Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht
(1962)–J.F. van Agt– Auteursrechtelijk beschermdSint GeertruidGa naar margenoot+ De gemeente omvat het kerkdorp St. Geertruid, een deel van het kerkdorp Eckelrade en voorts de gehuchten Breusterbosch, Herkenrade, Libeek en Moerslag. Ga naar margenoot+ Habets, 1884, blz. 259; 1885, blz. 270, 284, 289. - De Crassier, 1934, blz. 160. - E. Vrijdag, in Maasgouw 1941, blz. 95; 1946, blz. 18. - J.M. van de Venne, Geschiedenis van het kasteel van Valkenburg, Valkenburg 1951, blz. 114. | |
[pagina 143]
| |
De halve heerlijkheid Eckelrade, d.w.z. het tegenwoordig onder de gemeente St. Geertruid, ressorterende deel van het gehucht Eckelrade, (voornamelijk ten zuiden van de dorpsstraat) stond als Valkenburgs leen steeds onder de heren van Gronsveld (zie blz. 176). | |
BreusterboschDe ten oosten van het gehucht lopende holle weg, in het minuutplan ten kadaster te Maastricht aangegevenGa naar margenoot+ als Limburgerstraat moet samenvallen met de Romeinse Via Mansuerisca (zie blz. 101, 194, 200, 217, 226). Tegen pand nr. 6 een wegkruis met houten korpus, hoog 39, xvii, tamelijk primitief.Ga naar margenoot+
DE HERENHOEVE BREUSTERBOSCH, nr. 20, was in de 18de eeuw in het bezit van de familie De la Hault, daarna tot 1832 van de familie Roosen; sinds 1898 in het bezit van de familie De Looz Corswarem (De Crassier, 1934, blz. 160-161). De hoeve is gebouwd om een grote binnenplaats. Het aan de linkerzijde gelegen bakstenen herenhuis van twee verdiepingen - deels gewit deels gepleisterd - onder een mansardedak heeft segmentboogvensters in hardsteen; aan straat- en tuinzijde type ia, aan de binnenplaats type id, personeelsvleugel type iii (ten dele met tussendorpel); aan de binnenplaats ingang type iii; de sluitstenen aan straat en binnenplaats versierd met een roos, resp. een rozentak (familie Roosen?); aan de straatzijde nog een ellipsvenster, waarvan de vier sluitstenen een rozentak vertonen. De ramen aan de tuin zijn geornamenteerd, o.a. met een schijvenmotief. Aan de tuinzijde een ingang in een rechthoekige hardstenen omlijsting, xviiia, met architraafprofiel. Het overige xviiib. Inwendig trap, xviiib, met naar onderen voluutvormig uitlopende trappaal; diensttrapGa naar margenoot+ met houten balusterleuning, xviiia. Zes schoorsteenboezems van stuc, met mythologische voorstellingen, arabesken of een landschap in vlak reliëf, in een rondboognis of op een paneel tussen zijpilasters; hierbij drie marmeren mantels, twee met een schijvenmotief versierd; xviiid-xixa. Voorts twee houten schouwen met verkropte in- en uitgezwenkte lijst en koperen, resp. gietijzeren haardomlijsting; de gepaneelde kap van een met in- en uitgezwenkte stucversiering, xviiib. Neoclassicistische supraporten, xixa, eenvoudige koofzoldering enz. De economievleugels en de schuur zijn grotendeels opgetrokken uit baksteen - middenGa naar margenoot+ xix, gewit -, doch aan de binnenplaats bevinden zich nog vele fragmenten breuksteenwerk - zandsteen xv -, waarin drie rondboogpoortjes, xviiia, met schaars geblokte penanten en een sluitsteen van hardsteen; boven een ervan een ovaal venstertje. Aan de straatzijde ellipsboogpoort met geblokte plinten, imposten en sluitsteen, 1706, van hardsteen, waarboven een naderhand ingemetselde haardplaat, xviib; deze haardplaat is versierd met een door een leeuw en een griffioen gehouden gekroond wapen beladen met een leeuw (de Pierpont?) in een oorschelpcartouche en daarboven een dergelijke cartouche met vabl. De schuur aan de achterzijde heeft zowel aan de binnenplaats als aan de veldzijde een ellipsboogpoort, gelijk aan de hoofdinrit doch met het jaartal 1850. In de tuin, resp. tegenover de hoofdpoort, drie paar hekpijlers, namelijk van hard-Ga naar margenoot+ | |
[pagina 144]
| |
steen met in- en uitgezwenkte vazen en van baksteen en mergel met plompe mergelstenen vazen, xviiib, xixa.
