| |
| |
| |
Afb. 301. Kaart 18: Mechelen c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
| |
| |
| |
Mechelen
Mechelen zou genoemd kunnen zijn naar het Malensbos, waaronder men in de vroege middeleeuwen vermoedelijk niet alleen het tegenwoordige Malensbos bij Raren verstond maar ook de bossen die nu Elzetter-, Vijlener- en Kerperbos heten. De naam zou zijn voortgekomen uit magalunas als adjectief bij magan in de betekenis van het machtige (Gysseling, blz. 675. - Tummers, blz. 63, 68).
De nederzetting zal zijn ontstaan bij een hof, voor het eerst genoemd in 1133 (Quix 1834, blz. 212. - Mosmans Mechelen, blz. 19 en 69), die in 1215 door Hendrik iii van Limburg werd geschonken aan de Johannieters (Ernst vi, nr. 100. - Mosmans Mechelen, blz. 69). Zo ontstond de grondheerlijkheid Herren Mechelen van de Johannieters naast de heerlijkheid Mechelen, die in de 14de eeuw in handen zou komen van de heren van Wittem.
Aantal inwoners in 1822: 355 (Mosmans Wittem blz. 75).
Het kerkdorp Mechelen is een straatdorp met een zuidelijke uitloper van de bebouwing, langs de Commandeurstraat en de Bommerigerweg, en een oostelijke langs de Hilleshagerweg. De Lombergbeek loopt overkluisd onder de Commandeurstraat en Hoofdstraat door en vervolgens weer zichtbaar langs de noordkant van de Hoofdstraat naar de Geul toe.
De Herrenhof, op de plaats van de vroegere Johannietercommanderij, en de kerk liggen ten noorden van de Hoofdstraat bij de Commandeurstraat. Op de oostelijke hoek van de driesprong staat het Panhuis dat van de heren van Wittem was en waar de schepenbank vermoedelijk zijn zittingen hield.
Het raadhuis van de gemeente Wittem staat in Mechelen ten noorden van kerk en voormalige pastorie.
| |
Kerk
De rooms-katholieke kerk van de H. Johannes de Doper staat, omgeven door het kerkhof, aan de noordkant van de Hoofdstraat ten zuidoosten van de Herrenhof. Ten noorden ervan staat de voormalige pastorie (Pastoor Ruttenstraat nr. 7).
| |
Litteratuur
Habets 1891, blz. 53. - Maasgouw 6: 1884, blz. 1017. - P. Doppler in Maasgouw 27: 1905, blz. 6. - Kalf, blz. 530. - Mosmans Mechelen, blz. 15 e.v. - De Crassier, 1937, blz. 310. - Belonje, blz. 200-201. - G.I. Quaedvlieg, Orgels in Limburg, Zutphen 1982, blz. 89-91.
| |
Afbeeldingen
‘Plan van de kerck van Mechelen bij Wettem’ met het bijschrift ‘Nieuwe kerck gemaekt te Mechelen bij Gulpen’; in map met losse tekeningen van Mathias Soiron; Rijksarchief Maastricht (afb. 302). - Plattegrond en afbeelding van de kerk uit het zuiden, pentekening uit 1923 door J. Mialaret in archief Rijksdienst voor de Monumentenzorg (afb. 303). - Foto van de kerk uit het zuiden omstreeks 1912, in: Wittem in oude ansichten, Zaltbommel 1974, afb. 2.
| |
Geschiedenis
In 1215 schenkt hertog Hendrik iii van Limburg te zamen met zijn hof Mechelen ook het patronaatsrecht van de kerk aan de Johannieterorde (Ernst vi nr. 100. - Mosmans Mechelen, blz. 69-70, bijl. ii). Enkele jaren na 1568 is de kerk herbouwd
| |
| |
Afb. 302. Kerk, ontwerptekening van M. Soiron; Rijksarchief Maastricht.
Afb. 303. Kerk uit het zuiden voor de laatste vergroting, tekening van J. Mialaret, 1923. Archief Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist.
| |
| |
Afb. 304. Kerk (opm. 1969).
nadat zij door overslaand vuur van het brandende Johannieterklooster in vlammen was opgegaan (Mosmans Mechelen, blz. 22, 23). Het gebouw is in 1810 ingrijpend vernieuwd naar ontwerp van de Maastrichtse architect Mathias Soiron, in de jaren 1863-'67 vergroot en van een nieuwe klokketoren voorzien, en in 1935 uitgebreid door de bouw van een nieuw koor met sacristie, ontworpen door Jos. Cuypers.
| |
Plattegrond
Georiënteerde zaalkerk van vijf traveeën met een westtoren, lagere pseudotransepten aan weerskanten van de vierde travee, en een hoger koor met overdwars geplaatste nevenruimten die door kleine kapellen zijn verbonden met de pseudotransepten (afb. 304).
| |
Materiaal
De nieuwere delen zijn opgetrokken uit natuursteen, de oudere grotendeels uit baksteen, en bij het schip ook mergel voor plinten, speklagen en vensteromlijstingen. De zijmuren van het schip hebben plinten van mergel - in het tweede en derde vak aan de zuidzijde ook breuksteen -, speklagen van mergel behalve in de bovenste zone en in het eerste vak aan de noordzijde; en verder hebben de vensters aan de zuidzijde iets uitspringende geblokte mergelstenen omlijstingen.
Aan de zuidzijde van het schip is baksteen toegepast ter lengte van 27/28 cm; 10 lagen 70 cm; aan de noordkant tot aan de aanzetten van de vensterbogen baksteen van 25/26 × 6 cm; 10 lagen 70 cm en daarboven baksteen van 23 × 5,5 cm; 10 lagen 68 cm; het meest westelijke vak is opgemetseld uit baksteen van 24/25 × 6 cm; 10 lagen 70 cm. De beide pseudotransepten zijn volledig opgetrokken uit baksteen van 23,5 × 5,5 cm; 10 lagen 65 cm aan de zuidzijde en 69 cm aan de noordkant.
De kappen zijn met leien bedekt. In de kap van het schip zitten nog oude eiken spanten die vanuit het westen geteld de nummers i, ii, iii, v en iiii in haalmerken dragen. De torenspits heeft een gaaf bewaarde eiken kapconstructie met hak- en haalmerken.
| |
Uitwendig
De kerk (afb. 305-306) heeft rondboogvensters - in de zuidgevel van het schip omblokt met mergel -, tandlijsten boven in de zijgevels, stijgende rondboogfriezen aan de westkant naast de toren en lisenen aan de noordkant van het schip bij het
| |
| |
Afb. 305. Kerk en voormalige pastorie uit het noorden (opn. 1976).
Afb. 306. Kerk, zuidgevel van het schip (opn. c. 1950).
| |
| |
tweede en derde muurvak. In de zuidgevel zit tussen het eerste en tweede venster een voormalige sluitsteen met de letters ih (waarin de letters t en v monogramsgewijze zijn verwerkt), s, 1810 (vgl. Belonje, blz. 200). Volgens Mialaret (aant. in arch. Monumentenzorg) ‘waarschijnlijk van den hoofdingang van den Soironschen bouw ... daar herplaatst als raadselachtig souvenir in den muur gemetseld’.
De toren, afgedekt met een ingesnoerde achtzijdige spits, heeft aan alle zijden brede hoeklisenen en een rondboogfries onder een lijst met consoles van baksteen; verder ronde vensters - ten dele met achtkantige natuurstenen omlijstingen - en rondbogige galmgaten.
In de achtergevel van het koor zit een nis met een beeld van omstreeks 1700 voorstellend Sint Jan de Doper. Aan de zuidkant van het koor is een segmentbogige ingangsomlijsting van Naamse steen opnieuw toegepast. Oude dakruiter.
De pseudotransepten, elk met een wolfdak en afgeknotte eindgevel, hebben rondboogvensters en als gevelbeëindigingen eenvoudige profiellijsten.
| |
Interieur
Binnen ziet men een wandgeleding met pilasters, lijstkapitelen en daarboven een geprofileerde kroonlijst. Het schip is overdekt met een gedrukt stucgewelf dat voorzien is van platte banden die corresponderen met de wandpilasters; de pseudotransepten hebben graatgewelven van stuc. De gebogen orgelgalerij aan de westkant rust op twee zuilen met wijwaterbakken rondom op de basementen. In de noordwand een gedenksteen met een tekst betreffende de vergroting van 1935, met chronogram.
| |
Bouwgeschiedenis
Soiron heeft bij de verbouwing in 1810 gebruik gemaakt van ouder muurwerk met speklagen, xvib, dat hij in baksteen liet verhogen. Na die verbouwing had de kerk een schip van vier traveeën, een westtoren, een driezijdig gesloten koor, een dakruitertje op de oostelijke nokhoek en een sacristie tegen de achterkant in de lengte-as. Binnen zag men aan de oostkant van het schip twee zijaltaren in overhoekse nissen. Op de tekening van Soiron staan - aan de zuidzijde - vijf vensters aangegeven hoewel het er niet meer dan vier kunnen zijn geweest. De kerk werd in het tweede kwart van de 19de eeuw vergroot door de bouw van een pseudotransept aan de noordkant (al aangegeven op het kadastrale minuutplan van c. 1830-'40), en korte tijd later door de bouw van een tweede pseudotransept aan de zuidkant. Daarna werd de kerk westwaarts verlengd in de trant van het oude werk en voorzien van een nieuwe toren, waaraan onderdelen van de oude spits opnieuw zijn gebruikt.
In 1935 zijn koor en sacristie vervangen door de tegenwoordige oostelijke partij die bekroond werd met de oude dakruiter.
| |
Hoofdaltaar
Hoofdaltaar met retabel in barokke trant, xixa, geflankeerd door twee rondboogdeurtjes onder getoogde kroonlijsten en postamenten voor twee reliekbustes (afb. 307, 310, 311). Vier zuilen met Koryntische kapitelen flankeren een altaarstuk met afgeschuinde bovenhoeken, doek ± 3 × 2 m, met voorstelling van de Heilige Johannes de Doper. Het geheel bekroond door een aedicula tussen in- en uitgezwenkte frontonaanzetten en siervazen met vlammen. De aedicula - met getorste zuilen, Koryntische kapitelen, flankerende cherubs en een gebogen fronton tussen fakkels - bevat een doek met afgeschuinde bovenhoeken, voorstellend de Heilige Drieëenheid. Bovenop het fronton een zonnemotief met Heilig Hart; daaronder het opschrift S. Trinitas, erboven een kruis.
| |
Zijaltaren
Twee zijaltaren, midden xix; retabels met rondboognis en gegroefde pilasters; links met Duif als symbool van de Heilige Geest in de bekroning; rechts met Lam Gods. Een onderbouw met mra; de andere met ihs.
| |
Communiebank
Communiebank, midden xix, met hoekige balusters en ruitmotief op de penanten; gemarmerd en met verguldsel (afb. 307).
| |
Wijwaterbakken
Ronde wijwaterbakken onder beide zuilen van de orgelgalerij.
| |
Doopvont
Doopvont, xix, van Naamse steen; deksel nieuw.
| |
Preekstoel
Preekstoel in Lodewijk xiv-stijl, xviiia, waarvan het klankbord versierd is met lamberkijns tussen druiventrossen als hoekmotieven; het geheel bekroond met voluten en een beeldengroep: beschermengel met kind (afb. 308).
Neoclassicistische altaarlezenaar van hout, xixa.
Twee houten credenstafels in Lodewijk xv-stijl, xviiib, met voluutpoten.
| |
Orgel en orgelgalerij
Orgelfront met vier Koryntische pilasters, gesneden vleugelstukken en gebogen
| |
| |
Afb. 307. Kerk, hoofdaltaar, 1ste kwart 19de eeuw; communiebank, midden 19de eeuw (opn. 1976).
middenfronton, xixa; gebogen galerij met gegroefde pilasters in de balustrade, witgeschilderd en verguld (afb. 309). Orgelwerk, xviii; midden xix uitgebreid door de gebr. Müller uit Reifferscheid, gerestaureerd in 1874. Merendeel van oude pijpwerk behouden.
| |
Grafstenen
Grafstenen onder het venster van de noordelijke pseudotranseptgevel: voor pastoor I.P. Putters, gestorven 1834, voor Anna Bonil, gestorven 1666, voor de weduwe van I. Meyers, gestorven in Maastricht tijdens het beleg van 1632. Fragment van een middeleeuwse grafzerk in de zuidmuur bij de toren en een grafzerk, xvii (?), in de westmuur bij de toren.
