| |
| |
| |
Afb. 372. Kaart 23: Nijswiller c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
| |
| |
| |
Nijswiller
De namen Wijlre, Wahlwiller en Nijswiller gaan terug op villare, bij een landgoed behorend (Tummers, blz. 44, 46-47). Het kerkdorp Nijswiller, voor het eerst in 1178 vermeld als Wilra S. Dionysii (Quix 1834, blz. 219. - Mosmans Mechelen, blz. 19), is ontstaan als nederzetting aan een oude hoofdweg van Maastricht naar Aken via Wahlwiller en Oirsbach bij de overgang over de Selzerbeek. Deze oude weg valt in het dorp samen met de Kerkstraat, waarvan een afsplitsing (Vossenstraat) in noordwaartse richting naar boven voert, terwijl ten zuiden van de Selzerbeek de Sint Dionysiusstraat samenvalt met de oude baan naar Vaals (en Aken) via Mamelis en het oude gedeelte van Lemiers.
Op de helling staan bij de oude hoofdweg ten noorden van de beek vlak bij elkaar de middeleeuwse kerk en de grote gesloten hoeve Groeneweg.
Op enige afstand ten oosten van het dorp staat ten noorden van de Selzerbeek het kasteel. Ten westen van het dorp lagen vroeger eveneens aan de noordkant van de beek twee herenhoeven, waarvan de geschiedenis terugging tot in de 14de eeuw: de voormalige laathof Holzeterhof, ook Gellemont of Rosmeulen genoemd (op de kaart van Tranchot Oselt), oorspronkelijk een leen van de heerlijkheid Eys, en de hof Schuylsberg, eens het grootste leen van Wittem (H. Mosmans, in de Maasgouw 44:1924, blz. 1-2. - Mosmans Wittem, blz. 125. - Janssen de Limpens 1974, blz. 197-199).
In 1822 werden hier 228 inwoners geteld (Mosmans Wittem, blz. 75).
| |
Kerk
De rooms-katholieke kerk van de H. Dionysius staat in het noordelijke deel van het dorp.
| |
Litteratuur
Kalf, blz. 533. - Mosmans Mechelen, blz. 19. - De Crassier, 1937, blz. 314. - Belonje, blz. 221. - J.J.M. Timmers, De kunst van het Maasland, I, Assen 1971, blz. 31. - H. Kubach en A. Verbeek, Romanische Baukunst an Rhein und Maas, Berlijn 1976, blz. 859.
| |
Afbeeldingen
Opmetingen van A. Mulder uit 1890 (afb. 374) en foto's uit dezelfde tijd (afb. 375, 376) in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. - Restauratieontwerp van P.J.H. Cuypers idem.
Niet uitgevoerd restauratie-ontwerp van P.J.H. Cuypers in Architectura 7:1899, nr. 15, en bij Kalf.
| |
Geschiedenis
Blijkens de vermelding van Nijswiller als Wilra S. Dionysii in 1178 (Quix 1834, 219) bestond de kerk al in dat jaar. Zij blijkt in de 16de eeuw te behoren bij de parochie van Eys (P. Limb., 2:1865, blz. 346. - Maasgouw 44:1924, blz. 31). Dat duurt tot 1802 wanneer ze onder de parochie van Mechelen komt te ressorteren. In 1835 is zij gevoegd bij de parochie van Wahlwiller.
In de jaren 1895-'96 is de kerk aanzienlijk uitgebreid door de bouw van een oostelijke partij en vervolgens in 1905 ingrijpend vernieuwd naar ontwerp van P.J.H. Cuypers.
| |
| |
Afb. 373. Kerk, plattegrond en reconstructie van romaanse vensters aan de hand van losse fragmenten (opm. 1976).
| |
| |
Afb. 374. Kerk, opmeting van A. Mulder, 1890. Archief Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist.
| |
Beschrijving
De oostelijke partij, ontworpen door P.J.H. Cuypers, bestaat uit een driebeukig gedeelte met absidaal gesloten zijkapellen, een eenbeukig rondgesloten koor, een sacristie en portalen; alles opgetrokken uit kalksteen.
