| |
| |
| |
Holset
Het dorp Holset kan ontstaan zijn als een vroegmiddeleeuwse ontginningsnederzetting in bebost gebied. De naam zou afgeleid zijn van Hulisetum, hulstbos (Tummers, blz. 34, 91). In 1237 bezit Willem heer van Stolberg (en Gronsveld?) goederen bij Holset als leen van hertog Hendrik iv van Limburg. In 1252 krijgt de abdij van Burtscheid de molen van Holset in onderpand (Reg. Aachen i, nr. 14). In 1226 verkoopt de koning van Spanje, landsheer van 's-Hertogenrade als opvolger van de Brabantse hertogen, de nieuw opgerichte heerlijkheid Holset en Vaals aan Adolf Bertolf van Belven. Onder protest van Adolfs opvolger Johan Wilhelm van Schwarzenberg komt deze heerlijkheid in 1656 onder bestuur van de Staatse drossaart van 's-Hertogenrade. De schepenbank hield zitting in de ‘Hall’ die volgens Vaessen (par. 17-18) in 1634 voor het eerst wordt vermeld. De herinnering aan deze schepenbank leeft voort in de aanduiding Aggene Banket van de hoeve Holset nr. 2-4-6, bij de Oude Akerweg.
Kasteel Einrade, waarvan de voorgebouwen nog bestaan, Holset 51-53, was zetel van een heerlijkheid met lage jurisdictie en goederen die voor een deel bij het hertogdom Limburg behoorden en voor een deel bij het land van 's-Hertogenrade. Aan het bezit van huis Einrade en de Holseterhof waren gebruiksrechten op het Malensbos verbonden (Oppenhoff, blz. 31).
De oudst betrouwbare plattegrond van het dorp en zijn omgeving geeft Tranchot (1803 e.v.). In 1807 werden in Holset en Lemiers samen 40 huizen en 240 inwoners geteld (Vaessen par. 65). De huizen van Holset zijn gegroepeerd langs wegen die samenkomen bij de kerk.
litteratuur: De Crassier 1935, blz. 324-326. De Win.
| |
Kerk
De Rooms-Katholieke kerk van de H. Lambertus staat op een terrein omsloten door wegen.
| |
Litteratuur
Voorl. Lijst blz. 477. - De Crassier, 1935, blz. 325. - Belonje, blz. 109-110. - J.J.M. Timmers, De kunst van het Maasland 1, Assen 1971, blz. 31. - Dez., De kerkjes van Lemiers en Holset, Maastricht 1971. - H. Kubach en A. Verbeek, Romanische Baukunst an Rhein und Maas, Berlijn 1976, blz. 401-402. - M. Felder, in De Natuurgids 17, 1979, blz. 274-275.
| |
Afbeeldingen
Twee opmetingstekeningen van P.J.H. Cuypers uit 1870; verblijfplaats onbekend (afb. 5-6). - De kerk uit het zuiden na restauratie met als inzet het neogotische beeld van de H. Genoveva, tekening Th. Mayerhofer, bij Andenken vom zwölfhundertjährigen Jubileum der Segnung des hiesigen Dorfbrunnens durch den hl. Lambertus, Gulpen 1892 (afb. 9).
| |
Geschiedenis
Verhalen over een tempel ‘van Bel’ op deze plaats en herbouw van de kerk na een bezoek van keizer Lotharius in 1136 zijn in de wereld gebracht door pastoor J.S.H. Slenter, die de kerk in de jaren 1884-'87 liet restaureren (‘Geschichtliches
| |
| |
Afb. 5. Kerk en pastorie. Opm. van P.J.H. Cuypers, 1870.
über Holset’, Andenken vom zwölfhundertjährigen Jubileum der Segnung des hiesigen Dorfbrunnens durch den hl. Lambertus, Gulpen 1892. Chronogram boven de ingang).
In 1266 wordt de kerk van Holset vermeld in een overeenkomst over het recht van preken tussen het predikherenklooster van Luik en dat van Maastricht (Franquinet, 1880, nr. 5).