Nr. 7. Om gesloten binnenplaats, in vakwerk en mergel met recente wijzigingen in baksteen; aan de zijkant puntgevel van mergel met segmentboogvensters in hardsteen, type iii, en eenvoudige rechthoekige venstertjes. Inwendig eenvoudige houten schouw, xixa? Nr. 8. In haakvorm, vakwerk; aan de straat twee schuurpoorten, xviii? Nr. 15. Puntgevel van mergel; segmentboogvensters in hardsteen, type iii; eenvoudige rechthoekige vensters; gevelsteen met geb (?) en 1837. Inwendig twee eenvoudige houten schouwen, xixa. Hier heeft waarschijnlijk vroeger het Valkenburgse leen Breusterbosch gelegen (vgl. J. Habets, in Publications 1885, blz. 289 noot 1). | |
EckelradeGa naar margenoot+ Dorpsstraat 17. Om gesloten binnenplaats opgetrokken uit baksteen - aan de straatzijde gewit - met resten van vakwerk; aan de straat rechthoekige benedenvensters met hardstenen onder- en bovendorpel en ingang in hardstenen omlijsting; boven eenvoudige segmentboogvensters; twee ellipsboogpoorten; ankerjaartal 1854. Dorpsstraat 22. In baksteen, mergel - gewit - en vakwerk om naar achter open binnenplaats; rechthoekige vensters in hardsteen; beeldnisje, xixa. Dorpsstraat 25. Om naar voren open binnenplaats; vleugel van mergel - gewit - met puntgevel en segmentboogvensters in hardsteen, type iii; ingang in hardsteen type ia, xviiib; eenvoudige rechthoekige venstertjes. Boven de ingang gevelsteen met zespuntige ster en 1735 (herplaatst?). Inwendig drie schoorsteenmantels met blauwe, resp. paarse tegels, gietijzeren haardomlijsting, houten lijst en stucboezem met in- en uitgezwenkte panelen, xviiib. Dorpsstraat 28. In baksteen en vakwerk om naar de straat open binnenplaats; ingang in hardsteen, op welks bovendorpel wl 1851 mg. Dorpsstraat 32. In baksteen, mergel - gewit - en vakwerk met bakstenen vullingen, om gesloten binnenplaats; segmentboogvensters met hardstenen onder- en bovendorpels, segmentboogvenster in hardsteen, type iii, xixa. Molenweg 6. In mergel - gewit - segmentboogvensters; ankerjaartal 1723 of 1773. | |
Sint GeertruidGa naar margenoot+ Op de hoek Dorpsstraat-Libeekerstraat een wegkruis met houten korpus, hoog 69, xvii; armen tamelijk steil omhoog, zware doornenkroon.
Ga naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Gertrudis staat op een opgehoogd terrein, dat door een bakstenen muur omgeven is.
Ga naar margenoot+ E. Schoolmeesters, Erection de la paroisse de Ste Gertrude, in Leodium 1904, blz. 40. - W. Sprenger, in Maasgouw 1926, blz. 46, 65, 70. - E. Vrijdag, in Maasgouw 1939, blz. 50. - J.J.M. Timmers, Weinig bekende kunstschatten uit Limburgse kerken en kloosters, Tentoonstelling Maastricht 1948. | |
[pagina 145]
| |
In 1222 werd de kerk afgescheiden van de parochie van Breust en tot afzonderlijke parochiekerk verheven.Ga naar margenoot+ De kerk stond tot 1794 onder het patronaat van het kapittel van St. Maarten te Luik. Tegen het einde van de 17de eeuw is er sprake van ingrijpende herstellingen (vgl. bouwgeschiedenis blz. 149). Het gebouw is in 1926 gerestaureerd onder leiding van de architect W. Sprenger, daarna in 1956-1957 onder leiding van de architect J.H.A. Huysmans. Fig. 43. St. Geertruid, situatie van R.K. kerk en Stenen Huis
De grotendeels uit mergel opgetrokken kerk, fig. 43-45 en afb. 128, 129, 134, 135,Ga naar margenoot+ bestaat uit een westtoren, een halleschip met smalle zijbeuken, waarvan de noordelijke langs de toren doorloopt, en een vijfzijdige koorsluitingstravee; tegen de zuidzijde van de toren bevindt zich een vierkante doopkapel; tussen de zuidbeuk en het koor de t.o.v. de kerkas scheef gelegen grafkapel der heren van Libeek; aan de noordzijde van het koor en in het verlengde van de noordbeuk ligt een rechthoekige aanbouw met ten oosten daarvan de sacristie. De toren, afb. 134, is zonder enige geleding opgetrokken op een plint, die onregelmatig breuksteenwerk bevat; hij heeft een eenvoudige westingang in hardsteen met 1836 op de bovendorpel en bovenin aan elke zijde een rondbogig galmgat met afgeschuinde dagkanten en een vulling, bestaande uit gekoppelde driepas-rondbogen onder | |
[pagina 146]
| |
Fig. 44. St. Geertruid, R.K. kerk (plattegrond en lengtedoorsnede in de toestand voor 1926, resp. 1958)
| |
[pagina 147]
| |