De oudere delen van het gebouw (afb. 374-376) - het eenbeukige schip van kalkbreuksteen, xii, en het even brede en hoge koor, opgetrokken uit regelmatige lagen natuursteen, xvii - zijn onder leiding van Cuypers ingrijpend vernieuwd. Met als resultaat het tegenwoordige schip (afb. 373 en 377), waarvan de kleine rondboogvensters in hun hoofdvorm teruggaan op de middeleeuwse schipvensters, die bij het begin van de werkzaamheden nog voor een deel in dichtgemetselde toestand aanwezig waren. Naast de trap bij de ingang aan de zuidzijde van het kerkhof liggen nog twee onderdorpels van Naamse steen die bij die oorspronkelijke vensters moeten hebben behoord. Bij de vernieuwingen door Cuypers verdwenen de rondboogvensters van het toenmalige koor - twee aan de noordkant en een aan de zuidkant - met hun omlijstingen van Naamse steen, xvii, en ook segmentboogvensters met omlijstingen van Naamse steen, xviii, aan de lange zijden van het schip. Verder verdwenen toen de segmentboogomlijsting van Naamse steen van de ingang in de zuidelijke schipgevel en twee segmentboogvensters in baksteen aan de westkant.
De schipmuren werden toen verhoogd om het nieuwe dak een flauwere helling te kunnen geven dan het vorige; het houten met leien beklede torentje op het westelijke uiteinde van het dak kreeg grotere galmgaten.
Toch is van het oorspronkelijke werk, xii, nog vrij veel behouden. Met behulp van oude foto's (afb. 375-376) is aan te tonen dat het oude breuksteenwerk nog voor een groot deel bewaard is: op sommige plaatsen aan de noordkant tot aan de bovenkant van de nieuwe of vernieuwde rondboogvensters en aan de zuidkant tot aan de onderdorpels. Verder ziet men nog steeds oudere reparaties in baksteen. Onderin de noordmuur zit nog een zone die met grote natuursteenblokken is gerepareerd.
| |
Grafstenen
In de trap van de zuidelijke kerkhofingang is een oude grafzerk als trede verwerkt.
| |
| |
Afb. 375. Kerk uit het westen (opn. 1890).
Afb. 376. Kerk uit het noorden (opn. 1890).
| |
| |
Afb. 377. Kerk uit het noorden (opn. c. 1950).
Zij is versierd met een medaillon dat een kruis bevat en daarachter een schuin geplaatste hamer. Tegen de zuidgevel van het schip staan enkele grafkruisen: voor Lennaert Koell, gestorven in 1644; voor Agatha Hamers en haar man (fragment); en voor Iohann Hamers, gestorven in 1670; op deze laatste zerk een Calvarievoorstelling
(Belonje, blz. 221).
Inventaris:
| |
Altaren
Neoromaans hoofdaltaar van zandsteen. Neoromaanse zijaltaren van zandsteen, respectievelijk met beeld van zittende madonna en van de H. Dionysius, staande.
| |
Vm. communiebank
Eiken balustrade met reliëfs, xix, oorspronkelijk communiebank, nu gebruikt voor de zangerstribune.
| |
Kruisbeeld
Houten triomfkruis, xxa, corpus hoog c. 150 cm.
| |
Zilver- en ander metaalwerk
Reliekhouder in kruisvorm, zilverkleurig, xixb.
Vergulde neoromaanse ciborie, hoog 36,5 cm.
Zilveren kelk met vergulde cuppa en zeslobbige geprofileerde voet, hoog 20,2 cm; inscriptie: Joh. Wilh. Klinckhamer, 1824.
Verguld zilveren neogotische kelk, hoog 23 cm; inscriptie: eX obLatIs paroChIanorVM In VILLa sanCtI DIonIIsII (1880).
Zilveren pyxis, midden xix, hoog 8 cm, inscriptie p.f.l.
Twee gekoppelde oliebusjes van verzilverd koper, xixb, hoog 10 cm.
Vier neoromaanse kandelaars van verguld koper, xxa, hoog 34,5 cm.
| |
Kasteel Nijswiller
Kasteel Nijswiller staat ten oosten van het dorp op een eertijds omgracht terrein rechts van de Selzerbeek.
| |
Litteratuur
H. Mosmans, ‘Huize Nijswiller’, Maasgouw 51: 1931, blz. 51. - De Crassier, 1937, blz. 316. - J.Th.H. de Win, Kastelen in Limburg, Hoensbroek 1975, blz. 110.
| |
| |
Afb. 378. Kasteel Nijswiller, hoofdgebouw (opm. 1976).
| |
| |
Afb. 379. Kasteel Nijswiller, hoofdgebouw uit het westen (opn. 1980).
| |
Geschiedenis
Volgens een niet te verifiëren mededeling van Butkens (Trophées du Brabant i, blz. 287) zou Werner van Bolland, rijksmaarschalk, in 1275 zijn kasteel van Neis-Wilre van hertog Jan van Brabant in leen hebben ontvangen. In 1372 verkocht Reynerus Galoys genaamd van Wilre het goed aan zijn zwager George van den Broeck.