Bekend is verder dat de graven van Gronsveld het collatierecht hadden en ook weten wij dat de kerk in 1667 erg bouwvallig was (P. Limb., 66: 1930, blz. 45). In 1736 is de toren door de aannemer Willem Mertzenich volledig herbouwd (Felder, o.c., blz. 275). Na herstellingen van de toren in 1841-'42 (jaartallen resp. aan de buitenkant van de toren en aan de orgelgalerij) volgde een restauratie van het hele gebouw door architect J. Kayser in 1884-'87.
In 1916 is de kerkingang samen met het chronogram 1887 van de zuidkant van het schip naar de zuidkant van de toren verplaatst. Tegen de noordkant van de toren
| |
| |
Afb. 6. Kerk en pastorie. Opm. van P.J.H. Cuypers, 1870.
Afb. 7. Kerk (opm. 1982).
Afb. 8. Kerk (opm. 1982).
| |
| |
Afb. 9. Kerk uit het zuiden en neogotisch beeld van de H. Genoveva. Bidprentje naar een tekening van Th. Mayerhofer, afgedrukt bij een bedevaartssouvenir uit 1892.
Afb. 10. Kerk uit het zuiden (opn. c. 1960).
werd dwars op de lengte-as van de kerk een kapel gebouwd en verder werd de orgelgalerij toen binnen de toren getrokken.
Wandschilderingen uit 1946 van Griesenbock uit Vaals zijn bij interieurherstel in 1968 verwijderd.
| |
Beschrijving
De kerk bestaat uit een westtoren, een schip van gelijke breedte, een smaller koor en tegen de rechte sluiting daarvan een even brede sacristie (afb. 5-11). Tegen de westkant van de toren staat de pastorie. Haaks ten opzichte van schip en pastorie staat verder tegen de noordkant van de toren een rondgesloten kapel. De achthoekige ingesnoerde spits van de toren en de zadeldaken van de kerk zijn met leien gedekt. Ondanks de ingrijpende restauratie uit de jaren 1884-'87 is er vooral aan de noordkant (afb. 11) nog veel authentiek metselwerk te zien: aan de noordkant tot ongeveer halverwege de vensters van het schip zeer onregelmatig breuksteenwerk van kwartsiet en keien; en ten oosten van een verticale bouwnaad, bij het oostelijke venster, vrij regelmatige zandsteenblokken in duidelijk horizontaal gelaagd verband, in de koormuren tot halverwege de vensters. Een dichtgemetselde kooringang vlak bij het schip heeft een sobere van boven driehoekige latei.
Een vroegmiddeleeuws zaalkerkje zou in de 12de eeuw verlengd kunnen zijn en tegelijkertijd voorzien van het smallere rechtgesloten koor. In een volgende periode zijn schip en koor ongeveer 70 tot 80 cm verhoogd in harde mergel wat nog te zien is aan de noordkant van het schip en aan beide kanten van het koor. Het metselwerk van kalksteen daarboven is uit de jaren 1884-'87. Toen is ook de 18de-eeuwse sacristie, met haar gevels van kalksteen op vuurstenen plint, hersteld. De rondboogvensters zijn uit de tijd van deze restauratie met uitzondering van het westelijke aan de zuidkant van het schip dat uit 1916 dateert. Het westelijke venster aan de zuidkant van het schip is niet van kalksteen maar van zandsteen; tevoren zat hier een vierpasvenster uit de periode 1884-'87 met daaronder de kerkingang.
De huidige gedaante van de toren is het resultaat van volledige herbouw in 1736 en later herstel. Boven de ingang aan de zuidzijde zit nog het restant van het
| |
| |
Afb. 11. Kerk uit het noorden (opn. c. 1976).
Afb. 12. Kerkinterieur naar het oosten (opn. 1976).
Afb. 13. Kerk. Sacramentsnis in de zuidwand van het koor (opn. 1980).
18de-eeuwse ankerjaartal met de cijfers 3 en 6. De ingang is in 1916 van het schip overgebracht naar zijn tegenwoordige plaats tezamen met het chronogram ‘+ LotharIVs III fVnDaVIt + / JosephVs sLenter paroChVs CoMpLeVIt +’ (1887).