Fragment van een grafkruis als stoep ten noorden van de kerk en fragment van een grafkruis onder een goot (vgl. Belonje, blz. 200-201).
Een gotische profielsteen (basement of kapiteel) en een omgekeerd Maaskapiteel zitten ingemetseld in de keermuur van het kerkhof aan weerskanten van de zuidelijke toegang.
| |
| |
Afb. 308. Kerk, bekroning van de preekstoel, 1ste helft 18de eeuw (opm. 1976).
Afb. 309. Kerk, orgelfront, 1ste kwart 19de eeuw met oudere fragmenten (opn. 1982).
| |
Beelden
Twee houten reliekhouders (H.H. Blasius en Dionysius) in de vorm van borstbeelden van bisschoppen, hoog respectievelijk 74,5 en 79 cm, xiv, voet xviii?, staan als bekroningen boven de deuren aan weerskanten van het hoofdaltaar (afb. 310-311). Schotel met het hoofd van de H. Johannes de Doper, hout, hoog 50 cm, doorsnede 50 cm, xvi (afb. 312).
Houten beeld van de H. Franciscus met de stigmata, xvii, hoog 106 cm, geen polychromie.
Houten beeld van een staande heilige met boek in de linkerhand en een staf in de rechterhand, xixa, hoog 100 cm.
Houten beeld van de H. Sebastiaan, midden xix, hoog 110 cm, gepolychromeerd. Neogotisch houten beeld van de H. Jozef, c. 1900, hoog 114 cm, gepolychromeerd. Neogotisch houten beeld van de H. Johannes de Doper, c. 1900, hoog 114 cm, gepolychromeerd.
Houten madonnabeeld, c. 1900, hoog 117 cm, gepolychromeerd.
| |
| |
Afb. 310. Kerk, reliekhouders, 14de eeuw (opn. 1976).
Afb. 311. Kerk, reliekhouders, 14de eeuw (opn. 1976).
Afb. 312. Kerk, schotel met hoofd van de H. Johannes de Doper, 16de eeuw (opn. 1980).
Afb. 313. Drieluik uit de kerk met marteldood van de H. Sebastiaan, 1620; de schenkers Joachim van Berchem, burgemeester van Aken, en Carolina van Berchem, echtgenote van Johann Wilhelm von Dethe, resp. met de aartsengel Michael en de H. Johannes de Doper. Bonnefantenmuseum Maastricht.
Houten beeld van O.L. Vrouw van het H. Hart, c. 1900, hoog 110 cm, Bayerische Hofkunstanstalt München.
Houten kruisbeeld, xixa, hoog 71 cm, corpus hoog 38,5 cm, verzilverd met verguld corpus.
Houten kruisbeeld, xixa, hoog 102 cm, corpus hoog 68 cm, gepolychromeerd.
Houten kruisbeeld, xixb, corpus hoog 47 cm.
Missiekruis, 1899; houten corpus hoog 93 cm.
Neogotische calvariegroep van gepolychromeerd hout, c. 1900; kruis hoog 102 cm, Maria en Johannes hoog 62 cm, engelen hoog 65 cm.
| |
Gebrandschilderde ramen
Gebrandschilderde ramen van F. Nicolas, 1919. - Klein gebrandschilderd raam van F. Nicolas en Zn., 1936.
| |
Schilderijen
Retabel van hoofdaltaar, zie blz. 259.
Schilderij op doek 59 × 44,5 cm, c. 1800, aan twee kanten beschilderd: voorzijde in ovaal omkranst medaillon de H. Antonius de Kluizenaar; achterzijde
| |
| |
Afb. 314. Drieluik uit de kerk met marteldood van de H. Sebastiaan, 1620; de schenkers Joachim van Berchem, burgemeester van Aken, en Carolina van Berchem, echtgenote van Johann Wilhelm von Dethe, resp. met de aartsengel Michael en de H. Johannes de Doper. Bonnefantenmuseum Maastricht.
Afb. 315. Drieluik uit de kerk met marteldood van de H. Sebastiaan, 1620; de schenkers Joachim van Berchem, burgemeester van Aken, en Carolina van Berchem, echtgenote van Johann Wilhelm von Dethe, resp. met de aartsengel Michael en de H. Johannes de Doper. Bonnefantenmuseum Maastricht.
Afb. 316. Drieluik uit de kerk met marteldood van de H. Sebastiaan, 1620; de schenkers Joachim van Berchem, burgemeester van Aken, en Carolina van Berchem, echtgenote van Johann Wilhelm von Dethe, resp. met de aartsengel Michael en de H. Johannes de Doper. Bonnefantenmuseum Maastricht.
Afb. 317. Drieluik uit de kerk met marteldood van de H. Sebastiaan, 1620; de schenkers Joachim van Berchem, burgemeester van Aken, en Carolina van Berchem, echtgenote van Johann Wilhelm von Dethe, resp. met de aartsengel Michael en de H. Johannes de Doper. Bonnefantenmuseum Maastricht.
doodshoofd en zandloper (afb. 318-319).
Kruiswegstaties, xixc, Duits werk, doek 80 × 67 cm; in de oorspronkelijke lijsten met gebogen bekroningen.
Overgebracht naar het Bonnefantenmuseum in Maastricht (inv. nr. 371bm) een drieluik (afb. 313-317) met de marteldood van de H. Sebastiaan op het middenluik, 72,7 × 121 cm, en de stichtersfiguren, Joachim van Berchem, schepen en burgemeester van Aken, en Carolina van Berchem, echtgenote van Johann Wilhelm von Dethe, resp. met de aartsengel Michaël en de H. Johannes de Doper, op de zijluiken, elk 72,7 × 52,3 cm (vgl. A.J.A. Flament, in Maasgouw 26:1904, blz. 2, en 39:1919, blz. 37, en Belonje, blz. 200).
Op de buitenkant van de zijluiken respectievelijk de volgende teksten: ‘ihs/iesv dv sohn davids bis vns genedig/diesen des heiligen sebastians/haben hiemit zv gottes eheres/den vnd verzierre lassen ioac/berchem bvrgermeister vnd/des koenniglichen stuyls/fra n des heiligen
| |
| |
Afb. 318. Kerk, schilderij met de H. Antonius de Kluizenaar aan een kant en een Memento Mori aan de andere zijde (opn. 1982).
Afb. 319. Kerk, schilderij met de H. Antonius de Kluizenaar aan een kant en een Memento Mori aan de andere zijde (opn. 1982).
Afb. 320. Ciborie, afkomstig uit de kerk; 1ste kwart 16de eeuw, in 1778 hersteld in opdracht C.I. de Duding, commandeur van de Johannieters. Bonnefantenmuseum Maastricht.
| |
| |
Afb. 321. Kerk, miskelk, midden 18de eeuw (opn. 1982).
Afb. 322. Kerk, lavaboketel, 15de eeuw; derde schenktuit met kraan later (opn. 1982).
n des heiligen reich/.... ac’ en: ‘mra/heilige mvtter gottes bitt. fvr vns/ carolina berchem ehegemaline/ des woledle vnd gestrengen/iohans wilhelmen von dethe/ könniglicher maiestet zv hispanie und/ihrer dht in brabant vber fvnf hondert/man oostrischen regiments bestellten/havbtmans i davsent 600 vnd, 20’.
| |
Zilver- en ander metaalwerk
Eveneens overgebracht naar het Bonnefantenmuseum (inv. nr. 123bm) een zeskantige zilveren gedeeltelijk vergulde ciborie in laatgotische stijl, xvia, hoog 40,5 cm (afb. 320); versierd met rondboogmedaillons met in groen en blauw email de H. Johannes de Doper, Maria onder het Kruis, de H.H. Catharina, Petrus en Paulus op de cuppa; onder de voet gegraveerd: ‘Renovatum - c - i - de Duding 1778’; Duding was commandeur van de Johannieters (vgl. Mosmans Mechelen blz. 31).
Verder moeten vermeld worden:
Verguld zilveren neogotische monstrans, hoog 61 cm; merken: v in gekroond schild (import Aken), 13 in vierkant, termonta in rechthoek.
Twee reliekhouders in monstransvorm, xixa, hoog 30 en 33 cm.
Vergulde reliekhouder in kruisvorm, c. 1900, hoog 35 cm.
Zilveren vroegneogotische ciborie, xixb, hoog 38,5 cm; merken: v in gekroond schild (import Aken), 800 en ak.
Verguld zilveren neoromaanse ciborie, xxa, hoog 40 cm.
Zilveren kelk (afb. 321), hoog 23,3 cm, onversierd; merken: adelaar en 1744 (Luik), aw gekroond (Arnold Weelen), G (1750), wapen van Joh. Theod. van Beieren, trembleersteek; tweede serie: gehelmde kop (frontaal) met e en t in voluutwerk, e onder een krans, gestileerde bloemstengel in ovaal schild. Pateen met dezelfde merken en gekroonde h.
Verguld zilveren kelk, hoog 21,1 cm, negotisch, xixd; merken: 800 en kroon; inscriptie P. Woltz Jülich.
Verguld zilveren kelk, hoog 23,1 cm, neogotisch; merken: i2l (Jos. Loven) op voetrand, 2 × een zwaardje bij de nodus; inscriptie onder de voet: andenken
| |
| |
der familie bouillon und beuken mechelen-wittem 1886. jos loven fecit 1883.
Verguld zilveren kelk, c. 1900, hoog 22,3 cm, merken: kroon, 800, maantje en v in contour (Aken).
Verguld zilveren kelk, neoromaans xxa, hoog 19,7 cm; merken: 800 en kroon, P. Woltz Jülich.
Pyxis met oliebusje op deksel van zilver, hoog 9 cm; merken: ach (Aken) 1831. Onder de voet mm-pp-jg.
Bedieningsset, zilverkleurig, xixb, hoog 18,1 cm.
Gekoppelde oliebusjes van zilver, xixb, hoog 11,4 cm, neogotisch.
Zilveren schaal, midden xix, 26,7 × 16,2 cm; merken: jib (Joh. Boermans), januskop en 2.
Lavaboketel van gegoten brons xv; derde schenktuit met kraan later (afb. 322).
Godslamp van verzilverd metaal, hoog 130 cm; inscriptie: DeUs LanCkohr LVX In VIa MerCesqVe In patrIa (1834).
Wierookscheepje van koper, xixd, hoog 8 cm.
Wijwateremmer van messing, xixc, hoog 26 cm.
Wijwateremmer in vaasvorm van verzilverd metaal, xixb, hoog 24 cm; versierd met reliëfs in twee banen.
Twee wijwatervaatjes van messing, xix, hoog 19 cm.
Twee processiekruisen van messing op houten kern, xixa, hoog 79 cm, corpus hoog 15 cm.
Twee houten kruisbeelden, 48 cm en 36 cm hoog, met gegoten corpus xixa.
Op missaal uit 1691 (Plantin) zilveren beslag xix.
Twee zilveren processielantaarns xixa.
Zeven processie-indices, xixd, hoog c. 20 cm; gemerkt: 800, C. Rutgers.
Twee zilveren kroontjes xixb, hoog 16,5 cm en 13 cm.
Kandelaar van gegoten koper, xvi, hoog 14,5 cm.
Twee drievoetkandelaars van gegoten messing, xviid, hoog 51,5 en 48,5 cm.
Twee koperen kandelaars xixa, hoog 16,8 en 14,5 cm.
Zes drievoetkandelaars van messing, midden xix; hoogte: een 80 cm, twee 51 cm, een 48 cm en twee 46 cm.
Twee spiegelblakers van gedreven messing, midden xix; spiegel hoog 54 en 50 cm.
Kaarsenkroon van messing, c. 1700; tweemaal zesarmig.
Kristallen kroonluchter, xixa.
Vierstel van witte zijde met bont bloemenmotief, xixa.
| |
Paramenten
Kazuifel van witte zijde, c. 1900; met voorstelling van Jesus aan het kruis en bloemtakken.
Processievaandels: met voorstelling van Christus op de wereldbol, xix; met het opschrift Kevelaer 1819-1906; met voorstelling van doek van Veronica; met voorstelling van Christus met kelk en hostie, in ovaal.
| |
Klok
In de pastorie bevindt zich een klok, diameter 46 cm, met het opschrift daniel gerardus und maria elisabeth 1788; van het vorige koor.