Agnes Catherina van Caldenborn, vrouwe van Nijswiller, dochter van Cecilia van den Broeck en Steven van Caldenborn, trouwde in 1505 met Jan van Eynatten. En in 1611 verpandde Michael van Schaesberg, sinds 1607 weduwnaar van Agnes van Eynatten, het kasteel aan Leonard van Merssen, drost van Wittem en eigenaar van de hof Mamelis. Na zijn overlijden in kasteel Nijswiller in 1643 (zijn testament in Maasgouw 32: 1910, blz. 85) kwam het kasteel steeds zwaarder onder hypotheek te staan en om die af te lossen verkocht Agnes van Schaesberg het in 1702. In 1703 werd het goed verheven door Pieter Leonard Brewer; deze vernieuwde zijn eed van trouw aan de heer van Wittem in 1718 ten aanzien van kasteel Nijswiller en de daarbij behorende goederen zoals hij ze in 1702 had gekocht. In 1753 blijkt het toe te behoren aan Marie Odile Caroline Verstege, geboren Brewer.
In 1770 werd het kasteel gekocht door François Guillaume baron de Lognay; zijn dochter Maria Elisabeth Jacoba trouwde in 1801 met Jean Charles Joseph baron van der Bruggen. In 1820 trouwde Eugenie van der Bruggen met Frederik von Coels en hun erfgenamen verkochten het kasteel in 1884. Kasteel en hoeve wisselden daarna nog enige malen van eigenaar totdat het complex in 1933 werd aangekocht door het Algemeen Mijnwerkersfonds dat het in 1934 overdeed aan de Zusters Franciscanessen van Heythuizen.
Gerestaureerd in de jaren 1956-'57.
| |
Plattegrond
Het hoofdgebouw (afb. 378-380) heeft de vorm van een rechthoekig blok met een vierkante kamertoren aan de zuidoostkant; aan de oostkant ligt de slothoeve die met drie aaneengesloten vleugels een naar het herenhuis gekeerde binnenplaats omgeeft.
| |
Hoofdgebouw
Het hoofdgebouw, opgetrokken uit baksteen met toepassing van Naamse steen voor de segmentboogomlijstingen van vensters en ingangen, heeft een mansardeschilddak
| |
| |
Afb. 380. Kasteel Nijswiller, hoofdgebouw uit het noordoosten (opn. 1980).
met leien op het rechthoekige gedeelte en een achthoekige spits met leien op de kamertoren; deze spits heeft een verticaal opgaand bovengedeelte met als bekroning een windvaan met het wapen van Eynatten (kap van de kamertoren sterk vernieuwd). Een iets hoger opgetrokken achtzijdige traptoren in de hoek tussen de kamertoren en de oostgevel van het hoofdblok is afgedekt met een achtzijdige spits die door een steekkap is verbonden met de kap van de kamertoren; ook hier een bedekking met leien.
Baksteenformaten: kamertoren en traptoren 23/24 × 11/12 × 5 cm, 10 lagen 64 cm; hoofdblok noordelijk deel 25/27 × 12/13 × 6 cm, 10 lagen 74/76 cm; oostgevel 26 × 12/13 × 5,5 cm; hoofdblok zuidelijk deel 23 × 11 × 5,5 cm, 10 lagen 64 cm.
De oudste delen van het hoofdgebouw worden gevormd door de kamertoren met zijn hoekblokken en horizontale banden, xvib, (vensters xviii en xixb), de traptoren, xvib, met drie geblokte vensteromlijstingen van Naamse steen uit de bouwtijd aan
| |
| |
de oostzijde en het noordelijke deel van het hoofdblok, xvib-xvii-xviii, met twee schietspleten onder in de westgevel, xvib, die uitkomen op de noordwestelijke kelder; de noordoostelijke kelder met zijn ribgewelven is vermoedelijk iets jonger dan de noordwestelijke.
Het zuidelijke gedeelte van het hoofdblok staat nog niet op het kadastrale minuutplan van omstreeks 1830-'40. Wel was er toen een smalle verbindingsvleugel naar de kamertoren. Het nieuwere zuidelijke deel, xixb, heeft segmentboogvensters met omlijstingen van Naamse steen in de trant van de oudere.