een vierpasopening op zuiltjes met profielkapiteeltjes; slechts de vulling van het galmgat aan de noordzijde is oud; de overige zijn in 1926 gereconstrueerd. Het benedengedeelte van het oostelijke galmgat is dichtgemetseld en door het kerkdak aan het oog onttrokken. De achtzijdige leien spits is bekroond met een rijk smeedijzeren kruis, xvi, met leliemotief. De zijmuren - opgetrokken zonder steunberen boven een plint, die onderin onregelmatigGa naar margenoot+ breuksteenwerk bevat - zijn voorzien van ellipsboogvensters met schuine dagkanten en ten noorden van de toren een lager geplaatst spitsboogvenster, waarvan het benedengedeelte is dichtgemetseld. De koorsluiting, afb. 135, heeft eenmaal versneden steunberen, een om de beren heenlopendeGa naar margenoot+ plint en een holgeprofileerde daklijst. De steunberen zijn sinds 1926 schuin afgedekt; voordien bevond zich ter hoogte dezer afdekking een tweede versnijding, terwijl een topje de bekroning vormde. De spitsboogvensters, waarvan slechts de zuidoostelijke open is, hebben afgeschuinde dagkanten; het oostelijke venster is zo dichtgemetseld, dat het thans een rondboognis bevat. Halleschip en koor zijn afgedekt door een hoog leiendak, waaronder ook de aanbouw tussen koor en noordbeuk schuilgaat. Op de nokhoek boven het koor staat een windvaantje met 1700. De sacristie is van de laatste restauratie. De doopkapel heeft een breukstenen plint en overhoekse eenmaal versneden steunberenGa naar margenoot+ met schuine beëindigingen. Het zadeldak, dat haaks aansluit op het dak der kerk, wordt aan de zuidzijde afgesloten door een topgevel met hoekvoluten, waarvan slechts de westelijke oud is; een overblijfsel van een zonnewijzer bij de top met 1619 is bij de laatste restauratie verwijderd. Het lager gelegen rondboogvenster is niet oud. In de westgevel sporen van een vroegere ingang, waarvan de latei een naar het midden oplopende rug gehad schijnt te hebben. De grafkapel heeft in de zuid- en oostgevel een spitsboogvenster met afgeschuindeGa naar margenoot+ dagkanten; het oostelijke venster is dichtgemetseld. In de westgevel bevindt zich een rondboogingang, xvii. Ter hoogte van de vensters loopt een laatgotisch geprofileerde waterlijst. De topgevel aan de zuidzijde begint boven zijdelingse kraagstenen met holle profielen en een horizontale lijst, vroeger met ojiefprofiel. Van de kraagsteenprofielen zijn de onderste voortgezet als daklijsten der zijgevels. De doorgang van de toren naar de kerk werd vermoedelijk eerst in 1836 uitgebroken.Ga naar margenoot+ Middenschip en zijbeuken - op gelijke hoogte overdekt met vlakke plafonds - zijn van elkander gescheiden door twee paren wijde nauwelijks spitse bogen op zware ronde zuilen, resp. halfzuilen met ronde basementen; afb. 128, 129. Van beide westelijke kapitelen heeft het zuidelijke een krans van ronde knoppen, terwijl het noordelijke prijkt met tamelijk uitgewerkte irisbladeren; de overige kapitelen zijn tijdens de laatste restauratie in vorm aangepast aan deze beide. Te voren waren zij slechts met profielen versierd. De scheibogen aan de noordkant zijn holrond geprofileerd, resp. geprofileerd met een half hol en een afschuining. De zuidelijke hebben beiderzijds een half hol en een afschuining. Boven de zuidelijke scheibogen is tijdens de laatste restauratie breuksteenwerk blootgelegd met resten van de oorspronkelijke lichtbeukvensters met gedrukte bogen, fig. 45. De spitsbogige triomfboog is voorzien van eenvoudige afschuiningen. De ribben van het koorgewelf - met peerkraal - komen samen bij een sluitsteen, waarop een kreeft (?) is afgebeeld. Deze ribben, die oorspronkelijk tot de vloer doorliepen (het westelijke paar doet dit nog) waren tot voor de laatste restauratie tot op een hoogte variërend van anderhalf tot twee meter weggekapt (tegenwoordig ondervangen door | |
[pagina 148]
| |
Fig. 45. St. Geertruid, R.K. kerk, zuidelijke scheibogen, opgemeten tijdens de laatste restauratie
neogotische kraagstenen). De muraalbogen hebben een holrond profiel. De ruimte aan de noordzijde van het koor is overkluisd met een tongewelf evenwijdig met de kerkas. De doopkapel, die thans vlak overdekt is, heeft in de westhoeken nog veelhoekige gegroefde kraagstenen en de aanzetten van holrondgeprofileerde ribben en muraalbogen van een voormalig kruisgewelf. Zij is van de kerk uit toegankelijk via een doorgang, die oorspronkelijk naar buiten moet hebben gevoerd; de omlijsting, xiv, is namelijk slechts aan de westkant versierd, en wel met een hollijst; de ezelsruglatei op kraagstenen, die geprofileerd zijn met een half hol in een afschuining. De deur, waarvan een der gehengen prijkt met facetten en zijdelingse krullen, xiv, bevindt zich thans in een open schuur op nr. 55. De grafkapel wordt in tweeën gedeeld door een gedrukte spitsboog, geprofileerd met een hol in een afschuining, die onderaan op laatgotische wijze te niet loopt. Het vlakke stucplafond vertoont in een rond veld het alliantiewapen Hoen van Carthils × Van Renesse en 1717.
