| |
| |
| |
Afb. 384. Kaart 24: Wahlwiller c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
| |
| |
| |
Wahlwiller
De plaatsnaam Wahlwiller is evenals de namen Wijlre en Nijswiller afgeleid van villare, bij een villa (herenhoeve) behorend (Tummers blz. 44, 46). In de 13de eeuw wordt het dorp nog vermeld als Wijlre of Wilre, na het midden van de 14de eeuw ook als Waelwilre, Wailwilre (Galesloot) of Walwilre (Mosmans Wittem, blz. 126); het voorvoegsel in de zin van Waals, Romaans sprekend (Tummers, blz. 44, 46-47). De nederzetting, gelegen ten zuiden van de Selzerbeek, is evenals Nijswiller ontstaan aan een oude hoofdweg van Maastricht over Gulpen langs Oirsbach naar Aken. Aan de noordkant van deze weg, hier Oude Baan genaamd, staat de kerk die in 1215 onder patronaat gesteld was van de Johannieters te Mechelen (Mosmans Mechelen, blz. 19 en blz. 69-70, bijl. ii). Ten oosten ligt aan de noordkant van de Oude Baan de herenhoeve Lanterne die al in de 15de eeuw wordt vermeld als eigendom van de heren van Wittem (Mosmans Wittem, blz. 149, 152). Aan de andere kant van het dorp stond de herenhoeve Leyenhof met haar 16de-eeuwse woonhuis, maar deze hoeve is in 1890 door brand verwoest.
| |
Kerk
De rooms-katholieke kerk van de H. Cunibertus staat aan de noordkant van de Oude Baan bij een knooppunt van wegen, waarvan een naar Mechelen en een ander naar Overeys voert.
| |
Litteratuur
Kalf, blz. 533-534. - Mosmans Mechelen, blz. 57-60, 69, 70. - De Crassier, 1937, blz. 317. - Belonje, blz. 329. - J.J.M. Timmers, De kunst van het Maasland, I, Assen 1971, blz. 31.
| |
Afbeeldingen
Plan tot herstel der buitenmuur en het maken van eene overwelving (van het schip), schaal 1 à 50, juni 1909, door W. Sprenger; lichtdruk in het archief van Monumentenzorg. - Perspectieftekening uit het zuiden en aanzicht van het schip uit het noorden door J. Mialaret; archief Monumentenzorg (afb. 386).
| |
Geschiedenis
In 1215 schonk Hendrik iii, hertog van Limburg, het patronaatsrecht van de kerken van Mechelen en Wahlwilre met zijn hof Mechelen aan de Johannieters ‘Curiam nostram Mechele (....), partes quoque ecclesiarum ad nos pertinentes in Mechele et Wylre’ (Mosmans Mechelen, bijl. ii op blz. 69-70). De Johannieters in Mechelen waren aansprakelijk voor het onderhoud van het schip, de glasramen van de hele kerk, deur en zolder, het koor met zijn sieraden en het hoogaltaar met toebehoren, zo blijkt uit de Costumen van Wittem (Habets 1891, nr. 53). In 1594-'97 was er een proces, waarbij werd vastgesteld dat de commandeur in Mechelen moest zorgen voor onderhoud van ‘het schiep op der Kercke het corpus van de Kercke item de groote clock daerin te bestellen’ (Mosmans Mechelen, blz. 58).
In 1624 is de kerk blijkens een visitatierapport uit dat jaar zo bouwvallig dat ze wel een schuur lijkt; geen vloer, geen glas meer in de vensters en inwendig volslagen desolaat. Het Allerheiligste werd in Mechelen bewaard ‘propter periculum ruinae ecclesiae de Wyller’ (Mosmans Mechelen, blz. 58). In 1635 bepaalt de rechter dat de commandeur van de Johannieters in Mechelen ‘gehouden is de Kercken van
| |
| |
Afb. 385. Kerk (opm. 1976).
Wilre ende Mechelen behoorlijk te repareeren ende van eenen pastoor te versien’ (Ibidem blz. 57-58).