Het verschil in ouderdom is veelal te zien aan het ontbreken van ontlastingsbogen boven de vensters bij nieuwere of vernieuwde gevelgedeelten. Op de noordoosthoek toont het oudere werk onregelmatigheden en hoekblokken op een plaats waar mogelijk ooit een arkeltorentje zou kunnen hebben gezeten. Verder zit in het oudere gedeelte van de oostgevel boven de ingang in de tweede travee van rechts een herplaatste gevelsteen met het jaartal 1707 en een wapen met ster en dwarsbalk. Voor de oostgevel ligt een breed terras met natuurstenen balustrade, xixb.
| |
Inwendig
In de traptoren een houten spiltrap. Enkele deuromlijstingen, xviii, op de hoofdverdieping van het huis. Verplaatste trapleuning, xviiib. Stucplafonds, xix; in de noordoostelijke kamer beschilderd en met monogram cb.
| |
Hoeve
Een losse bakstenen rondboogpoort aan de kant van de straat, waarvan alleen twee penanten oud zijn, xviii, vormt aan de noordkant van het terrein de toegang tot de oprit naar de slothoeve. Deze hoeve is opgetrokken uit baksteen met omlijstingen van Naamse steen bij de ingangen.
In de gevels aan de noord- en zuidkant van de binnenplaats ziet men ankers met respectievelijk 1774 en anno 1785; verder zitten aan de zuidkant van de binnenplaats segmentboogvensters met houten kozijnen.
De middenvleugel aan de oostkant heeft twee doorritten met ellipsboogpoorten en een dichtgemetselde ellipsboogpoort in de middenas.
| |
Hoeve Groeneweg
Hoeve Groeneweg. Kerkstraat nr. 29 (afb. 383). Grote gesloten hoeve, xviii-xix, gelegen ten westen van de kerk, grotendeels opgetrokken uit baksteen en afgedekt met zadeldaken. Ten westen van de zuidvleugel een ellipsboogpoort; zuidvleugel niet oud. Het woongedeelte aan de noordkant, xviii-xixa, heeft aan de binnenplaatskant een segmentboogingang in een omlijsting van Naamse steen. De stalvleugel aan de oostkant is gedeeltelijk van vakwerk met vullingen van baksteen, xix. Het geheel wordt gedomineerd door de grote schuur aan de westkant met doorrit overdwars in de middenas en het ankerjaartal 1836 in de buitengevel.
De hof Groeneweg te Nijswiller, een Wittems leen, was in 1676 in handen van Willem Veucht, gewezen drost van Wittem. In 1680 wordt het leen door Jan Kicken voor zijn zoon Hendrik Wolraat Kicken gereleveerd (Mosmans Wittem, blz. 83, vgl. 13 en 105; dez., in Maasgouw 44: 1924, blz. 32, en 45: 1925, blz. 29-30). Volgens De Crassier was Hof Groeneweg een andere aanduiding voor Horpusch (Hurpesch) als leen van Mechelen onder jurisdictie van de landsheer van de schepenbank van Mechelen en zijn leenhof, en eveneens van de bank van de commandeur van de Johannieters. Als eigenaar in 1667 noemt hij Hans Wilhelm von Berchem, schepen van Aken van 1652 tot 1676, die stierf zonder nakomelingen. Volgens hem werd de hof Groeneweg in 1696 afgebroken (De Crassier, 1937, blz. 309-310).
| |
Huizen
Kerkstraat
Ten zuidwesten van deze grote boerderij stond ten westen van de bocht in de Kerkstraat een vakwerkhuis uit het 3de kwart van de 16de eeuw (afb. 381) op de vroegere kadastrale percelen 1789 en 1794, achter het huidige huis Kerkstraat 25. (Voor reconstructie van dit huis, afgebroken c. 1916-'17: Hekker 1961, blz. 51 en 63, afb. 4).
| |
St. Dionysiusstraat
Sint Dionysiusstraat nr. 4. Vakwerkhuis, xviii, met zadeldak aan de zuidkant van de oude weg naar Mamelis; deels met bakstenen vullingen; uitbouw in baksteen
| |
| |
Afb. 381. Huis aan de Kerkstraat, 3de kwart 16de eeuw, afgebroken c. 1916 (opn. 1890).
Afb. 382. Vossenstraat 3, uit het zuidoosten, 17de eeuw (opn. 1977).
| |
| |
Afb. 383. Hoeve Groeneweg Kerkstraat 29, binnenplaats naar het noordwesten; schuur uit 1836 (opn. 1982).
onder een doorgetrokken dakschild naar de kant van de straat.
| |
Vossenstraat
Vossenstraat nr. 3. Smal dwars staand vakwerkhuis met zadeldak, xvii, aan de westkant van de kromming in de weg. Vullingen van baksteen. |
|