Bij ontpleistering tijdens de laatste restauratie is boven de zuidelijke scheibogen breuksteenwerk zichtbaar geworden, dat grotendeels uit veldkeien bestaat en weinig doorgaande lintvoegen vertoont; ook zijn dichtgemetselde rondboogvenstertjes tevoorschijn gekomen met slechts naar binnen divergerende dagkanten, fig. 45. | |
[pagina 149]
| |
gaten; de breuksteen, die tot ongeveer één meter hoogte aan de onderbouw is verwerkt moet afkomstig zijn van de eerste kerk, evenals de breuksteen in de plinten van de zijmuren der huidige kerk. De toren zal oorspronkelijk een weerbaar karakter hebben gehad, daar de benedenruimte tot 1836 niet van buiten af toegankelijk was en vermoedelijk evenmin een rechtstreekse verbinding had met de kerk. Omstreeks 1400 zal het koor gebouwd zijn; hierop wijst het ontbreken van kapitelen tussen gewelfribben en schalken (vgl. Domkoor Aken). Van iets later tijd is de ruimte aan de noordzijde, die als sacristie zal hebben gediend totdat omstreeks 1800 een nieuwe werd opgetrokken. | |
Inventaris:Van het voormalige hoofdaltaar, dat volgens het register der kerkmeesters in het kerkarchiefGa naar margenoot+ in 1838 werd geplaatst en bij de laatste restauratie werd vervangen door het hierna te noemen altaar, zijn nog twee knielende engelfiguren van hout aanwezig, xixb, alsmede een houten expositietroon met draainis in Lodewijk xv-stijl, xviiib; voor het schilderij zie blz. 151. Het tegenwoordige hoofdaltaar stond vroeger in de noordbeuk; de retabel bestaat uit een geschilderde voorstelling, doek, van St. Anna te Drieën boven de H.H. Nicolaas, Maria Magdalena, een bisschop met speer en palmtak, de H.H. Catharina en Barbara; Vlaamse invloed. De omlijsting wordt gevormd door een stilobaat, twee korintische zuilen en een kroonlijst met frontonaanzetten en vaasvormige bekroningen; de zuilen zijn onderaan versierd met festoen- en rolwerk, waarin de monogrammen ihs en mar en anno 1644; de kroonlijst is onderbroken door een beeldnis, die door hermen geflankeerd wordt. In de grafkapel zijaltaar met barokke retabel, xviib, bestaande uit een rijk omlijste rondboognis tussen gladde korintische zuilen, die rustend op consoles met engelkopjes, een kroonlijst dragen met gebogen frontonaanzetten en bekronende vazen; aan weerskanten van de nisomlijsting hangen vruchtentrossen, een en ander versierd met oorschelpwerk. De voormalige eiken communiebank, xviia, met palladio-arcaden op balusters en versierdGa naar margenoot+ met rolwerk werd bij de laatste restauratie vervangen door een nieuwe waaraan twee rococopanelen, xviiic, zijn toegepast, die voordien deel uitmaakten van de orgelgalerij; afb. 136. | |
[pagina 150]
| |
Ga naar margenoot+ Twee driecellige eiken biechtstoelen met régence-ornament en bekronende cartouches; een met aj, ou en 1756. Ga naar margenoot+ Halfbolvormige hardstenen doopvont, xiv?, op een achthoekig, gedeeltelijk onder de vloer verborgen voetstuk.
De orgelgalerij heeft een eiken leuning, samengesteld uit twee rococopanelen, xviiic; twee andere rococopanelen zijn bij de laatste restauratie in overeenstemming met hun oorspronkelijke functie herbezigd aan de communiebank. Uit de aard der voorstellingen - offerlam en toonbroden - valt namelijk af te leiden, dat de rococopanelen afkomstig moeten zijn van een voormalige communiebank, die echter niet in deze kerk gestaan kan hebben; onder de middelste panelen stond het geschilderde chronogram: haeC paroChlanl Deo DeDICarUnt; hIer toe heeft eLk naer zIJne MaCht/ tot Lof en eer Van goD gebraCht. (1808); afb. 128, vgl. afb. 136. Het eenvoudige orgel, dat in 1844 achter de orgelgalerij werd geplaatst (vgl. register der kerkmeesters), verkreeg in 1926 een nieuwe opstelling in de toren. Ga naar margenoot+ De huidige kerkbanken zijn vervaardigd met gebruikmaking van de vroegere kerkbanken met balusterpoten, waarvan enige met monogrammen resp. de jaartallen 1753 en 1754. Ga naar margenoot+ In de grafkapel grafzerk van Hendrik van Holzet en zijn echtgenote, Maria van Eynatten, beide gestorven in 1557 (zie De Maasgouw, 1939, blz. 50); bijgewerkt bij de laatste restauratie. Ga naar margenoot+ St. Anna te Drieën van zacht hout met resten van oude polychromie, hoog 90, xvb; beide vrouwen staande, gekleed in gegorde tunica, waaromheen rode, resp. blauwe mantel; afb. 130. St. Jan de Evangelist, hout, hoog 165, xvd, Opper-Gelders; onderaan vernieuwd; in de hand de giftbeker; afb. 131. St. Gertrudis, hout, ± 95, xvia; gekleed in tunica en mantel, waarop muizen, en hals- en hoofddoek; vlakke plooien; met kromstaf en boek. St. Gertrudis, hout, hoog 85, xviia; met boek en nieuwe staf; afb. 127. St. Eligius, zittend op een troon, hout met resten van oude polychromie, hoog 118; afb. 132, 133; rode casula, witte rochette en albe, rode mijter, alles afgezet met goud; in de vernieuwde linkerhand een kromstaf, in de andere hand een hamer. De troon heeft een postament, dat aan de voorzijde is versierd met de reliëfvoorstelling van een man tussen twee paarden, terwijl de zijkanten vier huismerken vertonen; de rug is voorzien van een deksel met een medaillon, dat een gehelmde mannenkop in profiel bevat, en daaronder een met rolwerk omlijst schild met het geschilderde jaartal 1589; verder acanthusranken en festoenwerk; op een der leuningen nogmaals het genoemde jaartal; boven de deksel rest van een geschilderd opschrift mierte van gerdige........ (= Gerdingen in de Kempen?). Keuls (vgl. J.J.M. Timmers, o.c.). St. Rochus, hout, hoog 76, xviia; vergezeld van meisjesfiguur en hond. Engelen, 1838; afk. van het hoofdaltaar, blz. 149. Houten korpus, hoog 58, xvib; afk. van de voormalige preekstoel. Altaarkruis op in- en uitgezwenkte voet; korpus, hoog 36, ± 1800, de armen steil omhoog. Buiten tegen de koorsluiting kruis met houten korpus, hoog 65, xviii. Naast de toren een kruis met houten korpus, hoog 185, xvii, armen zeer steil omhoog. | |
