendeels wel authentieke zandstenen plinten - ojiefprofiel -, die tevoorschijn zijn gekomen toen bij de restauratie de vloer ongeveer 70 cm werd verlaagd. Het profiel van de langs de pijlers doorgetrokken lijst onder de iets terugliggende lichtbeukwand is een voortzetting van de authentieke impostprofielen (onderbroken ojief) van de destijds van een ellipsboog in een rondboog veranderde westelijke triomfboog (met attische plinten). De imposten van de scheibogen en de gordelbogen in de zijbeuken zijn restauratieproducten. De dichtgemetselde doorgang in de westgevel van de noordbeuk vertoont zich inwendig als rondboognis met dezelfde authentieke plint- en impost profielen als de triomfboog. Hetzelfde geldt voor de vroegere doorgang in de westgevel van de zuidbeuk. De orgelgalerij rust op twee naar oude aanzetten gereconstrueerde rondbogen op een geheel nieuwe middenpijler.
De plintprofielen in het schip en het profiel van de kraagsteentjes in de noordbeuk wijzen op de eerste helft van de 12de eeuw (vgl. profielen in Rolduc en de oostelijke schippijlers van de O.L. Vrouwekerk te Maastricht) evenals de plintprofielen buiten. De plint- en zeker de impostprofielen van de westelijke triomfboog zijn kenmerkend voor het derde kwart van de 12de eeuw (vgl. westbouw Rolduc), waarop ook het met de O.L. Vrouwekerk verwante overwelvingssysteem van de zijbeuken wijst en het boogfries van de lichtbeuk. Vermoedelijk is men in de eerste helft van de 12de eeuw begonnen met de bouw van de huidige kerk, die blijkens in 1901 afgebroken resten aan de oostzijde wellicht aanvankelijk met vijf gelijke traveeën was gedacht. Bij de bouw van het middenschip is rekening gehouden met het gebonden systeem, zoals o.a. blijkt uit de groepering der lichtbeukvensters. Muurwerk van de oude vesting had voor de bouw van het westelijke kerkgedeelte moeten verdwijnen. Na | |
[pagina 241]
| |
voltooiing van de zijbeuken werd in het derde kwart van de 12de eeuw een aanvang gemaakt met de bouw van een kleine westbouw, waarvan nog slechts een gedeelte van het oostelijke muurwerk bewaard is, hiertoe moeten worden gerekend de dichtgemetselde doorgangen naar de zijbeuken, de lisenen op de westhoeken van deze beuken en de tot de oude binnenarchitectuur behorende uitmetseling aan de noordzijde van de toren; de binnenruimte was vermoedelijk een slechts van de kerk uit toegankelijke dwarsgerichte ‘westkoorhal’ van het type der St. Jacques te Luik met drie hoge door gordelbogen gescheiden traveeën. Onder de triomfboog naar het middenschip werd de aanzet gevonden van een arcade, doch het is niet meer uit te maken of deze beschouwd moet worden als een rest van een romaanse westgalerij. Het is de vraag of de westbouw ooit voltooid is geweest. De huidige toren moet tot stand zijn gekomen in 1394. De overwelving van het middenschip, die bij de instorting van de spits in 1606 werd vernield, kan de romaanse zijn geweest; na deze instorting moeten de kruisribgewelven van het middenschip zijn aangebracht, die omstreeks 1880 zijn gerestaureerd en in het begin dezer eeuw vervangen door graatgewelven. De gewelven der zijbeuken, waarop in 1901 sporen werden gevonden van een 13de eeuwse beschildering (vgl. Bull. N.O.B., 1902-03, blz. 31 en opm. Sprenger) zullen na 1606 zijn gerepareerd en wel in baksteen; vermoedelijk wijkt de overwelving van de zuidbeuk daarom af van de oorspronkelijke toestand in tegenstelling met die van de noordbeuk. Bij de weliswaar zeer ingrijpende maar toch wel verantwoorde restauratie uit de jaren 1901-1903 werd de vijfde zijbeuktravee ten behoeve van de vergroting afgebroken; de overwelving in het middenschip werd vrijwel volledig vernieuwd in de vorm van graatgewelven - iets hoger dan de gedrukte romaanse. In de zijbeuken vertonen de toen slechts gedeeltelijk vernieuwde gewelven wel de vorm, waarin zij werden aangetroffen. Bij de restauratie van na 1945 werden de gewelven van de herbouwde noordbeuk getrouw en ongetwijfeld naar de oorspronkelijke vorm gereconstrueerd, terwijl het middenschip koepelgewelven kreeg. De kerk bezit:
Eikehouten driecellige biechtstoel, xviiib zijdeuren nieuw, met voluutpilasters, eenGa naar margenoot+ gezwenkte kroonlijst en rocailleversiering. Eiken armstoel in Lodewijk xv-stijl, xviiib. Drie mahoniehouten bidstoelen, xixa, met dierpoten en S-vormige wangen. Gepaneelde sacristiekast, xviiia of xixa, waarvan het gedeelte boven de credens van voren rust op dorische zuiltjes; bekroond door een kruis met houten korpus, hoog 23. Paramentenkast met dorische hoekzuiltjes, xixb. Hangklok met ingelegd cijferblad, xixa. Houten korpus, hoog 71, xviiia.Ga naar margenoot+ Christus op de koude steen, hout, hoog 94, xv. Madonna, hout, hoog 99, xvia, gekleed in tunica en mantel, het Kind in tunica met bol in de hand. H. Hubertus, houten borstbeeld, hoog 111, in de barokke trant van Delcour, xviiia, op barok voetstuk; met koorkap en mijter. H. Pancratius, hout, hoog 93, xixa, gekleed in albe en kanunnikenmantel; met boek en palmtak; achter het hoofd een stralenkrans. Twee houten reliëfs, 157 × 260, xviiia, in getoogde omlijsting, met voorstellingen uit het leven van de H. Bruno: De heilige biddend temidden van ordebroeders, die voorbereidingen treffen voor de bouw van La Chartreuse en de heilige, terwijl hij Rogier, graaf van Sicilië en Calabrië, waarschuwt tegen een beraamde overval; afb. 226 afb. 227. Schilderij, met voorstelling van de H. Familie, paneel 86 × 56, trant Pieter Coucke vanGa naar margenoot+ Aalst, xvib, in verguld houten lijst met in- en uitgezwenkte bovenrand: Maria zittend, gekleed in blauw kleed en rode mantel; het Kind met lendendoek houdt een appel vast; links Jozef; op de achtergrond een landschap in de trant van Breughel; op de voorgrond een kandelaberzuil en een bord met fruit. | |
[pagina 242]
| |
St. Hiëronymus, xvib, pendant van het vorige: De heilige is voorgesteld in een grot; met de gebruikelijke attributen. De marteling van de H. Sebastiaan en de H. Catharina, doek 185 × 113, xvii, met in- en uitgezwenkte omlijsting; rechts vooraan de H. Sebastiaan gebonden aan een paal, links geknield de H. Catharina, op de achtergrond krijgsvolk; op de benedenrand rd an van der veren hvns(?). Kruisafneming, doek 145 × 102, matige kopie xviii, naar de Rubens in de O.L. Vrouwekerk te Antwerpen. Aanbidding van de herders, doek, ± 250 × 190, ± 1700, invloed Rubens. Aanbidding van de wijzen, doek 94 × 75, ± 1700, rechthoekig in lijst met in- en uitgezwenkte bovenrand; op de achtergrond een antieke ruïne. Vlucht naar Egypte, ± 1700, pendant van het vorige; links valt een afgodsbeeld van zijn voetstuk. H. Petrus, doek 83 × 76, ± 1700, rechthoekig in lijst met in- en uitgezwenkte bovenrand. H. Maria Magdalena, doek 131 × 76, ± 1700, in lijst met in- en uitgezwenkte bovenrand. H. Franciscus van Assisi met stigmata, biddend voor het kruis, doek 80 × 66, ± 1700. H. Antonius van Padua met Goddelijk Kind, doek 146 × 101, xviii; op schriftblad rechts: ‘Reinerus Schilberg pastor in Sonsbeke’ met diens wapen. Sacramentswonder, paneel 112 × 114, xixb, zich afspelend op de Prinzipalmarkt te Munster. Madonna in krans van rozen, paneel 127 × 110, xixa. Ga naar margenoot+ Cilindermonstrans van verguld zilver, hoog 63, gedreven deels gegoten, afb. 442; op de gelobde langwerpige voet met graveerwerk en zwellingen rust een balusterstam met op de nodus cherubijntjes; de gewijzigde expositiecilinder is geflankeerd door de beeldjes van de H.H. Pancratius en Sebastiaan; boven de cilinder een madonnabeeldje onder een baldakijn, waarvan het koepeltje een (vernieuwde?) calvarie draagt; boven beide zijtempeltjes een engelfiguur; de bovenbouw schijnt te zijn ingekort; op de draagkorf van de cilinder: frederich.va scha(es)berg . vnd.maria.van.binsfelt.sein havsfrav/haben.diesse cyborie der.kirchen v.herloe.gegeben. 1603 en hun wapens; merken: onder de draagkorf, c en een scheepje, elk in een in- en uitgezwenkt schild; onder de zijtempeltjes bovendien het Maastrichtse keurstempel. Zilveren ampullen, hoog 13, xixa, met rocaille-achtige versiering en zwellingen; merken Janushoofd in vierkant, er waarboven een onleesbaar tekentje. Zilveren kroontje, diameter 8, xixa. Ga naar margenoot+ Altaarkruis met koperen korpus, hoog 32, xvii. Een zestienarmige en twee zesarmige kaarsenkronen van koper, xixa. Zes koperen kandelaars, hoog 92, xixa, in balustervorm.