Een kleine klok met het opschrift johanes wys me fecit monastery soli deo gloriae ao 1723, en twee grote klokken met het opschrift gaulard sona in aachen 1849, zijn tijdens de tweede wereldoorlog weggehaald.
| |
Herrenhof
De Herrenhof is een groot complex met rechthoekige binnenplaats, gelegen ten westen van de kerk en de voormalige pastorie, op de plaats van de vroegere commandeurswoning met pachthoeve van de Johannieters.
| |
Litteratuur
P. Doppler, ‘De Commanderie der Maltezerridders te Mechelen’, Maasgouw 27: 1905, blz. 6-8.- Mosmans Mechelen, blz. 15-25, 36-39, 70.
| |
Geschiedenis
Het landgoed van de Limburgse hertogen te Mechelen, voor het eerst vermeld in 1133 (Mosmans Mechelen, blz. 19, 69, bijlage i) wordt in 1215 door Hendrik iii geschonken aan de Johannieterorde, te weten de hof van Mechelen met alle
| |
| |
bebouwde en onbebouwde terreinen, alle laten, weilanden, bossen, molens en het patronaatsrecht over de kerken van Mechelen en (Wahl)willer (Curiam nostram Mechele et quidquid ad eam in apris cultis aut incultis, in hominibus, pratis, nemoribus seu ceteris quibuscumque pertinet, aut molendinis, partes quoque ecclesiarum ad nos pertinentes in Mechele et Wylre'; Mosmans Mechelen, blz. 19, 69-70, bijlage ii). In 1243 bevestigt hertog Hendrik iv ‘domum et fratres de Mechilne’ in de rechten die zij tijdens het bewind van zijn vader en grootvader hadden (ibidem, blz. 19, 20, 70, bijlage iv).
In 1264 geeft hertog Walram iv als voogd over het convent verlof om een gebouwencomplex voor een deel grenzend aan het kerkhof op te trekken ‘Quaedam edificia erigere tangens pro parte cimiterium in villa supradicta’, (ibidem, bijlage v). In 1373 blijkt het onmiddellijk bezit van het Johannieterklooster in Mechelen een oppervlakte van 200 bunder te beslaan. In Mechelen woonden toen twaalf leden van de orde: de commandeur, vijf priesters, een subdiaken en vijf ridders (ibidem, blz. 22).
In de Costumen van Wittem uit 1550 is een latere toevoeging (na een inlas uit 1562) te vinden omtrent de aansprakelijkheid van de commandeur voor de opbouw van de kerk die ‘in voortijden affgebrant is geweest van des cloosters vuer’ (Habets 1882, blz. 175). Het is denkbaar dat dit slaat op gebeurtenissen in het jaar 1568 toen soldaten van Willem de Zwijger de streek brandschattend rondtrokken vanuit hun legerplaats op de Gulperberg. Kort na herstel werd de commanderij opnieuw door brand verwoest, ditmaal in 1579 tijdens het beleg van Maastricht (Mosmans Mechelen, blz. 23). Daarna verlieten de Johannieters Mechelen en in 1588 werd de commanderie verenigd met die van Kuringen, en korte tijd later met die van Aken. De Johannieters verpachtten de exploitatie van hun rechten en goederen in Mechelen voortaan aan admoniateurs die de Herrenhof overlieten aan pachtboeren. Uit een rapport van 1588 (Staatsarchief Düsseldorf) blijkt dat waren verbrand het huis, de schuur en andere gebouwen, zodat de commanderie niet veel meer waard was (‘è stata brusciata la casa, grangia et altri edificii, per dove detta Commenda si trova di puoco valor’; Mosmans Mechelen, blz. 36).
Na verwoesting van de Herrenhof door de Lotharingers in 1654 kreeg Mechelen te maken met soldaten van Condé, die in 1659 kerk en kerkhof in handen hadden, en met plunderende troepen van maarschalk d'Humières in 1673.
Na dit alles zijn er pas na het midden van de 18de eeuw aanwijzingen van bouwactiviteit: het ankerjaartal 1751 en een steen met 1754 en het wapen van de bouwheer Commandeur Claudius Joseph Duding in de binnenplaatsgevel van de grote schuur.
Na onteigening van de goederen van de Johannieters in 1796 is de Herrenhof in 1797 openbaar verkocht aan Jean Baptiste Poulé, handelaar te Parijs. In 1810 was de volgende eigenaar Paul Joseph Dervaux door schulden gedwongen te verkopen: een van de mooiste hoeven van het land, de Herrenhof, bestaande uit pachterswoning, grote schuur eertijds tiendschuur, stallen en andere gebouwen in goede staat met 114 roeden land.
De koopster, Frederica Veronica Keller, weduwe van Jan David Hasselbach uit Aken, liet het goed na aan een dochter die getrouwd was met H. Deusner. Blijkens een ovale gevelsteen, die in 1884 nog boven de boerderijingang zat, is het complex in 1825 uitgebrand. De tekst luidde: herrenhof / abgebrannt den 22 april / 1825 / aufgebaut in demselben / jahr / durch den eigenthumer / h.a. deusner (Maasgouw 6:1884, blz. 1018). Later werd de Herrenhof geërfd door een andere dochter die getrouwd was met Karl Heinrich von Görschen. Het complex, dat tot in de 20ste eeuw in handen van de familie Görschen bleef, werd in 1897 opnieuw door brand geteisterd.
| |
Beschrijving
Het grotendeels bakstenen complex (afb. 323-325) heeft zijn tegenwoordige aspect grotendeels gekregen bij herbouw na de branden van 1825 en 1897. Toch zijn er ook oudere resten. Zo is de langgerekte zuidvleugel (afb. 323) in substantie xviii; dat is onder meer te zien aan het oostelijke stuk van de noordgevel en een deel van de zuidgevel. Herbezigde traptreden van Naamse steen, xviii, zijn opnieuw toegepast links bij de zuidgevel. Verder heeft dit gedeelte nog moerbalkzolderingen, aan het oog onttrokken door stucplafonds, en een gordingenkap.
| |
| |
Afb. 323. Herrenhof, binnenplaats naar het zuidwesten voor de brand van 1897 (opn. 1888).
Afb. 324. Herrenhof, noordelijke poort, buitenzijde (opn. 1961).
Afb. 325. Herrenhof (opm. 1978).
| |
| |
Tegen het westelijke uiteinde van deze zuidvleugel is een hoger woongedeelte gebouwd, xxa, als tegenhanger van het hoofdgebouw, dat de oostzijde van de binnenplaats voor ongeveer de helft begrenst.
Dit hoofdgebouw is na 1897 opgetrokken in eclectische trant met een uitgebouwd torentje op de zuidoosthoek, een oostelijke buitengevel met lisenen en tandlijsten en binnenplaatsgevels die gepleisterd werden.
De noordoosthoek van het complex wordt gevormd door een lager naar de binnenplaats open gedeelte met lessenaardaken, en twee inrijpoorten respectievelijk aan de oost- en noordkant. De poorten hebben elk een ellipsboog - de oostelijke hiervan vernieuwd - en afgeronde hoeken aan de binnenplaatskant. Dit stuk zal zijn gebouwd na de brand van 1825, en wel ten dele met oud materiaal (baksteen xviii in de zijmuren van de oostelijke inrit). Vergelijking van de kaart van Tranchot (1803 e.v.) met het kadastrale minuutplan van c. 1830-'40 leert dat de binnenplaats aan de noordkant open is geweest.
| |
Tiendschuur
De grote, oorspronkelijk los staande voormalige tiendschuur, xviii, (afb. 323) gelegen aan de westkant van de binnenplaats, is afgedekt met een schilddak. Zij is blijkens het ankerjaartal in de gevel aan de lange buitenzijde in 1898 verbouwd. Aan de binnenplaatskant zitten ankers met r 17 a v 51 g en een rechthoekige wapensteen, voorzien van een banderolle met c.j. duding en daaronder het jaartal 1754; het ankerjaartal 1751 is bij de verbouwing ten onrechte gecombineerd met de ankerletters ravg, want dat zijn de initialen van de laatste commandeur van Mechelen R.A. baron van Gaza (Belonje, blz. 201).
Ten westen van deze schuur enkele bedrijfsgebouwen in eclectische trant.
| |
Panhuis
Het Panhuis, Hoofdstraat nr. 9-17, staat aan de zuidoostzijde van de weg bij de oosthoek van de Commandeurstraat tegenover Herrenhof en kerk.
| |
Litteratuur
Habets 1891, blz. 32,. - Mosmans Wittem, blz. 72.
| |
Ontwerptekening
Tekening van Laurenz Mefferdatis ‘zu Mechelen dass neue panhauss’ met de plattegrond en ingestippeld de ligging van het oude complex. Stadsarchief Aken, Handschr. 30 ‘Architectura Johann Jos. Couven Aquensis’, fol. (71) 70 (afb. 326).
| |
Geschiedenis
Het gebouw, eens brouwerij van de heren van Wittem, is naar ontwerp van de Akense architect Laurenz Mefferdatis opnieuw opgetrokken in opdracht van de landsheer Ferdinand von Plettenberg, dat betekent tussen 1724 en 1737. In 1786 is overwogen om bij het panhuis ‘eine feste Gefängniss für schwere Verbrecher’ te bouwen (Mosmans Wittem, blz. 12); wat een aanwijzing zou kunnen zijn dat de schepenbank van Mechelen zijn zittingen in het panhuis hield.
In de jaren 1934-'35 heeft men getracht het panhuis, dat opgedeeld is in een aantal woningen, aan te kopen om het in te richten tot gemeentehuis (Bull. n.o.b., 4de s., 3:1934, blz. 115. - Meded. Dep. v.o.k. en w., 1935, blz. 261), maar de toestand bleef onveranderd. Na 1950 is een bakstenen zijbouw met ellipsbogige inrijpoort afgebroken om plaats te maken voor een woonhuis.
| |
Beschrijving
Bakstenen gebouw (afb. 327) met verdieping en schilddaken in brede naar voren open u-vorm. Totaal negen traveeën breed: voorgevel van het middendeel vijf traveeën en beide zijvleugels elk met een voorgevel van twee traveeën. De gevels, voorzien van krulankers, hebben geprofileerde kroonlijsten van natuursteen. Aan de straatzijde is Naamse steen toegepast voor rechthoekige vensteromlijstingen en liggend-ovale zolderlichten; de vensteromlijstingen met samengestelde sluitstenen, en luiksponningen en -pennen in de benedenhelften; oorspronkelijke vensterramen niet meer aanwezig. In de middelste travee zitten naast elkaar twee ingangen in omlijstingen van Naamse steen; links een geprofileerde omlijsting met ellipsboog; rechts de meer gebruikelijke segmentboogvorm. Midden boven deze ingangen een rechthoekige steen met het alliantiewapen van Ferdinand von Plettenberg en Bernardina von Westerholt Lembeck omhangen met de keten van het Gulden Vlies, gemanteld en met vijfbladige kroon (afb. 328). Boven deze travee een dakkapel.
In de voorgevel van de rechtervleugel zit een latere segmentboogingang. Achtergevel
| |
| |
Afb. 326. Ontwerptekening van L. Mefferdatis voor het Panhuis (in potlood), ingestippeld het oude complex. Stadsarchief Aken.
met eenvoudige segmentboogvensters. Daken geheel met pannen bedekt met uitzondering van de dakkapel die een leienbedekking heeft.
| |
Huizen en boerderijen
Aan de oostzijde van de Bommerigerweg (Kleeberg):
| |
Bommerigerweg
Bommerigerweg nr. 5-7. Boerderij, waarvan het dwars staande woonhuis, opgetrokken uit vakwerk, xviii, naar voren in baksteen is verlengd en voorzien van het ankerjaartal 1881 in de gepleisterde kopgevel. Rechts hierop aansluitend langs de straat een gedeelte met bakstenen voorgevel, voorzien van twee segmentboogpoorten en ankers met de letters a, k, m en b. Erachter een schuur die verder uit vakwerk bestaat, xviii.