Aan weerskanten ervan zijn toen de twee smalle vensters aangebracht. Tevoren zat in de zuidelijke torengevel een rondboogvenster met links daarvan een segmentboogingang, die oorspronkelijk toegang gaf tot de pastorie en sinds de laat 19de eeuwse restauratie tot een souvenierwinkeltje voor pelgrims (afb. 9). Dat winkeltje verdween in 1916. In dat jaar werd de orgelgalerij binnen de toren getrokken en kwam tegen de noordkant van de toren de bakstenen dwarskapel te staan.
De bovenste torengeleding, waarvan de noordelijke helft van baksteen is, draagt aan de zuidkant het ankerjaartal 1841. De torenspits is samengesteld uit eiken onderdelen waarvan een aantal al eerder heeft dienst gedaan, onder meer twee hoekstijlen van de vorige eveneens achtzijdige spits uit de 18de eeuw. De oostgevel heeft nog een moet van een ouder schipdak onder het tegenwoordige.
Pastorie, opgetrokken uit kalksteen tegen de westkant van de toren, met voor en achter ankers met respectievelijk 17 en 55; aan de restauratie herinnert het jaartal 1885 op de zinken afdekking van de westgevel.
In de opmerkingen bij de opmetingstekeningen uit 1870 van P.J.H. Cuypers staat het volgende over de toestand van het schip voor de laat-19de-eeuwse restauratie: ‘De ringmuren zijn nog solied; indien de oude charpente der kerk niet behoeft afgenomen te worden zijn op dat dak alleen noodig nieuwe planken en leyen. - De balken waarop gebindten staan zijn 25 × 22 zwaar’; over het koor wordt opgemerkt: ‘het tongewelf is uit houten boogen en riet samengesteld; op het dak zijn noodig nieuwe leyen’; over de sacristie: ‘noodig nieuwe planken en leyen’ en over de toren: ‘De vloer toren (tegenw. ingang pastorij) kan niet verlaagd worden om rede de gehele pastorij daarmede waterpas ligt; de oostelijke muur toren waar houten steunpilaar staat is zwak, de overige ringmuren solied’.
Het interieur is overdekt met een houten plafond uit 1884-'87 met neogotisch geprofileerde moer- en kinderbalken (afb. 12).
| |
| |
Afb. 14. Kerk. Paneel met Piëta boven het hoofdaltaar, 1ste helft 16de eeuw (opn. 1938).
In de zijwanden van het koor zitten twee rechthoekige nisjes van Naamse steen, xiv; links met gebeeldhouwde omlijsting (afb. 13) elk met een smeedijzeren rasterdeurtje. Verder zijn er nog twee piscina's van Naamse steen die misschien nog middeleeuws zijn.
Tot de inventaris behoren:
| |
Hoofdaltaar
Neoromaans hoofdaltaar van zandsteen met gebeeldhouwde voorstellingen uit het leven van de H. Genoveva; tegen de onderbouw als figuranten mgr. Nicolaye, vic. generaal Vancouver; mgr. Paredis, bisschop van Roermond; paus Leo xiii; deken van Oppen en pastoor Jos. Slenter. Vervaardigd door ‘L.O.R. Opree, Aachen, Bieldha, 1889’. Tabernakel met gegraveerde koperen deuren, c. 1922, van P. Calles, Aachen.
In de neoromaanse aedicula erboven een beschilderd paneel 104 × 68,5 cm, met afgeschuinde bovenhoeken - Piëta met Johannes als bijfiguur, xvia, omgeving Quinten Matsijs (afb. 14).
| |
| |
Afb. 15. Kerk. St. Rochus, midden 18de eeuw (opn. 1980).
Afb. 16. Kerk. St. Genoveva, midden 18de eeuw (opn. 1980).
Afb. 17. Kerk. St. Lambertus, bovengedeelte, midden 18de eeuw (opn. 1980).
| |
Zijaltaren
Twee neoromaanse zijaltaren van zandsteen, in 1889 vervaardigd door L.O.R. Opree; het linkeraltaar met gebeeldhouwde voorstellingen van de Verloving van Maria en Jozef en de Opdracht van Jezus in de Tempel op de retabel, en de dood van Jozef tegen de onderbouw; het rechteraltaar heeft een retabel met gebeeldhouwde voorstellingen van de verdrijving van Servatius uit Holset en van bisschop Fulco die het beeld van Bel vernielt; de onderbouw van dit altaar met de voorstelling van Lambertus die de bron zegent.
