| |
| |
| |
Afb. 243. Kaart 10: Epen en de gehuchten Plaat, Terpoorten, Diependal en het Noordelijke gedeelte van Terziel c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
| |
| |
| |
Epen
Epen zal in de vroege middeleeuwen zijn ontstaan als nederzetting van horigen bij een herenhoeve waarvan de Dorpshof in de buurtschap Plaat ten zuiden van het dorp een opvolger kan zijn. De vroegmiddeleeuwse naam, Apini, is afgeleid van een Keltische waternaam apa, die door de Franken in de Merovingische periode naar deze streek kan zijn overgebracht (Tummers, blz. 62, 66).
Domeingoederen in Herve, Vaals, Epen en Valkenburg werden in 1041 door keizer Hendrik iii geschonken aan zijn nicht Irmgard (Lacomblet i, nr. 175). En in 1056 schonk Hendrik iii een landgoed ‘in Villa Apinis’ aan de abdij van Burtscheid (Lacomblet i, nr. 191).
Irmgard schonk haar goederen in Epen aan Herrmann aartsbisschop van Keulen en diens opvolger droeg ze in 1075 over aan de Keulse kerk Maria ad Gradum (Lacomblet i, blz. 109 n.i.-F.W. Oediger, Die Regesten der Erzbischöfe von Köln im Mittelalter, Bonn 1954-'56, 1054).
Na de slag van Woeringen in 1288 gaf de hertog van Brabant ‘curtim dictam de Epen’ in 1289 in erfleen aan Arnold ii van Julémont (Scavedries) heer van Wittem. Schepenen van Epen bevestigen in 1350 dat heer Arnold van Wittem als leen heeft het dorp en gerecht van Epen (Mosmans Wittem, blz. 137, 141, 142). Midden in het dorp bevindt zich bij een knooppunt van wegen de parochiekerk op de plaats van een middeleeuwse voorgangster met ten zuiden daarvan de Tiendhof. De abdis van Burtscheid, die het patronaatsrecht had, ontving tweederde van de tienden en de pastoor de rest. (De Crassier 1937, blz. 307). Bij de Dorpshof in Plaat liggen vermoedelijk nog restanten van een middeleeuwse burcht. In 1822 waren hier 276 inwoners (Mosmans Wittem, blz. 75).
| |
Kerk
De rooms-katholieke kerk van de H. Paulus staat midden in het dorp op de plaats van een oudere die in 1389 wordt vermeld naar aanleiding van een geschil met de abdis van Burtscheid over vervanging van de ‘middelste’ klok, de tiendklok (Mosmans Wittem, blz. 37). De abdis had het collatierecht over deze kerk (De Crassier, 1937, blz. 307). In de jaren 1784-'92 is er opnieuw onenigheid met Burtscheid ditmaal over een bijdrage voor een nieuwe toren, waarvan de bouw overigens niet doorging omdat de kosten te hoog waren (J. Mosmans, in Maasgouw 44: 1924, blz. 40-41).
| |
Geschiedenis
De tegenwoordige kerk is in de jaren 1841-'42 opgetrokken naar ontwerp van de Maastrichtse architect J.H.J. Dumoulin met uitzondering van de toren die in de jaren 1847-'48 naar een gewijzigd plan werd gebouwd door Lintzen uit Mechelen. (Kalf, blz. 529.- J. Mosmans, Maasgouw 44: 1924, blz. 67).
In 1931 besloot het kerkbestuur over te gaan tot vergroting van de kerk ‘volgens plan, gemaakt door Mathieu Clairfays (....) met weglating van de drie spitsen in het front’. De kerk kreeg een westelijke voorbouw met een nieuw ingangsportaal, nevenruimte en een poorttorentje ten noorden daarvan. Het interieur van de kerk is toen door M. Clairfays van schilderingen voorzien. In 1971-'72 is de kerk
| |
| |
Afb. 244. Kerk (opm. 1968).
gerestaureerd en toen zijn de schilderingen verwijderd, uitgezonderd een in de nis achter het doopvont in de zuidwand van het ingangsportaal die inmiddels ook verdwenen is.
| |
Exterieur
Georiënteerd neoclassicistisch zaalkerkje met ingebouwde westtoren, een smaller rondgesloten koor waarop een dakruitertje staat, en daarachter in de lengte-as een rechthoekige sacristie (afb. 244-245). De gevels zijn tot aan de vensterdorpels van breuksteen; daarboven ziet men sobere baksteenarchitectuur met enkele boogblokken van Naamse steen bij de rondboogvensters. In de noordgevel zit een oudere boogsteen van harde mergel.
De sacristie heeft een eindgevel in eclectische trant, xixd, met een fronton en een nis waarin een madonnabeeld staat.
In de westgevel van de portaalaanbouw is de rondbogige omlijsting van Naamse steen herbezigd van de oude ingang, xixb.
| |
Interieur
Binnen ziet men stucgewelven boven geprofileerde kroonlijsten en wel gedrukt spitsbogige tongewelven in schip en koor en een halve koepel in de absis (afb. 246). Onder de orgelgalerij twee zuilen met wijwaterbakken rondom op de basementen (afb. 246).
Inventaris:
| |
Hoofdaltaar
Retabel van het hoofdaltaar (afb. 246) met vier composietzuilen op postamenten, met architraaf, gebogen fronton en twee siervazen, boven het fronton omstraald Heilig Hart. Altaarstuk, doek 300 × 160 cm, met voorstelling van de H. Dominicus die de Rozenkrans ontvangt van de Madonna, F. Jansen inv. et pinx. 1813.
Tabernakel c. 1900. Bekroning van vorige tabernakel, xixa, voorstellende Lam Gods op boek, in de sacristie.
| |
Zijaltaren
Retabels van twee zijaltaren, xixa, elk met een gebogen fronton en twee siervazen bekroond en voorzien van een beeldnis met schelpvulling; de een geflankeerd door vier zuilen met Ionische kapitelen; de ander door twee van dergelijke zuilen en door twee zijvoluten met cherubs.
| |
Lezenaar
Altaarlezenaar met getorste spijlen, xixa.
| |
| |
Afb. 245. Kerk, 1841-'42, architect J.H.J. Dumoulin, gezien uit het oosten samen met de achterkant van Wilhelminastraat 7-5 (opn. c. 1960).
| |
Koorbanken
Twee eiken vierzitsbanken in het koor, xixa, met zware voluutvormige pilasters en voluutvormige wangstukken (afb. 247).
| |
Communiebank
Communiebank, xix.
| |
Knielbanken
Twee eiken knielbanken met lezenaar, xix.
| |
Credensen
Twee credensen, c. 1800, met marmeren blad op krulpoten en halve bol; nu op zolder bewaard.
| |
Preekstoelfragmenten en kruisbeeld
Vijf verguld houten reliëfs, hoog 48,5 cm, afkomstig van de voormalige preekstoel (nu bewaard in Rolduc), xixb, voorstellend Jesus en de evangelisten.