Ga naar margenoot+ DE KAPEL op de in 1821 aangelegde algemene begraafplaats aan de Akerstraat is een driezijdig gesloten bakstenen gebouwtje uit 1848 met hoeklisenen en halfronde vensters. In het timpaan boven de rondboogingang de wapens De Loë × Van Boeselager en het opschrift ‘Memoriae liberae baronissae Antoniae a Loe Mheer ex baronibus a Boeselager nat. 1827 1a Martii def. 1847 12 Octobris. Genere nobilis, moribus nobilioris, religior ne nobilissima. R.I.P.’ Inwendig een spiegelgewelf van stuc. | |
[pagina 243]
| |
In de kapel bevinden zich:
In- en uitgezwenkte altaarstipes van hout.Ga naar margenoot+ Gietijzeren wapenplaat, gelijk aan het timpaan. Houten kruis, afkomstig uit het Aambos, met houten korpus, ongeveer 2 m hoog, xixa. Vijf grafkruisen: Een van zandsteen uit 1558 met reliëfvoorstelling van de Opstanding der doden; twee van hardsteen, resp. uit 1639 en 1647 met uitgeronde hoeken tussen de balken; een hardstenen uit 1676 met uitgeronde hoeken tussen de balken, in- en uitgezwenkte beëindigingen en een reliëfvoorstelling van de kruisiging; alle met Duitse tekst in fractuurschrift of latijnse majuskels; een dergelijke uit 1726. Drie rouwborden, afkomstig uit het kasteel Ter Worm: Een uit 1771 met het wapen Van der Heyden gen. Belderbusch, een uit 1775 met het wapen Van Westrem en een uit 1847 met de wapens De Loë × Van Boeselager (zie G. Peters, in De Maasgouw, 1923, blz. 25.)
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Anna, op het Bekkerveld, bezit:Ga naar margenoot+ Houten altaarkruisje met zilveren korpus, hoog 10, xixa. Twee koperen altaarkruisjes, resp. 27 en 20 hoog, xixa. Twee gegoten koperen kandelaars, zevenarmig, hoog 85, xixa.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van O.L. Vrouw van Lourdes, op de Molenberg,Ga naar margenoot+ bezit: Hardstenen doopvont met op de vier hoeken koppen tussen telkens drie ingegrifteGa naar margenoot+ medaillons, xiii-xiv(?) op moderne voet, afkomstig uit Holset bij Vaals. Kruiswegstaties, doek 78 × 96, xixa, afkomstig uit de kerk te Eys. De laatste statie metGa naar margenoot+ de gestorven Christus is het fragment van een ouder schilderij; onderschrift ‘..... remi lepeav de lamine et..... epouse ont donne les presentes..... du..... le 21 octobre 1769’ en twee ovale wapens; rechts in hermelijn met blauwe dwarsbalk waarop onherkenbaar stuk; links: gevierendeeld met blauwe dwarsbalk waarop drie merletten, 1 wit met drie scheerijzers, 2 wit met drie klaverblaadjes, 3 wit met rode leeuw, 4 rood met lelie. Kelk van verguld zilver, hoog 25; de ronde voet met druiven, aren, cherubijntjes enGa naar margenoot+ een oorschelpcartouche, peernodus, stamringen met festoenversiering, cuppa met zwellingen; merken: Luik 1693, onherkenbaar teken en m in rechthoek. Kelk van verguld zilver, hoog 26, xixb met neoclassicistisch rankwerk; twee rechthoekige merken met resp. zaun en aachen, twee onleesbare merken. Stralenmonstrans van verguld koper, hoog 63, xixa.Ga naar margenoot+ Reliekkruis, hoog 56, xiv, de armen samengesteld uit twee rijen geslepen kristallen, uitgaande van een vierkant middenstuk van verguld koper als reliekhouder, waarvan het deurtje een korpus in hoogreliëf draagt; aan de balkeinden vierkante eindstukken van verguld koper, omlijst door kristallen; op de achterkant van de vier koperen stukken gegraveerde voorstellingen van het Lam Gods en de evangelisten (Vgl. Aartsbisschopp. Museum Utrecht, Versl. over 1938/1939, blz. 12); ovale koperen voet, xvii, met cherubijntjes. Koperen godslamp, xviiic, met rocaillecartouches en cherubijntjes; opgehangen aan drie hengsels met rijk rankwerk. Koperen wierookvat, doorsnede 17, met zwellingen en palmetten; onder de voet: R:D:H: Aubiret pastor in Holseth 1752. | |
[pagina 244]
| |
Zes gedreven koperen drievoetkandelaars, xixa, hoog 54, neoclassicistisch. Twee driearmige kandelaars van koper, hoog 44, xvii(?).
Ga naar margenoot+ DE KLOOSTERKERK van de Franciscanen, toegewijd aan de H.H. Martelaren van Gorkum, Sittarderweg 139, bezit: Ga naar margenoot+ Drie houten beelden, ± 95 hoog, xviii, Franciscaanse heiligen voorstellende; namelijk de H. Franciscus, een heilige met boek en pausemblemen en een heilige met monstrans. H. Johannes de Doper, hout, hoog 155, xixa. Ga naar margenoot+ Kelk van gedreven en verguld zilver, hoog 28, versierd met festoenen en cherubijntjes; de gerestaureerde cuppa met acanthusranken; onder de voet een gedeeltelijk bijgewerkt inschrift: dono..... ac liberalitate dva..... m sororvm annae et ba..... 1630 (of 1636); drie onleesbare merken.
Klooster der Kleine Zusters van St. Jozef, Gasthuisstraat 2 (Zie blz. 245).
In het gebouw van de Broedercongregatie van de H. Jozef, Gasthuisstraat 6, zouden zich volgens de Voorl. Lijst nog enige houten beeldjes (xvii en xviii: Antonius van Padua, Jozef en H. Maagd) bevinden en voorts een Ecce Homo in terra cotta (xvii?), een kist (xvii) en een kleine verzameling van in Limburg gevonden Romeinse en Germaanse oudheden en enige later aardewerk.
Ga naar margenoot+ De kerk van de Jongens-H.B.S., toegewijd aan de H. Bernardinus van Siena, Akerstraat 97a, bezit: Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans van gedreven en verguld zilver, hoog 77, xviiib, naar verluid afkomstig uit Bolsward; versierd met rocailles, druiven, aren voluutslingers en dergelijke; de draagkorf o.a. met cherubijntjes en engelen; de stralenkrans tevens met cherubijntjes, onder een Duif, God de Vader en een door engeltjes gehouden kroon, waarboven zich een kruisje met edelstenen bevindt; merken: pin(?) in een rechthoek en drie onleesbare merken. Kelk van gedreven en verguld zilver, hoog 25, xviiib, in Lodewijk xv-stijl; de voet met reliëfvoorstellingen van de Kruisiging, de triomferende Christus, de H. Petrus en de H. Paulus; de cuppa met zwellingen en reliëfvoorstellingen van het Lam Gods, de Toonbroden, de Ark des Verbonds en de Tempel; merken: onleesbaar in cartouche, 50 onder een kroontje, ap (?). Ga naar margenoot+ Kelk van verguld koper, hoog 24, xixa, met gelobde voet; de nodus met gegraveerd vlechtornament. Twee ronde geprofileerde kandelaars, van gedreven koper, hoog 30, xixa.
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, Tempsplein 14, vroeger Klompstraat (Vgl. Heerlen als mijn- en industriestad, blz. 59) bezit: Ga naar margenoot+ Twee zilveren avondmaalsbekers, hoog 17, met gegraveerd rankwerk; merken: Aken, resp. Maastricht, m (1720), ivg (Johan van Gend?) in driepas (C.J.W. Frederiks, Dutch Silver, 's-Gravenhage 1952-'61, iii, nr. 100). In- en uitgezwenkte zilveren wijnkan, hoog 31, met houten hengsel, waarop zilverbeslag, en deksel met leeuw; inschrift: ‘Dorothea Danzmann donavit Ecclesiae Evangelicae Heerlensi mdcccxxx’. | |
[pagina 245]
| |
Twee ronde tinnen schalen, doorsnede resp. 23 en 24, xixa; merken: resp. gn en ikp.Ga naar margenoot+ Rechthoekige tinnen brooddoos, 24 × 18, xixa, in de vorm van de Ark des Verbonds op vergulde leeuwenpoten en met een vergulde dubbele cherubijn als handgreep; merken: engel met loofwerk in ovaal, pbt iacob blocktin. Barokke eiken kussenkast, xvii, met overhoekse dorische pilasters. Akerstraat 95. Gepleisterde gevel; ingang in hardsteen met geprofileerde vellingkantGa naar margenoot+ en op de bovendorpel hv.bvdh 1833. Akerstraat 140 hoek Bekkerweg. Hoeve De Bek om gesloten binnenplaats; van baksteen, gewit, met vensters en ingang met bovenlicht in hardsteen, xixa; fragmenten met speklagen, xviiia, op een plint van Kunradersteen; ellipsboogpoort met sluitsteen van mergel, xviiia. Inwendig balustertrap, xixa, met zware ronde hoofdbaluster. Gasthuisstraat 2. Woonhuis van baksteen, gewit, xviiib, bovenverdieping later; vroegereGa naar margenoot+ woning van mgr. J. Savelberg, stichter van de Orde van de Kleine Zusters van St. Jozef, die het ingericht hebben tot klooster. Het heeft segmentboogvensters in hardsteen, type ib, en een ellipsboogpoort in hardsteen, gebosseerd; bovenlicht met radiale roedenverdeling. Inwendig empire-schoorsteenmantel van zwart marmer met witte rozetten; voorts deuren, muurkastjes e.d. xviiib. Tot de inventaris van het klooster behoren: De volledige inrichting van de woon- en slaapkamer van Savelberg, in late biedermeierstijl, xixb; o.a. commode, secretaire, ronde tafel, canapé, een kolomkachel, en tevens een neogotische kleerkast, xixb; een ovaal schilderij, paneel, 57 × 45, xixb, met voorstelling van Christus. In de kapel zes koperen kandelaars, midden xix, hoog 55. Kerkplein 13. Bakstenen huis, xviii, met eenvoudige segmentboogvensters type ia.Ga naar margenoot+
Wilhelminaplein 24. Herenhuis, tussen 1801 en 1828 bewoond door de apotheker Albert Schultze, die het in de tegenwoordige vorm liet brengen en verhogen met een tweede bovenverdieping (W. Lindelauf, Het oude huis aan de Veemarkt, Bull. Land. v. Herle, 1951, blz. 37; 1952, blz. 111). Opgetrokken van baksteen, gewit, en afgedekt met een leien schilddak. Voorgevel van vijf vensterassen met middeningang in hardstenen omlijsting, type id, waarvan de sluitsteen een vijzel vertoont; deurkalf en bovenlicht eveneens xixa; de segmentboogvensters van de twee benedenste verdiepingen in hardsteen, type ia, de bovenste, die kleiner zijn, slechts met houten kozijnen; eenvoudige krulankers. Rechts van de binnenplaats achter het huis een zijvleugel met bovenverdieping van vakwerk met baksteenvullingen; links een zijvleugel van breuksteen - Kunrader -, gewit. Rechts van het herenhuis, onder de zijvleugel, bevindt zich de inrit. In de vleugel, die de binnenplaats aan de achterzijde afsluit, de doorgang naar de tuin. Inwendig koof- en moerbalkzolderingen; een roodmarmeren schoorsteenmanteltje met rozetten van wit marmer; schouwtje met witte tegels en gietijzeren haaromlijsting; xixa. Willemstraat 60. Herenhuis, midden xix, onder een laag pannendak; opgetrokken vanGa naar margenoot+ baksteen; gepleisterde, onderaan gebosseerde, voorgevel van vijf vensterassen met rechthoekige hardstenen omlijsting van ingang en vensters. Inwendig brede gang geplaveid met wit en grijs marmer; trap met ronde spijlen.
