Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht
(1962)–J.F. van Agt– Auteursrechtelijk beschermdGulpenGa naar margenoot+ De gemeente bevat het vlek Gulpen, de gehuchten De Bek, Berghem, Billinghuizen (De Del), Euverem, Houbestraat (Waterop), De Hut, Ingber, Krapoel, Landsraad, Pesaken, Reijmerstok en een deel van Terlinden. Ga naar margenoot+ Chr. Quix, Die königliche Kapelle und das ehemalige Nonnenkloster auf dem Salvatorberge, Aken 1829, blz. 80, 82. - G.C. Ubaghs, Geschiedkundig overzigt van Gulpen en deszelfs onderhoorige plaatsen, in Publications 1865, blz. 281. - A.J.A. Flament, Kasteel Nieuwburg te Gulpen, in Buiten 1917, blz. 469, 472. - De Crassier, 1931, blz. 99. | |
De BekGa naar margenoot+ A 163. Boerderij van baksteen op haakvormig grondplan, xixa, ten dele vernieuwd; bespijkerde deur. Ga naar margenoot+ A 164. Hoeve De Bek, voor 1825 tevens posterij, in 1910 gedeeltelijk afgebrand, ligt aan de waarschijnlijk middeleeuwse omlegging van de Romeinse weg van Maastricht naar Aken dicht bij de Geulovergang. De boerderij van baksteen met resten van mergel en ten dele met een plint van Kunradersteen is gebouwd om een trapeziumvormige | |
[pagina 199]
| |
gesloten binnenplaats en afgedekt met zadel- en schildaken met pannen. Er waren oorspronkelijk houten tussendorpelkozijnen. Aan de straat een rondboogpoort in hardsteen met onregelmatig geblokte penanten; links en rechts hiervan jaarankers: resp. 163(0) en 1663. Aan de rechterkant een uitbouw voor gemakken. Inwendig twee hoge kelders met elliptisch tongewelf van mergel, een met latere bakstenen steekkappen voor vensters, en een kelder met een segmentbogig tongewelf. Voorts moerbalkzolderingen - de moerbalken geornamenteerd of met aanzetstukken -, een gewijzigde schouw met op de kap 1666, houten spiltrap, bespijkerde deur met niet in verstek afgeschuind kozijn en smeedijzeren klopper met ic. | |
BerghemD 5. Hoeve ‘De Driessen’', in schilderachtige omgeving, dicht bij de ‘Koning vanGa naar margenoot+ Spanje’, in oude bouwtraditie uitgevoerd in baksteen, volgens gevelsteen eerst in 1867. | |
Billinghuizen (De Del)VAN HET KASTEEL GROENENDAAL of OPHEM, bestaan nog de hoeve, E 23-25,Ga naar margenoot+ schilderachtig gelegen in het Gulpdal, en resten van het herenhuis. Het goed was een Brabants leen, in 1312 verheven door Jan van Ophem, van 1398 tot 1525 in handen van de familie Van Eynatten. In 1774 werd het door de weduwe van Jan Bogaert verkocht aan de familie Preiser (De Crassier, 1931, blz. 105), waarna in 1774/1775 een nieuw herenhuis werd opgetrokken (W.A. Bachiene, Vaderlandsche Geographie, 5, blz. 1071). Tegenwoordig is het goed gedeeld. Van het herenhuis is nog enig muurwerk bewaard als onderdeel van de huidige stallenGa naar margenoot+ links achter de hoeve; te weten het benedengedeelte van de vroegere bakstenen voorgevel van vijf vensterassen, die gekeerd lag naar rechts naar een vroeger omgracht rechthoekig terrein ter breedte van de huidige hoeve, aan welks omtrek nog fundamentresten aanwezig zijn van mergel en baksteen (formaat 25/24 × 13/12 × 7/7.5). In het middenrisaliet van dit gevelfragment, dat voorzien is van hoekstenen, bevindt zich een geprofileerde ingangsomlijsting van hardsteen met zijlichten en in de segmentboog, type ia, een régence-cartouche; de zijlichten bevatten smeedijzeren vullingen met symmetrische voluten, xviiib. De ingang is dichtgemetseld evenals de vensters in hardsteen; afb. 195. De om een grotendeels gesloten binnenplaats gelegen hoeve van baksteen, afb. 196,Ga naar margenoot+ heeft hardstenen venster- en ingangsomlijstingen. In de hogere ingangspartij een ellipsboogpoort met plintblokken, imposten en sluitsteen van hardsteen, de laatste met 1823. Op het leien tentdak van de vierkante verdieping een vierkant dakruitertje met smeedijzeren windvaan. Inwendig moerbalkzolderingen, alles xixa.
E 33. Keuterij op haakvormige plattegrond, van vakwerk op breukstenen plint enGa naar margenoot+ afgedekt door schilddaken met pannen, xviii, afb. 197, afb. 199. Aan de achterzijde latere open galerij met houten stijlen, afb. 198. | |
EuveremTegen pand E 17 wegkruis met tamelijk primitief houten korpus, hoog 51, xvii.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 200]
| |
Ga naar margenoot+ E 3. Boerderij om open binnenplaats, van vakwerk op mergelstenen onderbouw met steunberen; de zadel- en schilddaken afgedekt met pannen. Inwendig moerbalkzolderingen, xviii. | |
GulpenGa naar margenoot+ Gulpen is ontstaan bij de uitmonding van het riviertje de Gulp in de Geul, waar de Romeinse weg van Aken naar Maastricht het dal kruiste. Deze weg - de huidige Schulderlandstraat, Knibusweg en voorm. Groeneweg ten noorden van de Burggraaf, vervolgens via Karstraat en Banerheide -, moet reeds in de vroege middeleeuwen verlegd zijn, - Oude Akerstraat: van Scheulder, ten westen van de oude kerk, via Dorpsstraat, Looiersstraat, de Bek en dan over Hilleshagen -, en daarna nogmaals voor 1764: Oude Maastrichterweg, via Ingber; vgl. kaart, 1764, ten kastele. Een aftakking naar Luik, - de huidige Rosstraat en Wesselderstraat -, die langs Neubourg (vgl. kaart, 1764, en kasteelplattegrond, 1732, ten kastele, afb. 184) over Terlinden voert en tussen Mheer en Noorbeek de naam Herenweg heeft, moet op zijn minst karolingisch zijn, daar hij voorbij de voormalige palts te Voeren (B) loopt. Ga naar margenoot+ Onder de Rijksweg Maastricht-Vaals bevindt zich een brug over de Gulp van baksteen, blijkens het jaartal op de sluitsteen van de ellipsboog uit 1826. De boog is voorzien van hardstenen blokken; de borstwering heeft hoekblokken en een afdekking van hardsteen. Aan de noordzijde van de brug begint de overkluizing.
Ga naar margenoot+ Op de Gulperberg, te midden van een groep kastanjes, wegkruis met levensgroot houten korpus, 1834 (Publications 1865, blz. 301).