Aan de westkant van de Bommerigerweg (Kleeberg) van noord naar zuid:
Bommerigerweg nr. 2-4-6. Langgerekt vakwerkpand, xviii, onder een zadeldak met
| |
| |
Afb. 327. Panhuis, voor 1737, architect L. Mefferdatis; uit het noordwesten (opn. 1976).
Afb. 328. Panhuis, gevelsteen met de wapens van Ferdinand von Plettenberg en Bernardina von Westerholt Lembeck (opn. 1982).
Afb. 329. Bommerigerweg 2-6, uit het noordoosten (opn. 1977).
geschoord overstek aan de lange westkant. Gekoppelde vensters en sporen van oudere gekoppelde vensters met tussendorpels (afb. 329).
Bommerigerweg nr. 8. Boerderij met naar voren open hof (afb. 331). Dwars staande vakwerkvleugel, xvii-xviii, aan de noordkant met naar voren verlengd woongedeelte, en stal; zadeldak met geschoord overstek aan de hofzijde van het oudste gedeelte, ten westen daarvan een uitbouw met ingang onder een doorgetrokken dakschild; gekoppelde vensters en sporen van oudere tussendorpelvensters. Bakstenen bedrijfsvleugels, xixab, aan de achterkant van de hof en aan de zuidkant met puntgevel aan de straat.
| |
Commandeurstraat
Aan de westkant van de Commandeurstraat van noord naar zuid:
Commandeurstraat nr. 26. Dwars staand vakwerkpand, xviii, met woning, dwarsdeel en stal onder een dak met geschoord overstek aan de lange zijden; het woongedeelte met kopgevel aan de oostzijde; het bedrijfsgedeelte met dakschild boven de westelijke eindgevel.
| |
| |
Afb. 330. Commandeurstraat 38, uit het noordoosten (opn. 1976).
Afb. 331. Bommerigerweg 8, uit zuidoosten (opn. 1975).
Afb. 332. Hoofdstraat 23, voormalige pastorie; bovenlicht en nisje met beeld, 1853 (opn. 1961).
Afb. 333. Hoofdstraat 51-53, voormalige brouwerij, 1782; uit het westen (opn. c. 1960).
| |
| |
Afb. 334. Eperweg 3 en 5-9, uit het noordwesten (opn. 1975).
Afb. 335. Eperweg 3, oorspronkelijke ingang in de zuidwestelijke gevel (opn. c. 1950).
Afb. 336. Eperweg 3, uit het zuidwesten (opn. 1963).
| |
| |
Afb. 337. Hoofdstraat 22, uit het zuiden (opn. 1975).
Commandeurstraat nr. 36-38. Haakvormig complex, bestaande uit twee huizen met zadeldaken (afb. 330). Aan de zuidkant nr. 38 dwars staand, opgetrokken uit vakwerk, xviii, met geschoord dakoverstek aan de lange noordzijde; met ten dele gekoppelde vensters en sporen van voormalige tussendorpelvensters. Een aanbouw met lessenaardak tegen de eindgevel aan de westkant fungeert als tussenlid naar het andere huis, dat voor een groot deel in baksteen is vernieuwd.
Commandeurstraat nr. 48. Laag vakwerkhuis met zadeldak, xviii; terugliggend; zuidelijke eindgevel en daarop aansluitend gedeelte van de gevel aan de oostkant in baksteen vernieuwd.
Commandeurstraat nr. 48a en b. Laag vakwerkpand met zadeldak, xix, haaks aansluitend op nr. 50, achter nr. 48.
Commandeurstraat nr. 50. Dwars staand vakwerkhuis met zadeldak, xviii; gekoppelde vensters. In het verlengde aan de achterzijde een lager gedeelte van vakwerk met zadeldak, xix.
| |
Eperweg
Aan de oostkant van de Eperweg (Op den Dijk) van noord naar zuid:
Eperweg nr. 3. Dwars staand vakwerkhuis, xviib, met noordelijke uitbouw onder een zadeldak met geschoorde overstekken aan de lange zijden (afb. 334-336). Wolfeind aan de straatzijde waar de kopgevel en het aansluitend gedeelte van de zuidgevel in baksteen zijn vernieuwd. Door ‘omspannen’ na splitsing ingang tegenwoordig aan de noordkant. Oude ingang (afb. 335) rechts in de zuidgevel, met uitgesneden korbeels en bovendorpel en een bespijkerde deur.
Oorspronkelijke vensters - gekoppeld of met tussendorpel - ten dele behouden, of althans nog aan sporen herkenbaar. Latere vensters ten dele gekoppeld. Oude spiltrap in het oostelijke gedeelte. Onder de voorste kamer een breukstenen onderbouw met kelder. In deze kamer en de aangrenzende woonkeuken ruggelings tegen elkaar staande schouwen. In de kamer een moerbalkzoldering met troggewelfjes; in de keuken een moerbalkzoldering op korbeels.
Hierbij behoorde oorspronkelijk het complex nr. 5-9 aan de zuidzijde. (Voor reconstructie van de oorspronkelijke toestand: Hekker 1961, blz. 54, 68-69, fig. 8-8a).
| |
| |
Eperweg nr. 5-9. Complex van vakwerk, xviii, deels in baksteen vernieuwd, bestaande uit drie aaneengesloten vleugels die een binnenplaats aan de zuidkant van nr. 3 omsluiten; de vleugels aan voor- en achterzijde met puntgevels aan de noordkant.
| |
Hilleshagerweg
Aan de zuidkant van de Hilleshagerweg tegenover de afsplitsing naar Partij en Wittem:
Hilleshagerweg nr. 2-14. Complex met gesloten binnenplaats. De gebouwen opgetrokken uit vakwerk, xviii, ten dele in baksteen vernieuwd. De schuur ten westen van de inrit, de westelijke vleugel en de achtervleugel met dwarsdeel hebben geschoorde dakoverstekken aan de kant van de binnenplaats. Bij de oostelijke vleugel zijn de buitengevels in baksteen vernieuwd. Het huis ten oosten van de inrit is gedeeltelijk van baksteen en bij de westvleugel zijn de buitengevels in baksteen vernieuwd. Vroeger was aan de achterzijde het jaartal 1794 te lezen. Aan de westkant van het gesloten complex staat nog een bakhuis van vakwerk, xix. Hilleshagerweg nr. 20. Langgerekt dwars staand vakwerkpand met zadeldak, xviii, ten oosten van het complex nr. 2-14; gedeeltelijk gepleisterd.
| |
Hoofdstraat
Aan de zuidkant van de Hoofdstraat van oost naar west:
Hoofdstraat nr. 9-17. Panhuis, zie blz. 269-270.
Hoofdstraat nr. 19. Huis van breuksteen en baksteen met getoogde houten vensterkozijnen en het ankerjaartal (1)774 in de oostgevel van de vleugel aan de kant van de Commandeurstraat.
Hoofdstraat nr. 23. Voormalige pastorie. In de rechtafgedekte bakstenen voorgevel een rechthoekige ingangsomlijsting van Naamse steen, waarboven zich een rondboognisje van Naamse steen bevindt met het onderschrift sancta maria ora pro nobis / mdcccliii j.j. bosten pastor; in de nis een madonnabeeld. Boven de deur een snijraam met kelk en kruis, geflankeerd door druiventrossen (afb. 332). Twee metselmozaïeken met boommotief.
Hoofdstraat nr. 25. Huis met rechtafgedekte voorgevel, xviii; houten segmentboogkozijnen.
Hoofdstraat nr. 33-35. Haakvormig aangelegd vakwerkcomplex, xviii, ten dele met bakstenen vullingen; dwars staande achtervleugel aan de westkant van de hof met geschoord dakoverstek.
Hoofdstraat nr. 51-53. Voormalig brouwerijcomplex met twee grote dwars staande gebouwen met zadeldaken aan weerskanten van een binnenplaats (afb. 333). Het westelijke gebouw (nr. 53) heeft vensters met segmentboogomlijstingen van Naamse steen en een ingangsomlijsting in dezelfde trant met op de sluitsteen anno 1782 / ihs/rsmeh; met een kruis boven het ihs-teken en een hart eronder; deur uit dezelfde tijd. Cementbepleistering met ornamentwerk bij vensters, xixc. Binnen zitten nog moerbalkzolderingen met troggewelfjes. Gebouw aan de oostkant (nr. 51), xix.
Hoofdstraat nr. 71. Vakwerkhuis met schilddak, xviii-xix; bespijkerde deur.
Aan de noordkant van de Hoofdstraat achter de beek van oost naar west: Hoofdstraat nr. 22, schuin tegenover nr. 53. Vakwerkhuis met zadeldak, xviii; met gekoppelde segmentboogkozijnen in de gevel aan de lange voorzijde (afb. 337). Boven de deur met haar dubbele pilastermotief een bovenlicht met omcirkelde zespuntige ster. Westelijke eindgevel grotendeels met pannen bekleed.
Hoofdstraat nr. 26. Complex met gesloten binnenplaats, gedeeltelijk van vakwerk, xviii; gepleisterde voorgevel van baksteen, xixb; veel in baksteen gemoderniseerd.
| |
Overgeul
Overgeul nr. 1 - hoek Eperweg, tegenover de brug over de Geul. De Plei, gesloten voormalige hoeve van vakwerk, afgedekt met zadeldaken, xviii, (afb. 338-340); oorspronkelijk met losse bebouwing aan drie zijden van een mesthof. Zuidvleugel met woning en voormalig stalgedeelte; dwarsdeelschuur met hoog dak aan de westkant; stalvleugel aan de noordkant naar twee kanten verlengd en naar de binnenplaats toe gedeeltelijk c. 1900 verbreed met een lage bakstenen aanbouw onder een schilddak. De hof is van de straat gescheiden door een vakwerkmuur met voetgangersingang en poort onder een zadeldakje. Het woonhuis heeft geschoorde dakoverstekken, een Lodewijk xvi-deur in het derde vak van de binnengevel, vensters met diefijzers aan de kant van de hof, 18de-eeuwse luiken bij verscheidene vensters aan de buitenzijde en een beeldnisje in de kopgevel onder
| |
| |
Afb. 338. Overgeul 1, de Plei (opm. 1968).
Afb. 339. Overgeul 1, de Plei (opm. 1968).
het venster van de eerste verdieping. Onder het woonhuis bevindt zich een kelder met mergelstenen gewelven. Deze hoofdvleugel (afb. 340), die oorspronkelijk los stond en vier vakken besloeg, is met drie vakken naar het westen verlengd en met de westvleugel verbonden. Daarbij bleef de oude westelijke eindgevel met zijn strobekleding bewaard onder het verlengde woonhuisdak. Ten noordwesten van het gesloten complex staat aan de overkant van de weg een dwarsdeelschuur van vakwerk met zadeldak, xviii, en ten oosten daarvan bij de Geul een bakhuis van vakwerk en baksteen met zadeldakjes, xviii.
Overgeul nr. 13. Dwars staand vakwerkhuis met zadeldak, xvii, gedeeltelijk in baksteen vernieuwd; op een van de regels a 1659. Gelegen aan de zuidkant van de weg naar het Schweibergerbos (voor reconstructie van de oorspronkelijke toestand zie Hekker 1961, blz. 53, 65, fig. 6).
| |
Pastoor Ruttenstraat
Pastoor Ruttenstraat nr. 7. Voormalige pastorie, xixa, gelegen ten noorden van de kerk. Haakvormig complex van baksteen; lagere aanbouw aan de noordkant in het verlengde van de hoofdvleugel, afgesloten door een eindgevel van vakwerk op breukstenen plint; zadeldaken. Rechthoekige vensteromlijstingen van Naamse steen in de gevel aan de lange zuidkant. Ingang en vensters in de gevel aan de lange oostzijde van de hoofdvleugel met dergelijke omlijstingen; links boven in deze gevel een beeldnisje.
Bovenste Molen, zie Höfke blz. 283-285.
| |
Onderste molen
Onderste Molen, watermolen op de Geul ter plaatse van de vroegere Commandeursmolen, die mogelijk al behoorde bij de schenking in 1215 van de hof Mechelen door hertog Hendrik iii van Limburg aan de Johannieterorde (Mosmans Mechelen, blz. 19, 29, 52, bijlage ii). Het molenrecht werd opnieuw bevestigd in 1406 (ibidem, blz. 72, bijlage xi). In 1692 blijkt de commandeursmolen door oorlogshandelingen ‘ganz destruirt’ te zijn (ibidem, blz. 37). In 1797 werd het complex als nationaal goed verkocht.
| |
| |
Afb. 340. Overgeul 1, hoeve de Plei, uit het oosten (opn. 1975).