| |
Banken
Twee eikehouten tweezitsbanken in het koor met gesneden wangstukken; een gedeeltelijk nieuw; verder samengesteld uit onderdelen van een driezitsbank, xvii.
| |
Doopvont
Doopvont met roodmarmeren kuip op zwart marmeren voet; op de bovenrand van de kuip de inscriptie ‘Rdus Dns Michael Vervier Abbas Monasterii Vallis Dei [Valdieu]’; deksel van messing met het jaartal 1673.
| |
Orgelgalerij
Orgelgalerij met ajouren neoclassicistische balustrade en onder de balustrade cartouches met respectievelijk: 18 Philips [Slenter] 1916 Pastor 42. De galerij, die uit het jaar 1842 stamt, is namelijk in 1916 binnen de toren gebracht.
| |
Beelden
Houten beeld van de H. Rochus als pelgrim met staf in de rechterhand en hoed, ontbloot rechterbeen met litteken; links een hondje met een brood in de bek; rechts een klein figuurtje in wapperende kledij; hoog 73 cm, midden xviii, nieuwe polychromie (afb. 15).
Houten beeld van de H. Genoveva met hoed en wapperende kledij, met open boek in de rechterhand; rechts een lam; hoog 73 cm, midden xviii, nieuwe polychromie (afb. 16).
Houten beeld van H. Lambertus als bisschop met staf in linkerhand en open boek in rechterhand, hoog 166 cm, midden xviii, nieuwe polychromie (afb. 17).
Neogotisch beeld van de H. Genoveva, xixd (zie afb. 9).
Beeld van de H. Joannes, hoog c. 80 cm, xixd.
Houten Madonnabeeld, hoog c. 80 cm, xixd.
| |
Kruiswegstaties
Veertien gipsen kruiswegstaties, 1857, met voorstellingen in reliëf.
| |
Schilderijen
Geschilderd paneel met Piëta; zie blz. 22.
| |
| |
Afb. 18. Kerk. Kelk, 2de helft 18de eeuw (opn. 1982).
Afb. 19. Kerk. Kelk, 1ste kwart 18de eeuw (opn. 1982).
Geschilderde Calvarie, doek 143 × 120 cm; met het opschrift Dese taffel heit gegeven Maria Crümmel 1627. Links haar wapenschild.
| |
Zilver- en ander metaalwerk
Vergulde torenmonstrans, hoog 65,5 cm; onder de voet een chronogram (1871) met de naam Maria Josepha Wersch. - Stralenmonstrans van koper met blankmetalen lunula-omlijsting en op de voet twee plaketten van blank metaal met voorstellingen van Jezus aan het Kruis met Magdalena, en Ecce Homo; hoog 51 cm; chronogram (1821) onder de voet.
Kruisvormige reliekhouder van zilver, hoog 35,5 cm; merken Minervakop en p in ruit (c. 1900).
Koperen ciborie, midden xix, hoog 34 cm.
Zilveren kelk, hoog 25,4 cm; merken: bisschopswapen met schild en ruiter, adelaar 1719? e en lf; op voet en nodus gegraveerde evangelistensymbolen; cuppa met druiventrossen, korenaren, bloemen en cartouches.
Verguld zilveren kelk, hoog 22,8 cm; xviiib; merken ae gekroond, adelaar, a (?) en h; gekartelde voet; voet, nodus en cuppa geribd (afb. 18).
Zilveren kelk, hoog 22,5 cm, xviiia; merken ach (Aken), 2 × een adelaar, r; gelobde voet (afb. 19).
Verguld zilveren neogotische kelk; geschonken door pastoor E. Slenter.
Verguld zilveren neoromaanse kelk, hoog 21,9 cm, xixd, A. Witte Aachen; met voorstellingen in medaillons.
Verguld zilveren neogotische kelk, hoog 22,2 cm, xixd, P. Woltz Jülich; met gegraveerde voorstellingen.
Twee zilveren ampullen, xixa; merken ach (Aken) en cmp; hoog 13 cm.
Twee zilveren ampullen, hoog 17 cm, en ampullenblad, 26,4 × 16 cm, met koperen handvatten; R. Vasters Aachen 1871; inscriptie: In DeVotIone reCoLItVr saCrIfICIVM 1871.