Ga naar margenoot+ VAN DE VOORM. ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H.H. Petrus en Hubertus bestaat nog slechts de westtoren. De kerk wordt voor het eerst vermeld in 1262 (Quix, Die Königliche Capelle, blz. 94). De toren behoorde bij een kerk, die in de jaren 1613-1614 werd herbouwd, na een verwoesting meer dan veertig jaren eerder (vgl. tekst op grafsteen op blz. 201). Toren en kerk werden in 1631 gedeeltelijk verwoest ten gevolge van blikseminslag (Maasgouw 1895, blz. 23). In 1806 werd een zuidbeuk toegevoegd, in 1836 een noordbeuk, terwijl koor, doopkapel en sacristie nieuw werden opgetrokken, waarna in 1845 de toren hersteld werd. Met uitzondering van de toren werd de kerk tenslotte in 1924 afgebroken, vgl. fig. 60 (Publications 1865, blz. 281).
Foto's van de oude kerk bij Monumentenzorg en in het raadhuis. Ga naar margenoot+ De vierkante toren, fig. 60 en afb. 194, aan twee zijden ingebouwd door de voormalige pastorie, en tegenwoordig gedekt door een tentdak met leien, heeft muren van 1,50/2 m dikte. Aan de oostzijde beneden de moet van het voormalige kerkdak bestaat het muurwerk uit breuksteen en wel vuursteen, zandsteen en hardsteen in klein formaat, xi?. Boven deze moet en op gelijke hoogte om de noordoosthoek bevindt zich jonger breuksteenwerk, kalksteen, xiii? Weer hoger bestaat deze oostzijde uit mergel, dat aansluit op het mergelwerk van de noordmuur, xvi. De overige zijden zijn, wellicht in 1845, in baksteen hersteld, evenals de galmgaten en het bovenste muurwerk. Op de noordwesthoek een schuinoplopende steunbeer van mergel aan de noordkant, die in verband gemetseld is met de kern van het muurwerk van de toren evenals twee gelijksoortige | |
[pagina 201]
| |
Fig. 60. Gulpen, kerktoren
muren op en bij dezelfde hoek aan de westkant (thans deel uitmakend van een schuurtje). Hiermee in verband zal ook gestaan hebben de ± 1,70 m dikke keldermuur aan de zuidzijde van de pastorie. Wellicht heeft de ‘kerk’toren deel uitgemaakt van een versterking ten behoeve van het Akens O.L. Vrouwekapittel tegen de heren van Wassenberg Inwendig een onregelmatig tongewelf van mergel over de benedenruimte en resten van een ouder ribloos kruisgewelf. Tegen de oostgevel hardstenen grafzerk van der woledler frantz vō/ eynatten istGa naar margenoot+ gestorben/ dē 26 ianvarij anno 1619:/ vnd die ehrentrreiche frawe/ elysabeth von hoemen vnd/ odenkirchen zu wedenaw/ die leste ihres namens den/ 24 mart/ 1613 herr vnd/ frawe zu nevwerbvrgh/ etzweiler gvlpen vnd mar/grathen deren seelē gott begnade/ avs direction des hern zv nv̄b ist/ dese vber 40 iarē gelegē verwvste/ kirch zvr ehre gotes vn̄ aler seelē / heil 1613 vn̄ 14 erbawet pit got vor ihm; met beider wapens in een rolwerkcartouche en zestien kwartierwapens; afb. 182.
DE VOORM. PASTORIE, thans kapelanie, schilderachtig gelegen tegen de toren bestaatGa naar margenoot+ uit een westvleugel van baksteen met segmentboogvensters in hardsteen, type ia, xviiib, en sporen van kruisvensters en ontlastingsbogen, xviib. Aan de oostzijde van dit door een schilddak afgedekte gedeelte twee lagere vleugels aan weerskanten van een binnenplaats, waarvan de zuidelijke onder een mansardedak in de zuidgevel het ankerjaartal 1732 heeft en voorzien is van vensters in hardsteen, waarvan ettelijke met een horizontale blok in het midden der penanten. Voor de ingang in hardsteen een stoep met gietijzeren leuning, neoclassicistisch xixb en neogotisch 1865. De noordvleugel heeft een tegen de toren aangeleund lessenaardak.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Petrus uit 1923 bezit:Ga naar margenoot+ Doopvont van zwart marmer op balustervoet; op het eenvoudige koperen deksel:Ga naar margenoot+ eXLIbero DonopastorIs MerCkeLbaCh ereXI (1823). | |
[pagina 202]
| |
Ga naar margenoot+ Zestien eiken kerkbanken, xixb, met eenvoudige in- en uitgezwenkte wangen. Ga naar margenoot+ Commode in Lodewijk xvi-stijl voor paramenten.
Twee houten voluutslingers, vermoedelijk afkomstig van het vroegere hoofdaltaar, 1846, door de beeldhouwer Ramaekers (Maasgouw, 1884, blz. 1013). Ga naar margenoot+ Kruisbeeld met houten korpus, hoog 110, omstreeks 1850. Ga naar margenoot+ Laatgotische cilindermonstrans, hoog 69, xvia, afb. 441, blijkens inschrift onder de voet gerestaureerd door J. Delin in 1857. De gelobde voet met gegraveerde bladranken heeft een ruitvormige kern, waaruit zich de zeskantige stam met zesnoppige nodus ontwikkelt; de cilinder is opgenomen in een laatgotische architectuur; aan weerskanten staan de vergulde beeldjes van de H.H. Petrus en Hubertus (nieuw) onder pinakels, erboven de beeldjes van God de Vader en de Zoon en het symbool van de H. Geest onder een rijke bekroning, eindigend in een kruis; op de voet de nog niet gevierendeelde wapens Van Eynatten-Van Eppenart (Cat. Nat. Tentoonstelling van Oude Kerkelijke Kunst, 's-Hertogenbosch, 1913, nr. 479). Zilveren stralenmonstrans, hoog 50, met ronde voet, peernodus en vergulde stralenkrans, waaromheen twee horens met aren en druiven; het geheel onder een door twee engeltjes gehouden kroon; merken: Luik 1688, gekroond wapen met vair en onherkenbaar schildhoofd, 1(?) op schildje, h. Ciborie van zilver en verguld koper, hoog 47, xixa; neoclassicistisch; om de cuppa drie reliëfvoorstellingen in ovale medaillons, merken Minervakop, Ned. tweede gehaltemerk. Zilveren ciborie, hoog 45, xixa; neoclassicistisch; op voet reliëfvoorstellingen van de Doop in de Jordaan, de Vlucht naar Egypte en Kruisiging, om de cuppa allegorische figuren van Geloof, Hoop en Liefde; alle in ovale medaillons; merken Janushoofd in vierkant, o f.d in vierkant. Eenvoudige miskelk van zilver, hoog 24; op voet regale.capitulum.aquense.anno 1775; merken Maastricht, twee onleesbaar. Miskelk van gedreven zilver, hoog 26; ronde voet met bladcartouches en festoenring, om de cuppa aren, druiven, festoen en ionische kapiteeltjes; om de voet ex pietate proenobilis domini leonardi baronis dehayme dehautfalize toparchoe in neubourg gulpen et margraten, anno 1789; merken: f in vierkant, md gekroond, twee onleesbaar. Zilveren ampullen in Lodewijk xvi-stijl, xviiid, met in- en uitgezwenkte schaal, grootste diameter 30; merken: Maastricht, n in vierkant. Zilveren wierookvat, xixa, met zwellingen; merk Janushoofd in vierkant. Zilveren wierookscheepje, xixa; merk is. Twee zilveren kroontjes, diameter resp. 7 en 10; merken: Janushoofd in vierkant, d in vierkant. Zilveren scepter, xixa. Zilveren rozenkrans, xixa met medaillon, waarop in reliëf het Alziend Oog en Maria; twee onleesbare merken. Ga naar margenoot+ Twee koperen processielantaarns, xixa. Ga naar margenoot+ Roodfluwelen driestel (velum ontbreekt), xvia; de oplegsels met heiligenfiguren onder laatgotische baldakijns in goudbrokaat; aan de achterzijde van het kazuifel, afb. 461, een kruis met in het midden een medaillon, waarin de aanbidding der wijzen; links en rechts een engel met wierookvat, eronder Maria met het zwaard in het hart en verder twee aan twee de H.H. Petrus en Maria Magdalena en Jacobus Major en Agnes (Cat. Nat. Tentoonstelling van Oude Kerkelijke Kunst, 's-Hertogenbosch, 1913, nr. 393). | |
[pagina 203]
| |
In de kapel van het Klooster van de Zusters van Liefde, Kapelaan Pendersplein 30,Ga naar margenoot+ bevinden zich zes drievoetskandelaars van gedreven koper, hoog 80, xviii.