[pagina 151]
| |
Houten geklede madonna, hoog 92, xixa, met empiregewaad; hierbij rood fluwelen mantel met goud brokaat, xixa. Drieluik, panelen, xvid, Antwerpse invloed (Frans Floris) in renaissancelijst met postamentGa naar margenoot+ en gebroken fronton; afb. 125, 126. Het middenpaneel, 98 × 63, met de geboorte van St. Jan de Doper; op de voorgrond verzorgen vrouwen het kind, rechts Elisabeth in een hemelbed, op de achtergrond schrijft Zacharias de naam van het kind op. Op de binnenzijde der zijluiken, links de H. Jacobus met zes mannen in geknielde houding, rechts de H. Catharina en vijf knielende vrouwen; op het postament staat ad gloriam dei / et parentvm svorvm memoriam posvit / d. aegidivs hevchen hvivs altari. rector, waaruit blijkt, dat de knielende figuren de schenker - in priesterdracht -, diens ouders, broeders en zusters voorstellen; het begeleidende wapen links is dus dat van de familie Heuchen, het vrouwelijke schild rechts is niet leesbaar; na de dood van de schenker kwam op de lijst van het linkerluik nog het onderschrift obyt anno 1600. Op de buitenzijde der zijluiken links de H. Martinus en rechts de H. Egidius. De voorstelling van het middenpaneel wordt door een latijns opschrift op de lijst toegelicht. In de top van het bekronende fronton is een voorstelling van God-de-Vader en een duif geschilderd. Calvarie met Maria, Magdalena, Joannes en engeltjes, doek 236 × 145, xviiia, waarschijnlijk van Philippe(?) Coclers (Bull. d.l. Soc. d. Bibliophiles Liégeois; 1894-1896, blz. 112); stond achter het voormalige hoofdaltaar. Zesarmige kroonluchter van kristal, xviii; vierarmige tinnen lichtkroon, xixa.Ga naar margenoot+ Zilveren stralenmonstrans, hoog 62, xviiib; de in- en uitgezwenkte voet met rocococartouches,Ga naar margenoot+ waarin voorstellingen van toonbroden en offerlam; de stralenkrans met cherubijntjes, aren en druiven, het geheel onder een door engelen gedragen kroon; merken gl, f en een onleesbaar merk (Luik?). Vier zilveren kroontjes en sceptertje, xixa. Rond zilveren wierookvat met zwellingen, ± 1800, gemerkt bs in cursieve kapitalen en twee merken met bladerkrans in vierkant; hierbij scheepje in schelpvorm met dezelfde merken doch met de letters ld. Zilveren beslag met geciseleerde rocaille- en acanthusversiering, xixb?, op missaal van 1845. Verguld koperen kelk, 24 hoog; zeslobbige voet met cherubijntjes, peernodus metGa naar margenoot+ acanthus, cuppa met rolwerkachtig acanthuswerk; onder de voet; p s. r̄vmēn me. fieri fecit, 1621 r.d. petrvs beckers en een wapen, gevierendeeld i en iv drie bladeren, ii en iii drie rozen. Koperen altaarschel met schijvenmotief, ± 1800. Eenvoudige godslamp (1839 volgens register kerkmeesters). Wijwatervaatje, mdccix, met voorstelling van de H. Gertrudis, engeltjes, bladwerk enz.Twee paar koperen drievoetskandelaars, resp. 26 en 33 hoog, xviii. Vier koperen drievoetskandelaars, hoog 76, xixa. Koperen godslamp, ± 1800. Tinnen kroon, zie boven. Twee tinnen drievoetskandelaars met zwellingen; de voetGa naar margenoot+ o.a. met borstbeelden in reliëf op pilasterfragmenten; hoog 95; xixb (vgl. register der kerkmeesters over aankoop van nieuwe luchters in 1839 en 1842). Rode koorkap met banen van moiré, xviiib, en oplegsels van zilverbrokaat, xixa.Ga naar margenoot+ Rood gebloemd damasten velum, xviii. Veelkleurig gebloemd driestel met zilverbrokaat, xixa. Nieuwe witte koorkap met boorden en schild van goudlaken met bonte bloemen, xixa. Vijf zijden kazuifels, xixa, goud, groen, rood en zwart, in moiré, resp. damast. Groen fluwelen vaandel met de geschilderde figuren van de H.H. Gertrudis en Eligius,Ga naar margenoot+ | |
[pagina 152]
| |
aan stok, waarop een tinnen kruis met koperen korpus geplaatst is, xixa. Nieuw vaandel met Immaculata, xixa (vgl. register der kerkmeesters over aankoop van een vaandel in 1843). Negen exvoto's geschilderd op zijde, xviii. Zes canonborden in gekleurde diepdruk; een stel, 31 × 22 en 36 × 56, xviiid, met Lodewijk xv- en Lodewijk xvi-versiering; het andere, 35 × 22 en 45 × 62, met neoclassicistisch ornament, get. Lepautre inv. Drevet sculp., xixa (vgl. genoemd register over de koop van twee stel in 1842). Houten processietroon, xixa, met voluten en neoclassicistische kroon. Credensconsole, xviiid. Op de zolder van de pastorie achthoekig klankbord, xixa, afkomstig van de preekstoel. Een lage eiken kast, xviib, bevindt zich thans in de kapelanie te Schaesberg. Op een der balken van de ten dele vernieuwde klokkestoel staat ingesneden: joannes cerfontein me fecit anno 1761. De in dat jaar gegoten klokken zijn verdwenen. Ga naar margenoot+ Van de achttien oude grafkruisen, welke zich op het kerkhof bevinden, zijn er dertien uitvoerig beschreven in De Maasgouw 1926, blz. 65 vlg. Bovendien het fragment van een grafkruis met de voorstelling van de gekruisigde Christus en het jaartal 1603; grafkruisen uit 1609, 1652 (niet 1625) en 1682.