DE OLIEMOLEN, Oliemolenstraat 30a, thans in gebruik als korenmolen, heette inGa naar margenoot+ 1550 Crouwelsmolen; hij zou gesticht zijn in 1502 doch dit jaartal heeft vermoedelijk | |
[pagina 246]
| |
betrekking op de Caumeroliemolen aan de Erk. In 1563 genoemd als volmolen. Sinds 1769 in het bezit van de familie Wetzels (H. Poyck, Gedenkboek ter gelegenheid van het 450-jarig bestaan van de oliemolen te Heerlen 1502-1952, Heerlen 1952. - J. Horst, in Bull. Land v. Herle 1952, blz. 41, 68, 90; 1953, blz. 41, 67). Het huidige gebouwencomplex is opgetrokken uit baksteen, gewit, om een gesloten binnenplaats; het molenhuis bestaat echter uit vakwerk - waarin o.a. tweelichtvensters - op een onderbouw van mergel, evenals de onderbouw van het rad. Fraai krulanker met 1740, blijkbaar van een verbouwing door Theodoor Dautzenberg, die de molen gekocht had in 1739. Het rad en het werk van de bovenslagmolen zijn nog grotendeels van hout. Inwendig deuromlijstingen met pilasters, muurkastje met glasdeuren en een voluutbekroning met schelp; trap met getorste hoofdbaluster; in- en uitgezwenkte deurgehengen en koperen klink in de vorm van een hand; houten console-schoorsteenmantel; alles xixa; moerbalkzolderingen. Op het terrein enige oude molenstenen.
Ga naar margenoot+ HET ST. SEBASTIAANSGILDE bezit: Gegoten zilveren vogel, lang 15, xixa (?) (Vgl. Jolles, blz. 83 vlg.) Koningsplaten uit 1749 (in- en uitgezwenkt schild), 1810 (op de keerzijde een gegraveerde Franse adelaar), 1814, 1818, 1821 (ovaal met gedreven palmtakken en parelrand; merk: fh gekroond), 1824 (met gegraveerd wapen van Nederland), 1829 (idem) 1832, 1836, 1843 (gemerkt 13), 1844 (idem) en 1846 (idem).
Ga naar margenoot+ Het gemeentelijk oudheidkundig museum, in het raadhuis, bevat een goede collectie Romeinse oudheden, hoofdzakelijk afkomstig uit Heerlen en omgeving, o.a. munten, glas- en aardewerk, gebruiksvoorwerpen als fibulae, bronzen vaatwerk, medische instrumenten, een zilveren spiegel, olielampjes en het fragment van een verwarmingsketel uit de thermen; beeldhouwwerk, o.a. tanagrabeeldjes, grafstenen, een gebaarde kop, ii-iii, de votiefsteen van Marcus Sattonius Iucundus, iii; bouwfragmenten, o.a. een ionisch kapiteel uit de thermen, frescofragmenten en gewelfkruiken, afkomstig uit de Uilestraat. Voorts o.a. neolithische artefacten en een collectie middeleeuws pottenbakkerswerk. Tevens behoort tot de collectie een gevelsteen, 1633, afkomstig van het kasteel Ter Worm. | |
HeerlerbaanGa naar margenoot+ Hoek Heerlerbaan-Wienweg. Wegkruis onder afdakje; houten korpus, hoog 118, xviii.
Ga naar margenoot+ Heerlerbaan 237. Gepleisterd; rondboogpoort met hardstenen sluitsteen, waarop wh msh 1822. Heerlerbaan 250. Gepleisterd; segmentboogvensters in hardsteen, type ib; inwendig trap met in- en uitgezwenkte vlakke balusters, xviiib. | |
HeerlerheideGa naar margenoot+ DE LANDGRAAF is een dubbele wal, 2 à 3 m hoog, met een gracht of greppel daar tussen. Men kan haar (of kon zulks althans voor enige jaren, want in de laatste tijd valt de | |
[pagina 247]
| |
wal meer en meer ten offer aan de steeds toenemende bebouwing en in cultuurbrenging van het terrein) vervolgen ongeveer van Bovenste Nieuwenhagen eerst in westelijke richting, daarna meer en meer ombuigend naar het noorden, lopend oostelijk van de Heksenberg, Schrieversheide, Rumpen (over de Staatsmijn Hendrik) en Brunssum naar Schinveld, waar zij ten oosten van deze plaats ophoudt bij het Leiffender Ven, dat zich uitstrekt ten zuiden van de Molenbeek. Misschien is met deze dubbele wal een andere, enkele wal, met greppels aan beide kanten in verband te brengen die op Duits gebied een eindweegs ten oosten van Niederbusch begint en in noord-zuidelijke richting ongeveer evenwijdig loopt met de tegenwoordige rijksgrens in de richting van Nieuwhof, vlak aan de grens. Is deze gedachte, ondanks de verschillende gedaanten der beide wallen, juist, dan zou dit wallenstelsel aan drie kanten een groot terrein begrenzen dat aan de noordzijde door het Leiffender Ven wordt afgesloten en waar binnen sporen van verschillende prehistorische culturen (o.a. mesolithische vuursteenartefacten, scherven van bekeraardewerk en een groot grafveld uit de ijzertijd) gevonden zijn. Het is zeer moeilijk, zelfs door opgravingen, de juiste ouderdom en betekenis van een dergelijk fenomeen vast te stellen. Gewoonlijk vindt men in zulk een aardwerk geen scherven en als men ze aantreft kunnen deze nog zeer wel met de opgeworpen grond zijn meegekomen en dan hoogstens een terminus post quem geven. Ook is de juiste plaats van bewoning binnen de wal, die in zo'n geval meestal een groot terrein omsluit waar in tijden van gevaar een hele bevolking met zijn kudden toevlucht kon vinden, dikwijls moeilijk vast te stellen. Mr. H. Hardenberg, die een studie aan de landgraaf heeft gewijd (in Tijdschr. Kon. Ned. Aardrijksk. Gen. 1946, blz. 737 vlg.) denkt tenslotte aan een Keltisch oppidum, waarvan de naam, verlatiniseerd tot Coriovallum of Coriovalium (B.H. Stolte, in Maasgouw 1957, blz. 67 vlg.) op de Romeinse vestiging ter plaatse van het tegenwoordige Heerlen zou zijn overgegaan, zulks in analogie van een ander Coriovallum, het tegenwoordige Cherbourg in Normandië. Hoe aantrekkelijk een dergelijke theorie op het eerste gezicht ook moge schijnen, het lijkt waarschijnlijker, dat deze wal eerst uit de middeleeuwen dateert en ten doel had de gemene weide, d.w.z. het bos- en heidegebied, waar men het vee liet grazen, af te grenzen van het bouwland. In de zogenaamde gracht tussen de twee wallen moeten wij naar alle waarschijnlijkheid een veedrift zien, waarlangs het vee dagelijks naar de weide gedreven werd, zonder dat er gevaar was dat het van de weg afweek om te gaan uitzwerven over de akkers. Vgl. een dergelijk wallencomplex te Stein dat o.i. ook zo verklaard moet worden en waar een deel van de weg tussen de wallen nog Koestraat heet. (vgl. J.J. Jongen, in Bull. Land v. Herle, 1958 blz. 101).
De z.g. Blauwe Stenen te Schrieversheide en op de Heerler- of Brunssumerheide zijnGa naar margenoot+ twee vierkante grenspalen van hardsteen met het Hollandse en Oostenrijkse wapen, geplaatst na 1713 toen het aangrenzende gebied van Spaans Oostenrijks werd (vgl. Maasgouw, 1923, blz. 21, 64). Drie van dergelijke palen thans in het magazijn van Publieke Werken.