DE HERVORMDE KERK, Dr. Ackenstraat 17, is een bakstenen gebouwtje met driezijdigeGa naar margenoot+ sluiting, opgetrokken in 1835/37 op last van het Belgische bewind, nadat het simultaneum, dat behoudens korte onderbrekingen sinds 1680 bestaan had in de parochiekerk, in 1830 was opgeheven. (H.J. Offerhaus, in Jaarb. der Limb. Prot. Ver. 1916, blz. 14 vlg. - W.J.P. Suringar, Bij de herdenking van het 100-jarig bestaan van het kerkgebouw der Nederduitsch Hervormde Gemeente van Gulpen op 27-29 Aug. 1937, Bilthoven 1937). Als architect trad op H. Konings, schrijnwerker te Roermond (Rijksarch. Maastricht; minuten van notaris A. Milliard 8.8.1835). De gevels zijn geleed door lisenen; de sluiting heeft hoekblokken van mergel; de mergelstenen daklijst loopt langs de voorgevel door als kroonlijst. De vensters zijn rondbogig; de ingang heeft een hardstenen omlijsting; in de geveltop een spaarnis. Het met leien bedekte zadeldak is aan de voorzijde voorzien van een zeszijdige dakruiter. Inwendig een stucgewelf. Preekstoel, xixb; ronde onderaan gebombeerde kuip; rond klankbord.Ga naar margenoot+ Orgel met verkropte lijsten, boven de gepaneelde leuning van het zangkoor, 1846. Fig. 61. Gulpen, kasteel Neubourg situatie ± 1829
| |
[pagina 204]
| |
Op het kerkhof hardstenen siervaas met zwellingen xixb, als grafmonument. De gemeente bezit: Ga naar margenoot+ Zilveren avondmaalsbeker, hoog 15, van binnen verguld; met twee gegraveerde cartouches, de een met voorstelling van de Ark van Noach, waaromheen: sub hoc tecto tutus; de andere met het inschrift vereert door jacob duer geweesde ouderling 1718; om de rand: communiebeeker voor de gemeente tot gulpen verbetert anno 1747. (J.W. Frederiks, Dutch Silver, 's-Gravenhage 1952-1961, iii, nr. 99). Een dergelijke beker uit 1850.
Ga naar margenoot+ HET KASTEEL NEUBOURG ligt schilderachtig in het Gulpdal. E. Slanghen, Bijdragen tot de geschiedenis van het tegenwoordige hertogdom Limburg, Amsterdam-Sittard 1865, blz. 103 vlg. - G.C. Ubaghs, in Publications 1865, blz. 314 vlg. - Annuaire Généalogique des Pays Bas, 1874, blz. 104. - Genealogie der familie De Hayme, in Annuaire de la noblesse de Belgique 1897, 1, blz. 76. - A.J.A. Flament, Inventaris v.h. archief der grondheerlijkheid Nieuwenburg en de pandheerlijkheden Gulpen en Margraten berustend op het kasteel Nieuwenburg (Neubourg) te Gulpen, Maastricht 1916. - A.J.A. Flament, in Buiten 1917, blz. 472. - Généalogie de la famille de Marchant et d'Ansembourg, Brussel 1931. - De Crassier, 1931, blz. 99. - Th. Rensing, Johann Conrad Schlaun, in Westfälische Kunsthefte 6 (1936), blz. 18. Ga naar margenoot+ Het herenhuis, oorspronkelijk in U-vorm met de open zijde naar het oosten, ligt op een omgracht terrein tezamen met een bouwhoeve, die met drie vleugels een trapeziumvormig voorplein ten noorden van het herenhuis omgeeft, fig. 61. Aan de westzijde staat een tweede vroeger eveneens omgrachte bouwhoeve, ook in U-vorm met de open zijde naar het herenhuis. Via een oprijlaan, omzoomd met afwisselend eiken en afgeknotte linden, en via een bakstenen brug van drie ellipsbogen bereikt men de hoofdpoort in de middenvleugel van de eerste bouwhoeve; via een poort in de westelijke vleugel van deze bouwhoeve, naast de kapel, en een tweede boogbrug staat het | |
[pagina 205]
| |
voorplein in verbinding met de tweede bouwhoeve, die bovendien toegankelijk is door een eigen poortgebouw bij de noordhoek. Aan de zuid- en oostzijde ligt een engelse tuin met nog een tweede oprijlaan haaks op de eerste; aan de westkant een nog geometrisch aangelegde moestuin, waarin o.a. een achthoekig paviljoen staat. Het herenhuis, fig. 62 en 63, afb. 185-189 en 191, opgetrokken uit baksteen (voorzoverGa naar margenoot+ oorspronkelijk kruisverband 23/24 × 10/11; 10 l. = 72) met hoekblokken en console- en metopenfriezen van mergel en hardstenen venster- en ingangsomlijstingen, bestaat uit drie vleugels van drie verdiepingen boven een kelderverdieping onder een doorlopend leien schilddak, om een binnenplaats, die thans is overdekt en aan de oostzijde afgesloten door een lagere tussenvleugel met topgevel en mansardedak. Op de zuidwesthoek staat een uitspringende hoektoren onder een samengestelde knobbelspits met leien. De daken zijn voorzien van dakkapellen met ingezwenkte vleugelstukken en gebogen bekroningen. De gevels hebben een schuin oplopende plint met een holgeprofileerde afdekking, met uitzondering van gedeelten aan de zuid-, de oosten de noordzijde, waar ze verdwenen zijn. De console- en metopenfriezen onder de daklijst vertonen diamantkoppen. Oorspronkelijke vensters met regelmatig geblokte penanten zijn nog bewaard in de kelders en in de toren; sommige torenvensters hebben tussendorpels, terwijl de bovenste de rondboogvorm vertonen. De overige vensters hebben rechthoekige omlijstingen met oreillons op de vier hoeken en samengestelde sluitstenen; die van de bovenverdieping hebben bovendien getoogde bovendorpels, type ic, terwijl de grote keldervensters aan de oost- en de noordzijde overtoogd zijn door ellipsbogen. De oorspronkelijke voorgevel aan het voorplein heeft een door mergelstenen pilasters geaccentueerde middenpartij