Ondanks die reparaties verkeerde de kerk in het begin van de 18de eeuw opnieuw in een bouwvallige toestand. Na provisorische herstellingen met leem en stuc in 1708 geeft een visitatierapport van 1712 nog het volgende beeld: geen sacristie, dakbedekking aan een kant helemaal verdwenen, waardoor het gebint dreigt in te storten en de muren kunnen worden aangetast.
In 1732 adviseert architect Schlaun om met het herstel te wachten tot het voorjaar (Mosmans Mechelen, blz. 59-60). Wat er toen precies gebeurd is kunnen wij niet meer vaststellen. Wel weten wij dat in 1739 het onderhoud van het schip ten laste kwam van de heer van Wittem en dat het onderhoud van de toren door de parochie moest worden betaald (P. Doppler, in Maasgouw 27: 1905, blz. 7).
Wahlwiller, dat sinds 1802 deel uitmaakte van de parochie Mechelen, werd in 1835 een zelfstandige parochie waarbij ook Nijswiller werd gevoegd.
Na een restauratie in 1909 naar ontwerp van architect W. Sprenger, waarbij het schip werd overwelfd, volgden in 1939 de vergroting van het koor, dat driebeukig werd, en de aanbouw van het westelijke portaal, naar ontwerp van architect G. de Hoog.
In 1946 heeft Aad de Haas het interieur van schilderingen voorzien. Zijn zestien kruiswegstaties, geschilderd op panelen hardboord (80 × 109 cm), na een rel in 1949 overgebracht naar het Bonnefantenmuseum in Maastricht, bevinden zich opnieuw in de kerk sinds de laatste restauratie. Deze restauratie, in 1979-'81 uitgevoerd, stond onder leiding van architectengroep Mertens.
| |
Beschrijving
De kerk (afb. 385-389) heeft een ingebouwde westtoren, een eenbeukig schip met twee overwelfde traveeën, een smaller koor met twee overwelfde traveeën dat geflankeerd wordt door twee overwelfde nevenkoren. Achter het koor in de as van de kerk bevindt zich de sacristie, en tegen de westgevel van kerk en toren staat een portaalaanbouw. Voor de restauratie van 1909 was het schip gewelfloos. Het oude
| |
| |
Afb. 386. Kerk uit het zuiden. Tekening van J. Mialaret, c. 1920. Archief Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist.
Afb. 387. Pastorie en kerk uit het zuiden (opn. 1977).
Afb. 388. Kerk, noordgevel van het schip (opn. 1977).
eenbeukige koor had steunberen en spitsboogvensters; erachter in de lengte-as de lagere sacristie van baksteen, c. 1860. De nevenkoren opgetrokken uit natuursteen in 1939 hebben ook steunberen en spitsboogvensters.
De muren van het schip bestaan tot ongeveer halverwege de vensterhoogte uit breuksteenwerk van kalksteen dat voor een deel nog middeleeuws is. In dit breuksteenwerk zijn door architect W. Sprenger aan de zuidzijde twee kleine rondboogvensters, xii, aangetroffen die met baksteen waren dichtgezet, en aan de noordzijde drie smallere, met natuursteen dichtgezette spitsboogvensters in regelmatig gelaagd metselwerk, xiii(?). Sinds de verhoging in baksteen, xvii, had het schip grotere spitsboogvensters en deze zijn in 1909, in verband met de overwelving die toen werd aangebracht, vervangen door rondboogvensters in omlijstingen van Naamse steen op lager niveau. De bakstenen gevelgedeelten, xvii, van het schip en van de toren met zijn rondbogige galmgaten zijn verlevendigd met een aantal sierankers. Aan de zuidkant van de portaalaanbouw is opnieuw
| |
| |
Afb. 389. Kerk, interieur met schilderingen van Aad de Haas uit 1946 (opn. 1982).
| |
| |
toegepast een omlijsting van Naamse steen, xviiib (Schlaun?), afkomstig van de oude westingang.
| |
Interieur
In de overwelving van het middenkoor zitten twee sluitstenen; een met ao 1643, de ander met een klimmende leeuw en de letters fjg, het wapen en de initialen van de commandeur van de Johannieters in Mechelen Jan Gobbet (Mosmans Mechelen, blz. 27).