In 1816 kwam het in handen van Carel Joseph Hollman, papierfabrikant te Gulpen die aan de rechterkant van de molentak uit baksteen een papiermolen liet optrekken tegenover de oude graanmolen, die toen nog van vakwerk was. Na branden in 1824 en 1829 is de papiermolen in de jaren 1838-'39 ingrijpend verbouwd. H.M. Noppen, die in 1866 eigenaar werd van het complex, voorzag de molen van een stoommachine. De papiermolen, die na een nieuwe brand in 1874 op de oude grondvesten was herbouwd, werd na een faillissement van de eigenaar in 1882 samen met de inmiddels vernieuwde graanmolen openbaar verkocht. Het complex kwam toen in handen van Joseph Schijns, graanhandelaar te Wijlre, die de papiermolen tot graanmolen liet verbouwen ter vervanging van de oude graanmolen aan de andere kant van de molentak (Meerman, kol. 59-69, 70, 128-139, 183).
| |
Beschrijving
Het complex, opgetrokken uit baksteen, bestaat uit een groot gebouw dwars staand aan de rechterkant van de molentak en afgedekt met een wolfdak; een kleiner gebouw met zadeldak in het verlengde hiervan aan de overzijde en haaks aansluitend op het grote gebouw bedrijfsvleugels aan de oostkant van het binnenerf. Het grote gebouw, eens papiermolen en nu graanmolen, xixc, bovenverdieping xixd; het kleinere dat vroeger graanmolen was, xixc. Vensters met segmentbogen. De molen heeft vier steenkoppels en ijzeren maalwerk met houten tanden (Molens in Limburg, nr. 155).
In de Voorl. Lijst (blz. 560) wordt vermeld een verplaatste grenssteen met een achtpuntige ster (Waldeck) en een schild met drie valken (Palant) aan een zijde, en een schild met klimmende leeuw en pijlenbundel (Staten-Generaal) aan de andere kant.
| |
| |
Afb. 341. Kaart 19: Höfke, Schweiberg, Den Broek, Dal en het westelijke gedeelte van Hurpesch c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
| |
| |
Afb. 342. Höfke uit het oosten (opn. 1980).
| |
Schutterij
De Schutterij van de H. Sebastiaan bezit onder meer:
Grote zilveren vogel van tamelijk grof maaksel.
Zilveren koningsplaten, waarvan drie respectievelijk uit 1657, 1663 en 1698, zeven uit de 18de eeuw, drie en vijftig uit de 19de eeuw, en de overige uit de 20ste.
Zilveren keizersschilden, uit 1825, 1845, '54(?) en 1881.
Drapeau van rood fluweel uit 1888.
Drie vaandels, respectievelijk van rode, paarse en gele zijde; de laatste uit 192.. (Zie verder Jolles, 1937, blz. 127-130).
| |
Höfke
Gehucht met een groep boerderijen van vakwerk ten zuidwesten van Mechelen aan de weg over Schweiberg naar Slenaken (Litt.: E.A. Canneman en J. Stapper, in Architectura 1950, blz. 183-194). De naam kan ontleend zijn aan een niet meer bestaande middeleeuwse herenhoeve. Ten zuidoosten van Höfke staan aan de Geul bij de Eperweg de gebouwen van de Bovenste Molen.
| |
Hoeven
Aan de oostkant van de weg liggen van noord naar zuid de volgende boerderijen:
| |
Höfke
Höfke nr. 1-3. Haakvormig vakwerkpand (afb. 343-344). De dwars staande hoofdvleugel aan de zuidkant, xviii, met woning en stal onder een zadeldak met geschoorde overstekken aan de lange zijden; puntgevel aan de achterzijde; de twee westelijke vakken zijn onderaan van breuksteen terwijl de rechtafgedekte straatgevel van baksteen is; aan deze kant bevindt zich een dakschild. Aan de kant van de open plaats een huisdeur met ruitmotief, xix. De achtervleugel aan de noordkant van de hoofdvleugel bestaat uit een woongedeelte, xviii, en in het verlengde aan de
| |
| |
Afb. 343. Höfke, 7, 5, 3-1 en 2, uit het oosten (opn. 1968).
Afb. 344. Höfke 1-3 en 5, uit het noordwesten (opn. c. 1960).
| |
| |
Afb. 345. Höfke 7 (opm. 1949).
Afb. 346. Höfke 7, uit het noorden (opn. 1976).
| |
| |
Afb. 347. Höfke 2, binnenplaats naar het westen (opn. c. 1960).
noordkant hiervan een lagere stal, xix; beide met een zadeldak, het oudere met een geschoord overstek aan de voorzijde. Aan de achterkant van het oudere gedeelte was tot omstreeks 1965 nog een gevelbekleding met stro te zien.
Höfke nr. 5. Haakvormige vakwerkhoeve, xviii, met zadeldaken (afb. 343-344). Het woongedeelte in de achtervleugel - met gekoppelde vensters - en haaks daarop aansluitend aan de zuidkant een dwars staande vleugel met stal en een dwarsdeelschuur met een zuidwaartse uitbouw onder een doorgetrokken dakschild. Höfke nr. 7. Vakwerkhoeve, xviii, met dwars staand woonhuis en in het verlengde daarachter aansluitend een smallere stalvleugel (afb. 343, 345, 346). Het woonhuis heeft een zuidwaartse uitbouw met een breukstenen gevel aan de lange zijde onder een doorgetrokken schild van het dak; dit dak heeft een wolfseind aan de kant van de straat waar de kopgevel in baksteen is vernieuwd; de stalvleugel heeft aan de zuidzijde een wagenschop onder een doorgetrokken schild van het zadeldak. Het huis, met een geschoord dakoverstek aan de noordkant, stond aanvankelijk los. Dat blijkt uit vensters in de puntgevel aan de oostkant die hun functie verloren toen de stal werd aangebouwd. Dit woonhuis bestond vroeger uit de vier vakken waarin zich de onderkelderde kamer en de woonkeuken met hun ruggelings tegen elkaar geplaatste schouwen bevinden; onder de kamer, voorzien van een moerbalkzoldering met troggewelven, bevindt zich een breukstenen kelder met tongewelf, die bereikbaar is via een luik rechts van de schouw in de woonkeuken. In de noordgevel zit in het vierde vak nog de geprofileerde omlijsting van de oorspronkelijke ingang; verder zijn aan deze kant nog sporen te zien van oorspronkelijke paren benedenvensters met tussendorpels. De oorspronkelijke eindgevel van het huis raakte ingebouwd bij de toevoeging van het vijfde vak met ingangshal; in dit vijfde vak kwam de nieuwe ingang met eenvoudig versierd bovenlicht en bespijkerde deur. De stal aan de oostkant besloeg aanvankelijk slechts een enkel vak. Bij de uitbreiding tot de huidige lengte werd de oorspronkelijke eindgevel aan de westkant ingebouwd.
Aan de westkant van de weg tegenover nr. 1-3:
| |
| |
Afb. 348. Bovenste Molen uit het noordoosten. Rechts woonhuis, en links het molenhuis (opn. 1980).
Afb. 349. Bovenste Molen, gevelsteen van het woonhuis met de wapens van Ferdinand von Plettenberg en Bernardina von Westerholt Lembeck, voor 1737 (opn. 1982).
Höfke nr. 2. Vakwerkhoeve met binnenplaats, bestaande uit twee op elkaar aansluitende haakvormige gedeelten (afb. 347). De zuidvleugel met woon- en stalgedeelte, xviii, en haaks hierop een achtervleugel met stal, xviii, waarvan het gedeelte ten noorden van de doorrit onderaan van breuksteen is en daarboven van vakwerk met bakstenen vullingen. Hierop sluiten lagere bedrijfsgebouwen aan: een haakvormige tussenbouw met een tweede doorrit, xix, naar de noordvleugel, xviii, die naar de straatkant is verlengd met een wagenschuur van baksteen en aan de hofkant een gevel van baksteen heeft gekregen. De binnenplaats is van de straat gescheiden door een lage muur terwijl de inrit is voorzien van ijzeren poorthekken. Het dak van de noordvleugel eindigt aan de straatzijde met een schild. De zuidvleugel heeft een puntgevel aan de kant van de straat, een binnenplaatsgevel met gekoppelde vensters en een dak met geschoorde overstekken. De ingang van het woongedeelte - in het zesde vak aan de hofzijde - is voorzien van een uitgesneden bovendorpel met het inschrift wrs ihs f m v d h / anno 1783, met een kruis boven en drie nagels onder het ihs-teken. In het woongedeelte staan de schouwen van de onderkelderde kamer aan de kopzijde en van het aangrenzende vertrek ruggelings ten opzichte van elkaar. De kamer aan de kant van de straat heeft een moerbalkzoldering met troggewelfjes, en verder zit er tussen beide vertrekken een Lodewijk xv-deur. Aan de westkant bevindt zich een afdak voor wagens. Op het achterterrein een bakhuis van vakwerk, xviii.
| |
Bovenste molen
De Bovenste Molen, Eperweg nr. 19-21, watermolen op de Geul ten zuidoosten van Höfke, voor het eerst in 1350 vermeld, was tot het eind van de 18de eeuw banmolen van de heren van Wittem. In 1805 wordt het complex, bestaande uit twee graanmolens, als nationaal goed verkocht aan de gebroeders Defisenne te Aken, die het in 1807 overdoen aan Willem Jacob Watrin, landbouwer te Gulpen. Korte tijd later wordt de molen op de rechteroever van de molentak, die ontmanteld
| |
| |
Afb. 350. Schweibergerweg 13-15 (opm. 1972).
| |
| |
Afb. 351. Schweibergerweg 13-15 (opm. 1972).
was, opnieuw tot graanmolen ingericht. Een nieuwe eigenaar, C.J. Hollmann, liet hem in 1828 tot papiermolen verbouwen maar deze werd in 1847 weer ontmanteld. Daarna werd hij opnieuw als graanmolen in gebruik genomen. De andere graanmolen op de linkeroever van de molentak werd woonhuis. (Mosmans Wittem, blz. 72, 85. - Mosmans Mechelen, blz. 52. - Molens in Limburg, nr. 153. - Meerman, kol. 57-58, 69-71).
| |
Beschrijving
Het tegenwoordige complex bestaat uit twee bakstenen gebouwen in elkaars verlengde aan weerskanten van de molentak van de Geul - het woonhuis aan de westkant en het molenhuis aan de oostzijde (afb. 348) - en een los haakvormig gedeelte met schuren van vakwerk aan de zuidwestkant van het erf bij het molenhuis. Het woonhuis, afgedekt met een schilddak, heeft hoekblokken van mergel. Het huis, xviiib, maar in de loop der tijden zeer ingrijpend vernieuwd en in 1969-'71 gerestaureerd, heeft boven de ingang links in de gevel aan de lange noordzijde nog een rechthoekige steen met het alliantiewapen (afb. 349) van Ferdinand v. Plettenberg en Bernardina v. Westerholt Lembeck, met de keten van het Gulden Vlies, omhangen met een mantel, en met een vijfbladige kroon (vgl. het Panhuis in Mechelen).
Het molenhuis, afgedekt met een wolfdak, heeft segmentboogvensters en een eenvoudige steen met anno / 1828 in de gevel aan de lange zuidzijde. Twee steenkoppels; ijzeren maalwerk en twee lossingssluizen. Gerestaureerd in 1976-'77. Hierbij zijn de turbines uit 1914 vervangen door een schoepenrad. Vakwerkgedeelte xviii.