Houten kruisbeeld, hoog 67,5 cm, gepolychromeerd, afkomstig van dezelfde preekstoel, xixb, nu in gebruik tijdens begrafenissen.
| |
Doopvont
Hardstenen doopvont, xvi?, met deksel van messing xix.
| |
Wijwaterbakken
Twee marmeren wijwaterbakjes van zwart marmer aan de westkant van de torenpijlers; twee ronde wijwaterbakken onder de zuilen van de orgelgalerij.
| |
Orgelgalerij
Gezwenkte orgelgalerij, xixb.
| |
Beelden
Houten beeld van de H. Jozef, hoog 103 cm, c. 1600, nieuwe polychromie, uit de kunsthandel (op rechter zijaltaar).
Houten beeld van de H. Barbara, hoog 71 cm, xixc, nieuwe polychromie.
Houten beeld van de H. Paulus, hoog 120 cm, xixa, nieuwe polychromie.
Madonna, hout (?), hoog 108 cm, xix, nieuwe polychromie.
Eikehouten beeldjes van Maria en Johannes van een Calvarie, xvi, Zuidnederlands, hoog 25,5 cm, resten van oude polychromie; als bruikleen in het Bonnefantenmuseum te Maastricht (inv.nr. 313-314 bm).
Houten pelikaan met jongen, verguld; xix, van een tabernakelbekroning of expositietroon; als bruikleen in het Bonnefantenmuseum te Maastricht (inv.nr. 317 bm).
| |
Gebrandschilderde glazen
Gebrandschilderde glazen van Oidtmann uit Aken, 1894.
| |
Schilderij
Voorstelling van de geseling van Jesus, doek 114 × 83 cm, Duits werk, xviiid.
| |
Zilver- en ander metaalwerk
Zilveren stralenmonstrans, xixa, hoog 60 cm, met oudere voet waarop de volgende inscriptie: in epen me dederunt le 3 aug. 1666 d. leonard 9 pessers praetor
| |
| |
Afb. 246. Kerk, 1841-'42, architect J.H.J. Dumoulin (opn. 1980).
Afb. 247. Kerk, koorbank, 1ste helft 19de eeuw (opn. 1982).
| |
| |
Afb. 248. Kerk, ciborie, midden 18de eeuw (opn. 1982).
Afb. 249. Kerk, miskelk, 1784 (opn. 1982).
Afb. 250. Kerk, ampullen met blad, 1ste helft 18de eeuw (opn. 1982).
| |
| |
et scabin 9 et rener 9 schumkens quoque scabinus. Boven het expositorium een beeldje van de H. Paulus.
Neogotische torenmonstrans van verguld zilver en koper, c. 1900, hoog 66 cm.
Zilveren ciborie met getorste ribben, de cuppa verguld, midden xviii, hoog 37,5 cm, geen merken zichtbaar (afb. 248).
Zilveren kelk met cartouche en guirlande in Lodewijk xvi-stijl; op onderste rand inscriptie fhdl; hoog 25,6 cm, merken pd gekroond, b, leeuw en merk met 1784 (afb. 249).
Zilveren kelk met vergulde cuppa, neogotisch omstreeks 1875, hoog 22 cm, met inscriptie.
Verguld zilveren kelk, 1890, hoog 20,5 cm.
Verguld zilveren kelk, hoog 20,5 cm, xixd, neogotisch.
Twee gekoppelde oliebusjes van zilver; xixb, neogotisch; geen merken zichtbaar; hoog 7,2 cm.
Twee ampullen, hoog 12 cm, met blad, 32 × 23,7 cm, van zilver xviiia; het blad met geschulpte rand, de ampullen met voluutvormig handvat; de ampullen gemerkt: dolk, ih, drie sterren boven een streep en daaronder 12; het blad gemerkt: 12 en ir in ruit (afb. 250).
Twee ampullen op ovaal blad, van tin, xixa.
Neoromaanse godslamp van messing, xixd.
Wierookvat van messing met bloem- en bladversiering, xviiid, hoog 26,5 cm.
Wierookscheepje van messing xix, hoog 13,5 cm. - Wierookvat, hoog 36 cm, met wierookscheepje, hoog 16 cm, van gedreven zilver; neogotisch; blijkens inscriptie geschonken in 1865.
Wijwateremmer van messing xix.
Twee processiekruisen van messing op houten kern, hoog 81 cm, met loden corpus, hoog 16 cm, xixa. - Processiekruis van messing, xixa, hoog 54,5 cm.
Staand altaarkruisje van messing en koper, midden xix, hoog 35,5 cm.
Twee drievoetkandelaars van gegoten messing, xviii, hoog 34 cm.
Zes drievoetkandelaars van gegoten messing, xixa, met voorstellingen in medaillons van Jesus, Maria en Petrus op het onderste stuk, hoog 56,5 cm.
Twee kandelaars van gedreven messing en rood koper, xixb, hoog 49,5 cm.
Twee drievoetkandelaars van messing, hoog 80 cm, xixd, neoromaans.
Twee hoge kandelaars van messing, elk voor zeven kaarsen, 1890, neogotisch.
Kaarsenkroon van messing, midden xix; met tweemaal vier armen.
Ostensorium van zilver, hoog 27 cm, xixa, geen merken zichtbaar.
Neogotische processielantaarn van messing, xixb, hoog 86 cm.
Zilveren kroontjes, scepter en wereldbol van madonnabeeld, xix; gemerkt ir en ach (Aken).
Zilveren kroon van madonnabeeld, hoog 7,2 cm; gemerk mi, minervakop en haan.
Als bruikleen in het Bonnefantenmuseum te Maastricht: Kleine bronzen drievoet, xvii (inv. nr. 315 bm), vergulde houten drievoet, xviii (inv. nr. 316 bm), en resten van een kazuifel van gebloemde zijde, xviiib (inv. nr. 307 bm).
| |
Diversen
Processiebaldakijn, xix.
Processiestaf, xix, met geschilderde voorstelling op een ovaal plaatje: de H. Dominicus ontvangt de Rozenkrans.
Kachel(?)plaat, 110 × 56 cm, met voorstelling van Jesus en de Samaritaanse vrouw op gietijzeren paneel, 71 × 31 cm, xviii.
| |
Torenuurwerk
Smeedijzeren torenuurwerk, xvii.
Dorpshof, zie onder Plaat blz. 209-213.
| |
Huizen en boerderijen
Boeienstraat
Boeienstraat nr. 1-3. Verbouwde boerderij aan de noordoostkant van de weg, vlak bij de Julianastraat. Opgetrokken uit vakwerk, xviii-xix. Dwars staand woonhuis met smallere achterbouw onder zadeldaken; kopgevel in baksteen vernieuwd, en een bakstenen uitbouw onder een doorgetrokken dakschild tegen de westkant van de achterbouw. Evenwijdig hiermee aan de oostkant een stalgebouw onder een
| |
| |
Afb. 251. Kapelaan Houbenstraat 18, uit het zuiden (opn. c. 1960).