Inventaris:
| |
Doopvont
Rond doopvont van hardsteen met het randschrift ano 1628.
| |
Beeld
Neogotisch houten beeld van de H. Cunibertus, xixb, hoog 127 cm.
| |
Zilver- en koperwerk
Neogotische torenmonstrans van verguld zilver, hoog 55 cm; gemerkt: Vogens en (Aachen); inscriptie onder de voet: MUnUs freDerICI CUnIbertI snakkers CoeLIbIs (1870).
Reliekhouder van messing in de vorm van een stralenmonstrans, xix, hoog 34 cm. Zilveren kelk, xixa, hoog 28 cm, neoclassicistisch; gehaltemerk 2, onleesbaar merk in ruit.
Verguld zilveren kelk, hoog 21 cm; neogotisch met voorstellingen van de evangelisten, kruis, en de H. Cunibertus op de voet, inscriptie op de voet: MUnUs freDerICI CUnIbertI snakkers pII CoeLIbIs (1873); onder de voet: H.J. Dautzenberg. Zilveren pyxis, hoog 7,5 cm; inscriptie: bs. 1865.
Zes onderling verschillende geprofileerde kandelaars, messing, xvid, hoog 21,5 cm.
| |
Grafstenen
In de oostgevel van de kerk is een beschadigde grafsteen ingemetseld van ‘Claas Kous gewesene Haefweine - Ou-den Hoff’ (pachter van de hof Holset), gestorven in 1686 (Belonje, blz. 329).
Een uitgesleten zerk, xviii, met een miskelk.
| |
Pastorie
Pastorie gelegen ten westen van de kerk, opgetrokken uit baksteen, xixd, met recht afgedekte voorgevel in eclectische trant (afb. 387).
| |
Hoeve Lanterne
De hoeve Lanterne, Oude Baan nr. 45, ligt aan de noordkant van de weg ten oosten van het dorp.
| |
Litteratuur
Mosmans Wittem, blz. 79, 149, 152.
| |
Ontwerptekening
Plattegrondtekening van Mathias Soiron; Rijksarchief Maastricht, album Soiron x, 363 (afb. 390).
| |
Geschiedenis
De hoeve wordt voor het eerst vermeld in 1442 wanneer Willem van Rittersbach aan Jan iii, heer van Wittem, een erfpacht op de hof van Lanterne verkoopt. Het jaar daarop verkoopt hij de hof tzo Lanternen met alle toebehoren aan Margaretgen van Palant, vrouw van heer Frederik van Wittem. Frederik verkocht de Lanterne in 1480 aan Dirk van Pallant, die sinds 1466 heer van Wittem was. In 1608 verpandde Floris ii van Wittem de hof van Lanterne samen met het woonhuis en de pacht van de hof Scheulsborg bij Nijswiller en het Wijnhuis in Partij aan de drost van Wittem, Adolf Bertholf van Belven.
Het woonhuis is blijkens het jaartal boven de ingang in 1813 gebouwd, en wel naar ontwerp van de Maastrichtse architect Mathias Soiron. De plattegrondtekening van Soiron (afb. 390) toont het complex met binnenplaats ‘Bassecour van den pachthof van de Heer Dewilde gelegen bij Niestwylder’; ondanks de vermelding van Nijswiller moet het een tekening zijn van de Lanterne bij Wahlwiller. Links onder zien wij ‘Het nieuw aengelegt Huijs aande Heck’, iets naar voren springend ten opzichte van de langsdeelschuur, ‘dese schuur lanck 27 passen 2 3/4 voeten uitwendig’. Ten westen van de binnenplaats lag toen de woning van de pachter met de paardestallen, daarop aansluitend de achtervleugel met koestal en schaapstallen, en ten oosten van de binnenplaats een vleugel met wagenschop, ‘uytvaart door de weyde’ en varkensstallen.
| |
Beschrijving
Grote gesloten hoeve van baksteen, xviii-xix; aan de zuidkant een langsdeelschuur met zadeldak en iets naar voren springend ten westen daarvan het woonhuis; het
| |
| |
Afb. 390. Hoeve Lanterne. Ontwerptekening van M. Soiron. Rijksarchief Maastricht.