en een kroonlijst zonder consoles, afb. 191. Tussen de pilasters drie ellipsboogingangen in hardstenen omlijstingen met een enkele sluitsteen en op de hoofdverdieping drie balkondeuren met smeedijzeren hekjes in Lodewijk xv-stijl met in een gekroond medaillon l(eon) b(ernard) d(e) h(ayme); dergelijke hekjes doch zonder initialen bevinden zich ook voor de meeste vensters van beide verdiepingen. Voor de middenpartij een smal bordes van drie treden. In de zijtraveeën van de oostelijke façade zijn de omlijstingen herbezigd van twee ellipsboogingangen en twee rechthoekvensters met oreillons, afkomstig van de binnenplaats. Vrijwel alle ramen hebben nog de oude kleine roedenverdeling. Onder het gehele herenhuis bevinden zich kelders met bakstenen ellipsbooggewelvenGa naar margenoot+ met steekkappen naar de vensters; in de kelder onder de westelijke vleugel resten van breuksteenwerk; in het oostelijke gedeelte van de zuidelijke vleugel is de kelderruimte verhoogd. Houten wenteltrap met ijzeren leuningspijlen, xviiia, van de kelder naar de beganegrond, daarboven xixc; bij deze trap een stucplafond met duif. In het hoofdtrappehuis een brede houten trap met smeedijzeren leuning in Lodewijk xvi-stijl en een stucplafond, xixa. In het gebouw bevinden zich drie grote roodmarmeren Lodewijk xv-schoorsteenmantels, een zwart marmeren Lodewijk xv-mantel, drie kleinere schoorsteenmantels in régencestijl met leienparket en gietijzeren haardplaten (een met het wapen De Marchant et d'Ansembourg naderhand toegevoegd) of een koperen haardomlijsting. Voorts een Lodewijk xvi-schoorsteenmantel van rood en wit marmer en vier schoorsteenboezems in dezelfde stijl: een met als schoorsteenstuk een afbeelding van het kasteel, xviiid. Er is nog een schoorsteenmantel, xixa, in ‘Chinese’ trant. Verder vier kachelnissen, een met schelpwelving, xixa, een aantal eenvoudige mantels, xviiib, en een marmeren consolemantel, midden xix. | |
[pagina 206]
| |
Fig. 62. Gulpen, kasteel Neubourg, kelderplan
In drie vertrekken stucplafonds in Lodewijk xv-stijl (Schlaun?); in twee een alkoof; voorts betimmeringen, supra-portes met portretten, landschappen, mythologische voorstellingen, putti (Lovinfosse?) e.d., alles doek xviiib. In de toren rest van een houten spiltrap; voorts twee deuren, xvii, met oud slot, een met in- en uitgezwenkte hengsels, in ellipsboogpoortje zonder houten kozijn.
De eerste bouwhoeve, afb. 185-189 en 192, van baksteen (formaat als bij herenhuis) met hoekblokken en consolefriezen van mergel en merendeels hardstenen ingang- en vensteromlijstingen, heeft drie vleugels van twee verdiepingen onder een leien schilddak, dat boven de ingangspartij in het midden van de voorvleugel onderbroken wordt door een iets hoger tentdak met dakruiter. Op de twee buitenhoeken van de voorvleugel een uitspringende toren met knobbelspits. De gevels aan de veldzijde, afb. 185, gaan op boven een schuin oplopende plint - aan de westzijde van vrij regelmatig breuksteenwerk, xv, meest hardsteen in groot formaat - met holgeprofileerde afdekking. De westelijke en noordelijke gevel aan de veldzijde hebben nog de oorspronkelijke vensters met geblokte penanten, terwijl de westgevel | |
[pagina 207]
| |
Fig. 63. Gulpen, kasteel Neubourg, beganegrond
tevens schietgaten bevat. Ook de torens hebben schietgaten en oorspronkelijke vensters, de bovenste rondbogig. De rondbogige poortomlijsting is aan de veldzijde geflankeerd door gekoppelde dorische wandzuilen onder een verkropt fronton, alles van mergel, afb. 193; aan het voorplein i.p.v. zuilen gepaneelde lisenen van baksteen met kraagstenen, afb. 192. Het vierkante houten dakruitertje boven de ingangspartij heeft twee wijzerplaten en een pagodespitsje. Aan de binnenplaats bevinden zich voorts segmentboogingangen en -vensters in hardsteen, type iib, ten dele uit herbezigd materiaal. In de buitengevel van de voorvleugel segmentboogvensters, beneden in mergel type ia, ten dele dichtgemetseld, boven in hardsteen, type iib. De kapel, die deel uitmaakt van de westelijke zijvleugel en die met een ellipsboog over de gracht heen is uitgebouwd heeft lisenen, hoekblokken en ronde vensterbogen van mergel, afb. 189. De poort naar de bouwhoeve is aan de pleinzijde ellipsbogig in hardsteen, type iib, aan de veldzijde rondbogig in een hardstenen valbrugsponning; de doorgang zelf heeft een segmentbooggewelf, in beide zijwanden een rondboognis en voorts een rond gat, blijkbaar voor de vroegere windas van de voormalige valbrug. De dakkapellen met getoogde bekroningen missen de vleugelstukken. De torenspitsen zijn bekroond met windvanen, de westelijke met m(ichel) d(e) h(ayme). | |
[pagina 208]
| |
In de oostelijke zijvleugel kelders met mergelstenen muren en bakstenen ellipsgewelven, verbonden door een dwarsgang. In het oostelijke deel van de voorvleugel ter hoogte van kelder en begane grond de voormalige brouwerij, overdekt door troggewelven. Voorts in de oostelijke zijvleugel een eenvoudige houten schoorsteenmantel en een houten spiltrap, xviii. In de westelijke zijvleugel troggewelven over de paardestallen en gotiserend gepaneelde deuren, xvii, met oude sloten en in- en uitgezwenkte gehengen.