Godslamp, hoog 84 cm; inscriptie met chronogram (1872) en naam van de schenkster (Haenen), zilverkleurig.
Zilveren wierookvat, hoog 28 cm, en wierookscheepje, hoog 12 cm; merken: 13, ft
| |
| |
en Termonia; op het wierookscheepje de initialen J.G.P. (J.G. Philips 1839).
Wierookscheepje van messing, xix, hoog 14 cm, met gedreven acanthuswerk op het deksel. Neoromaans wierookvat van gegoten brons, xixd, hoog 24,5 cm, met griffioenen en bladornament.
Vijfzijdig koperen wijwateremmertje, xv, hoog 10 cm.
Wijwateremmer van messing, midden xix, hoog 28,5 cm.
Altaarkruis, hoog 37 cm, xixa; zilverkleurig, een dergelijk kruis op zolder.
Altaarkruis van messing, midden xix, hoog 50 cm.
Twee processiekruisen van messing, xix, hoog 74 cm.
Twee kandelaars van messing, xv, hoog 21,5 en 21,9 cm.
Drie paar drievoetkandelaars van messing, xvii, respectievelijk 28, 31 en 33,5 cm hoog.
Twee drievoetkandelaars van messing, midden xix, met borstbeelden van Jezus, Maria en Petrus,
Twee ziekenlantaarns van messing, hoog c. 25 cm, xviii, nu in de pastorie als lamp in gebruik.
Bronzen altaarschel, xixd, hoog 14 cm.
| |
Paramenten
Kazuifel, xviii, van olijfgroene zijde met zilvergalon, zilver- en gouddraad en bloemen in kleur.
Koorkap, xixa, van witte zijde met bonte bloemen en geel galon; schild met Gods hand in driehoek, waaromheen stralen.
Driestel, xixa, van rood damast; schild van koorkap met ihs in stralen.
| |
Kasten
Eiken paramentenkast, xviii, met bolpoten, afgeschuinde hoeken en pilasters met Jonische kapitelen.
Ladenkast waarvan de voorkanten van de laden van lindehout, xviiid, in Lodewijk XVI-stijl.
Eiken hangkast in Lodewijk XV-stijl, xviiic, boven credenstafel.
| |
Klokken
Twee klokken uit 1702 en 1710, gegoten door Johan Franssen, zijn tijdens de tweede wereldoorlog weggehaald.
| |
Uurwerkstoel
Uurwerkstoel in de toren; het uurwerk was door een chronogram ‘abbat I DeLCoUr eX hIs sIt ULtIMa feLIX’ gedateerd 1785.
| |
Grafkruisen
Grafkruisen uit 1604, 1634, 1644, 1648, 1656 en 1660 op het kerkhof (zie Belonje blz. 109-110).
| |
Missiekruis
Gietijzeren missiekruis uit 1885, hoog 70 cm.
| |
Hoeven en huizen
Holset
Holset nr. 2-4-6, ten zuiden van de Oude Akerweg.
Aggene Banket. Vakwerkhuis waarvan de benaming herinnert aan de voormalige Schepenbank van Holset die haar zittingen hield in de zogenaamde ‘Hall’ (volgens Vaessen, par. 17-18 als zodanig vermeld in 1634). Het oudste gedeelte, van vakwerk op een breukstenen sokkel, behoorde bij een L-vormige aanleg, die werd aangevuld tot een rechthoekig gebouw onder een enkel zadeldak. Het jongere gedeelte grotendeels van baksteen. Ingrijpend vernieuwd in 1962-'63 (afb. 20).
Holset nr. 10, ten zuiden van de Oude Akerweg, ten westen van de Banket.
Vakwerkboerderij in L-vorm, xix, deels in baksteen vernieuwd; het woonhuis van vakwerk aan de oostzijde, schuur aan de noordkant met oostelijke eindgevel van vakwerk.
Holset nr. 24. Panhuis, gelegen ten noordwesten van de kerk. Losse gebouwen om een binnenplaats van onregelmatige vorm, xviii-xix. Woonhuis met stal van baksteen en vakwerk aan de noordoostkant. Vakwerkschuur aan de westkant met dakoverstek aan de binnenplaats; breukstenen eindgevel aan de straatzijde met een bekleding van verticale planken tegen het topgedeelte. Bakstenen gebouwtje aan de straat (afb. 21).