Afb. 252. Kapelaan Houbenstraat 18, detail van het ingangskozijn, 1766 (opn. 1980).
zadeldak met overstek aan de binnenplaatskant; de lange buitengevel, grotendeels van baksteen, met kepervormig afgedekt beeldnisje; tegen de noordelijke eindgevel een aanbouw met lessenaardak; aanbouw met bakoven aan de zuidzijde verdwenen. Boeienstraat nr. 6. Vakwerkhuis, xviii; onderdeel van een dwars staand huizenrijtje met zadeldaken in elkaars verlengde aan de westkant van de weg.
Boeienstraat nr. 8. Vakwerkhuis, xviii; ingrijpend veranderd en met pleister bedekt; onderdeel van een huizenrijtje ten zuiden van het vorige.
Boeienstraat nr. 12. Voormalige schuur van vakwerk, xviii; ingrijpend vernieuwd en tot woning verbouwd; gelegen aan de straat voor het juistgenoemde complex.
| |
Julianastraat
Julianastraat nr. 6. Hoeve in haakvorm aan de noordwestkant van de weg ten noorden van de Boeienstraat. Bakstenen woonhuis, xix, met zadeldak. Haaks hierop aansluitend aan de rechterkant een schuur van vakwerk en baksteen, xviii-xix, waarvan het dak aan de oostzijde een wolfeind heeft. Boven de voordeur in de lange oostgevel van het woonhuis zit een achthoekig venster met een zonnemotief.
| |
| |
Afb. 253. Wilhelminastraat 10-12, Tiendhof, binnenplaats naar het zuidwesten (opn. c. 1960).
Julianastraat nr. 21. Dwars staand huis aan de zuidkant van de weg; grotendeels nieuw maar met een middenmoot van vakwerk; boven de voordeur in de oostgevel van dit gedeelte een versierde latei met het inschrift ao 1733 ihs itgic, boven het ihs-teken een kruis, eronder drie nagelen.
| |
Kapelaan Houbenstraat
Kapelaan Houbenstraat nr. 18-18a. Langgerekt vakwerkhuis aan de noordkant van de weg tegenover de Boeienstraat (afb. 251-252). Woning in het oostelijke en stal in het westelijke gedeelte; het geheel afgedekt door een zadeldak. Boven de deur links in de voorgevel een dubbelgetoogde bovendorpel met een beeldnisje en het inschrift anno 1766/ x peeter x steins x elesabeth kolbach / o iesu mit maria der liebst mutter dein last evch mein leib van seel anbefohlen/sein / + an het bilt + ihs. Boven de huisdeur een versierd bovenlicht. Tegen de gevel van het woongedeelte een crucifix.
Kapelaan Houbenstraat nr. 20-22-24. Rijtje vakwerkhuizen met zadeldaken in elkaars verlengde; nr. 20-22 met tweelichtkozijnen; nr. 20 met oude huisdeur, xviii. Gelegen aan de westkant van een zuidelijke zijweg.
| |
Roodweg
Roodweg nr. 12. Dwars staand vakwerkhuis aan de noordkant van de weg, niet ver van de Wilhelminastraat. Met korte achterbouw in het verlengde; zadeldaken; tweelichtvensters, xviii.
| |
Wilhelminastraat
Wilhelminastraat nr. 5-7. Vakwerkcomplex in u-vorm met zadeldaken, xviii, gelegen aan de oostzijde van de weg schuin tegenover het koor van de kerk; binnenplaats naar achteren open; lange gevel aan de straatzijde in steen vernieuwd. Tegen de noordelijke eindgevel van de vleugel langs de straat staat een aanbouw met bakoven onder een lessenaardak. Tegen de oostelijke eindgevel van de noordvleugel een kleine aanbouw eveneens met lessenaardak.
Wilhelminastraat nr. 25. Iets terugliggend huis aan de oostkant van de weg, opgetrokken van vakwerk, xviii, onder een zadeldak waarvan een schild gedeeltelijk is doorgetrokken over een bakstenen achteruitbouw; gepleisterde voorgevel van baksteen, xix. Ten noorden van het huis een dwars staande vakwerkschuur met zadeldak; bakstenen kopgevel met een rondboognisje waarin vroeger een beeld
| |
| |
van de H. Rochus stond van omstreeks 1700 (Voorl. Lijst blz. 563).
Wilhelminastraat nr. 71 - hoek Terpoortenweg; zie Terpoorten.
Wilhelminastraat nr. 2-4. Voormalige kapelanie aan de westkant van de weg bij de hoek van de Kapelaan Houbenstraat, ten noorden van het kerkkoor. Bakstenen huis met zadeldak, xixb; de kopgevel aan de oostzijde met rechthoekige ingang in een omlijsting van Naamse steen en een halfrond zoldervenster; bordes voor de ingang.
Wilhelminastraat nr. 6. Vakwerkhuis, xviii-xixa, met geknikt zadeldak; gelegen achter nr. 2-4, met de lange noordgevel aan de Kapelaan Houbenstraat.
Wilhelminastraat nr. 8. Hotel De Kroon, groot bakstenen gebouw uit 1902 met elkaar kruisende flauwhellende zadeldaken; gelegen aan de westkant van de weg ten zuiden van het kerkkoor.
Wilhelminastraat nr. 10-12. Tiendhof (afb. 253); haakvormig complex van vakwerk, xviii, ten zuiden van de kerk en van hotel De Kroon. Aan de westzijde van de binnenplaats het woonhuis en aan de zuidzijde de stalvleugel, beide afgedekt met zadeldaken. Het woonhuis heeft aan de binnenplaatskant een voordeur met versierd bovenlicht en tweelichtvensters boven; naast de huisdeur een koperen pomp; de noordelijke eindgevel is met verticale planken bekleed. Op ‘28 floréal’ an vii, is de Tiendhof van de abdij van Burtscheid te Epen publiek verkocht aan de compagnie Bodin, vertegenwoordigd door ‘le citoyen Matrat’ (De Crassier, 1937, blz. 308).
Epermolen, zie onder Terpoorten blz. 219.
Volmolen, zie onder Plaat blz. 216-218.
| |
Schutterij
De Schutterij van de H.H. Petrus en Paulus bezit onder meer:
Grote zilveren vogel, gegraveerd, kroon en snavel verguld; onderop de inscriptie die / schüzeri / van epen / heft mi / gegeven / 1787; merken op punten van de staart: adelaar en ach (Aken), mr aaneen onder een kroontje. Zilveren koningsplaten, waarvan drie respectievelijk uit 1756, 1783 en 1784, zestien uit de 19de eeuw en de rest uit de 20ste; de oudste uit 1756 met het wapen van sr henricvs libot, echtgenoot van christina thyssen dochtere van wylen sr ian thyssen van luytenhoff onder epen.
Zes zilveren keizersplaten uit 1786, 1827, 1837, 1862, 1874 en 1877.