De tweede bouwhoeve, afb. 186, van baksteen (23/24 × 10/11) met hoekblokken en trigliefenfriezen van mergel, is ongeveer even hoog als de eerste hoeve. De muren zijn ten dele voorzien van een schuin oplopende plint met holgeprofileerde afdekking. De oorspronkelijke vensters en rondboogingangen met geblokte penanten zijn nog grotendeels aanwezig, evenals de schietgaten aan de veldzijde. Het door een schilddak afgedekte poortgebouw is voorzien van een ellipsboogdoorgang, - aan de veldzijde in een hardstenen spaarnis, aan de binnenplaats in baksteen -, geflankeerd door mergelstenen lisenen onder een daarboven verkropte mergel kroonlijst. In deze bouwhoeve drie kelders met ellipsgewelven van mergel en het overblijfsel van een getorste houten trapspil. Ga naar margenoot+ Door de engelse tuin met veel beuken (vroeger ook veel notebomen) en groepen naaldhout, stroomt het riviertje de Gulp met een aftakking naar de gracht. Het water stroomt onder enige rustieke bruggetjes door; vervolgens verbreedt het riviertje zich bij een getrapte stuwdam met cascade tot een vijver, vroeger met eiland. Aan de zuidoostkant tegen de helling een meervoudige warme bron, de Kampborn, waarvan het water wordt opgevangen in een afzonderlijke vijver. Ga naar margenoot+ Midden in het park aan de Gulp een neogotisch kapelletje van baksteen, xixb, oorspronkelijk reeënstal. Ten noordoosten van de engelse tuin, waar de gazons overgaan in het omringende weiland bij de westelijke oprijlaan, bevindt zich een gedeelte in neofranse trant. Ga naar margenoot+ De moestuin aan de westkant van het kasteel is aan de noordzijde en aan de westzijde afgesloten door een muur van baksteen met enige lagen mergel. In het assenkruis van deze nog geometrische aanleg ligt een rond waterbassin; bij het noordelijke uiteindeGa naar margenoot+ staat een achtkantig paviljoen, xviiia, afb. 190, van twee verdiepingen onder een peerkoepel met tegen de tuinmuur twee lagere rechthoekige aanbouwen, xviiid, onder schilddaken. Het gebouwtje is opgetrokken uit baksteen met hoekblokken, enige horizontale banden en een geprofileerde daklijst van mergel; op de verdieping oorspronkelijke vensters met geblokte penanten en bakstenen ontlastingsboogjes; daarboven ovale vensters in mergel. Op de beganegrond segmentboogvensters in hardsteen, type iib, xviiid. De segmentboogingang in de hoofdas heeft een geprofileerde hardstenen omlijsting, de sluitsteen met acanthusversiering, xviiid. De kelder van het paviljoen is overkluisd met gewelfkappen tussen twee ellipsbogen alles baksteen. Gelijkvloers een wandversiering van stuc en een eenvoudig stucplafond in Lodewijk xvi-stijl. Een houten spiltrap in de linkeraanbouw voert naar de bovenverdieping, die een gepaneeld stucplafond bezit met stralenkrans en lamberkijns, xviiia. Ga naar margenoot+ In het zuidwesten van de moestuin is nog een rest over van een voormalig waterwerk, dat aansloot op de aftakking van de Gulp naar de gracht, xviii. | |
[pagina 209]
| |
De oudste gedeelten bevinden zich in de westelijke en zuidelijke vleugel van het herenhuis, waar hetGa naar margenoot+ op vele plaatsen meer dan anderhalve meter dikke muurwerk op een middeleeuwse bouwtijd, xiv?, moet wijzen, evenals het breuksteenwerk in de kelder van de westelijke vleugel en aan de plint van de westelijke zijvleugel van de eerste bouwhoeve. Het middeleeuwse herenhuis moet dus bestaan hebben uit een zuidelijke vleugel van dezelfde uitgestrektheid als de huidige en een westelijke vleugel, niet zo lang en zo diep als de huidige. Een voorganger van het tegenwoordige kasteel kan gelegen hebben ten zuiden ervan aan de overzijde van de Gulp, alwaar volgens het kadastrale minuutplan (kad. Maastricht) ± 1829 vóór de aanleg van de engelse tuin nog een regelmatig rechthoekig omgracht terrein lag, blijkbaar ‘den Vijver waar het oude Casteel gestanden’ heeft (Archief Grondheerlijkheid Nieuwenburg portefeuille 33, nr. 24 (of 42?) 33 tio d.d. 1770). | |
[pagina 210]
| |
In 1838 werd de tuin met kapelletje aangelegd door de tuinarchitect Weihe uit Düsseldorf (Régistre de Correspondance, vanaf 1833, in het kasteelarch.) en vervolgens in 1856 gewijzigd door de tuinarchitect Fuchs (waarsch. de neofranse parterres ten noordoosten van het kasteel). Ga naar margenoot+ Tot de inventaris behoren:
Twee houten reliëfs, hoog 15, voorstellende de Geseling en Pietà, afkomstig van een retabel, Vlaams, omstreeks 1500; een derde reliëf met Calvarie thans in het Rijksmuseum te Amsterdam. Familieportretten, meest op doek: Portretten, xvii, van een geestelijke, een heer en een kind; drie vrouwenportretten, xviii (een ovaal pastel) en vijf portretten van heren, xviii, waaronder dat van L. de Hayme, burgemeester van Luik in 1747, met tekst en de wapens De Rosen en Willems en op de achtergrond de stad Luik, xviiic; zes vrouwenportretten en vijf portretten van heren, xixa; twee kinderportretten, xixa, waarvan een met Oscar de Marchant et d'Ansembourg, omstreeks 1813, met op de achtergrond het kasteel, dat hij in 1813 erfde van Michel de Hayme. Apotheose van Frans Karel de Velbrück, prins-bisschop van Luik van 1772-1784, doek. Diocesane kalender van Luik onder prins-bisschop Cesar Constantijn Frans van Hoensbroeck (1784-1792). Plattegrond van het kasteel, 1732, toegeschreven aan J.C. Schlaun (afb. 184). Kaart van Gulpen, 1764, waarop de Burggraaf wordt aangeduid als ‘Den ouden Burgh’. Enige etsen door G. Piranesi, Romeinse gezichten. Drie grote mythologische voorstellingen, doek, kopieën xvi, xvii. Twee stillevens met wild, doek, Jan Fijt (?) en twee landschapjes, doek, Champaigne (?). Luiker meubelen, xviii. Voorts een processie-rustaltaar, xixa, met draaibare expositietroon, en een klokje, doorsnede 43, met: ‘Laude. deu. veru. Satana. fugo. conoco. deru’, in fractuurschrift, xvi.
Ga naar margenoot+ DE HOEVE DE WIJNGAARD, Gracht c 2-3, ligt vlak bij de ‘Burggraaf’ (zie blz. 204), waarmee zij mogelijk in verband heeft gestaan. In het er achter gelegen terrein sporen van vroegere wijnbouw. De hoeve is opgetrokken om een gesloten binnenplaats. Het bouwmateriaal is voornamelijk baksteen met mergel voor de speklagen (1 l. mergel - 3 l. bakst.), de hoekblokken en de geprofileerde daklijst van de straatvleugel, xvii; de omlijstingen van de vensters en de ten dele segmentbogige ingangen, type ia, zijn van herbezigd hardsteenmateriaal, xvii, xviiib, xixa. Hardsteen is ook gebruikt voor de gebosseerde penanten en de uitspringende sluitsteen en imposten van de segmentboogpoort. De schilddaken zijn bedekt met pannen. Het herenhuis van twee verdiepingen onder een mansardedak met leien, xviiib, heeft aan de zijde van het dal segmentboogvensters in hardsteen, type ia, en dergelijke ingangen, eveneens in hardsteen, type id en iii. Kelders met mergel ellipsbooggewelven; een met moerbalkzoldering op een bakstenen ellipsboog; onder het herenhuis kelders met segmentkappen op ellipsbogen, van baksteen. In de bedrijfsgebouwen moerbalkzolderingen en twee houten schouwen | |
[pagina 211]
| |
met geprofileerde daklijsten. In het herenhuis kamers in enfilade om de grote kamer aan de zijde van het dal; in deze laatste gepaneelde lambrizering en vleugeldeuren met gecanneleerde zijpilasters, plafond met ruitvormige middenrozet en een schoorsteenmantel van grijs marmer met wit marmeren rozetten en stucboezem met zijdelingse halfzuilen en een cartouche van wijnranken. Voorts eenvoudige marmeren schoorsteenmantel en kachelnis, xixa.