Holset nr. 21, tegenover het Panhuis. Boerderij met naar het noordwesten open mesthof; L-vormig bedrijfsgedeelte van baksteen; woonhuis van vakwerk aan de zuidwestkant.
Holset nr. 27, ten westen van de kerk. Boerderij met vakwerkschuur.
Holset nr. 48. Vakwerkhuis met zadeldak in de huizenrij ten zuiden van de kerk;
| |
| |
Afb. 20. Holset 2-4-6. Hoeve Aggene Banket bij de Oude Akerweg. De naam herinnert aan de vroegere schepenbank (opn. c. 1960).
Afb. 21. Holset 24. Hoeve Panhuis uit het zuiden (opn. c. 1960).
Afb. 22. Holset 96. Hoeve Winnebroek uit het oosten (opn. c. 1960).
| |
| |
ingangsomlijsting met op de bovendorpel anno 1767, i.w.h.mar.b; deur met spijkers beslagen; gepleisterd; westelijke eindgevel met verticale planken bekleed. Evenwijdig hiermee aan de straat een vakwerkschuur, eveneens met een bekleding van verticale planken tegen de westelijke eindgevel.
Holset nr. 52-54. Aaneengesloten vakwerkhuizen met zadeldak in de rij ten zuiden van de kerk, xviii; westelijke eindgevel met verticale planken bekleed.
Holset nr. 96. Hoeve Winnebroek, gelegen aan de zuidkant van de Vijlenerweg wordt in 1735 vermeld als deel van de heerlijkheid Vaalsbroek (Oppenhoff, blz. 40). Drie losse gebouwen van vakwerk, xviii-xix; het woonhuis met zadeldak tussen eindgevels van baksteen aan de achterkant van de open plaats, aan weerskanten waarvan schuren die zijn afgedekt met schilddaken; breukstenen sokkels en vullingen van baksteen; tegen de noordelijke eindgevel van het woonhuis een aanbouw van vakwerk met schilddak; beide schuren met buitenwaartse uitbouw onder doorgetrokken dakschild (afb. 22).
| |
Einrade
De hoeve Einrade, Holset nr. 51-53, behoorde oorspronkelijk bij een kasteel dat zetel was van de gelijknamige heerlijkheid, die voor het eerst wordt vermeld in 1375. Eigenaren waren van het begin van de 16de eeuw tot omstreeks 1670 achtereenvolgens de geslachten von Wertheim, van Ghoir, Spies von Sweinheim en van Hoensbroek.
Daarna werd de heerlijkheid gekocht door Herman de Lamberts, die in 1682 ook eigenaar zou worden van Cortenbach onder Voerendaal. Aan het bezit van Einrade waren gebruiksrechten op het Malensbos verbonden (De Crassier 1935, blz. 328, 367. - Oppenhoff blz. 31. - De Win, blz. 32-33. - Janssen de Limpens 1974, blz. 47).
Het herenhuis was in het begin van de 19de eeuw al verdwenen, maar er zijn nog wel sporen van vroegere vijvers aangetroffen in het terrein ten oosten van de hoeve. Op die plaats staan op de kaart van Tranchot (1803-'13) en ook op het kadastrale minuutplan (c. 1830-1839) twee vijvers aangegeven en een rond eilandje midden in de westelijke vijver, de grootste van de twee.
| |
Beschrijving
De hoeve bestaat uit een reeks aaneengesloten gebouwen van baksteen en vakwerk om een binnenplaats die aan de zuidoostkant open is (23-26). Aan de zuidwestkant, de wegzijde, ziet men van oost naar west: het bakstenen woonhuis, xvib en later; een lagere langgerekte stal van baksteen, xvii, aan de binnenplaatskant verhoogd, xviii, en een hoekgedeelte van baksteen, xvib, dat vroeger als een vierkante toren uitstak boven de bedaking. Een korte bakstenen stal, xviii, sluit hier haaks op aan langs de noordwestkant van de binnenplaats. Een haakvormig gedeelte van vakwerk langs de noordwest- en noordoostkant bestaat uit een langsdeelschuur, - xviii maar ingrijpend gewijzigd - in het verlengde van de bakstenen stal, en een langwerpige schuur, xvii-xviii-xix, langs de noordoostkant. Rechts van de voormalige hoektoren was vroeger de inrijpoort naar de binnenplaats. De tegenwoordige inrit bevindt zich aan de zuidzijde tussen de zuidoostelijke eindgevel van het woonhuis en een los bakhuis.