Ga naar margenoot+ HET STENEN HUIS, Burgemeester Wolfsstraat 47, lag vroeger vrij doch is in de loop der tijden ingebouwd geraakt, zodat het thans een schilderachtig geheel vormt met een groep boerenhuizen van breuksteen, mergel, baksteen en vakwerk. Ga naar margenoot+ Van dit naar het uiterlijk te oordelen voormalige edelmanshuis, dat waarschijnlijk samenhing met St. Martin te Luik, is slechts weinig bekend. Wij weten, dat het in de 16de en 17de eeuw Poorthof werd genoemd en voorts dat het in de eerste helft der 16de eeuw in handen was van de familie In den Munckhof, in het begin van de 17de eeuw van de familie Frongteau en in de tweede helft dier eeuw van de familie Spits. (E. Vrijdag, in Maasgouw 1941, blz. 94). Ga naar margenoot+ Het rechthoekige gebouw, fig. 43, 46 en afb. 139, 140, is opgetrokken uit mergel, waarschijnlijk op een fundering van breuksteen en met breuksteenvulwerk. Het heeft een met de straat parallel lopend tamelijk steil zadeldak tussen trapgevels met sterk verwaarloosde ezelsrugafdekkingen. De aanzetten van deze trapgevels zijn onderling verbonden door een geprofileerde horizontale lijst, iets hoger dan de geprofileerde daklijst van de voorgevel (d.w.z. de oostgevel) en de achtergevel. De voorgevel heeft een van boven afgeschuinde plint met hardstenen zijkanten waarvan de afschuining bij de thans dichtgezette voormalige ingang in het midden, rechthoekig naar beneden is omgevoerd. Van deze vermoedelijk oorspronkelijk rondbogige ingang zijn de onregelmatig geblokte penanten nog zichtbaar. De oudste vensters, uitgespaard in het mergelstenen, in substantie wellicht nog 15de eeuwse muurwerk, zijn of waren merendeels segmentbogig overtoogd. Een dezer vensters links bovenaan in de voorgevel heeft nog een mergelstenen middenstijl, die evenals de dagkanten een flauwe afschuining vertoont. Volgens een oude foto bij Monumentenzorg bevond zich hieronder nog een dergelijk venster. Voorts zijn er meerdere tussendorpelvensters in onregelmatig geblokte hardstenen omlijstingen alsmede in hardsteen omlijste rechthoekige vensters, die kunnen zijn aangebracht tijdens een verbouwing in de eerste helft van de 16de eeuw, die in hoofdzaak het huidige karakter van het huis bepaald kan hebben. Herbezigde elementen dezer vensters, zoals tussendorpels, wijzen op een herstelling (in de 17de | |
[pagina 153]
| |
eeuw? of is hier a priori met herbezigd materiaal gebouwd?). Aan de noordzijde bevond zich op zolder tot voor kort een uitgebouwd gemak met lessenaardak, die met een herbezigde vensterdorpel rustte op dubbel afgeronde kraagstenen; een dergelijk gemak bevond zich blijkens sporen ook links aan de achtergevel. Rechts in de zuidgevel, thans verborgen onder het lessenaardak van een latere aanbouw, een zonnewijzer. Als stoep fungeert tegenwoordig aan de achterzijde een ingangslatei met kepervormige rug. De noordelijke helft van het huis heeft tweeGa naar margenoot+ t.o.v. de asrichting dwarsgeplaatste kelderruimten met mergelstenen tongewelven, die door een gang met een segmentbooggewelf verbonden zijn. De zuidelijke helft is thans verdeeldFig. 46. St. Geertruid, Stenen Huis
in drie verdiepingen. Oorspronkelijk werd de hoofdverdieping van het huis waarschijnlijk ingenomen door een enkele grote zaal (in een stuk d.d. 10.3.1695 aangeduid als ‘de camer ter aerden’, vgl. De Maasgouw 1941, blz. 95), die blijkens bewaarde sporen aan beide smalle zijden voorzien was van een schouw, terwijl er volgens plaatselijke overlevering aan de lange zijde tegenover de voormalige ingang een grote houten links draaiende spiltrap zou zijn geweest. Van twee andere schouwen op de bovenverdieping is de zuidelijke nog aanwezig, Afb. 141. Deze, xvia, heeft gotische met rozetten versierde wangen van natuursteen en een iets uitgeholde haardrug van baksteen met een ingemetselde spitsboog, waarbinnen zich enkele haardsteentjes met vuurslagmotief bevinden; houten latei xixa; de gietijzeren haardplaat, xvib, is versierd met twee springende leeuwen aan weerskanten van een getorste zuil en twee door een dergelijke zuil gescheiden wapenschilden; rechts met dwarsbalk en overtopt door helm met kleed (In den Munckhof?, vgl. Rietstap, ii, pl. 263-264); links met eenkoppige adelaar. De uiteinden van verscheidene balken zijn versierd met ingesneden Andreaskruisen; mochten deze ontleend zijn aan het wapen Frongteau dan zouden zij een bevestiging betekenen van de hiervoor veronderstelde ingrijpende herstelling in de 17de eeuw. In een der aanbouwsels een schoorsteenboezem van stuc, xixa, met zijpilasters.