Dr. Ackenstraat 2, hoek Dorpsstraat. Van mergel en vakwerk, gewit; gepaneelde huisdeur met in- en uitgezwenkt bovenlicht, xixa. Dr. Ackenstraat 6-8. Van baksteen, gewit, xixa. Dorpsstraat 10. Van baksteen, gewit: segmentboogvensters in hout, type ia, xviiib.Ga naar margenoot+ Dorpsstraat 13. Inwendig schouw, xviiib, met blauwe landschaptegels, ijzeren haardomlijsting, een geprofileerde houten deklijst, een in- en uitgezwenkte gepaneelde afschuining in hout en een gepaneelde stucboezem met rondboog. Molenweg 4. Papiermolen, tegenwoordig graanmolen, opgetrokken van baksteen,Ga naar margenoot+ ten dele gewit, met puntgevel, geflankeerd door vierkante torentjes met piramidespitsen; segmentboogvensters, xixa. Molenweg 2. Vakwerkboerderij, xixa, met latere delen van baksteen, gewit; bestaande uit twee afzonderlijke haaks op elkaar staande gedeelten. Ingbergracht 11. Hoeve Veldhof, opgetrokken om een gesloten binnenplaats uitGa naar margenoot+ baksteen; midden xix; ellipsboogpoort, segmentboogvensters en halfronde vensters. Ter plaatse heeft vermoedelijk de Vroenhof gestaan, tot 1794 van het Akense Munsterkapittel (De Crassier, 1931, blz. 107; vgl. kaart uit 1764 op Neubourg). Oude Maastrichterweg B 59. Vakwerk, xixa.Ga naar margenoot+
Kapelaan Pendersplein 6. Met speklagen en mergel hoekblokken, gewit, xviii (?). Kapelaan Pendersplein 7, hoek Ingbergracht. Puntgevel van Kunradersteen; inwendig moerbalkzoldering, xviii. Wesselerstraat 2-4, hoek Ingbergracht. Aan de zijkanten puntgevels van mergel,Ga naar margenoot+ gewit, met houten tussendorpelkozijnen, xviii: voorgevel gewijzigd met baksteen. Kapelaan Pendersplein 6 en 7, Wesselerstraat 2-4 en Ingbergracht 5 vormen tezamen een schilderachtige groep. Rijksweg 4. Bakstenen huis van twee verdiepingen en een halve verdieping, middenGa naar margenoot+ xix, volgens plaatselijke overlevering gebouwd naar ontwerp van de Waterstaatsingenieur J.G. van den Bergh, bouwer van de in 1867 begonnen spoorbrug over de Moerdijk (vgl. Publications 1891, blz. 412). De voorgevel is geleed door twee rechthoekige spaarvelden, aan weerskanten van een segmentbogige nis, waarboven de daklijst kepervormig is opgeknikt. In de middennis een hardstenen balcon met gietijzeren hek. Een en ander neoclassicistisch geornamenteerd. Aan de zijkant een ellipsboogpoort met plintblokken, imposten en sluitsteen van hardsteen. Inwendig een roodmarmeren schoorsteenmantel. Rijksweg 8. Gepaneelde vleugeldeur, xixa, mogelijk afkomstig van de oude parochiekerk; smeedijzeren huisteken in de vorm van sleutel en slangen met is en 1841. Rijksweg 17-19. Brouwerij, xixb, van baksteen en mergel, gewit; vensters in hardsteen; ellipsboogpoort met stralenornament in de boog. | |
[pagina 212]
| |
Ga naar margenoot+ Rosstraat 23-25. Hoeve om gesloten binnenplaats; puntgevel van Kunradersteen met vensteromlijstingen van tausteenblokken en twee lijststukken op twee kraagstenen; latere wijzigingen in baksteen, gewit. Voorts vakwerk met houten tussendorpelkozijnen, xvii. Aan de binnenplaats een vierkante traptoren. Als stoep dient een grafzerk met wapens op de hoeken: herkenbaar een met keper, een ander met gewei en ster als helmteken. Ingang, xixa, met hardstenen omlijsting en neoclassicistisch stoephek; ellipsboogpoort, xixa, met stralenornament in de boog. Inwendig houten schoorsteenmantel, xixa, met zijpilasters. Ga naar margenoot+ Aan het Veld 6. Vakwerkhoeve om onregelmatige open binnenplaats, schilderachtig aan de Gulp gelegen, xixa; ingang met eenvoudig bovenlicht.
Ga naar margenoot+ HET SINT HUBERTUSGILDE heeft het volgende: Gedreven en gegraveerde zilveren vogel op takje met vrij opstaande vleugels, xvii, lang 21; op de aangehechte staart ‘Renovatum 1611’; in de bek een ovaal schildje met het wapen van ‘Ian Baptist van Brienen 1680’; aan het takje o.a. een ovaal schildje met het wapen van ‘Johan Frederich Vrey Heer van Eynatten...... 1713’. Zilveren vogel met gegraveerde vleugels, op bladertakje, xixa (?), lang 12. Zilveren sikkel, geschonken in 1810 door Michel de Hayme; merken: haan in een afgeschuinde rechthoek, twee onleesbaar. Koperen sikkel met opgelegde zilveren leeuw in festoenkrans en leeuwenkoppen, eveneens van zilver, xixa; onderop fonson. Drie keizersschilden, resp. uit 1670 (in- en uitgezwenkt met gegraveerd wapen De Joncheere), 1783 (in- en uitgezwenkt) en 1844 (rond, verguld). Koningsplaten uit 1714, 1804 (cartouche), 1809 en 1810 (in stervorm), 1814 (rond, verguld), 1829 (schildvormig), 1836 en 1839 (hartvormig), 1842, 1843 (schildvormig met gegraveerde voorstellingen van de Kruisiging en een timmerman), 1848 (schild met gegraveerde hoef), 1850 (rond met H. Hubertus). Vaandel van rood zijden damast; aan de ene kant geappliqueerd de H. Hubertus, aan de andere kant een kroon en ad 1850 in goudbrokaat. Hoge trom, xixa, beschadigd. (Vgl. Jolles, blz. 70 vlg.). | |
Houbestraat of Waterop (De Del)Ga naar margenoot+ VAN HET KASTEEL KARSVELD bestaan nog de, thans nog ten dele omgrachte ‘motte’ met restanten van het herenhuis en de grote hoeve. Het voormalige riddergoed en leen van het Maastrichtse St. Servaaskapittel (de schenking Butenachen door keizer Koenraad ii in 1146?) moet voor 1400 bewoond zijn geweest door de familie Carsvoirt. In 1407 was het in het bezit van de familie Van den Hove tot kort na 1700, vervolgens van de familie Scherbach tot kort na 1788. Daarna wisselt het enige malen van eigenaar en is van 1816 tot 1865 in handen van de familie Cavelier; thans van de erven Lenaerts. De hoeve is in 1795 en nogmaals in 1931 door brand verwoest geweest. (G. Ubaghs, in Publications 1865, blz. 316. - E. Vrijdag, in Maasgouw 1938, blz. 67; 1939, blz. 60). Ga naar margenoot+ In het op de ‘motte’ gebouwde moderne herenhuis resten van het oude gebouw (in 1865 gevangenhuis genoemd): aan de zuidzijde onderaan breuksteenwerk van zandsteen en kalksteen, ook buiten (bijgewerkt) met onregelmatige hardstenen hoekblokken, xv-xvi(?); in de kelder zandstenen schouwwangen, xviiia, met ionische kapitelen boven voluten. | |
[pagina 213]
| |
De hoeve is opgetrokken uit baksteen, gewit, om een vrijwel geheel gesloten binnenplaats. Aan de zuidzijde de nog oude woonvleugel onder een mansardedak met pannen (vroeger leien); deze heeft segmentboogvensters in hardsteen, type ia, en een dergelijke ingang, type id, met 1819 op de sluitsteen; een gevelsteen met 1824, afkomstig van het afgebrande gedeelte, ligt thans bedolven onder de mestvaalt. Inwendig door ellipsbooggewelven van baksteen overkluisde kelder; een houten neoclassicistische schoorsteenmantel met stucboezem; voorts een eenvoudige houten schouw. Aan de westzijde van de binnenplaats aan de gracht om het herenhuis een mergel gebouwtje van twee verdiepingen onder een zadeldak, afgesloten door twee trapgevels; in elk der toppen een lijststuk op twee kraagstenen; de noordgevel heeft bovendien een rondboogvenster en in de bekroning het jaartal 1718; uit de zuidelijke top steekt een schoorsteen. De put naast het herenhuis is afgedekt met een hardstenen grafsteen, van Andries van den Hove, † 1632 of 1633, en zijn gade Catharina Dobbelstein (zie J. Belonje, in Maasgouw 1938, blz. 40 en J. Notermans, aldaar blz. 67). De steen is afkomstig uit de oude parochiekerk.