Op het kruispunt Herenweg-Roebroekweg een wegkruis met houten korpus, hoog 87, wegkruisenxvii,Ga naar margenoot+ tamelijk primitief. Hoek Heulstraat-Kampstraat (Geid). Houten wegkruis met nisje en afdakje, omgeven door geknotte linden; korpus 104, xviiia. | |
[pagina 248]
| |
Tegen het huis Wijngaardsweg 2 is een houten wegkruis, anno 18(?)29, opgesteld met houten korpus, xvii, sterk verweerd.
Ga naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Cornelius, - in 1909 gebouwd ter vervanging van een eenbeukig neoclassicistisch kerkje uit 1838-1839 met rondboogvensters, baksteenlisenen, een vooringang in hardsteen en een vierkant bakstenen torentje met achtzijdige koepelbekroning (oude foto in de pastorie; vgl. H.A. Beaujean, in Bull. Land v. Herle 1951, blz. 26, 52) -, bezit: Ga naar margenoot+ Ronde hardstenen doopvont met zwellingen op balustervoet en met eenvoudig koperen deksel, xixb. Ga naar margenoot+ Drie koortaboeretten, xixb, op zuilvormige poten. Drie en dertig kerkbanken, xixb, op gedraaide poten. Sacristiekast, xixb. Ga naar margenoot+ Houten korpus, hoog 90, xixb, linkervoet beschadigd. H. Cornelius, 150 hoog, xixb; aangekleed; hierbij houten troonhemel, wit en verguld, xixb. Vier beelden van de kerkvaders, hoog ± 170, een houten beeld van een adorant, hoog ± 90, xixa, naar verluid afkomstig van het vroegere hoogaltaar der St. Pancratiuskerk te Heerlen, evenals beelden van God de Vader en Christus en andere fragmenten tegenwoordig in het Provinciaal Oudheidkundig Museum te Maastricht.In dit museum bevinden zich tevens dertien beelden uit deze kerk, hoog 71-73, xvia, voorstellend Christus en de apostelen. Ga naar margenoot+ Bespotting, doek 77 × 69, xvii; naast Christus een priester met tulband en een soldaat met helm. Immaculata, doek 133 × 82, xixb. Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans van gedeeltelijk verguld zilver, hoog 76, versierd met reliëfvoorstellingen van het Lam Gods, Maria, Cornelius en de H. Drievuldigheid en evangelistensymbolen in medaillons; merken: Ned. kantoor- en gehaltestempel 2, jaarletter k (1844), ir in vierkant. Zilveren ciborie, hoog 40, xixb, met reliëfvoorstellingen uit de Passie, een heilige in extase en de allegorische figuren van Geloof, Hoop en Liefde in medaillons; merk: g in fractuurschrift in rond veld. Zilveren kelk, hoog 28, xixb, met reliëfvoorstellingen uit de Passie en de allegorische figuren van Geloof, Hoop en Liefde; merken: Janushoofd in rechthoek, er onder een hand in rechthoek. Ga naar margenoot+ Koperen reliekhouder, hoog 31, xixb; ronde voet, peernodus en rechthoekig door stralen geflankeerd expositorium met op de deksel een calvarie, waarvan het kruis ontbreekt; in het expositorium een reliekdoosje met stralenkrans. Twee koperen processiekruisen met korpus; een zestienarmige kroonluchter van koper; koperen drievoetskandelaars, twee hoog 52, zes 62, en twee hoog 120, de laatste thans in gebruik als luchter; alles xixb. Een in- en uitgezwenkte koperen godslamp, xixa, thans in het Prov. Oudh. Museum te Maastricht. Ga naar margenoot+ Rood driestel, xixb, de oplegsels in brokaat met rozenmotief en het symbool van de H. Drievuldigheid.
Ga naar margenoot+ De Rooms-Katholieke pastorie, gelegen naast de kerk, is een bakstenen gebouw uit | |
[pagina 249]
| |
1849, thans gepleisterd; de ingang en de vensters in hardsteen; inwendig een balustertrap, eenvoudige schouw en deuromlijstingen met pilasters.
HET GOED PASSARTS-NIEUWENHAGEN, Passartsweg 56, is nog vrij goed bewaard ondanks de ligging tussen industriecomplexen en het feit, dat de grachten, die vroeger zowel het herenhuis als de hoeve omgaven, gedempt zijn. Habets, 1885, blz. 194. - De Crassier, 1932, blz. 174. - A. Beaujean, in Bull. Land v. Herle 1960, blz.Ga naar margenoot+ 82. Het vroeger dubbel omgrachte complex bestaat uit een rechthoekig herenhuis en eenGa naar margenoot+ hoeve in onregelmatige U-vorm, fig. 72. Fig. 72. Heerlerheide, Passarts-Nieuwenhagen, situatie
Het herenhuis, xviia, verhoogdGa naar margenoot+ xixb, opgetrokken van baksteen met zware, onregelmatige, grof bekapte hoekblokken van zandsteen en een plintafdekking van zandsteen, heeft segmentboogvensters in hardsteen, type ia, xviiib, en een hardstenen ingangsomlijsting, type iia, met geprofileerde vellingkanten en rocaillesluitsteen, xviiib; boven de ingang de ontlastingsboog van een vroeger venster. In plaats van de voormalige brug leidt nu een hoog bordes met borstwering, xixb, met recente aanbouw naar de ingang van de brug. De op de tekening van Roidkin afgebeelde toren, xviid, zal xixb zijn gesloopt. Onder het huis drie kelders met tongewelven van baksteen; in de voorste enige schietgaten. Onder het bordes eveneens tongewelven. Wenteltrap, xixa; fragment van een Lodewijk xv-trappaal; eiken muurkastje met in- en uitgezwenkte bekroning, xviiib. | |
[pagina 250]
| |
Ga naar margenoot+ De uit baksteen opgetrokken bouwhoeve bestaat uit drie vleugels - in substantie uit xviid, twee zijvleugels en voorvleugel met ingang in het midden - afgedekt door schilddaken met pannen, behoudens de aan de veldzijde uitspringende ingangspartij, die een mansarde tentdak met leien heeft; aan de achterzijde een nieuwe vleugel met zadeldak. De ingangspartij, afb. 230, heeft een aan de veldzijde breder benedengedeelte met grote onregelmatige hoekblokken van zandsteen, evenals de penanten van de rondboogpoort, waarvan de zandstenen omlijsting geprofileerde vellingkanten en in de dagkanten geprofileerde imposten heeft; de bovenin herbezigde jaarankers 1612 moeten betrekking hebben op het bredere benedengedeelte (baksteen 22/24; 10 l. = 72,5). In het bovengedeelte, xviid, zowel aan de veldzijde als aan de kant van de binnenplaats twee venstertjes in hardsteen onder ontlastingsboogjes. Op het dak, xixb, een windvaan met A(nsembourg). In de buitengevel links van de poort 1687 in metselwerk. Onder alle daken tandlijsten. Twee torens op de buitenhoeken van de voorvleugel en de knobbelspits boven de ingangspartij, die afgebeeld zijn door Roidkin, waren waarschijnlijk uit 1687 en werden vermoedelijk xixb gesloopt. Kelder met bakstenen troggewelven op ellipsbogen. Ga naar margenoot+ TER WEYER, Ter Weyerweg 266, is waarschijnlijk genoemd naar de uitgestrekte, voornamelijk aan de zuidzijde gelegen vijvers. Ga naar margenoot+ Het rechthoekige herenhuis, fig. 73 en afb. 228, bestaat uit twee gedeelten onder een gemeenschappelijk zadeldak. Het oudste, oostelijke gedeelte, dat aan de noordzijde iets uitspringt heeft muren, die beneden zijn samengesteld uit grote, ongeveer rechthoekige tamelijk regelmatig behakte zandsteenblokken, zwaardere hoekblokken en meer langwerpige stukken als omlijsting van de vrij brede schietgaten, xiic; vgl. de Barbarossastadsmuur te Aken. Boven een in de oostgevel zichtbare versnijding zijn de muren van het oudste gedeelte kennelijk herbouwd met kleinere breuksteen - meest kalksteen - en herbezigde zandsteenblokken van het bovenomschreven karakter. Het smallere westelijke gedeelte aan de zuidzijde ten dele van mergel met kern van gietwerk, xiv, doch overigens bijna geheel herbouwd in baksteen, moet zijn opgetrokken toen de oudere oostelijke woontoren in puin lag; dit blijkt uit resten van een rond arkeltorentje op de zuidoosthoek van het jongere stuk (o.a. met holrond-geprofileerde daklijst) en waarnemingen van Beaujan, die nog overblijfselen gezien heeft van een tweede arkeltorentje; vermoedelijk heeft deze westelijke donjon er vier gehad. De ingang aan de noordzijde met dubbele trap is overtoogd door een gedrukte gepaneelde boog van mergel waarvan het herbezigde middengedeelte drie wapenschilden vertoont: Het | |
[pagina 251]
| |
middelste met de kwartieren Van Ghoor, Schwarzenberg, Stommel, Corswarem, de beide andere met de wapens Van Ghoor en Schwarzenberg; deze wapens wijzen volgens Slanghen op het tijdvak vóór 1581, waarin het oudste gedeelte kan zijn herbouwd en met het jongere gedeelte op gelijke hoogte gebracht; de buitenste stukken van de boog bevatten elk een medaillon met resp. J.W. H(untjens) en 1829. De herbouwde gevels van het westelijke gedeelte - van baksteen met mergelhoekblokken - bevatten smalle vensters, ten dele nog onder ontlastingsbogen, xvii; een der houten kozijnen met sporen van een tussendorpel. De segmentboogvensters, de bakstenen puntgevels en het dak zijn van betrekkelijk recente datum. In het oudste gedeelte kelders; de noordelijke met een mergelstenen tongewelf, xvi.Ga naar margenoot+ Het vertrek daarboven bezit nog een lemen vloer; in dit vertrek een kachelnis, met zijpilasters en een eenvoudig koofplafond, xixb. Verder moerbalkzolderingen. De binnenplaats wordt ten noorden van het herenhuis afgesloten door een lagere haakvormigeGa naar margenoot+ aanbouw, xix, terwijl zich ten westen van het herenhuis de eveneens haakvormig aangelegde economievleugels bevinden, opgetrokken van baksteen, xixa; op de noordwesthoek hiervan een ellipsboogpoort, met hardstenen plinten en imposten, xvi; de sponning van de vroegere valbrug is onderaan bewaard. Voorts zijn er nog enkele overblijfselen van de vroegere omgrachting. KELDERPLAN
DOORSNEDE A-B Fig. 73. Heerlerheide, Ter Weyer | |
[pagina 252]
| |
Ga naar margenoot+ DE HOEVE VRANCK, Beersdalweg 1, 2, 3, 8, 9, 10, gelegen in het voormalige gehucht Husken, werd in 1386 als Wickraths leen verheven door Reynart van den Bongert; van 1537 tot na 1635/43 is het in handen van de familie Huyn van Amstenrade, daarna van de familie Van Eynatten; in 1751 en 1757 is het van de familie Van Widdershoven, nadat het eerder in het bezit is geweest van de familie Loyson. In 1776 is het in handen van de familie Voragien (Habets, 1885, blz. 179. - De Crassier, 1932, blz. 178). Ga naar margenoot+ De hoeve, voorheen omgracht (vgl. minuutplan op het kadaster te Maastricht), is om een binnenplaats gebouwd van baksteen, ten dele gewit, met fragmenten van vakwerk en mergel. Het woonhuis met jaarankers ldh ano 1706 heeft nog enige oorspronkelijke vensters met houten tussendorpelkozijnen en ontlastingsboogjes bewaard; voorts zijn er nog enkele dichtgemetselde schietgaten. Krulankers ilml(oyson?) wijzen op een verbouwing xviiia. Andere vensters en twee ellipsboogpoorten, xixa. De vakwerkschuur heeft een gevel van mergel en Kunradersteen met een in baksteen overtoogde ellipsboogpoort, waarboven zich een gevelsteen bevindt met ano 1765 ipw(iddershoven?); een der schuurgevels is naderhand in baksteen vernieuwd. Ga naar margenoot+ De kelders hebben ellipsbooggewelven van mergel. Voorts heeft het gebouw moerbalkzolderingen, een schouwtje waaruit de tegels zijn verdwenen, xviiib, twee Lodewijk xvi-muurkastjes; twee houten spiltrappen, resp. xviiia en xixa.