Zilveren kapiteinsschild uit 1865.
Zilveren sikkel met gegraveerde rand uit 1777; gemerkt: gekroonde af, en achterop adelaar en ach (Aken), hm(?).
Twee zilveren herdenkingsschilden uit 1891 en 1909.
Drie vergulde ronde insignes uit 1877.
Roodzijden vaandel uit 1932-'33, waarop overgebracht een opschrift uit 1869.
Rouwvaan van zwart damast uit 1866.
Roodfluwelen drapeau uit 1884 met voorstelling van de H. Paulus bij zijn val van het paard in Damascus. (Zie verder Jolles, 1937, blz. 122-123).
| |
Plaat
De buurtschap Plaat ligt ten zuiden van Epen.
| |
Dorpshof
De Dorpshof, Terzieterweg 2-4, ligt aan de westkant van de weg aan de noordzijde van de veldweg in de richting van het Onderste Bos (afb. 254-260).
Het is een grote hoeve met binnenplaats, xviiic; met aan de noordkant ervan een ongeveer vierkant plateau van bij benadering 11,5 × 12,5 m binnen metselwerk van Epener kiezel, dat beschouwd wordt als restant van een in 1289 vermelde burcht (afb. 260). In het begin van de 17de eeuw werd de Dorpshof vermoedelijk bewoond door Adolf Bertolf van Belven, drost van Wittem. In 1682 moest Willem Bertolf
| |
| |
Afb. 254. Dorpshof (opm. Stichting Hist. Boerderij-onderz. 1948; plattegrond schaal 1:450).
Afb. 255. Dorpshof (opm. Stichting Hist. Boerderij-onderz. 1948; plattegrond schaal 1:450).
| |
| |
Afb. 256. Dorpshof (opm. Stichting Hist. Boerderij-onderz. 1948; plattegrond schaal 1:450).
| |
| |
Afb. 257. Dorpshof (opm. Stichting Hist. Boerderij-onderz. 1948).
van Belven zijn huis, hof en goederen van de Dorpshof, verpacht aan Jan Emonts, voor een periode van tien jaar ontruimen. In 1701 wordt als eigenaar genoemd Cotzhausen; dat zal Johan Diederick Cotzhausen geweest zijn die sinds 1689 drost van Wittem was. (Maasgouw 42:1922, 52.- Mosmans, Wittem, blz. 80, 83, 104.- De Crassier, 1937, blz. 308).
De westzijde wordt grotendeels in beslag genomen door het hogere herenhuis, opgetrokken uit baksteen met segmentboogvensters en -ingangen en rechthoekige keldervensters in omlijstingen van Naamse steen (afb. 259). Het is afgedekt met een zadeldak en heeft aan de binnenplaatskant een statige façade met geblokte lisenen bij de hoeken en bij het middenrisaliet; dat risaliet is bekroond met een fronton waarin een ovaal venster zit; aan weerskanten van dit fronton een dakkapel. Tegen de noordkant van het huis staat een aanbouw met lessenaardak; aan de andere kant ziet men in het verlengde een lage ingangsvleugel van baksteen met bijkeuken en een koestal die door een breukstenen dwarsmuur van de doorrit is
| |
| |
Afb. 258. Dorpshof en Terzieterweg 3, uit het zuiden (opn. 1964).
Afb. 259. Dorpshof, binnenplaats naar het westen (opn. 1950).
gescheiden. Hierop sluit een langgerekte stalvleugel aan van vakwerk op breuksteen, die zich uitstrekt langs de zuidzijde; binnen staat op een balkstuk het jaartal 1767; het zadeldak van deze vleugel is aan de lange veldzijde doorgetrokken over een koetshuis met houten buitenwand. Aan de oostkant een stalvleugel uit dezelfde tijd als de vleugel aan de zuidkant en een grote langsdeelschuur, xviiic, beide van vakwerk op breuksteen en afgedekt met zadeldaken; de binnenplaatsgevel van de schuur echter van baksteen met twee segmentboogvenstertjes in omlijstingen van Naamse steen, de noordelijke eindgevel met platen bekleed. In de buitenhoek tussen zuid- en oostvleugel een kleine aanbouw van vakwerk op een breukstenen onderbouw. Op het hiervoor vermelde plateau aan de noordkant staat een vakwerkgebouwtje met een gemetselde ovenuitbouw aan de korte westkant, onder zadeldaken (afb. 260); dit gebouwtje was eens een siroopkokerij. Een bakstenen brug met twee bogen vormt de verbinding met de binnenplaats.
| |
| |
Afb. 260. Dorpshof, voorm. siroopkokerij uit het zuidwesten; de breukstenen keermuur van het plateau zou het restant kunnen zijn van een middeleeuwse burcht (opn. c. 1960).
| |
Overige hoeven
Plaatweg
De Plaatweg loopt van de Terzieterweg eerst oostwaarts en vervolgens zuidoostwaarts langs de linkerkant van het Geuldal voorbij de hoeve Vernelsberg naar de hoeve Tergracht, nu een modern complex, maar in de 14de eeuw al vermeld als Brabants leen in handen van Gerard van Wittem (Mosmans Wittem, blz. 28).
Plaatweg nr. 3. Hoeve Vernelsberg (afb. 261), gelegen aan de oostkant van de weg bij de Geul. De naam, in 1323 voor het eerst vermeld (Regesten Aachen ii, 328), kan zijn afgeleid van vernella, samenhangend met het keltische verno-, els (Tummers, blz. 76). De Plaatweg heette vroeger Elzeweg (kad. minuutplan); hij liep door tot aan een hoogte bij de Belgische grens die op de kaart van Tranchot (1803 e.v.) ‘op de elsent’ genoemd wordt. ‘Wernalsbergh’ wordt vermeld in: Le livre de feudataires de Jean iii, duc de Brabant (Galesloot 1865). De hoeve heeft een driezijdige binnenplaats. Een gedenksteen in de zuidelijke eindgevel van de westvleugel herinnert aan schade door inslag van een vliegende bom op 9 januari 1945, die in de jaren 1945-'47 is hersteld. Deze westvleugel, opgetrokken uit breuksteen, heeft een puntgevel aan de zuidkant, het ankerjaartal 1767 aan de zijde van de binnenplaats, en twee schietspleten in de westgevel van het noordelijke stuk. Dit noordelijke gedeelte met de woonvertrekken dankt zijn huidige gedaante aan een verhoging in baksteen en een vernieuwing in baksteen boven de breukstenen plint van de binnenplaatskant, xixb; het verhoogde deel heeft een flauw hellend zadeldak. Aan de noordkant van de binnenplaats ziet men van west naar oost: een los dwars staand gebouw van breuksteen met zadeldak en een geknikte stalvleugel van breuksteen met op elkaar aansluitende zadeldaken. Los hiervan staat aan de zuidzijde een grote vakwerkschuur met een plint van breuksteen en een breukstenen onderbouw bij de zuidwestelijke topgevel; het noordelijke gedeelte onder een hoger opgaand schilddak, dat doorgetrokken is over een uitgebouwde wagenschuur aan de binnenplaatskant. Het complex is toegankelijk door een poort van vakwerk onder een zadeldakje aan de zuidkant tussen de westelijke en zuidelijke vleugel.
| |
| |
Afb. 261. Plaatweg 3, hoeve Vernelsberg, uit het zuiden (opn. c. 1960).