E 41. Keuterij, bestaande uit twee in elkaars verlengde gelegen vleugels aan de straat;Ga naar margenoot+ vakwerk onder zadeldaken met pannen; inwendig moerbalkzolderingen en een eenvoudige schouw; xvii. E 44. Keuterij in vakwerk onder een zadeldak, xixa. | |
De Hut14. Hoeve van baksteen, gewit, om open binnenplaats, xviiib. SegmentboogvenstersGa naar margenoot+ in hardsteen, type iia, en ingang in hardsteen met segmentboog-bovenlicht, type ia; boven vensters rechthoekig; geprofileerde daklijst van mergel. | |
Ingber13. Vakwerkboerderij in haakvorm, met luifel; aan de straat puntgevel van mergelGa naar margenoot+ met duivengat geflankeerd door kraagstenen; gevelsteen A (17)21; fig. 64 en 65. 14. Vakwerkboerderij, xixa, om open binnenplaats, fig. 64. 15. De Beusdalshof is vermoedelijk identiek met de hoeve Ingber of Hingmeer, dieGa naar margenoot+ reeds in de 13de eeuw genoemd wordt en in 1554 door Herman van Eys Beusdael verkocht wordt aan Gillis van Eynatten (L. de Crassier, in Publications 1931, blz. 106. - Inventaris van het archief der grondheerlijkheid Nieuwenburg, nr. 92). De hoeve is opgetrokken uit mergel en baksteen om een rechthoekige binnenplaats; asymmetrische trapgevel van mergel, xviiia, met ronde uilengaten; daar tegenaan een latere baksteenvleugel; in de vleugels uit baksteen ellipsboogpoorten met plintblokken, imposten en sluitsteen van hardsteen, voorts steen met ‘h:t-h:ft-a 6 May 1836’. 29. De Kapittelshof, tot 1795 in handen van het O.L. Vrouwekapittel te AkenGa naar margenoot+ (G.C. Ubaghs, in Publications 1865, blz. 286), is opgetrokken uit baksteen om een open binnenplaats; de gebouwen die aan de zijde van de binnenplaats merendeels gewit zijn, hebben zadeldaken met pannen. Het aan de achterzijde gelegen woonhuis van een | |
[pagina 214]
| |
Fig. 64. Ingber
verdieping heeft een plint en hoekblokken van mergel en in de linker puntgevel enige horizontale mergelbanden; aan de voorzijde een ingang en tweelichtvensters in hardstenen omlijstingen; mergel bordes met zijtrappen; xviiia. Rechts een uitbreiding, blijkens steen uit 1863; stallen, uit dezelfde tijd als dit laatste gedeelte. De grote schuur vooraan links vertoont dezelfde architectuur als het oude deel van het woonhuis; op een der mergelbanden ano 1710; aan de straat een grote puntgevel; voorts ronde en vierkante uilengaten in mergel; ellipsboogpoort aan de achterzijde xixc; fraaie dakstoel, uit de bouwtijd. Inwendig twee kelders met ellipsbooggewelf van mergel resp. baksteen; voorts een neoclassicistische schoorsteenmantel. Zie fig. 64. 30. Keuterij in vakwerk, xixa, zijgevel in baksteen vernieuwd. Ga naar margenoot+ 38. De Rozenhof is grotendeels uit baksteen opgetrokken om een open binnenplaats. Aan de straat twee puntgevels met hoekblokken en speklagen van mergel (3 l. baks. - 1 l. mergel), de linkertop is geblokt, die aan de rechterkant heeft vlechtingen; in de rechter zijgevel eveneens speklagen, xviiia. Aan de binnenplaats rondboogpoort, xixa, met plintblokken, imposten en sluitsteen van hardsteen. Inwendig twee kelders met ellipsbooggewelf van mergel. | |
KrapoelGa naar margenoot+ D 7. Vakwerkboerderij, xixa, in haakvorm, met gevel van mergel op een plint van breuksteen. | |
[pagina 215]
| |
PesakenDE GROENENDAALSMOLEN, E 45, al vermeld in 1525, bestaat uit twee afzonderlijke,Ga naar margenoot+ haaks op elkaar staande vleugels van vakwerk en resten van speklagen, breuksteenwerk van zandsteen en mergel. Molenwerk nieuw (Inventaris v.h. arch. der grondheerlijkheid Nieuwenburg, nr. 77/81). DE WACHTENDONK, E 46, vroeger hoogstwaarschijnlijk een adellijk huis in het bezitGa naar margenoot+ van de heren van Neubourg (G.C. Ubaghs, in Publications 1865, blz. 316 en Inv. v.h. arch. d. grondh. Nieuwenb., blz. 19), is tegenwoordig een grote hoeve, grotendeels opgetrokken uit baksteen, ten dele gepleisterd, om een open binnenplaats. Aan de achterzijde een overblijfsel van breuksteenwerk (zandsteen) met houten vensterkozijnen ten dele voor tweelichtvensters, xvii. Aan de binnenplaats segmentboogingang uit herbezigde hardsteen, type iib, xviiib. Inwendig kelders met een ellipsbooggewelf van Fig. 65. Ingber, nr. 13
| |
[pagina 216]
| |
mergel, resp. segmentvormige kappen op ellipsbogen van baksteen en moerbalkzolderingen. Schouw, xviia, met hermen onder ionische kapitelen en een latei met een door rolwerk omgeven rechthoekig paneel, geflankeerd door twee rolwerkcartouches met ovale schilden: rechts met vogel op postament, links een onherkenbaar gevierendeeld wapen; alles hardsteen.