Bokstraat 80. Hoeve van baksteen om gesloten binnenplaats, met jaarankers (1)83(7). Inwendig houten schouw, gecombineerd met kast; marmeren schoorsteenmantel; trap met spijlleuning; moerbalkzolderingen, alles xixb. Bokstraat 87. Bakstenen hoekhuis, xixa, in haakvorm, dat met het vorige een schilderachtig geheel vormt. Ganzeweide 4. Bakstenen huis; gevelsteen 1839 j ubachs m c weyers. Schelsberg 169. Gevelsteen met i:n:w c:i:b 1838. Wijngaardsweg 3. Aan de zijkant gevelsteen met wd anno 1777. | |
De LochtGa naar margenoot+ Nr. 2. Hoeve Valkenhuizen, opgetrokken van baksteen, gewit, om gesloten binnenplaats; aan de straat twee puntgevels, een met vlechtingen en twee ellipsboogpoorten; in de rechtervleugel segmentboogvensters in hardsteen, type ib, xviiib. Inwendig houten wenteltrap met spijlleuning, xixa. Nrs. 30-32. Hoeve in haakvorm; de straatgevel van baksteen, gewit, met topgevel, verhoogd in mergel; ellipsboogpoort en segmentboogvensters, xixa. De rechter zijgevel onderaan van Kunradersteen, bovenaan van vakwerk met vierlichtvenster, xviii. Aan de binnenplaats beneden baksteen boven vakwerk; beneden een houten kozijn met sporen van een voormalig vensterkruis; op de houten bovendorpel van de ingang staat: her stan ich in gottes hand beware uns vor feur und brand nvx mhox ipix anox 1777. | |
PalemigGa naar margenoot+ WEGKAPEL, Slotstraat 2, hoek Dorpsstraat, toegewijd aan de H. Barbara, in 1670 ge- | |
[pagina 253]
| |
sticht door de heer van Schaesberg (P. Peters in Mijnennummer 1935, blz. 29), vergroot xviii en nogmaals gewijzigd xixa. Het is een grotendeels bakstenen gebouwtje. Het oudste oostelijke gedeelte heeft een hoge plint van Kunradersteen; in beide schuine zijden van de sluiting bevindt zich een rond venstertje in een vierkante omlijsting van mergel, waarvan een met ao 16(7)0, terwijl de zijgevels van dit oudste gedeelte twee dichtgemetselde zijingangen bevatten. Verder hebben de zijgevels elk drie venstertjes in de vorm van een staande ovaal, xix; een ervan oversnijdt een dichtgemetseld segmentboogvenster xviii. In de voorgevel, xixa, boven de ingang met blind halfrond bovenlicht een herbezigde gevelsteen met het chronogram: d.o.m.et.s.barbarae barbara.sls praesto, fInIs.DVM spICVLa. fIgVnt p d b d s (1670); hierboven weer een gedicht segmentboogvenstertje. Inwendig dorische pilasters aan weerskanten van de vensters, een verkropte lijst en een gemetseld segmentbooggewelf met gordelbogen; onder het gewelf trekijzers; de halfronde apsis heeft twee pilasters en een halve koepel; alles xixa. Tot de inventaris behoren: Een houten altaar met schelpnis, xixa, en een communiebankGa naar margenoot+ met slanke ronde balusters, xixa. Houten beeld van een vrouwelijke heilige met kelk en palmblad, xviii, hoog 105. Houten beeld van een mannelijke heilige met boek, xixa, hoog 55. Primitieve schilderijen, doek 81 × 61, xixa, met voorstellingen van Kruisiging, Bewening en Graflegging.
Heideveldstraat 53a. Hoeve van baksteen, gewit, om gesloten binnenplaats; puntgevelGa naar margenoot+ met vlechtingen; twee segmentboogpoorten; ankers mbr 6; xixa?. | |
RukkerHOEVE OUD VALKENHUIZEN, Rukkerweg 6, opgetrokken uit baksteen om een gesloten binnenplaats; puntgevel met vlechtingen; rondboogpoort met spaarzaam geblokte penanten van Kunradersteen; in de rechter zijgevel segmentboogvensters, type ib en iib, xviiib, en ontlastingsboogjes van de oorspronkelijke smalle vensters; bouwjaar aangegeven door ano 17(0)0 in het metselwerk aan de zijgevel en ankers 17 ah 00 aan de achterzijde. Aan de binnenplaats segmentboogingangen en -vensters en een bespijkerde deur met onderslag, alles xviiib. Schoorsteenmantel van hout, xviiib.
Rukkerweg 73. Hoeve van baksteen om open binnenplaats; rest van een puntgevelGa naar margenoot+ met vlechtingen; ellipsboogpoort; segmentboogvensters in hardsteen, type iib; ao 1777 in metselwerk. | |
SchandelenHoek Schandelerstraat-Sofiaweg. Houten wegkruis, xviiid, met balkeinden in de vormGa naar margenoot+ van een driepas met een vierkante rozet erin; onder een afdak en beschermd door een ruitvormige glazen kast; houten korpus, xviii, hoog ± 45.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van het H. Hart, uit 1927, bezit:Ga naar margenoot+ Orgel, 1830, afkomstig uit de parochiekerk van Gulpen; kas met festoenen, rankwerkGa naar margenoot+ e.d. Zilveren kelk, xviia, hoog 19, met zeslobbige gotisch geprofileerde voet, zeskantigeGa naar margenoot+ | |
[pagina 254]
| |
stam met bolnodus, waarop traceringachtig bladwerk en cherubijntjes; cuppa vernieuwd; onder de voet bvrtzet; vermoedelijk afkomstig van een der vroeger van Burtscheid afhankelijke kerken, is deze kelk eerst na de tweede wereldoorlog in het bezit van de parochie gekomen; vgl. een kelk in de St. Michaelskerk te Burtscheid uit 1616 (Die Kunstdenkmäler der Rheinprovinz, Die Kirchen der Stadt Aachen mit Ausnahme des Münsters, blz. 288). Zilveren kelk, xixa, hoog 26, met iets gelobde voet, peernodus met zwellingen, merken: he in vierkant, Ned. gehaltemerk 2 en Minervakop. Ga naar margenoot+ VAN HET HUIS MEEZENBROEK, Kasteellaan 1, bestaat nog slechts een gedeelte van de hoeve. Ga naar margenoot+ De hoeve, xviic, fig. 74 en afb. 232, die eertijds evenals het voormalige herenhuis omgracht was, bestaat uit een lage voorvleugel met de stallen en een hogere ingangspartij en een woonvleugel van twee verdiepingen, die tezamen U-vormig een binnenplaats omsluiten. De hoeve is opgetrokken van baksteen - 22,5 × 11; 10 l. = 69; kruisverband - aan de binnenplaats gewit, met spaarzame toepassing van natuursteen, o.a. Kunradersteen als omlijsting van de schietgaten aan de veldzijde van de voorvleugel en de stal. De woonvleugel en de voorvleugel hebben aan de binnenplaats uitgekraagde daken, gesteund door geprofileerde houten korbeels. De ingangspartij heeft een leien schilddak en een achtzijdige schoorsteen, nog in gotische trant, met smeedijzeren bekroning en windvaan, xviic. De rondboogpoort heeft aan de veldzijde een zandstenen omlijsting met sponning voor de vroegere ophaalbrug, waarvan de trekbalken konden verdwijnen in twee daarboven aanwezige verticale bovenaan door rondbogen in Kunradersteen afgedekte sleuven; boven de poortomlijsting een steen met anno 1660 en het wapen Buirette, bekroond door een fronton en geflankeerd door vleugelstukken met voluutversiering. Boven de poort een herbezigd laatgotisch kruiskozijn van hardsteen, xvia of b, met geblokte penanten, een accoladeboog en kopjes aan weerskanten van de horizontale kruisbalk; voor de benedenhelft een smeedijzeren hekje met vierkanten en cirkels. Aan de binnenplaats bevindt zich boven de rondboogpoort een tussendorpelvenster in Kunradersteen met geblokte penanten onder een ontlastingsboogje. In de poortdoorgang twee rondboognissen en een dichtgezet ellipsboogpoortje in een geblokte omlijsting van Kunradersteen. Onder het dak een tandlijst. De woonvleugel heeft nog enige houten tussendorpelkozijnen en een ingang in een geblokte rechthoekige omlijsting met afgeronde bovenhoeken. De schuur heeft twee | |
[pagina 255]
| |
KASTEEL
LAAN Fig. 74. Schandelen, Meezenbroek, situatie rondboogpoorten in een spaarzaam geblokte omlijsting van Kunradersteen met afgeschuinde vellingkanten en evenals de stalvleugel tevens enige rondboogpoortjes in dezelfde trant. Inwendig een kelder met een ellipsbooggewelf en een kelder met troggewelven tussenGa naar margenoot+ ellipsbogen, alles in baksteen. In de woonkeuken een schouw, xviic, met recht oplopende kap op wangen met ionische voluutpilasters, leeuwenkopjes en ionische kapitelen (geen kaplijst wel haalijzers). Houten spiltrapje. In de iets hoger gelegen kamers moerbalkzolderingen. In de kamer boven de poort een eenvoudige schouw, xviic.Ga naar margenoot+
Meezenbroekerweg 11-13. Hoeve De Baak, opgetrokken van baksteen om een gesloten binnenplaats; beneden aan de straat segmentboogvensters in hardsteen, type iib, en een dergelijke segmentboogingang met geprofileerde vellingkanten; op de sluitsteen stond eertijds ic ans 1797 (aant. Mialaret, bij Monumentenzorg); oude roedeverdeling en luiken nog voor een deel bewaard. Ellipsboogpoort met hardstenen sluit- | |
[pagina 256]
| |
steen. Inwendig houten schoorsteenmantel, trapleuning met in- en uitgezwenkte vlakke balusters en hoofdbaluster met festoen, alles xviiid.