DE HOEVE GENHOF, Burgemeester Wolfsstraat 44, is een langgerekt gebouw vanGa naar margenoot+ een verdieping onder een zadeldak, opgetrokken uit baksteen met enige mergelbanden. Topgevel met zijconsoles en het ankerjaartal 1718. Van de oorspronkelijke vensters met houten kozijnen zijn er nog enige over. Boven de rechtafgedekte ingang met spaarzaam geblokte hardstenen penanten bevindt zich een hardstenen gevelsteen met 1734 en het wapen en de wapenspreuk vis. unita. fortitor van Thérése van Leefdael, van 1733-1773 abdis van de Cistercienservrouwenabdij te Hocht; de hoeve moet identiek | |
[pagina 154]
| |
zijn met de sinds 1261 tot deze abdij behorende laathof Monckshof (vgl. De Crassier, in Publications 1926, blz. 130, 131, 212). Ga naar margenoot+ Inwendig kelder met ellipsbooggewelf van baksteen onderbroken door drie lagen mergel. Schouw met rijk gebeeldhouwde wangen, bestaande uit een postament met in reliëf een liggende leeuw, een voluutpilaster met leeuwenmasker en liggende leeuw onder een ionisch kapiteel; kraagstenen in de vorm van een griffioen overtopt door een ionisch kapiteel; geprofileerde houten latei en verticale afgeschuinde kap, xviiia. Ga naar margenoot+ Stallen, xviiib, van baksteen met rechthoekige ingangen in hardsteen.
Ga naar margenoot+ Dorpsstraat 27. Hoeve van baksteen, breuksteen, mergel en vakwerk om gesloten binnenplaats; aan de straat fragment van waterlijst, xvii?. Inwendig gepaneelde houten schouw, ingebouwde kast met rondboogpanelen en deur met in- en uitgezwenkte panelen, xviib. Dorpsstraat 35. Hoeve van baksteen en vakwerk om gesloten binnenplaats; twee bakstenen puntgevels, segmentboogvensters in hardsteen, type iii, xixa. Eindstraat 53-54. Bakstenen huis, gepleisterd, met segmentboogvensters in hardsteen, type iie; dergelijke ingang met hardstenen tussendorpel en eenvoudig bovenlicht; op de sluitsteen wapenschild met ihs, hart en 1760. Inwendig trapleuning met hoofdbaluster en balusters in in- en uitgezwenkte vormen; alles xviiic. Eindstraat 55. Hoeve om gesloten binnenplaats. Bakstenen woonhuis met hardstenen vensterdorpels en ingang met eenvoudig bovenlicht, xixa. Boven de poort in mergel aan beide zijden hardstenen sluitstenen, waarop resp. th evp en ev 1841. Boven de staldeur een herbezigd hardstenen kopje, misschien afkomstig van een schouwpilaster, xvii?.
DE SCHUTTERIJ St. Jozef, die in 1811 zou zijn opgericht (of heropgericht) bezit: Vogel van gegraveerd zilver met platte staart, xixa, lang 15, gemerkt: hoofd in rond veld, twee maal een ruit met lh. Ovaal keizersschild uit 1824, gemerkt: gekruiste takjes en 2 in vierkant. Ovaal keizersschild uit 1837, gemerkt: ifg in vierkant, hand met stok in rond veld. Koningsplaatjes uit 1811 (ovaal met bladwerk, merk: mi in ruit), 1819 (gemerkt: hand met stok in rond veld, gekruiste takjes en 2 in vierkant, lm in ruit), 1828 (gemerkt: hand met stok in rond veld, ifg in vierkant, gekruiste takjes en 2 in vierkant), 1833 (in hartvorm, gemerkt: hand met stok in rond veld, gekruiste takjes en 2 in vierkant), 1834 (cartouche, gemerkt: Maastricht xviii met i, gekransde schrijfletter e in ovaal), 1835 (in hartvorm, gemerkt f onder een onleesbaar teken in vierkant), 1839, 1840, 1841 (in hartvorm), 1842, 1844. (Zie ook Jolles, blz. 59). | |
HerkenradeGa naar margenoot+ Dorpsstraat 5. Hoeve van vakwerk - met baksteenvullingen - en baksteen, ten dele gewit op een haakvormige plattegrond; ankers g + ks 1853. Dorpsstraat 24. Hoeve hoofdzakelijk van vakwerk, gewit, om gesloten binnenplaats; zie afb. 138. Op een balkstuk van de vleugel rechts van de doorrit anno 1738; op de vleugel rechts hiervan, in breuksteen, baksteen en vakwerk een mergel gevelsteen | |
[pagina 155]
| |
Fig. 47. Herkenrade, hoeve Dorpsstraat 24.