Plaatweg nr. 2, aan de zuidkant, op korte afstand van de Terzieterweg. Dwars staand vakwerkhuis (afb. 262) met bakstenen stal in het verlengde aan de zuidzijde; het zadeldak van het huis met geschoord overstek aan de lange oostzijde. Rechts in de oostgevel zit een ingang met uitgesneden bovendorpel, waarop te lezen staat pax.hvic.domvi.et.omnib9.habitanti/b9.in.ea.a. 1678. d. 17.av. Gekoppelde vensters. Aan de noordkant een lagere aanbouw met zadeldak.
Plaatweg nr. 4, (Smitsberg), ten zuiden van de Volmolen, bij de oosthoek van de vroeger Hoogstraat genoemde weg naar Kuttingen. Boerderij met dwars staand bakstenen woonhuis onder een flauw hellend zadeldak, xixb, dat een aanbouw van vakwerk met lessenaardak heeft. Rechts hiervan een bakhuis van vakwerk. Meer naar het zuiden aan de westkant van de voormalige Hoogstraat een dwars staande dwarsdeelschuur van vakwerk met een zadeldak, xviii. De schuur heeft deel uitgemaakt van een boerderij die nog op het kadastrale minuutplan staat aangegeven met een haakvormig aangelegd gedeelte aan de west- en zuidkant van het binnenerf en een losse schuur aan de noordzijde.
| |
Terzieterweg
Terzieterweg nr. 3, aan de oostkant, schuin tegenover de Dorpshof. Hoeve Wolfskuil, boerderij met binnenplaats. Langs de straat rechts van de inrit staat een schuur van vakwerk, xviii, met een bakstenen onderbouw op een breukstenen plint, en afgedekt met een zadeldak. Links van de inrit bevindt zich een dwars staande vakwerkschuur, xviii, met een bakstenen straatgevel op een breukstenen plint; ook deze schuur met een zadeldak; in de straatgevel zit een kepervormig afgedekte nis met een crucifix in een omlijsting van Naamse steen, die onderaan is voorzien van de tekst dit vernieuwt en verbouwt door a. geylenkirchen en m.m. nellens anno domini 1850. Aan de noordkant van deze schuur een open wagenschuur. Aan de achterkant van de binnenplaats een bakstenen woonvleugel met zadeldak, xix, en aan de zuidzijde daarop aansluitend een haakvormig aangelegd gedeelte van jongere datum met stal en koetshuis. Aan de zuidkant wordt de binnenplaats afgesloten door het langgerekte pand Terzieterweg 5, opgetrokken uit baksteen met woon- en stalgedeelte; omstreeks 1900.
| |
| |
Afb. 262. Plaatweg 2, oostgevel, uit 1678 (opn. c. 1950).
Aan de westkant van de Terzieterweg ziet men vanaf de Dorpshof achtereenvolgens: Terzieterweg nr. 6. Dwars staand vakwerkhuis (afb. 263) met zadeldak, xviii, tegen de kopgevel waarvan vrij kort geleden een crucifix is aangebracht. Ten noordwesten hiervan eveneens dwars staand een vakwerkschuur met zadeldak, xviii.
Terzieterweg nr. 8-10. Langgerekt dwars staand vakwerkpand (afb. 263), waarvan het oostelijke deel (nr. 10) een lagere voorbouw heeft, en het westelijke gedeelte (nr. 8) een noordwaartse uitbouw onder een doorgetrokken schild van het zadeldak. De ingang van nr. 10, die zich aan de lange noordzijde bevindt, heeft een uitgesneden bovendorpel met het inschrift anno 1757 cz cz. Nr. 8 is met een inscriptie op een balkstuk gedateerd 7 sept. 1743. Aan de kopgevel is een crucifix bevestigd. Aan de achterzijde van het binnenerf staat haaks aan de noordwestkant van het dwars staande pand een stalgebouw van vakwerk met zadeldak, xviii.
| |
Volmolen
De Volmolen, Plaatweg i, watermolen op de Geul ten zuiden van Epen en Terpoorten, ligt rechts van de Geul aan de westkant van de molentak.
| |
Litteratuur
Molens in Limburg, blz. 100-101, nr. 156. - G.C.M. Egelie, ‘De Volmolen te Epen’, Moleninformatie, Bulletin van de Molenstichting Limburg 6de j. 2-3-4, dec. 1977; 7de j. 1, jan. 1978.
| |
Geschiedenis
De Volmolen, op de kaart van Tranchot (1803 e.v.) Vohlmühl genoemd en in een opgaaf van 1807 vermeld als ‘le moulin à fouler à Epen’ (ra Maastricht; inv. Arr. Maastricht en dep. Nedermaas 1794/1814, inv. nr. 2520) stond in 1817 en 1819 nog op naam van Charles de Clermont; dat wil zeggen van Carl Theodor Arnold, zoon van Johann Arnold von Clermont, de bekende lakenfabrikeur die deze Volmolen gesticht kan hebben ten behoeve van zijn bedrijf in Vaals.
Na het faillissement van Carl von Clermont wisselde de molen enige malen van
| |
| |
Afb. 263. Terzieterweg 8-10, respectievelijk uit 1757 en 1743; rechts Terzieterweg 6; uit het zuidoosten (opn. c. 1960).
Afb. 264. Volmolen, toestand c. 1840, 1923 en sinds 1976 (bewerkt naar Egelie).
eigenaar totdat hij in 1834 werd gekocht door Johann Wilhelm Kannengiesser, die sinds 1826 in Vaals een dekenfabriek exploiteerde. De familie Kannengiesser deed de Volmolen, waarin een wolspinnerij (dekenfabriek en kunstwolfabriek) en tevens een schapenwolwasserij waren ingericht, in 1869 van de hand nadat hij in 1867 was uitgebrand. Na een tweede brand in 1871 is de ‘Volmolen’ veranderd in een graanmolen. In 1973 brandde de molen, die in 1928 een turbine had gekregen in plaats van het waterrad, voor een derde maal uit.
Het complex is in de jaren 1974-'76 gerestaureerd. Daarbij heeft men gebruik kunnen maken van de maalstoel en ijzeren kamraderen uit de molen van Eyckholt bij Heerlen. De molen kreeg twee steenkoppels en opnieuw een waterrad. Na overdracht aan de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland is hij in 1977 weer in gebruik gesteld.
| |
Beschrijving
Het molenhuis (afb. 265), opgetrokken uit breuksteen met segmentboogvensters in bakstenen omlijstingen, en afgedekt met een zadeldak, kan blijkens resten van
| |
| |
Afb. 265. Volmolen uit het noordoosten (opn. 1976).
dichtgemetselde vensters in de kopgevels nog slechts het overblijfsel zijn van een hoger haakvormig aangelegd geheel. Dat blijkt ook uit het kadastrale minuutplan van omstreeks 1830-'40: een lange noordvleugel sloot haaks aan op een korte oostvleugel, de molen.