Schandelerstraat 22. Vakwerk, xviii. Schandelerstraat 66. Boerderij in U-vorm met aan de straat een bakstenen puntgevel met vlechtingen en vensters onder ontlastingsboogjes, xviii. Aan de binnenplaats vakwerk. Inwendig overblijfsel van een schouw, xv of xvi, met afgeschuinde wangen van kalksteen.
Ga naar margenoot+ DE SCHANDELERMOLEN, Schandelermolenweg 16, wordt reeds genoemd in 1562 (Bull. Land v. Herle 1958, blz. 3). Het huidige gebouw, van baksteen op een haakvormige plattegrond en grotendeels gepleisterd, heeft nog enige houten tussendorpelkozijnen, xvii. De hoofdvleugel, xviii, loodrecht op de Caumerbeek heeft een vervallen uitbouw met lessenaardak voor het (verdwenen) molenwerk. | |
VrusschemigGa naar margenoot+ Vrusschemigerweg 34. Hoeve om gesloten binnenplaats, van baksteen op plinten van Kunradersteen; puntgevel met vlechtingen, xviiib. Inwendig schouw met gepaneelde houten wangen, houten schoorsteenmantel met in- en uitgezwenkte lijst, eenvoudige ingebouwde klok, xviiib. | |
WeltenGa naar margenoot+ Tegen de gevel van Kloosterkensweg 44, houten wegkruis op in- en uitgezwenkte hardstenen voetstuk; houten korpus, xixa, hoog 78.
Ga naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Martinus wordt reeds vermeld in 1061 (vgl. Maasgouw, 1949, blz. 49). Het huidige gebouw uit 1874 is vergroot in 1897 en 1926. De kerk bezit: Ga naar margenoot+ Buiten tegen de voormalige ingang onder de toren een hardstenen afgesleten grafzerk voor Johan van Hulsberg gen. Schaloen, † 1601, en zijn echtgenote, Margaretha Grein van Nerensteyn (zie Maasgouw 1923, blz. 29, 66) met beider familiewapens en acht kwartierwapens. Ga naar margenoot+ Credensconsole in Lodewijk xvi-stijl, ± 1800. Ga naar margenoot+ H. Rochus, xvia, hout hoog ± 95, als pelgrim; hond met brood in de bek. H. Antonius Abt, xvia, hout hoog 72, de duivel vertrappend; varken; boek en staf met twee klokjes. H. Dominicus, ± 1700, hout hoog 53, met barok geplooide pij, boek, patriarchenkruis en hondje. H. Markulfus, xviii, hout hoog 95, als bisschop, barok. H. Martinus, xviii, hout hoog 75, als bisschop; wijst met de linkerhand omhoog; barok. Altaarkruis met houten korpus, xviii, hoog 65. Ivoren korpus, xixa (?), hoog 14. | |
[pagina 257]
| |
Madonna, xixa, hoog 110, met kleed van rood fluweel, waarop sterren, rankwerk en vlammend hart in stralenkrans, omgeven door rozen en doorboord met zwaard, alles in goudbrokaat. Val der engelen, xviia, paneel 72 × 53; boven God de Vader en Maria, rechts onderGa naar margenoot+ Michaël met de getrouwe engelen, links draak en opstandige engelen met Medusahoofden. Opdracht in de Tempel, xviiia, doek 99 × 79; in barok kerkinterieur. Aanbidding der Wijzen, xviii, doek 73 × 66; voor een ruïne. Zilveren kelk, xixa, hoog 29, met zwellingen en meander; merken: Janushoofd inGa naar margenoot+ vierkant, sterretje met lb in vierkant, onleesbaar rond merk. Eenvoudige zilveren kelk, xixa, in bruikleen afgestaan aan de St. Jozefsparochie te Kerensheide-Stein. Vier zilveren kandelaars, xixa, hoog 31. Zilveren kroontje, xixa, doorsnede 9, voor aangeklede madonna. Index met zilveren handje, xixa. Vergulde en verzilverde koperen stralenmonstrans, xviiib, hoog 59, met rocailleversieringen.Ga naar margenoot+ Koperen korpus, ± 1800, hoog 42, cherubijntjes en acanthusversiering aan houten altaarkruis. Koperen processiekruis, xviiia, met balkeinden in de vorm van cartouches en een voet met zwellingen; korpus nieuw. Koperen processiekruis; op de voet mi scheepers 1841 11 niesten. Vier koperen drievoets kandelaars, xvii, hoog 33, met getorste schacht. Acht ronde kandelaars van gedreven koper, xixa, hoog 25. Klok, doorsnede 73 het opschrift: ctsÌ„ .martinus. heitÄ“.ich.Jacob.van. venroed.goet.Ga naar margenoot+ mich.de.leuÄ“.rope.ich.de.doden.beclage.ich.Anno.dnÌ„i.xvc.enÌ„.xix.mÄ“cis.mai; voorts: lenÌ„ rÅ«t, waaronder drie koeken (1 en 2), en een rond schildje met gebogen linker schuinbalk; de verdere versiering bestaat uit ringen en vier ronde plaketten - kruisiging en marianum -, enige muntafdrukken en drie gekruiste beenderen; de kroon met grof bladwerk (vgl. J.H.A. Mialaret, in Publications 1924, blz. 12).
DE DOOM, De Doom 48, bestaat thans nog slechts uit een herenhuis, dat blijkens aanGa naar margenoot+ de zuidzijde aanwezige resten vroeger omgracht moet zijn geweest, en een bouwhoeve ten noorden daarvan, die waarschijnlijk ook omgracht is geweest evenals een rechthoekig terrein ten zuiden van het herenhuis. Habets, 1885, blz. 222. - H. Pyls, Bijdrage tot de geschiedenis van de voormalige heerlijkheid Schinnen,Ga naar margenoot+ in Publications 1929, blz. 136. - De Crassier, 1932, blz. 165. - P. Peters, in Heerlen als mijnen industriestad, 1933-'34, blz. 41. | |
[pagina 258]
| |
Ga naar margenoot+ Het op een haakvormige grondslag opgetrokken herenhuis - oorspr. xiv - van twee verdiepingen, fig. 75, heeft zijn huidige gedaante grotendeels gekregen na de verwoesting in of omstreeks 1673 toen eerst de zuidvleugel en vermoedelijk onmiddellijk daarna de westvleugel werden gebouwd uit baksteen op een oudere onderbouw van Kunradersteen, onder de westvleugel ten dele xiv, en met handhaving van een met mergel beklede trapgevel aan de noordzijde van de westvleugel, afb. 236. De plint van Kunradersteen heeft op de hoeken met baksteen herstelde steunbeertjes. De trappen van de noordelijke met een schoorsteen bekroonde topgevel, xvib, zijn voorzien van gotiserend geprofileerde dekplaten, terwijl de buitenste trappen rusten op halfronde kraagstenen. De grote vensters met hardstenen omlijstingen onder profiellijsten - twee in de zuidgevel met mergel omlijstingen - behoren tot de oudste zonder kruisgespannen, xviid. De zuidvleugel heeft aan de binnenplaats een ingang in dezelfde trant, terwijl de westvleugel toegankelijk is door een meer monumentale ingang met geprofileerde vellingkanten onder een smaller bovenlicht met geprofileerde kroonlijst en oreillons beneden. Ga naar margenoot+ Het gehele gebouw is onderkelderd. De kelder onder de westelijke uitbouw van de westvleugel, met twee schietgaten, xiv, en een ronde put, is overkluisd door een bakstenen tongewelf; de andere kelder onder deze vleugel is overdekt met segmentbooggewelven van baksteen op twee ellips-gordelbogen. De drie kelders onder de zuidvleugel met ellipsgewelven van Kunradersteen, xvib(?), de middelste hersteld in baksteen, staan met elkaar in verbinding door een gang aan de noordzijde met segmentgewelf van baksteen; alles xviid. De benedenverdieping van de zuidvleugel bevatte oorspronkelijk over de volle breedte van het oostelijke gedeelte de keuken, met op de noordoosthoek een trap, waarvan enige leuning-balusters, xviid, nog op zolder liggen. In de grote zaal, die oorspronkelijk de rest van deze verdieping besloeg een schoorsteenmantel van rood marmer, xviid, met een rechthoekige geprofileerde omlijsting. | |
[pagina 259]
| |
De vroeger ongedeelde benedenverdieping van de westvleugel heeft dienst gedaan als tweede keuken. Dit wijst op dubbele bewoning evenals de dubbele ingang. Hier bevindt zich tegen de noordwand een gotische schouw, xvib, met maaskapitelen en een houten kroonlijst, xviid. Voorts moerbalkzolderingen. Tegen de trapgevel aan de noordzijde een stalgebouw, xixd. De U-vormige bouwhoeveGa naar margenoot+ ten noorden van het herenhuis, De Doom 44, die na brand in 1817 of 1878 is herbouwd, is van baksteen behoudens enige fragmenten van mergel en Kunradersteen. De vrijstaande schuur tussen herenhuis en bouwhoeve is opgetrokken van Kunradersteen en baksteen, xix, met gebruikmaking van oudere elementen, zoals hardstenen omlijstingen voor de segmentboogingangen, type iic, en een drievoudige sluitsteen van hardsteen aan de poort.