Afb. 391. Hoeve Lanterne, woonhuis, 1813; uit het zuidwesten voor de laatste verbouwing (opn. 1961).
| |
| |
Afb. 392a. Voormalige hoeve Leyenhof, afgebrand 31 oktober 1890 (naar opm. 25-27 okt. 1890).
| |
| |
Afb. 392b. Voormalige hoeve Leyenhof, afgebrand 31 oktober 1890 (naar opm. 25-27 okt. 1890).
| |
| |
Afb. 393. Voormalige hoeve Leyenhof, uit het westen voor de brand van 1890 (opn. 1890).
woonhuis (afb. 391) heeft hoekblokken van Naamse steen; de rechthoekige vensters en de ingang in de middenas van de voorgevel aan de lange zuidzijde zijn voorzien van omlijstingen van Naamse steen; boven de ingangsomlijsting zit een steen met een maltezerkruis in een rond schildje en het opschrift la ferme/lanterne/ 1813. In de jaren zestig is het mansardedak vervangen door een lage bovenverdieping met zadeldak. Aan de westkant achter het huis een rondboogpoort met een geblokte omlijsting van Naamse steen; deze geeft toegang tot de binnenplaats die verder omgeven is door bedrijfsvleugels met zadeldaken.
| |
Voormalige Leyenhof
De hoeve Leyenhof, gelegen aan de westkant van het dorp aan een zijweg ten noorden van de Oude Baan, is op 31 oktober 1890 door brand verwoest. Door opmetingen en drie foto's, gemaakt door architect A. Mulder op 25-27 oktober van dat jaar (archief Monumentenzorg), weten wij hoe zij eruit heeft gezien (afb. 392-394). Een grote gesloten hoeve; het woonhuis aan de oostkant vermoedelijk xvi; opgetrokken uit mergel, evenals de noordvleugel met varkensstallen en aan de buitenkant een ovenuitbouw, en de zuidvleugel met paardenstal.
Aan de westkant stond een grote graanschuur, waarvan de deelingang aan de zuidkant gekoppeld was aan de inrit van de binnenplaats; midden boven deze poorten - die geen bogen meer hadden maar rechte lateien - zat nog een wapensteen met het jaartal 1707.
| |
Overige gebouwen
Oude Baan
Oude Baan nr. 1, op de noordwesthoek van de zijweg die vroeger naar de Leyenhof voerde. Huis van baksteen met zadeldak en ankers 17 80 in de lange zuidgevel aan de kant van de straat. Segmentboogvensters. Ingrijpend vernieuwd.
Oude Baan nr. 2. Sterk vernieuwde hoeve met binnenplaats, gelegen aan de
| |
| |
Afb. 394. Voormalige hoeve Leyenhof, binnenplaats naar het zuiden voor de brand van 1890 (opn. 1890).
| |
| |
zuidkant van de weg, schuin tegenover nr. 1. Dwars staande westvleugel nog ten dele van vakwerk, xviii; kruisvenster met getoogde middendorpels.
Oude Baan nr. 32-36, aan de zuidkant van de weg, ongeveer halverwege de Lanterne. Hoeve met naar voren open binnenplaats. Aan de oostkant een dwars staand woonhuis van vakwerk, xviii. Aan de achterkant een dwarsdeelschuur van vakwerk, xviii, onder een schilddak met geschoord overstek aan de hofzijde; met doorrit.
| |
Wegkruis
Op de Kruisberg ten noorden van het dorp staat bij een vijfsprong van wegen een gietijzeren wegkruis bij een oude eik. Verder een gedenksteen met het opschrift ewigkeit!/hier ist am 30 nov 1860/arnold rouillon/plotzlich gestorben/wie ein dieb in der nacht/also wird der tag/des herrn kommen/betet fur seine seele/ave maria. Daaronder een doodshoofd op gekruiste beenderen. |
|