Verder zien wij op deze kaart een los gebouw aan de zuidkant van het binnenerf aangegeven. Uit latere kadastrale kaarten valt af te leiden dat het complex uitgroeide tot een vrijwel gesloten aanleg (afb. 264). Dat gebeurde in en na 1856 toen aan de westkant het bakstenen woonhuis werd opgetrokken, en de vleugel aan de zuidkant naar het westen tot aan het woonhuis werd verlengd. Het woonhuis heeft rechthoekvensters met onderdorpels van Naamse steen en een doorrit bij de zuidwesthoek van de binnenplaats die aan de buitenzijde is dichtgemetseld; deze vleugel, die in recente tijd iets naar het noorden is verlengd, is afgedekt met een schilddak. De stalvleugel aan de zuidkant heeft buitengevels die beneden van breuksteen zijn en boven van baksteen, terwijl de gevel aan de binnenplaatskant helemaal van baksteen is; een tussenmoot die gesloopt was is later weer opgevuld; het dak wordt aan de oostzijde afgesloten door een puntgevel. Aan de noordkant van het binnenerf sluit tegenwoordig een open bergplaats met zadeldak aan op het molenhuis.
Het terrein is vanaf de Plaatweg toegankelijk via een brug met twee bogen van baksteen. Ten zuidoosten van het complex staat in het veld aan de oostkant van de molentak van de Geul een bakstenen bakhuis, xixc.
| |
Terpoorten
Buurtschap aan de zuidoostkant van Epen. Na de dood van Claes Ter Porten verschijnt zijn zoon Frans te Porten in 1652 voor de Wittemse drost Jan Willem Schwarzenberg en Adolf Merckelbach (pachter van de slothoeve van Wittem?) om het leen te ontvangen (Mosmans Wittem, blz. 80).
| |
Molenweg
Molenweg nr. 3. Vakwerkhuis aan de oostkant van de weg; boven de ingang aan
| |
| |
de lange hofzijde een (nieuwe) bovendorpel met anno 1722 it. Stal nog met bovenbouw van vakwerk.
| |
Terpoortenweg
Terpoortenweg nr. 3. De Luitenhof. Hoeve van vakwerk met losse bebouwing ten zuidwesten van de hoek Molenweg. Het woonhuis met zuidwestelijke eindgevel van baksteen en verder met planken bekleed, onder een zadeldak. Aan de noordoostkant een kleine schuur, geheel beplaat, onder een zadeldak. Dwars hierop bij de Molenweg een bakhuis onder zadeldaken, beplaat en met een kruisbeeld aan de lange noordoostkant.
| |
Wilhelminastraat
Wilhelminastraat nr. 71. Vakwerkhuis, xix, bij de noordoosthoek van de Terpoortenweg; met gepleisterde lijstgevel van baksteen aan de westzijde.
| |
Eper- of Winbergermolen
Epermolen of Winbergermolen. Terpoortenweg 4, watermolen op de Geul voor het malen van graan, in 1843 gebouwd; sindsdien sterk gewijzigd en uitgebreid; schoepenrad in 1914 vervangen door een turbine. (Molens in Limburg, blz. 98-99, nr. 154. - G.C.M. Egelie, Molens in Limburg in oude ansichten, Zaltbommel 1977. - Dez. in Molen-Informatie, Bull. v.d. Molenstichting Limburg, 7de j. nr. 2 (aug. 1978, blz. 13-14, 18-19).
Bakstenen complex met zadeldaken, waarvan het molenhuis nog uit de 19de eeuw stamt. Twee steenkoppels, ijzeren maalwerk en turbine.
| |
Diependal
Gehucht langs de weg van Epen en Plaat naar het Onderste Bos. Uit de vermelding van een Remboldus van Dippendale in deze streek in 1287 (Mosmans Wittem, blz. 137) mag worden afgeleid dat Diependal al in de 13de eeuw bestond. De nederzetting zal haar ontstaan te danken hebben aan een middeleeuwse hoeve, de Hof van Diependal, die in 1379 werd gekocht door de heer van Wittem (Mosmans Wittem, blz. 148).
| |
Diependalseweg
Hoeven en huizen aan de zuidkant van de Diependalseweg van oost naar west: Diependalseweg nr. 1, ten westen van een zijpad naar Terziet. Langgerekt vakwerkhuis met zadeldak xviii; met de woning in het westelijke en de stal in het oostelijke stuk; eindgevels met verticale planken bekleed, de achtergevel eveneens met uitzondering van de bovenste strook; tegen de oostelijke eindgevel een bakstenen aanbouw met lessenaardak. Ten zuidoosten van het huis een bakhuis van vakwerk xix. Achterplaats met bakstenen schuur aan de zuidkant en een lage bakstenen bedrijfsvleugel aan de westkant, beide van vrij recente datum.
Diependalseweg nr. 3-7. Aan elkaar gebouwde vakwerkhuizen met zadeldaken in elkaars verlengde, xviii, aan de westkant van het zijpad ‘Diependals Gats’, dwars ten opzichte van de hoofdweg (afb. 266). Een van de huizen omstreeks 1950 noordwaarts vergroot ten koste van een gedeelte van een smallere stal aan de wegzijde. Aan de zuidkant van de rij een vrijwel los staand vakwerkgebouwtje met zadeldak, xviii, waarvan de nokrichting een stompe hoek vormt met de aaneengesloten rij. Iets verder naar het zuiden aan de overzijde van het pad een stalgebouw van vakwerk met zadeldak, xix. Eindgevels van deze gebouwen bovenaan met verticale planken bekleed.
Diependalseweg nr. 9-11. Vakwerkhoeve, xviii, met naar het westen open binnenplaats; afgedekt met zadeldaken; eindgevels aan west- en noordkant met verticale planken bekleed (afb. 267). De zuidvleugel - oorspronkelijk met woon- en stalgedeelte - heeft aan de kant van de binnenplaats een dakoverstek op schoren met gebogen contouren, xviiia, (1704 op nieuw uithangbord bij oostelijke eindgevel); het westelijke gedeelte van deze vleugel heeft een binnenplaatsgevel die van baksteen is, evenals het benedendeel van de eindgevel; het dak van dit gedeelte is afgewolfd bij de eindgevel. Tegen de westelijke eindgevel van de noordelijke bedrijfsvleugel bevindt zich een aanbouw met lessenaardak.
Diependalseweg nr. 13. Dwars staand vakwerkhuis met zadeldak, xviii; kopgevel en westelijke gevel in baksteen vernieuwd en gepleisterd.