| |
[pagina 156]
| |
met ano 1745 b × mwm × c (reusen?); tweelichtvensters en eenvoudige rechthoekige vensters met luiken, xviii (fig. 47). Dorpsstraat 29. Hoeve van baksteen, gewit, om gesloten binnenplaats; segmentboogvensters en halfronde vensters; poortsluitsteen met 1859. Rechtervleugel met segmentboogvensters en ankerjaartal 1750. Dorpsstraat 30-31. Hoeve met ten dele open binnenplaats; vakwerk en latere gedeelten van baksteen; op de latei boven de ingang n.g.mdccxxxxii.e.l. Roskuilstraat 15. Hoeve van vakwerk en baksteen, in haakvorm; ankerjaartal 1855; gevelsteen met ldamhf. | |
LibeekGa naar margenoot+ DE HOEVE LIBEEK, nr. 1, was een riddermatig huis. In 1371 streed een Nicolaas van Libeek mee in de slag van Baesweiler. Het goed was in de 15de eeuw in het bezit van de familie Van Imstenraedt, die zich ook Van Libeck noemde. Omstreeks 1500 ging het over aan de familie Holsit gen. Oest en na 1629 achtereenvolgens aan de families Hulsberg gen. Schaloen, Hoen van Cartils, later gen. Hoen van Neufchateau. Sinds het begin van de vorige eeuw is het in het bezit van de familie De Loë (L. de Crassier, in Publications 1934, blz. 161). Ga naar margenoot+ De gebouwen, fig. 48, zijn opgetrokken om een gesloten binnenplaats, waarvan de oostzijde rechts wordt ingenomen door het herenhuis en de andere zijden door de uit baksteen opgetrokken economievleugels, het oostelijke deel xixa, verder xixb. Ten noorden van de hoeve een poel of een overblijfsel van een vroegere gracht. Ga naar margenoot+ Het ongeveer rechthoekige herenhuis (Publications 1934, afb. t.o. blz. 42) van twee verdiepingen onder een tamelijk steil zadeldak met pannen heeft een afgeschuinde plint van hardsteen in breuksteenverband, xiii?, met rechthoekige keldervenstertjes in onregelmatig geblokte omlijstingen en in het uitspringende linkergedeelte van de binnenplaatsgevel een schietspleet, xvi, met rond gat, waardoor men langs deze gevel kon schieten; het opgaande muurwerk van mergel, xvi en xvii, heeft thans grote rechthoekige vensters met hardstenen dorpels, doch de penanten vertonen nog resten van de vroegere kruis- en tussendorpelvensters - de bovenlichten met afgeschuinde of afgeronde dagkanten - in onregelmatig geblokte hardstenen omlijstingen. Een tussendorpelvenster zonder afgeschuinde dagkanten in een dergelijke omlijsting van hardsteen en mergel onder een mergel ontlastingsboog is nog aanwezig in de noordgevel, waar tevens een gotiserende waterlijst zit, gelijk aan die tegen het noordelijke stuk van de oostgevel. Een gotische daklijst is nog aanwezig in de onder het dak van het uitspringende gedeelte verborgen oude noordgevel; deze lijst correspondeert met de lijst langs het midden van de oostgevel. In de zuidelijke topgevel twee venstertjes in gladde hardstenen omlijstingen, dichtgemetselde openingen in omlijstingen van herbezigde elementen en twee hardstenen kraagstenen. Langs de gehele oostzijde een bakstenen uitbreiding, xixa, waarover het zadeldak is doorgetrokken. De keldermuren blijken onderaan te bestaan uit breuksteen (zandsteen, keien en hardsteen). De middelste kelder is overdekt door twee kruisribgewelven met overhoeks gemetselde gewelfkappen, waarvan de ribben en de, aan de korte zijden van de ruimte aanwezige tudor-muraalbogen neerkomen op piramidale kraagstenen. De oorspronkelijke toegang, bereikbaar via een trap onder de oostvleugel, bevindt zich links in de oostwand; rechts in deze wand een door het gewelf gedeeltelijk oversneden voormalig | |
[pagina 157]
| |
Fig. 48. Hoeve Libeek, plattegrond, situatie
venster in hardsteen; in de zuidwand rechts van de resten van een schouw een doorgang in een afgeschuinde hardstenen omlijsting, die voert naar de zuidelijke door een tongewelf overkluisde kelder. De noordelijke met ellipsbooggewelf staat door een later ingebroken doorgang in verbinding met de middelste kelder. Voorts zijn er in het gebouw moerbalkzolderingen en resten van schouwen - een met ingemetselde tudorboog van baksteen -, gepaneelde deuren met profielen zonder verstek, met oude gehengen, een dergelijke deur met oud slot, beklampte buitendeur, alles xvi. Op de zolder van het uitspringende gedeelte is tegen het middengedeelte een zuivere waterlijst te zien en zijn in de mergel meestertekens en jaartallen ingekrast, o.a. 1606 en ian brant (een leidekker dus het bovenste stuk van het uitspringende gedeelte is later doch stond reeds in 1606). Het breuksteenmetselwerk van de kelderverdieping en de naar de oorspronkelijke toegang van deGa naar margenoot+ middelste kelder voerende trap onder de 19de eeuwse oostvleugel zijn wellicht nog xiii resp. xiv; aan de oostzijde zit veel puin in de grond, zodat daar wellicht meerdere resten van de oudste aanleg kunnen worden aangetroffen. De mergelstenen gedeelten boven de middelste en zuidelijke kelder | |
[pagina 158]
| |
zullen evenals de keldergewelven kort na elkaar tot stand zijn gekomen in het begin van de 16de eeuw; het middengedeelte oorspronkelijk met een ongedeelde ruimte op de eerste verdieping, zoals blijkt uit de plaats van een rest van een schouw. Hierna, vermoedelijk xviia, werd het uitspringende gedeelte gebouwd en kreeg de noordelijke eindgevel van het middengedeelte de functie van tussengevel. Ga naar margenoot+ Nr. 2. Hoeve in vakwerk met luifel, xviii, om open binnenplaats (afb. naar de oude toestand in Bulletin van de Hist. Kring Het Land van Herle 1952, blz. 35). Nr. 11. Hoeve uit baksteen, ten dele gewit, om open binnenplaats; segmentboogvensters in hardsteen, type iii, rechthoekige ingang en tweelichtvenster in hardsteen en vensters met hardstenen dorpels; op de herbezigde sluitsteen van de schuurpoort 1808. Inwendig schoorsteenmantel, xixa, met stucboezem en paarse tegels. Nr. 13. Van baksteen met plint van breuksteen en resten van hoekblokken, gewit; steen 1663, toegevoegd het jaartal 1936. | |
MoerslagGa naar margenoot+ Nr. 6. Vakwerkhoeve, xviii?, om binnenplaats; baksteenvullingen. Nr. 8. Vakwerkhoeve, xviii?, om open binnenplaats; baksteenvullingen; afb. 137. Nr. 13. Hoeve in haakvorm; op de poortlatei van de vakwerkschuur ms 1850 mid. |
|