Onderste Molen, zie Mechelen, blz. 276-277.
| |
| |
Afb. 352. Schweibergerweg 15, uit het zuidoosten (opn. 1976).
| |
Schweiberg
Schweiberg, gelegen langs de weg van Mechelen naar Slenaken, wordt in 1537 als Scheveyberch vermeld (Tummers, blz. 73) en in 1681 als Schaveyberg (Maasgouw, 49: 1929, blz. 52). Volgens Tummers (blz. 75-76) kan de naam zijn afgeleid van het Waalse Chavémont, van (ex)cavatum montem, uitgeholde berg, in de zin van holle weg over een hoogte.
| |
Hoeven en huizen
Schweibergerweg
Komende uit de richting van Mechelen ziet men links, dus ten zuiden, van de weg: Schweibergerweg nr. 1-3, tussen de weg naar de Bovenste Molen en het zijpad naar Hurpesch. Onregelmatig complex van vakwerk op breuksteen, en van baksteen - deels gemoderniseerd -; met naar het oosten een open binnenplaats. Aan de straatkant, noordzijde, een grote dwarsdeelschuur, xviii, van vakwerk ten dele met bakstenen vullingen onder een wolfdak; recente westvleugel; en aan de achterkant een woonvleugel met schilddak, xviii, grotendeels in baksteen vernieuwd maar het oostelijke deel van de gevel aan de hofzijde nog van vakwerk. Daarachter in haakvorm aansluitend een lager voormalig stalgedeelte, xix, grotendeels van baksteen, maar met een puntgevel van vakwerk aan de oostkant. Aan de straatzijde ten oosten van de grote schuur een los gebouw van vakwerk onder een zadeldak, xviii, met een westelijke puntgevel van baksteen en een lagere aanbouw van vakwerk met lessenaardak aan de oostkant. Ten oosten hiervan een bakhuis van vakwerk, waarvan de westelijke puntgevel in baksteen is vernieuwd.
Schweibergerweg nr. 13-15. Onregelmatig complex (afb. 350-352), bestaande uit een langgerekt pand van vakwerk op breuksteen met enkele gevelgedeelten van baksteen achter een losse bakstenen stal langs de straat die van betrekkelijk recente datum is, en ten westen daarvan aan de straat een dwars staande schuur van vakwerk, breuksteen en baksteen. Het langgerekte pand bestaat uit meerdere
| |
| |
Afb. 353. Schweibergerweg 17, uit het noordoosten (opn. 1976).
onderdelen met zadeldaken in elkaars verlengde. Als centrale elementen twee los tegen elkaar gebouwde huizen, waarvan het oostelijke het grootst is; aan het oostelijke uiteinde een grote dwarsdeelschuur en aan het westelijke uiteinde een hogere brede dwarsdeelschuur, die nu in een woning is veranderd. Het oudste, westelijke huis, xviiia, heeft een aantal getoogde vensters, waarvan twee in het middelste vak van de zuidgevel gekoppeld zijn. De ingang aan de noordkant geeft toegang tot een hal waarachter zich de trap naar boven bevindt; in de twee vakken ten oosten van die hal liggen achtereenvolgens de voormalige woonkeuken met schouw en de onderkelderde kamer, alles met moerbalkzolderingen; de kelder overkluisd met een tongewelf overlangs. Het vak ten westen van de hal behoort nu bij de nieuwe woning, ingericht in de voormalige schuur, xix, die ernaast ligt. Bij dit gedeelte zijn de westelijke puntgevel en de zuidgevel van de achterwaartse uitbouw in baksteen vernieuwd. Het oostelijke huis, onder een dak met wolfseind aan de oostzijde, is in meerdere fasen tot stand gekomen. De bouwtijd van het oudste, westelijke stuk, dat drie vakken telt, is aangegeven door het inschrift anno 1780 j + a + op de voetplaat van de noordgevel, en wel in het tweede vak. Het derde vak heeft een noordwaartse uitbouw onder een doorgetrokken dakschild met aan de westzijde de ingang die voorzien is van een bespijkerde deur. Het huis, dat zijn tegenwoordige omvang te danken heeft aan twee oostwaartse verlengingen van telkens twee vakken en een noordwaartse verbreding onder een doorgetrokken dakschild, heeft geschoorde dakoverstekken aan de zuidkant, en aan de noordkant van de twee niet verbrede westelijke vakken. De drie
oostelijke vakken van de noordgevel langs het bredere deel zijn in baksteen vernieuwd. In het vakwerkgedeelte links hiervan een deur met dubbel pilastermotief, xix. Het oudste gedeelte heeft een kelder met een tongewelf overdwars onder het westelijke vertrek, en verder moerbalkzolderingen met troggewelfjes. In het huis zijn nog twee andere kelders; een onder het oostelijke vak met tongewelf overdwars, en een kelder met gewelven tussen gordelbogen in het brede gedeelte van de eerste uitbreiding. De lage dwarsdeelschuur aan de oostkant, xix, is van vakwerk met een zuidwaartse
| |
| |
Afb. 354. Schweibergerweg 25-27, uit het westen (opn. c. 1950).
Afb. 355. Schweibergerweg 33 en 25-27, uit het oosten (opn. c. 1950).
| |
| |
uitbouw onder een doorgetrokken dakschild, en een aanbouw met lessenaardak tegen de oostgevel. De bakstenen schuur met zadeldak langs de straat staat op de plaats van een vorig gebouw. De losse dwars staande vakwerkschuur met schilddak ten westen hiervan heeft een breukstenen plint, een breukstenen onderbouw aan de kant van de straat en een westgevel die met steenblokken is vernieuwd; langsdeeldeuren terugliggend links aan de straat onder een overstek van het dak. Op een deur aan de hofzijde stond het jaartal 1863. Deze schuur is enkele jaren geleden uitgebrand.
Schweibergerweg nr. 17. Hoeve Doorn; met losse bebouwing van vakwerk, deels op breukstenen plinten, om een hof (afb. 353). Aan de westkant de dwars staande hoofdvleugel met woongedeelte voor, xviii, en stalgedeelte achter, xix, onder een zadeldak; het woonhuis met strokendeur in een oostwaartse uitbouw onder doorgetrokken dakschild. Haakvormig aangelegd bedrijfsgedeelte met dwarsdeelschuur en stal, xixa, aan de zuidzijde en daartegenaan een dwars staande vleugel, aan de oostkant van het binnenerf, xix, met latere westgevel van baksteen; onder zadeldaken. Ten zuiden van dit bedrijfsgedeelte staat in het verlengde van het langgerekte pand nr. 15 een vakwerkschuur met zadeldak, xixa. Ten westen van de hoofdvleugel een vakwerkgebouwtje, xix, met voorgevel van baksteen en een zadeldak.
Schweibergerweg nr. 25. Complex van vakwerk en breuksteen, afgedekt met zadeldaken (afb. 354-355). De hoofdvleugel, xviii, met woon- en stalgedeelte, staat met de westelijke topgevel gericht naar een zijpad, vroeger Nutbronsweg genaamd; in het verlengde aan de oostkant hiervan een lage vleugel, xix, als verbinding met de grote bedrijfsvleugel, xviii, noordwaarts verlengd, xix, die dwars staat ten opzichte van de Schweibergerweg. Het jongste gedeelte van deze vleugel heeft dwarsdeeldeuren aan de lange westzijde aan de kant van de hof. De vleugel met het woongedeelte heeft zijn ingangen niet aan de kant van de hof maar aan de lange zuidzijde waar het dak voorzien is van een geschoord overstek. In de achtergevel aan de lange noordzijde zitten twee kruiskozijnen. Links tegen de westelijke kopgevel een uitbouw voor een bedstede. Beide topgevels met verticale planken bekleed.
Schweibergerweg nr. 27. Vakwerkhuis, xix, met een smalle poortvleugel van gelijke hoogte aan de noordkant, aansluitend op de bedrijfsvleugel van nr. 25. Geschoord overstek van het zadeldak aan de lange westzijde (afb. 354-355).
Schweibergerweg nr. 29. Vakwerkhuis met zadeldak, xviii, gelegen tegenover het woongedeelte van nr. 25, met de voorgevel aan de lange zuidzijde. Haaks hierop aan de zuidkant een los gebouw van vakwerk.
Schweibergerweg 31. Huisje van vakwerk met vullingen van baksteen onder een zadeldak, xix, ingrijpend vernieuwd; gelegen aan de westkant van de vroegere Nutbronsweg ten zuiden van nr. 33. Aan de achterzijde van het erf nog een pand van vakwerk met vullingen van baksteen onder een zadeldak, xix, ingrijpend vernieuwd.
Schweibergerweg nr. 33. Haakvormig aangelegd vakwerkpand aan de westzijde van de vroegere Nutbronsweg. De hoofdvleugel dwars staand ten opzichte van de Schweibergerweg (afb. 355). Haaks hierop aan de westzijde langs de Schweibergerweg een lage zijvleugel. Aan de lange oostzijde van de hoofdvleugel staat op de bovendorpel van een vroegere dwarsdeelpoort in het middenvak een inschrift met 1802 onder een kruis. Onderbouw van de kopgevel van baksteen evenals een aantal vullingen; sterk gewijzigd.
Schweibergerweg nr. 35. Hoeve van vakwerk onder zadeldaken, met naar voren open hof. Dwars staand woonhuis aan de westkant, xixa; bedrijfsgebouwen aan zuid- en oostkant, xix, met gevelgedeelten en een aantal vullingen van baksteen; bakstenen aanbouw met lessenaardak tegen de kopgevel van de linkervleugel. Komende van Mechelen ziet men rechts, dus aan de noordkant van de Schweibergerweg:
Schweibergerweg nr. 6-8. Complex van vakwerk en baksteen, xviii-xix, met gedeeltelijk losse gebouwen om een binnenplaats. Dwars staande westvleugel met woongedeelte, van vakwerk onder een zadeldak; het smallere noordelijke deel met een geschoord dakoverstek aan de kant van de hof; aan de lange westzijde van
| |
| |
Afb. 356. Schweibergerweg 44, kaaskamer op de noordoosthoek (opn. c. 1950).
Afb. 357. Schweibergerweg 44, uit het zuidwesten (opn. 1961).
baksteen, xixb; aan de kant van de straat een lagere betrekkelijk jonge uitbreiding in baksteen onder een schilddak. Hierop aansluitend met een scherpe hoek een langgerekte poortvleugel van vakwerk met breukstenen plint, afgedekt door een zadeldak met een wolfeind; de voorgevel met vullingen van baksteen. Losse achtervleugel onder een zadeldak, met oostelijke eindgevel van vakwerk en in baksteen vernieuwde gevels aan de lange zijden. Op enige afstand ten oosten hiervan een dwars staand gebouw van vakwerk op breuksteen, afgedekt met een schilddak. Bakhuis, 174., aan de westkant van het complex.
Schweibergerweg nr. 12. Pand van vakwerk op breukstenen plinten, onder zadeldaken. Dwars staande westvleugel, xviii, en aan de oostkant haaks daarop aansluitend een achtervleugel als woning, xix, met een iets verder terugliggende lagere aanbouw in het verlengde. De dwars staande vleugel met een geschoord dakoverstek aan de hofzijde. Puntgevel aan de straat ten dele met bakstenen vullingen.
Schweibergerweg nr. 44, voor de afsplitsing van de zijweg naar Bissen (vroeger Geerendalsstraat genaamd). Gesloten hoeve van vakwerk op breukstenen plinten, grotendeels xviii (afb. 357); de dwars staande vleugels met puntgevels aan de kant van de straat; de westelijke met geschoord dakoverstek aan de hofkant. De achtervleugel met woongedeelte, xvii, heeft aan de oostkant een later uitgebouwd hok op schoren, bestemd voor het drogen van kaas (afb. 356). Buitengevels met vullingen van baksteen behalve op de hoek met de kaaskamer. Kopgevel van de oostvleugel beneden van baksteen en boven met verticale planken bekleed. Aan de noordkant van het gesloten complex een los gebouw van vakwerk, xixa.
| |
Den Broek
Broekerweg
Huizengroep ten oosten van Schweiberg in het Geuldal tegenover Hurpesch. Broekerweg nr. 8-10. Vakwerkhuis met zadeldak, xix, aan de westkant van de weg.
| |
| |
Afb. 358. Dalbissenweg 7 en 9, uit het noorden (opn. 1977).
| |
Dal
Gehucht met boerderijen langs de weg in het dal tussen het Schweibergerbos en Schweiberg en Höfke.
| |
Dalbissenweg
Dalbissenweg nr. 4, 6-8. Groep huizen en schuren van vakwerk en baksteen, gelegen aan de noordkant van de weg ten oosten van een zijpad naar het Schweibergerbos:
Nr. 4. Vakwerkhuis met zadeldak, xviii, waarvan de voorgevel en de eindgevels beneden in baksteen zijn vernieuwd, xix; in de voorgevel een middeningang en vier benedenvensters met segmentbogen. Daarachter een los dwarsdeelschuurtje van vakwerk, xviii, haaks op het huis.