Aan de noordkant van de Diependalseweg van oost naar west:
| |
| |
Afb. 266. Diependalseweg 3-7, uit het noordoosten (opn. c. 1910).
Afb. 267. Diependalseweg 9-11, uit het noordoosten (opn. 1955).
| |
| |
Afb. 268. Diependalseweg 2-4, uit het oosten (opn. 1966).
Diependalseweg nr. 2-4, tegenover nr. 1. Haakvormig complex van vakwerk op breukstenen onderbouw, met dwars staand woonhuis en iets terugliggende oostvleugel langs de straat onder zadeldaken, xviii (afb. 268). De hoofdvleugel is noordwaarts verlengd door de aanbouw van een bakstenen woonhuis met zadeldak, xixb. Verder kwam er aan de westkant van het vakwerkgedeelte vlak naast het bakstenen woonhuis een korte aanbouw van baksteen met het zadeldak haaks op de hoofdvleugel, xixb.
Diependalseweg nr. 8 tegenover de afslag naar Terziet. Langgerekt vakwerkhuis, xviii-xix, onder een schilddak; het woongedeelte in het zuidelijke stuk en de stal in het noordelijke. Aan de oostkant van het erf bij de straat een los dwars staand bedrijfsgebouw van vakwerk met een breukstenen onderbouw, xviii, afgedekt met een zadeldak.
| |
Terziet
Gehucht met verspreide bebouwing bij de weg langs de Terzieterbeek; deze beek vloeit ten zuiden van Epen bij de Volmolen in de Geul. Terziet, in het midden van de 14de eeuw vermeld als Rosit en Rosyt (Galesloot), op de kaart van Tranchot (1803 e.v.) genoemd In Reseit en Tersit, wordt op het kadastrale minuutplan en de oudste stafkaart als Reziet aangeduid. De naam kan zijn afgeleid van rausetum, samenhangend met het Germaanse woord rausa voor riet, dat in het Frans roseau werd (Tummers, blz. 34, 46). Het gehucht kan ontstaan zijn als nederzetting bij een middeleeuwse hof als centrum van een ontginningsbedrijf. Misschien staat de hoeve De Schever, hooggelegen in de noordelijke bocht van de Kuttingerweg (nr. 2), op de plaats van die hof.
| |
De Schever
Hoeve De Schever, Kuttingerweg nr. 2, gelegen op de helling aan de zuidoostkant
| |
| |
Afb. 269. De Schefer uit het noordwesten (opn. 1980).
van de bocht in de weg. In de 14de eeuw bezit ‘Joannes dictus Scheyvardt’ akkers ‘apud Rosit prope Galopiam (Mosmans Wittem, blz. 127). Leisteen (schever, Schiefer) treedt hier aan de oppervlakte. De gebouwen, grotendeels vrijstaand (afb. 269), omsluiten een binnenplaats. Aan de westkant het woonhuis van baksteen op een breukstenen plint, xvii-xviii, met een zadeldak; de puntgevels nog met schoorstenen; benedenvensters aan de lange oost- en westzijde met geblokte omlijstingen van Naamse steen; de overige vensters met gladde omlijstingen, eveneens van Naamse steen; boven de vensters ontlastingboogjes van de oorspronkelijke die smaller waren; in het midden van de gevel aan de hofzijde een ingang met smaller bovenlicht in Naamse steen onder een beeldnisje met het jaartal 1765. Haaks tegen het woonhuis aan de zuidkant van de hof een lage bakstenen stal met zadeldak xix. Aan de oostkant een langgerekt stalgebouw van vakwerk onder een dak met geschoord overstek aan de hofzijde xviii; dakschild aan de zuidkant; de puntgevel aan de noordkant en het aansluitende stuk van de gevel aan de hof zijn met verticale planken bekleed. Aan de noordkant staat een gebouw van breuksteen en van vakwerk op een bakstenen plint, met een puntgevel aan de zuidkant, xviii-xix.
| |
Overige hoeven
Kuttingerweg
Kuttingerweg nr. 1. Dwars staand huis ten noorden van de bocht in de weg, tegenover De Schever. Opgetrokken uit vakwerk op een breukstenen plint xviii; puntgevel aan de straat en de gevel aan de lange westzijde in baksteen vernieuwd.
| |
Terzieterweg
Aan de oostkant van de Terzieterweg ziet men van noord naar zuid:
Terzieterweg nr. 7. Hoeve van vakwerk, xviii, gelegen tussen de weg en de Terzieterbeek (afb. 270). Dwars staand woonhuis links van de mesthof, en los daarvan rechts en aan de achterzijde een haakvormig aangelegd bedrijfsgedeelte. Het woonhuis, afgedekt door een zadeldak met overstek aan de hofzijde, heeft een kopgevel die beneden uit breuksteen bestaat en boven in baksteen is vernieuwd.
| |
| |
Afb. 270. Terzieterweg 7, uit het zuidwesten (opn. 1982).
Het aansluitende stuk van de gevel aan de hofzijde is ook van baksteen. De bedrijfsvleugels zijn afgedekt met zadeldaken; bij de dwars staande vleugel zijn de straatgevel en het daarbij aansluitende stuk van de hofgevel in baksteen vernieuwd. Terzieterweg nr. 9. Langgerekt vakwerkpand, xviii, met woning en stal respectievelijk in het noordelijke en zuidelijke deel; afgedekt met een zadeldak; gelegen op de helling ten oosten van een bocht in de Terzieterbeek; aan de oostkant van het gedeelte met de stal een doorgetrokken dakschild als afdak. Bij de zuidwesthoek staat een klein vakwerkgebouwtje met zadeldak dwars ten opzichte van het huis. Terzieterweg nr. 13. Vakwerkhuis met zadeldak, xviii, maar ingrijpend vernieuwd; bakstenen vullingen aan de lange voor- en achterkant en in de noordelijke eindgevel.
Aan de westkant van de Terzieterweg van noord naar zuid:
Terzieterweg nr. 14, schuin tegenover nr. 7. Vakwerkpand met zadeldak, oorspronkelijk met woning en bedrijfsgedeelte. Op een regel in de gevel aan de lange voorzijde links van de ingang bevindt zich een kruisje en de inscriptie anno 1765 × es × bs. Bij een verbouwing in de jaren zestig aan de zuidzijde bij het vroegere bedrijfsgedeelte ingekort.
Terzieterweg nr. 20-22-24. Twee vakwerkpanden, haaks ten opzichte van elkaar gelegen en schuin ten opzichte van de weg. Nr. 20-22 met puntgevels aan de zuidwest- en noordoostkant en de lange voorzijde op het zuidoosten, xviii, voorgevel rechts in baksteen vernieuwd. Nr. 24 met voorgevel op het noordoosten en afgedekt met een zadeldak heeft aanbouwen aan de korte zijden, met schilddak aan de zuidoostkant en met een lessenaardak aan de andere zijde, xix.