VAN DOUVENRADE bestaan nog de hoeve Overste Douvenrade, Terworm 1, alsmedeGa naar margenoot+ resten van de bouwhoeve van het adellijke huis, Onderste Douvenrade, en van Middelste Douvenrade. W. Lindelauf, in Bull. Land v. Herle 1956, blz. 49, 74.Ga naar margenoot+ Fig. 76. Welten, Douvenrade ± 1840
Terworm. De voor het eerst in 1681 vermelde hoeve, Overste Douvenrade, die in 1699 in handen van de familie Franssen kwam, in 1779 afbrandde en in 1785 aan de familie Lintjens overging, wordt in 1870 verkocht aan de familie De Loë van het kasteel Terworm, waardoor het gehele goed met Terworm is verenigd. Sinds 1917 eigendom van de Oranje-Nassau Mijnen. De ingangsvleugel en de woonvleugel van de grotendeelsGa naar margenoot+ uit baksteen opgetrokken hoeve hebben aan de binnenplaats gevels met speklagen van mergel; xviiia met uitzondering van het voorste gedeelte van de woonhuisgevel, dat blijkens jaartalankers in 1782 is opgetrokken in dezelfde trant als het oudere gedeelte. Boven de ellipsboogpoort aan de straatzijde jaarankers 1775; op de sluitsteen van de in baksteen vernieuwde poortboog aan de binnenplaats: fVLMIne (pe)rCVssIt qVae (p)roVIDVs (r)efeCIt; het na de in dit chronogram vermelde blikseminslag van 1779 in 1782 herbouwde gedeelte van de woonvleugel was vermoedelijk tevoren van vakwerk. De stal aan de achterzijde heeft aan de binnenplaats jaarankers 1792. De schuur rechts van de binnenplaats is niet oud. Het oudste deel van de woonvleugel heeft ovale vensters en aan de achterzijde een puntgevel met speklagen en geblokte hoeken. | |
[pagina 260]
| |
Ingangsvleugel, xviiia, met buitengevel xviiib. Links buiten een fragment van mergel, xvii, en enige dichtgemetselde schietgaten. Ga naar margenoot+ Onder het oudste gedeelte van het woonhuis twee kelders met ellipsbooggewelven van mergel; voorts trapleunig met in- en uitgezwenkte balusters en gepaneelde hoofdbaluster en een trapje met neoclassicistische leuning; eiken Lodewijk xv-muurkast met rococoversiering, afb. 237, naast kachelnis. In het gedeelte van 1782 een rijk versierde Lodewijk xvi-schouw, gecombineerd met muurkasten aan weerskanten; de schouw met blauwe tegels, een ijzeren haardomlijsting en een stucboezem met geschilderd dorpstafereel; afb. 239. Voorts zijn er nog enkele eenvoudige geprofileerde omlijstingen, gehengen en een koperen klink in de vorm van een hand xviiid.
Ga naar margenoot+ EYCKHOLT, Terworm 4, bestaat uit een schilderachtige ruïne dichtbij de beboste noordelijke helling van het Geleendal, een fragmentarisch bewaarde bouwhoeve en de molen op de Geleen, waarvan de vijver vroeger deel heeft uitgemaakt van de omgrachting. Ga naar margenoot+ P. Peters in Maasgouw 1926, blz. 7, 14. - De Crassier, 1932, blz. 167. - W. Lindelauf, in Bull.Land v. Herle 1954, blz. 1, 46, 56, 87. Fig. 77. Welten, Eyckholt
| |
[pagina 261]
| |
Fig. 78. Welten, Geleenhof
1750 komen de goederen aan de familie Van der Heyden gen. Belderbusch van het kasteel Terworm. De bouwhoeve brandde in 1736 af. Het herenhuis, waarvan de grote zaal in 1739 werd gebruikt om te dorsen, schijnt in 1750 te zijn afgebroken. Van het herenhuis, fig. 77, bestaan nog het fragment van een ronde weermuur metGa naar margenoot+ schietgaten opgetrokken van mergel met een kern van gietwerk, xv, een recht stuk van Kunradersteen, dat t.o.v. het juistgenoemde terugspringt, xiv?, en een weer uit- | |
[pagina 262]
| |
springend gedeelte van mergel, xv. Het terugspringende gedeelte vertoont aan de binnenzijde baksteenreparaties met resten van een schouw, xvi(?). Ga naar margenoot+ Stallen van baksteen, xix, met fragmenten van Kunradersteen en mergel, xvii-xviii, in breuksteenverband. Ga naar margenoot+ De molen, xviiia-xixa, is beneden van baksteen, boven van vakwerk met vullingen van baksteen, afb. 244. Inwendig o.a. een trap met ronde balusters, xviiia, een eiken schoorsteenmantel en moerbalkzolderingen. Het molenwerk, nog gedeeltelijk oud doch niet meer in functie, bevindt zich in een lage uitbouw.
Ga naar margenoot+ DE GELEENHOF, Valkenburgerweg 54, was ten dele een Wickraths, ten dele een Schinnens leen; in 1742 wordt het gehele goed verkocht aan de familie Van der Heyden gen. Belderbusch van het kasteel Terworm (zie H. Pijls, in Publications 1929, blz. 141. - De Crassier, 1932, blz. 169. - P. Peters, in Heerlen als mijn- en industriestad 1933-1934, blz. 38). De herenhoeve, fig. 78 en afb. 233, bereikbaar langs een korte oprijlaan met eiken, is uit baksteen opgetrokken om een grote gesloten binnenplaats. Achtervleugel van Kunradersteen, vermoedelijk xvi of xvii; de middeleeuwse ingangslatei aan de binnenplaats met ezelsrug en ao 1635 is herbezigd. Overigens is de hoeve vergroot in baksteen, xviiid, met toepassing van hardsteen voor de rechthoekige vensteromlijstingen in de lange voorvleugel van twee verdiepingen, afb. 233, en in de rechterzijvleugel; boven de vensters ontlastingsbogen. De ellipsboogpoort met gebosseerde hardstenen omlijsting bevindt zich in een middenrisaliet met hardstenen hoekblokken en een timpaan. In het timpaan drie driehoekige gewitte spaarvelden en een segmentboogvenster, type iih, met oreillons boven de geprofileerde vensterbank. De oorspronkelijke aanleg moet aanmerkelijk kleiner geweest zijn. Hij was wellicht omgracht. Dit zou althans afgeleid kunnen worden uit het feit, dat in de kelders van de rechterzijvleugel, xviiid, een fundering met spaarbogen zichtbaar is; een fundering dus, die gelegd is in een drassige bodem. Ga naar margenoot+ Inwendig kelders met troggewelven tussen ellipsbogen van baksteen; brede eiken trap met in- en uitgezwenkte rechthoekige balusters en gepaneelde hoofdbaluster; houten Lodewijk xvi-schoorsteenmantel; moerbalkzoldering; alles xviiid.
Ga naar margenoot+ DE HOEVE GITZBACH, Terworm 6, voorheen een Keur-Keuls leen, kwam tussen 1729 en 1739 bij de goederen van Terworm (Zie Peters, Wandelingen in en om Heerlen, Heerlen 1920, blz. 74. - Dezelfde, in Heerlen als mijn- en industriestad 1933-1934, blz. 35). Gebouwd om een gesloten binnenplaats; xix, van baksteen met rechthoekige ingangen vensteromlijstingen van hardsteen, xvii, en xviii, aan de binnenplaats.
Ga naar margenoot+ DE HOEVE DE ROUSCH, Kloosterkensweg 17, vroeger ook Wildenbroeck genoemd, was een Wickraths leen (zie De Crassier, 1932, blz. 177). Grote hoeve van baksteen om een gesloten binnenplaats, schilderachtig gelegen tegen de helling van het Geleendal; drie ellipsboogpoorten met op de sluitsteen 1859.