Nr. 6-8. Langgerekt huis van vakwerk en baksteen, xviii-xix, dwars staand ten opzichte van het zijpad, afgedekt met een zadeldak; kopgevel aan de westkant beneden van baksteen en boven met pannen bekleed. Het vakwerkgedeelte rechts in de noordgevel bezit nog een segmentboogvenster met middenstijl. Aan de noordkant van dit huis bevindt zich een naar het oosten open hof met de inrit aan de westkant tussen het huis en een bedrijfsgebouw dat de overige twee zijden in beslag neemt.
De bedrijfsvleugels, gedeeltelijk in baksteen vernieuwd, hebben aan de kant van de binnenplaats nog gevels van vakwerk. De westelijke eindgevel van een schuurtje links van de inrit is onderaan van baksteen en bovenaan met pannen bekleed net als de woonhuisgevel rechts ervan. Aan de zuidkant van het huis een voormalig bakhuis van vakwerk, xixb.
| |
Bissen
Gehucht aan de weg in het dal tussen Schweiberg en het Schweibergerbos, die als pad doorloopt in zuidwestelijke richting.
Aan de noordkant van het pad:
| |
| |
Afb. 359. Kaart 20: Bommerig, Helle, het oostelijke gedeelte van Hurpesch, en Kleeberg c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
| |
| |
Afb. 360. Bommerigerweg 21, bakhuis (opm. 1969).
Afb. 361. Bommerigerweg 34-38, uit het noordoosten (opn. 1976).
| |
Ongelukskruis
Gietijzeren crucifix, waaraan een schildje is bevestigd met het opschrift: hier starf durch ein unglück am 6 april / 1878 der jüngling johanes leonardes / van hautem im alter von 13 jahre / betet für die armen seelen.
Aan de zuidkant van de weg:
| |
Dalbissenweg
Dalbissenweg nr. 7-15. Huizenrijtje met zadeldaken in elkaars verlengde. Nr. 7 aan de oostkant tegenover een zijweg is een vakwerkhuis, xviii, met geschoord dakoverstek en een beklampte deur aan de straatkant (afb. 358). Nr. 9 en 11 zijn opgetrokken uit baksteen, xixb. Nr. 13-15 aan de westkant is van vakwerk, xviii; gedeeltelijk in baksteen vernieuwd; geschoord dakoverstek aan de straatkant, en aan de oostkant een eindgevel met strobekleding.
| |
Bommerig
Gehucht aan de weg van Mechelen naar Camerig, in 1536 vermeld als Bamberg in het Overdrachtsregister van Epen 1520-1563 (Rijksarch. Maastr.; Tummers, blz. 24-25), in 1696 als Bommerig (Mosmans Mechelen, blz. 20). De bebouwing bestaat uit een aantal hoeven verspreid langs de weg.
| |
Hoeven en huizen
Bommerigerweg
Bommerigerweg nr. 19. Dwars staand huis aan de westkant van de oostelijke zijweg; op het kadastrale minuutplan van 1830-'40 aangeduid als: Op de Weide. Vakwerk xvii-xviii en een vernieuwde en gepleisterde kopgevel van baksteen. Aan de lange noordkant schoren met dwarsprofielen onder het overstekende zadeldak. Ingangslatei met 16.. verdwenen.
Aan de westkant van de Bommerigerweg van noord naar zuid:
Bommerigerweg nr. 32. Vakwerkhuis, xixb, met zadeldak; zuidelijke eindgevel van baksteen. Woongedeelte in de zuidelijke helft, dwarsdeelschuur in de noordelijke. Bommerigerweg nr. 34-36-38. Haakvormig vakwerkcomplex, xviii (afb. 361), met
| |
| |
Afb. 362. Bommerigerweg 16 (opm. 1972).
dwars staand woon- en stalgedeelte en naar het noorden gerichte achtervleugel; uitgebreid met een lagere dwarsdeelschuur, xixb, aan de zuidkant in het verlengde van de achtervleugel. Alles met zadeldaken.
Geschoorde dakoverstekken aan de noordkant van de hoofdvleugel en de oostkant van de oudste achtervleugel. Tegen de noordelijke eindgevel van die achtervleugel staat een aanbouw met lessenaardak.
Bommerigerweg nr. 40. Vakwerkhuis met dwarsdeelschuur in het noordelijke stuk onder een zadeldak; xviii, gewijzigd.
Bommerigerweg nr. 42. Vakwerkhuis met dwarsdeelschuur in het zuidelijke stuk onder een zadeldak; xviii.
Bommerigerweg nr. 44. Dwars staand vakwerkhuis met zadeldak, xviii; zuidgevel en achterste eindgevel in baksteen vernieuwd evenals het benedendeel van de kopgevel.
Bommerigerweg nr. 46. Vakwerkhuis met zadeldak en een aanbouw onder een
| |
| |
Afb. 363. Bommerigerweg 16 (opm. 1972).
lessenaardak tegen de zuidelijke eindgevel, xviii. Noordelijke eindgevel in baksteen vernieuwd.
Aan de oostkant van de Bommerigerweg:
Bommerigerweg nr. 21 tegenover nr. 34. Bakhuis van vakwerk, xviii (afb. 360). Ten zuiden daarvan een klein bakhuis van vakwerk, xixb, behorend bij Bommerigerweg 38.
| |
Helle
Gehucht ten zuiden van Mechelen aan de weg naar Camerig. In 1822 was het aantal inwoners hier 193 (Mosmans Wittem, blz. 75); maar daarbij waren vermoedelijk die van Bommerich, Elzet, Hurpesch en Kleeberg meegeteld.
Schilderachtige groep vakwerkhoeven aan de oostkant van een kromming in de weg.
| |
| |
Afb. 364. Bommerigerweg 16, poortvleugel vanaf de binnenplaats gezien (opn. 1971).
Van noord naar zuid:
Bommerigerweg nr. 16. Grote vakwerkhoeve, xvii-xviii, waarvan de gebouwen, afgedekt met zadeldaken, een mesthof omsluiten die zich achterwaarts vernauwt en verderop verbreedt (afb. 362-363). De hoofdvleugel aan de zuidwestkant bevat de woonvertrekken en een dwarsdeelschuur die ingevoegd is in de oostelijke helft. Deze hoofdvleugel heeft een buitenwaartse uitbouw met een lage bakstenen gevel onder een doorgetrokken dakschild bij de middelste vakken. Daarnaast zit onder het dakoverstek bij de lange buitengevel van het smallere noordwestelijke gedeelte een overstekend kaashok op uitstekende balkeinden. De eindgevel aan de achterzijde is met verticale planken bekleed. De vensters aan de kant van de hof zijn voorzien van luiken en verder is er zowel voor als achter nog een aantal tweelichtvensters, waarvan sommige met diefijzers.
Uit resten van een vroegere eindgevel met venstersporen op de middenstijl blijkt dat het woonhuis in zijn oudste vorm uit drie vakken bestond: het huidige middenvak met onderkelderde kamer, het vak ten oosten daarvan waarin zich een woonkeuken bevond, en een aansluitend stuk, vermoedelijk met huisdeur en hal, op de plaats van de huidige dwarsdeel. Dat laatste kan worden afgeleid uit venstersporen op de stijl rechts van de deelingang. Aan de westkant van de oorspronkelijke woonkeuken bevond zich een brede schouw met nissen in de zijpenanten, met links daarvan de ingangen naar de breukstenen kelder met zijn tongewelf en naar de kamer erboven; de traptreden naar die kamer waren aangebracht op het kelderluik. Het huis werd in verscheidene fasen naar twee kanten verlengd en bij de middelste vakken buitenwaarts uitgebouwd.
De woonkeuken, in het gedeelte waarmee het huis naar het zuidoosten is verlengd, heeft een moerbalkzoldering met troggewelfjes en een schouw aan de oostzijde met twee nissen boven elkaar in het linkerzijpenant. Aan weerskanten van die schouw zitten de deuren naar twee kamers aan de kant van de straat die eveneens nog moerbalkzolderingen met troggewelfjes bezitten. Aan de andere kant van deze woonkeuken bevindt zich de dwarsdeelschuur die in deze vleugel werd ingebouwd
| |
| |
Afb. 365. Bommerigerweg 24 (opm. 1969).
Afb. 366. Bommerigerweg 24 (opm. 1969).
met opoffering van een stuk van het oorspronkelijke woonhuis.
Het woongedeelte is in noordwestelijke richting verlengd in drie fasen, waarbij respectievelijk een vak, twee vakken, en ten slotte in 1733 (blijkens een ter plaatse bewaarde transportakte) de laatste twee vakken werden toegevoegd; zo raakten de oorspronkelijke eindgevel aan die kant en ook die van de eerste en tweede verlenging - elk met resten van zoldervensters - ingebouwd. Tegen de westwand van het vak dat het eerst aan deze zijde werd toegevoegd bevindt zich een schouw - met een nis in beide zijpenanten - die pas bij de volgende dus voorlaatste verlenging zal zijn ingevoegd. Toen de laatste twee vakken werden aangebouwd zal tegen de westwand van de voorlaatste verlenging eveneens een schouw zijn aangebracht, maar daarvan kan alleen nog maar een raveling in de balklaag getuigen. In de vier noordwestelijke vakken zijn de moerbalkzolderingen met troggewelven van de benedenvertrekken behouden gebleven.
Een voetgangerspoortje achteraan bij de zuidelijke hoek van de eindgevel van het woonhuis vormt een tussenschakel naar een terugliggend stalgebouw ten westen ervan.
Aan de noordkant van de binnenplaats staan twee bedrijfsvleugels: een dubbele dwarsdeelschuur die het resultaat lijkt van verscheidene bouwfasen, en terugliggend ten westen hiervan een stalgebouw.
De grote schuur heeft een westelijke eindgevel die onderaan van baksteen is en bovenaan met verticale planken bekleed, een middenmoot met gevels van baksteen en bakstenen vullingen in het vakwerk aan de kant van de straat. Het stalgebouw met geschoord dakoverstek aan de binnenplaatskant is na 1972 ingekort door afbraak van een westelijk gedeelte met wagenschop. Aan de westkant van de binnenplaats sloten hierop aan een voetgangerspoortje, een bakhuis en een lage vleugel met poort. De oostelijke stalvleugel met de inrijpoort heeft een geschoord dakoverstek aan de binnenplaatskant en bakstenen vullingen in het rechtergedeelte van de vakwerkgevel aan de straatzijde; boven de poort zitten aan de binnenplaatskant duivegaten.
| |
| |
Afb. 367. Bommerigerweg 24, uit het noorden (opn. 1976).
Bommerigerweg nr. 22. Vakwerkhoeve, xviii-xix, met los woonhuis aan de noordwestkant van een binnenplaats en bedrijfsgebouwen aan de west- en zuidkant ervan; alles afgedekt met zadeldaken. Het woonhuis, xviii, heeft een geschoord dakoverstek aan de hofzijde.
Aan de zuidkant van de hof sluit een dwarsdeelschuur haaks aan op een tot stal verbouwde schuur uit 1740 die oorspronkelijk behoorde bij de aangrenzende boerderij (nr. 24). In het verlengde van dit gebouw staat tegen de oostgevel met zijn bakstenen vullingen een smalle lage stal van vakwerk onder een tamelijk flauw hellend zadeldak, xix. Tegen de kopgevel van dit gedeelte is een crucifix aangebracht met het opschrift anno 1747 op de dwarsbalk.
Bommerigerweg nr. 24. Vakwerkboerderij met vrijwel gesloten binnenplaats (afb. 365-367), oorspronkelijk deel uitmakend van een groter geheel: met het woonhuis aan de noordkant en een haakvormig bedrijfsgedeelte langs de west- en zuidkant van een naar het oosten open binnenplaats. De gebouwen van het oostelijke gedeelte (nr. 26) zijn in baksteen vernieuwd en de vakwerkschuur aan de westkant werd met uitzondering van een verlenging aan de zuidkant in gebruik genomen als stal bij het aangrenzende bedrijf (nr. 22). De binnenplaats van nr. 24, omsloten door gebouwen van vakwerk met zadeldaken, is van het oostelijke deel (nr. 26) grotendeels afgesnoerd door de bouw van een korte stal van vakwerk met zadeldak haaks tegen de dwarsdeelschuur aan de zuidkant.