Terzieterweg nr. 28-30. Groot dwars staand pand van vakwerk op breukstenen plint, xviii; de ingangen aan de lange noordkant en afgedekt door een schilddak.
De ingang van het achterste woongedeelte heeft een bovenlicht met twee spitsbogen. Westelijke eindgevel van baksteen. Aan de westkant haaks ten opzichte van dit huis een losse vakwerkschuur met zadeldak, xviii, naar het zuiden in baksteen verlengd; noordelijke eindgevel met verticale planken bekleed.
| |
| |
Afb. 271. Kaart 11: Kuttingen en het zuidwestelijke gedeelte van Terziet c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
Terzieterweg nr. 32-34. Vakwerkpand met zadeldak, xviii; noordelijke eindgevel bekleed met verticale planken.
Terzieterweg nr. 36. Schuur van vakwerk, xix, met vullingen van baksteen.
Terzieterweg nr. 38-40, aan het eind van een zijpad. Hoeve Helberg. Woning van vakwerk, xviii, aan de westkant in baksteen vernieuwd, onder een dak met wolfeind aan de noordkant. Tegen de zuidwesthoek hiervan een vakwerkschuur onder een zadeldak met de nok in dezelfde richting, xix. Aan de andere kant haaks op het woonhuis een vleugel, xix, opgetrokken uit baksteen en aan de zuidzijde gedeeltelijk uit herbezigde blokken kolenzandsteen; afgedekt met zadeldaken in elkaars verlengde.
Terzieterweg nr. 46. Hoeve met losse bebouwing. Dwars staand woonhuis van vakwerk op breukstenen plint, xviii, met nieuwe vullingen van baksteen; zadeldak; oude vensters deels gekoppeld en nog met diefijzers. In de voorkamer een oude schouw. Aan de achterzijde van de hof een schuur van vakwerk met zadeldak, xviii, met nieuwe gedeelten van baksteen aan de noordkant.
| |
Kuttingen
Gehucht met enkele verspreide boerderijen bij de weg van Epen naar Sippenaken tussen Terziet en het Geuldal. Aantal inwoners in 1822: 97 (Mosmans Wittem, blz. 75).
| |
Kuttingerweg
Aan de Kuttingerweg ten noordoosten en noorden van de oostelijke afbuiging: Kuttingerweg nr. 3. Dwars staand vakwerkhuis met in het verlengde aan de achterzijde een lagere dwarsdeelstal van vakwerk, xviii, en rechts langs de straat een kleine zijvleugel van vakwerk op een gemetselde onderbouw, xix; alles met zadeldaken; latere straatgevel van baksteen; ingrijpend vernieuwd.
Kuttingerweg nr. 5. Boerderij met dwars staande schuur en dwars staand woonhuis links en rechts van een binnenplaats, aan de achterzijde waarvan nog een kleiner bakstenen bedrijfsgebouw staat; alles met zadeldaken. Binnenplaatsgevel van de
| |
| |
Afb. 272. Kuttingerweg 6-8, uit het zuidoosten (opn. 1982).
schuur beneden van baksteen en boven van vakwerk met bakstenen vullingen, xix, verder in baksteen vernieuwd. Woonhuis met gevel van vakwerk aan de lange buitenzijde, xix, aan de straat van breuksteen met nieuwe bakstenen topgevel; gevel aan de binnenplaatskant - met ingangsomlijsting van Naamse steen - in baksteen vernieuwd. Op de binnenplaats een kleine tuin omgeven door een ijzeren hek op een gemetselde onderbouw waarop in twee omlijstingen gegroepeerd de letters s en l en het jaartal 1926 zijn aangebracht.
Aan de zuidkant van de weg schuin tegenover nr. 5:
Kuttingerweg nr. 6-8. Dwars staand vakwerkpand met twee woningen en aan weerskanten in het verlengde lagere bedrijfsgedeelten met onder meer een dwarsdeelschuur aan de kant van de straat, xviii (afb. 272). De woningen met gekoppelde bovenvensters en geschoord dakoverstek. De ingang van de achterste woning (nr. 8) met bovenlicht, uitgesneden bovendorpel met kruis en 1707, en een bespijkerde deur.
Vlak bij de Belgische grens:
| |
Veld
Veld nr. 1. Dwars staand vakwerkpand met achterbouw, onder zadeldaken in elkaars verlengde, xviii; enkele gekoppelde vensters.
| |
Eperheide
Gehucht met verspreide bebouwing langs de weg van Epen naar Slenaken (Julianastraat) en een noordelijke zijweg (Beatrixweg). Aantal inwoners in 1822: 142 (Mosmans Wittem, blz. 75).
| |
Beatrixweg
Huizen en boerderijen aan de oostkant van de Beatrixweg van zuid naar noord: Beatrixweg nr. 2, hoek Julianastraat. Vakwerkhuis onder een zadeldak met overstek op consoles aan de lange zuidzijde, xviii; kopgevel aan de westzijde beneden van breuksteen, boven in baksteen vernieuwd. Schuren afgebroken in 1962 en volgende jaren.
Beatrixweg nr. 10. Haakvormig vakwerkcomplex met zadeldaken, xviii. Dwars
| |
| |
Afb. 273. Kaart 12: Eperheide c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
staand woonhuis links en achtervleugel voor het bedrijf; kopgevel van het woonhuis beneden van breuksteen.
Beatrixweg nr. 12-14. Langgerekt dwars staand vakwerkpand met zadeldak, xviii.
| |
Julianastraat
Aan de zuidkant van de Julianastraat van oost naar west:
Julianastraat nr. 35a, 35-37. Haakvormig complex (afb. 274) tegenover de Beatrixweg. Nr. 35a. Vakwerkhuis met zadeldak; een kleine uitbouw onder een doorgetrokken dakschild aan de straatzijde heeft binnen een inscriptie met het jaartal 1676. Nr. 35-37. Vakwerkschuur, xviii, rechts in het verlengde van nr. 35a; rechts daarvan haaks op een kort tussengedeelte een dwars staand woonhuis, xix, waarvan het vakwerk bakstenen vullingen heeft gekregen. Ten zuidwesten van dit woonhuis een bakhuis van vakwerk.
Julianastraat nr. 41. Vakwerkhuisje met zadeldak, xix, en latere eindgevel van baksteen; aan de westkant van een kort doodlopend zijpad.
Julianastraat nr. 43. Haakvormig vakwerkpand, xviii, met gepleisterde eindgevel; aan het eind van het juist genoemde zijpad.
Aan de noordkant van de Julianastraat:
Julianastraat nr. 28, ten oosten van de Beatrixweg. Vakwerkhuis, xviii, met zadeldak met overstek op consoles aan de straatzijde.
Julianastraat nr. 30. Vakwerkhuis, xixa, aan het oostelijke uiteinde van een rijtje latere huizen van baksteen; gelegen tegenover het zijpad van de nrs. 41 en 43.
| |
| |
Afb. 274. Julianastraat 35a, 35 en 37, uit het noordoosten (opn. c. 1960).
|
|