Ga naar margenoot+ STRIJTHAGEN, Welter Kerkstraat 1, was een Wickraths leen, in 1381 verheven door Johan van Uersfeld, verwant aan het geslacht Van Strijthagen, dat het tevoren in handen | |
[pagina 263]
| |
had en dat het vervolgens zou bezitten van
Fig. 79. Welten, Strijthagen
1511 tot kort na 1685 (zie De Crassier, 1932, blz. 179. - P. Peters, in Heerlen als mijn- en industriestad, 1933-1934, blz. 39). Het gebouw heeft thans een 19de eeuws aspect ondanks de belangrijke resten van vroegere datum. Het oorspronkelijke gebouw moet gelegen hebben ten zuiden van de Weltervijver op een rechthoekig omgracht terrein (vgl. minuutplan xixb op het kadaster te Maastricht). Het huidige rechthoekige gebouw, fig. 79, van twee verdiepingen onder een tentdak, dat blijkens aansluitend muurwerk onder de grond vroeger groter moet zijn geweest, is opgetrokken van baksteen op een kelderverdieping van Kunradersteen. De achtergevel heeft enige naderhand (xvii) omblokte kleine kozijnen van Kunradersteen of hardsteen, xvi, (thans dichtgemetseld) en mergelhoekblokken, xvii. Voorts geblokte kelderingang in Kunradersteen met ellipsboog, xvi of xvii. De kelder is overkluisd met bakstenen tongewelven; verder is er een trap met vierkante balusters, ± 1700.
HET KASTEEL TERWORM ligt schilderachtig tegen de noordoostelijke helling vanGa naar margenoot+ het Geleendal. J. van de Venne, in Publications 1922, blz. 145. - P. Peters, in Maasgouw 1926, blz. 7. - De Crassier,Ga naar margenoot+ 1932, blz. 181. - P. Peters, in Heerlen als mijn- en industriestad, 1933-1934, blz. 35. Het herenhuis en de naar het herenhuis geopende hoeve zijn omgracht, fig. 80. HerenhuisGa naar margenoot+ en bouwhoeve waren vroeger bovendien door een gracht gescheiden. Het herenhuis is met uitzondering van de noordgevel in 1891 vrijwel geheel beklamt, nadat de toren reeds omstreeks 1860 door een beklamping met hoekblokken veelhoekig was geworden. Het herenhuis, tegenwoordig een grotendeels rechthoekig complex met de toren in de inspringende westelijke hoek, fig. 81, was blijkens gegevens in de kelderverdieping vroeger haakvormig met op de buitenhoek de toen nog ronde toren van Kunradersteen; het oorspronkelijke metselwerk van de toren is boven aan de zijkanten nog te zien. De mergelstenen fragmenten links van een bouwnaad in de noordgevel stammen van een uitbreiding, xvi, waarbij de binnenplaats werd volgebouwd; twee dichtgemetselde tussendorpelvensters | |
[pagina 264]
| |
Fig. 80. Welten, Terworm
aan die zijde herinneren hoogstwaarschijnlijk aan een verbouwing in 1633, toen in de oostgevel een steen werd geplaatst met dat jaartal en de wapens Van Wylré-Van Reymerstock (verwijderd in 1891, thans in het Gem. Oudheidk. Museum). De rechthoekige hardstenen vensteromlijsting met drie sluitstenen, xviii, is vermoedelijk in de noordgevel aangebracht tijdens een uitbreiding van het herenhuis in westwaartse en zuidwaartse richting; twee andere vensters in rechthoekige omlijstingen van hardsteen xixa, misschien van 1803. Het huis is van de aan de westzijde gelegen bouwhoeve bereikbaar via een brug, 1848, met een enkele mergelstenen boog; aan de oostzijde een gemetselde brug uit 1891. Op de toren een windvaan. Volgens Peters zouden er ten zuiden en ten oosten van het huis muurresten in de grond zitten van een oudere aanleg. Ga naar margenoot+ De kelders in het oudste gedeelte hebben resp. hadden tongewelven van mergel; die in de noordoosthoek zijn overkluisd met bakstenen tongewelven, xvi; de meest westelijke kelder heeft bakstenen troggewelven tussen gordelbogen, xviii. In het huis een marmeren consoleschoorsteenmantel, xixb, en een ingemetselde haardplaat met St. Joris, 1669. Houten tabernakelnis met voluten, uit de voormalige slotkapel. Drie rouwkassen bevinden zich thans in de kerkhofkapel te Heerlen (zie blz. 243). Ga naar margenoot+ De bouwhoeve, afb. 235 en fig. 80, is opgetrokken van baksteen in een U-vorm met tegenwoordig losse zuidvleugel. Het oudste deel wordt gevormd door de hogere door een schilddak gedekte ingangspartij met aan de binnenplaats jaarankers 1670 en boven de doorrit een balk met ao 1670. De westvleugel is blijkens jaarankers | |
[pagina 265]
| |
Fig. 81. Welten, Terworm, kelderplan van het hoofdgebouw
aan de binnenplaats in 1716 gebouwd of herbouwd, de zuidvleugel blijkens ano 1718 op de poortsluitsteen twee jaren later; en wel met toepassing van oudere fragmenten. De vernieuwde noordvleugel heeft in zijn oostgevel een steen met 1621 en de wapens Van Beulardt zu Beulardtstein - Van Eynatten Reymersdal, afkomstig van de hoeve Eyckholt. Voor de poort een gemetselde brug, midden xix. De rondboogpoort is aan de veldzijde gevat in een omlijsting van Kunradersteen met sponning van de vroegere valbrug, waarvan de trekbalken verdwenen in de thans dichtgemetselde verticale sleuven daarboven, die afgedekt zijn door een rondboogje in Kunradersteen. De ingangspartij, die zich van de overige gedeelten van de hoeve onderscheidt door het ontbreken van mergel hoekblokken, heeft zowel aan de veldzijde als aan de binnenplaats boven de poort een onregelmatig geblokt tussendorpelkozijn van Kunradersteen en onder het dak een tandlijst. De bouwhoeve bezit aan de veldzijde enige schietgaten, waarvan er een links van de poort gedeeltelijk bedekt is door de buitengevel van de noordvleugel. De zuidvleugel en westvleugel hebben aan de veldzijde vensters in rechthoekige omlijstingen van Kunradersteen of hardsteen, vlak of spaarzaam geblokt, ten dele van afbraakmateriaal, sommige onder ontlastingsboogjes. Aan de binnenplaats heeft de westvleugel ellipsboogpoortjes met spaarzaam geblokte penanten van Kunradersteen en venstertjes omlijst met herbezigde Kunradersteen, terwijl de zuidvleugel segmentboogingangen in hardsteen, type iib, heeft en vensters in hardsteen. In de engelse tuin achter het herenhuis twee Lodewijk xv-hekpijlers van mergel elkGa naar margenoot+ bekroond door een vierkante siervaas met zwellingen. Deze pijlers behoren bij de | |
[pagina 266]
| |
vroegere franse tuin, die volgens het minuutplan (xixb op het kadaster te Maastricht) rechthoekig omgracht was. Hardstenen dorische zuil, xixc.
Ga naar margenoot+ DE WELTERMOLEN, Welterkerkstraat 2, wordt in 1443 voor het eerst genoemd en heeft steeds toebehoord aan het Huis van Strijthagen (zie De Crassier, 1932, blz. 179 - P. Peters, in Heerlen als mijn- en industriestad, 1933-1934, blz. 39). Hij bestaat thans uit een langgerekt gedeelte van een verdieping onder een mansardedak en een toren, xviiib, schilderachtig gelegen aan Geleen en Weltervijver, afb. 231. Het gebouw is opgetrokken van baksteen op een plint van Kunradersteen met regelmatige hoekblokken van mergel, ten dele gewit, en voorzien van eenvoudige segmentboogvensters. Op regelmatige afstanden bevinden zich dakkapellen met driehoekige frontons. De toren heeft een afgeschuinde daklijst van mergel; het mansarde tentdak wordt bekroond door een windvaantje in de vorm van een karper. Bij het nieuwe ijzeren rad van deze onderslagmolen is de plint van mergel. Inwendig Lodewijk xvi-schoorsteenmantel van zwart marmer met stucboezem. In het molenhuis houten trap met geprofileerde vlakke balusters, xviiib.
Ga naar margenoot+ De Doom 22. Hoeve De Mullender; aan de gesloten binnenplaats van baksteen; voorgevel van Kunradersteen en bovenaan vakwerk, evenals de linkerbuitengevel; jaarankers 1792 en onder poort 1789. Inwendig eiken Lodewijk xvi-schoorsteenmantel en links daarvan een eenvoudige muurkast; moerbalkzolderingen. Ga naar margenoot+ Pijnsweg 46. Hoeve van vakwerk en Kunradersteen - ten dele hersteld met baksteen en gepleisterd - om een gesloten binnenplaats, xviii.
Weltertuinstraat 22. Hoeve hoofdzakelijk van baksteen om gesloten binnenplaats; resten van Kunradersteen, o.a. in een der puntgevels aan de straat. Vensters in rechthoekige omlijstingen van hardsteen; ellipsboogpoort met hardstenen plinten en sluitsteen, waarop geschilderd: m e c savelberg m l j delahai (jaartal onleesbaar); boven de poort een halfrond venster, xixa; fraaie ijzeren klopper in de vorm van een ring. Weltertuinstraat 53. Hoeve in haakvorm; aan de straat van Kunradersteen - hersteld met baksteen -, rechts op zij en aan de binnenplaats vakwerk, xviii. Op de balk boven de ingang aan de binnenplaats: dieses: havs:steit:in godes hant:godt:bewart:vor:fevr:vnd:brandt, (jaartal, 17??, achter het kozijn verborgen). Weltertuinstraat 81. Hoeve om open binnenplaats. Straatvleugel van Kunradersteen en bovenaan vakwerk evenals de puntgevel links (vullingen van baksteen), xviii. |
|