De inrijpoort, afgedekt met een zadeldakje, bevindt zich aan de noordkant tussen de eindgevel van het woonhuis en de westelijke bedrijfsvleugel. Het gedeelte hiervan dat nu bij nr. 22 hoort, heeft een dichtgezette dwarsdeelingang aan de binnenplaatskant van nr. 24 met op de bovendorpel het inschrift anno 17 ihs 40 wsng, met een kruis boven het ihs-teken. Aan de zuidkant is de ingebouwde eindgevel nog gedeeltelijk met stro bekleed. Het woonhuis, waarvan de westelijke eindgevel in baksteen is vernieuwd, bezit een noordwaartse uitbouw onder een doorgetrokken dakschild. Het heeft een geschoord dakoverstek aan de hofzijde en aan de noordkant naast de uitbouw; onder het overstek aan de noordkant heeft
| |
| |
mogelijk een kaashok gezeten. Het woonhuis heeft sinds 1968 een aantal veranderingen ondergaan, waarbij aan de binnenplaatskant de ingang en een aantal vensters zijn vernieuwd. Maar binnen wordt nog bewaard de bovendorpel van de oude ingang met een kruisje en daaronder het inschrift ‘anno 1764’ en moeilijk leesbaar mogelijk ‘is imb. gelonishic’, waarvan het jaartal wijst op een uitbreiding. De oudste kern van het huis wordt gevormd door de twee oostelijke vakken. Dit gedeelte, xvib, dat zich oorspronkelijk nog een vak verder oostwaarts zal hebben uitgestrekt, werd aan de westkant afgesloten door een topgevel met een overkraging op consoles, waarvan sommige op hun oude plaats zijn gebleven binnen de latere overkapping. De vorm van deze overkraging doet denken aan een huis in de Kerkstraat in Nijswiller (afb. 381) dat in 1916 is afgebroken. In dit gedeelte ziet men dwarse moerbalkprofielen. Het huis heeft in de noordwaartse uitbouw een kamer boven een kelder met een tongewelf van breuksteen. De oude eindgevel raakte ingebouwd toen het huis naar het westen werd verlengd door toevoeging van het westelijke vak, waaronder eveneens een breukstenen kelder met een tongewelf zit. Verder werd het dakschild aan de noordkant van onder af iets verhoogd.
Een bakhuis in het veld ten zuidoosten van deze boerderij is in het begin van de jaren zeventig afgebroken.
Vakwerkschuur aan de oostkant van de weg.
| |
Hurpesch
Gehucht ten zuiden van Mechelen in het Geuldal bij Helle. De naam, voor het eerst in het midden van de 14de eeuw vermeld, zou zijn afgeleid van Heurtebise, samengesteld uit heurter (botsen) en bise (gure noordenwind), en geïmporteerd door Franstalige mensen (Tummers, blz. 77, 87).
De nederzetting kan zijn ontstaan bij een middeleeuwse herenhoeve. In een akte uit 1369 wordt Lenart van Hurtpece als leenman van de heren van Wittem vermeld (Mosmans Wittem, blz. 147. - Maasgouw 43: 1923, blz. 62. - De Crassier, 1937, blz. 308-309).
Het gehucht heeft een verspreide bebouwing langs de weg die van Helle naar de Geul voert: Boerderijen en huizen die nog grotendeels uit vakwerk bestaan.
Van west naar oost ziet men aan de noordkant van de weg:
| |
Hurpescherweg
Hurpescherweg nr. 3. Dwars staand vakwerkpand, xviii, met woon- en stalgedeelte en een bakstenen achtervleugel haaks erop aansluitend aan de westkant; topgevel aan de straat beneden van baksteen en boven bekleed met verticale planken. Aan de straatzijde ten westen hiervan een losse vakwerkschuur met zadeldak, xviii. Hurpescherweg nr. 5. Dwars staand vakwerkhuis, xviii, onder een zadeldak met geschoord overstek bij de oostgevel; westgevel en benedendeel van de straatgevel in baksteen vernieuwd. Haaks hierop aan de oostzijde terugliggend een losse vakwerkschuur met zadeldak, xviii, waarvan de zuidgevel en de oostgevel in baksteen zijn vernieuwd; tegen de achterzijde hiervan een overdwarse aanbouw van vakwerk.
Van west naar oost aan de zuidkant van de weg:
Hurpescherweg nr. 4. Langgerekt vakwerkpand, xviii-xix, met een onregelmatige plattegrond, bestaande uit een reeks onderdelen met zadeldaken in elkaars verlengde; de westgevel onderaan van baksteen en boven met verticale planken bekleed. In het midden het woongedeelte en een bredere stal ten westen ervan; op de uiteinden dwarsdeelschuren, een aan de oostkant met schilddak en twee lagere schuren aan de westkant. Het woonhuis, met een uitbouw onder een doorgetrokken dakschild aan de zuidkant, heeft gekoppelde vensters in de noordelijke gevel. Uit de ligging van de onderkelderde kamer aan de noordzijde, de aangrenzende kamer aan de zuidkant en de plaats van de schouw in dit laatste vertrek, kan worden afgeleid dat wij hier te maken hebben met het restant van een dwars staand gedeelte. Volgens de kaart van Tranchot (1803 e.v.) had de boerderij toen een grotendeels gesloten binnenplaats met een haakvormig aangelegd gedeelte aan de zuid- en oostkant, terwijl twee losse gebouwen de westkant en een deel van de noordkant in beslag namen; het huidige woongedeelte kan een overblijfsel zijn van
| |
| |
Afb. 368. Kaart 21: Elzet en Rott c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
de oostelijke vleugel. Aan de zuidwestkant staat een losse vakwerkschuur, xix, met ovenaanbouw tegen de westelijke eindgevel; schuur en aanbouw met een zadeldak; westgevel onderaan van baksteen en boven met verticale planken bekleed.
Hurpescherweg nr. 10-12. Langgerekt vakwerkpand, xviii-xix, met puntgevel aan de oostkant; dwars staande westvleugel aan de achterkant - oorspronkelijke stal - in baksteen vernieuwd en vergroot.
| |
Kleeberg
Gehucht ten zuiden van Mechelen aan de weg naar Camerig en de dwarsweg naar Elzet.
Bommerigerweg nr. 5-7, 2-6-8, zie Mechelen blz. 270-271.
| |
Kleebergerweg
Kleebergerweg nr. 1. Langgerekt vakwerkpand, xviii, aan de noordkant van de straat bij de Bommerigerweg. Schilddak met geschoord overstek; gekoppelde vensters en het restant van een kruisvenster naast de ingang.
Kleebergerweg nr. 5. Aan de noordkant van de weg gelegen vakwerkpand, xix, met bakstenen stalgedeelte.
Kleebergerweg nr. 4. Vakwerkhuis met gekoppelde vensters, xviii, aan de zuidkant van de weg.
| |
Elzet
Gehucht ten zuidwesten van Mechelen bij de weg naar het Elzetterbos.
| |
Wegkruis
Bij de vijfsprong ten zuiden van Elzet en ten oosten van Rott staat een natuurstenen wegkruis met het opschrift + /ihs/anno 1655/den 8 8b: ist maeck / koeckarts iae/merlick omcomen/goodt-trost-de-seel:/amen (vgl. Belonje, blz. 329).
| |
Elzetterweg
Elzetterweg nr. 3. Aan de oostzijde van de weg tegenover de Kleebergerweg gelegen hoeve, xviii-xix, met naar achteren open hof (afb. 369). Aan de noordkant het woonhuis van vakwerk, met bakstenen gevel aan de hofzijde en straatgevel van
| |
| |
Afb. 369. Elzetterweg 3, uit het noordwesten (opn. 1980).
baksteen op breukstenen onderbouw; oostelijke eindgevel met bakstenen vullingen. Overige gebouwen van baksteen.
Elzetterweg nr. 2. Hoeve in t-vorm aan de westzijde van de weg bij de noordhoek van de Kleebergerweg. Middenvleugel dwars staand ten opzichte van de Elzetterweg met woongedeelte van vakwerk onder een zadeldak, xviii; bovengedeelte van de kopgevel met verticale planken bekleed. Gevel aan de lange zuidzijde van baksteen, xixb, met rechthoekige ingang in Naamse steen en segmentboogvensters. Overige gedeelten eveneens van baksteen.
| |
Kleebergerweg
Kleebergerweg nr. 4. Vakwerkhuis met zadeldak aan de zuidzijde van de weg, xixa, bovendeel van de oostelijke eindgevel met verticale planken bekleed. Ten noordoosten van dit huis staat aan de overkant van de weg een dwarsgeplaatste schuur van vakwerk met bakstenen vullingen onder een zadeldak, xixa; de gevel aan de lange westzijde beneden in baksteen vernieuwd en boven met verticale planken bekleed.
| |
Hilleshagen
Gehucht ten oosten van Mechelen aan een oude weg naar Aken, waar zich in de middeleeuwen een gasthuis bevond (Mosmans Wittem, blz. 2). In 1365 schenken Wenceslaus en Johanna van Brabant aan hun oom Jan van Wittem vijf haardsteden te Hilleshagen (Ibidem, blz. 145). Aantal inwoners in 1822: 169 (Ibidem, blz. 75). Aan de noordkant van de weg van west naar oost:
| |
Hilleshagerweg
Hilleshagerweg nr. 37. Langgerekt dwars staand vakwerkpand met dwarsdeelschuur, stal en woongedeelte onder een zadeldak met een geschoord overstek aan de oostkant, xix. Iets terugliggend.
Hilleshagerweg nr. 45, (t.o. nr. 110). Vakwerkhoeve met dwars staand woonhuis, xix, en aan de oostkant haaks daarop aansluitend een lagere schuur langs de straat. Het woonhuis heeft aan de straatzijde een bakstenen puntgevel, gedateerd 1861, met een beeldnis; in het vakwerk zit onmiddellijk rechts van deze gevel een
| |
| |
Afb. 370. Kaart 22: Hilleshagen c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
Afb. 371. Hilleshagerweg 94, uit het noordoosten (opn. c. 1960)
| |
| |
voordeur met kepers, xviii. Vakwerkschuur aan de achterkant van de binnenplaats (nr. 43) in 1968 afgebrand.
Aan de zuidkant van de weg van west naar oost:
Hilleshagerweg nr. 94, schuin tegenover de afsplitsing naar Nijswiller. Dwars staand vakwerkpand, deels xviii, waarvan het woonhuis met wolfdak, links vooraan, een overkraging heeft bij de ingang van de achtergelegen langsdeelschuur (afb. 371).
Hilleshagerweg nr. 102, tegenover de afsplitsing naar Nijswiller. Dwars staand pand met voorgedeelte van vakwerk, xviii; met het latere achtergedeelte van baksteen (nr. 100) onder een schilddak. Aan de zuidwestkant achter de open plaats een losse vakwerkschuur, xix, met vernieuwde delen in baksteen.
Hilleshagerweg nr. 110, tegenover nr. 45. Gesloten hoeve, xviii-xix; het woonhuis, gelegen aan de westkant, heeft aan de hofzijde een vakwerkgevel onder een geschoord dakoverstek; de ingang met geprofileerde bovendorpel. De straatvleugel, waarin naast de poort stallen waren ondergebracht, heeft eveneens een vakwerkgevel en een geschoord dakoverstek aan de kant van de hof. Aan de zuidkant ziet men bij het woonhuis een puntgevel van vakwerk, waarvan het bovenste gedeelte met verticale planken is bekleed; en bij de oostelijke vleugel een puntgevel van baksteen. De oostelijke buitengevel van het complex gaat schuil achter aanbouwen met lessenaardaken. Het overige vakwerk is vervangen door gevels van baksteen; de straatgevel met een ellipsboogpoort en rechte kroonlijsten; de westelijke buitengevel met een rechte kroonlijst en de buitengevel van de zuidvleugel met breuksteen in de onderbouw.
Hilleshagerweg nr. 112. Vakwerkpand met zadeldak, xix, waarvan het westelijke gedeelte in baksteen is vernieuwd.
Hilleshagerweg nr. 114. Dwars staand vakwerkpand met zadeldak, xviii; in 1966 gepleisterd.
Hilleshagerweg nr. 118. Langgerekt dwars staand vakwerkpand met zadeldak, xviii. |
|