E 49. Vakwerkhuis, bestaande uit een vleugel met kleine dwarse aanbouwsels; inwendig moerbalkzolderingen; xixa. E 55. Twee afzonderlijke vleugels in vakwerk met breukstenen plint, xixa. E 58. Boerderij in haakvorm; de hoofdvleugel in vakwerk met puntgevel van mergel, hersteld in baksteen, en bakstenen zijgevel. Inwendig moerbalkzolderingen en twee eenvoudige houten schouwen; xixa. E 62 en E 65. Vakwerk, xixa. | |
ReijmerstokGa naar margenoot+ DE OUDE RECTORAATSKERK van de H. Franciscus van Assisi, gesticht in 1838, is na de bouw van een nieuwe parochiekerk in 1922 aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken en dient thans tot feestzaal (vgl. Publications 1865, blz. 301). Het is een rechthoekig gebouw met iets smaller driezijdig gesloten koor, tegen welks middelste sluitingszijde de sacristie is opgetrokken. De muren van mergel, zijn voorzien van rondboogvensters. Het pannendak heeft aan de voorzijde een wolfseind. Ingang in hardsteen met chronogram ‘per CUras pUbLICas faVoreMqUe baronIs DeLoë sUrreXI’ (1838) onder een geprofileerde mergel lijst in kepervorm. Inwendig een orgelgalerij op twee dorische zuilen van hout.
Ga naar margenoot+ DE ROOMS KATHOLIEKE KERK van de H. Franciscus van Assisi, uit 1922, bezit:Ga naar margenoot+ Eiken preekstoel, xviiia, waarvan de gebombeerde kuip is versierd met hoekpilasters; trap xixb. Ga naar margenoot+ Twaalfarmige lichtkroon, xixb, met koperen kern en gietijzeren armen. Ga naar margenoot+ Stralen-reliekhouder van koper en zilver, hoog 30, xixa, met cherubijntjes; merken: Minervakop in rond, d in rechthoek, vierkant onleesbaar. Zilveren ciborie, hoog 41, xixa, met ronde ten dele koperen voet, peernodus en inen uitgezwenkte deksel, versierd met reliëfvoorstellingen in medaillons; merken: Janushoofd in rechthoek, fd in rechthoek. Zilveren kelk, hoog 25, xviib, met zeslobbige gotisch geprofileerde voet, ronde stam met stamring en peernodus; versiering met cherubijntjes en festoen; merken: Maastricht, b in ovaal, monogram vpd in schildje. Zilveren wierookvat met zwellingen, xixa. Ga naar margenoot+ Koperen kelk, hoog 28, xixa, met ronde voet, stam met canneluren; versiering met zwellingen, festoen, palmetten e.d.; de cuppa van verguld zilver met twee onleesbare merken. Vier koperen kandelaars, hoog 62, xviii (?), in balustervorm op drie voetjes. Ga naar margenoot+ Drie tinnen blakers, hoog 28, xixa, op vierkante voet met palmetten. Ovale in- en uitgezwenkte schaal van tin, lang 29, xviii; merk: Rozet onder kroon met nd. | |
[pagina 217]
| |
Geelachtig-wit moiré driestel, xixa; de oplegsels van zilverbrokaat bestikt met rodeGa naar margenoot+ en blauwe bloemen; het kruis van het kazuivel met ihs in stralenkrans van zilverbrokaat. Blauwachtig-wit moiré kazuifel, xixa; de oplegsels bestikt met rode, blauwe en gele bloemen; op het kruis het Lam Gods in stralenkrans, plastisch in goudbrokaat.
DE PUTHOF, vroeger ook genaamd Bokkenhöfke, was een riddermatig leen ressorterendGa naar margenoot+ onder 's-Hertogenrade, in 1375 in handen van Guy van Reymerstok, in het begin van de 17de eeuw van de familie Schwartzenberg, thans van de familie Lacroix (De Crassier, 1931, blz. 107). Het woonhuis staat aan het korte einde van een rechthoekige gesloten binnenplaats, waarvan de beide lange zijden worden ingenomen door de na een brand in 1943 volledig herbouwde bedrijfsvleugels. Aan de straat in muurwerk van Kunradersteen, xviib, een grote rondboogpoort met spaarzaam geblokte penanten, uitspringende imposten en iets afgeschuinde dagkanten; een hardstenen gevelsteen met bok en in den c: bock 1734, eertijds boven deze poort, bevindt zich tegenwoordig links aan de binnenplaats; boven de boog staat thans ingegrift: puthof a(lice) c(orby, † omstr. 1919). Het woonhuis van twee verdiepingen boven een kelderverdieping onder een zadeldak heeft in het midden van de binnenplaatsgevel een sterk uitspringend ingangsrisaliet met topgevel. De gevel aan de binnenplaats bestaat onderaan uit Kunradersteen en ter hoogte van de benedenverdieping uit baksteen met enige horizontale banden van Kunradersteen, xviia, welke architectuur strookt met de rechterzijgevel, waar nog een dichtgemetseld tussendorpelvenster in Kunradersteen is met tamelijk regelmatig geblokte penanten en bovenaan een horizontale profiellijst, die vroeger heeft doorgelopen; het risaliet met vooraan een uit de as geplaatst rondboogpoortje in Kunrader steen met schaars geblokte penanten heeft beneden een verwant karakter, xviib. Overigens is het huis van baksteen met aan de zijde van de binnenplaats tweelichtkozijnen in gladde hardstenen omlijstingen en aan de achterzijde, beneden dergelijke kruiskozijnen in gladde hardstenen omlijstingen evenals in de linkerzijgevel, xviiia; vensterkruisen verdwenen. Het weer iets latere bovengedeelte van het risaliet heeft aan de voorkant twee tweelichtvensters in hardsteen; boven de onderste een gevelsteen van Kunradersteen met een gepaald wapen (Schwartzenberg?) en anno 1743. Voor de ingang een bordes met zijtrappen. De kelder is overkluisd met drie ellipsbooggewelven van mergel. Achter het risaliet een vroeger buitenpoortje met ellipsboog in mergel. Op de beganegrond twee schouwtjes, xviiia, met blauwe landschaptegeltjes, ijzeren haardomlijsting en houten profiellijst; een met stucboezem; voorts schoorsteenboezem met in- en uitgezwenkt stucpaneel. Trap met balusterleuning en moerbalkzolderingen, xviiia. F 16, 45, 46 en 54. In vakwerk en mergel, xviii, xix.Ga naar margenoot+ | |
TerlindenTerlinden ligt op het kruispunt van de vermoedelijk Karolingische weg van Gulpen over Voeren naar Luik - verderop Hezenweg genoemd - en de Romeinse weg van Maastricht over Scharn naar Trier (zie blz. 101, 143, 194, 200, 226), die hier als Trichterweg de grens vormt der gemeente. F 86. Vakwerkboerderij in haakvorm, xixa, met later baksteenwerk. Ramen met schijvenmotief. Op poortlatei van de latere schuur id × 1859 × gf. |
|