| |
Woonhuis
Het woonhuis (afb. 26) heeft een dak met overstekken op dwarsgeprofileerde consoles en een dakschild als beëindiging boven de korte zuidoostelijke gevel. Het oostelijke stuk van het huis is pas omstreeks 1930 tot woning verbouwd maar het westelijke stuk bezit nog de oude ontlastingsbogen boven de merendeels gewijzigde vensters in drie traveeën aan de binnenplaatskant en boven de beide benedenvensters in de tweede en derde travee van links aan de straatkant. Zo'n ontlastingsboog is ook nog blijven zitten in het oostelijk stuk tussen twee bovenvensters rechts aan de straatzijde en beneden in de meest linkse travee aan de kant van de binnenplaats. Daar wordt het muurwerk geschoord door twee lage schuinopgaande steunberen. Zulke steunberen zijn ook aangebracht bij de hoeken van de zuidoostelijke eindgevel.
Het woonhuis heeft zolderingen met moer- en kinderbalken. Onder het middengedeelte bevindt zich een kelder met een (oudere?) breukstenen achterwand en twee putten.
| |
| |
Afb. 23. Hoeve Einrade (opm. 1978).
| |
| |
Afb. 24. Hoeve Einrade (opm. 1978).
Afb. 25. Hoeve Einrade uit het oosten (opn. 1982).
| |
| |
Afb. 26. Hoeve Einrade, woongedeelte uit het noordoosten (opn. 1977).
Het lagere stalgedeelte ten westen van het woonhuis heeft aan de straatzijde slechts een later aangebracht rechthoekig venstertje en de dichtgemetselde poort naast de voormalige hoektoren. Aan de binnenplaatskant zitten om en om vensters met houten tussendorpelkozijnen en ingangen met houten kozijnen, ten dele dichtgemetseld, onder ontlastingsbogen, en helemaal rechts een grote ellipsboogpoort die correspondeert met de dichtgemetselde poort in de straatgevel. Het bovengedeelte van de binnenplaatsgevel hoort bij een verhoging van de stalvleugel voor hooiberging; daartoe dienen de grote luiken met houten kozijnen onder ontlastingsbogen.
| |
Hoektoren
Het hoekgedeelte aan de westkant heeft een dak in het verlengde van de stalvleugel langs de straat, met haaks daarop een kort stuk dat aan de noordoostkant wordt afgesloten door een topgevel. Dit dak, vernieuwd na een brand in 1928, overdekt ook het restant van een hoektoren waarvan het bovendeel in de 19de eeuw is afgebroken. In de noordwestelijke buitengevel zitten nog een houten kruiskozijn en rechts daarvan het restant van een dergelijk kozijn. Verder zijn er aan deze zijde enkele krulankers te zien. De gevel aan de straatzijde is gesloten met uitzondering van een klein rechthoekig venstertje dat later is ingebroken. Binnen ziet men aan deze kant het restant van een schouw in gotische stijl, xvib. De bakstenen stal aan de noordwestkant van de binnenplaats heeft ingangen en vensters met bakstenen segmentbogen.
| |
Schuren
De langsdeelschuur in het verlengde van de bakstenen stal aan de noordwestkant van de binnenplaats is aan de veldzijde in baksteen vernieuwd, verlaagd, en voorzien van lage aanbouwsels die de vakwerkgevel aan de binnenplaatskant aan het oog onttrekken.
De langwerpige vakwerkschuur met schilddak haaks op dit gedeelte langs de noordoostkant van de binnenplaats dankt zijn tegenwoordige gedaante aan een verlenging naar het zuidoosten (dwarsstal), een verbreding onder een doorgetrokken dakschild aan de veldzijde en een verlenging naar het noordwesten. Door die uitbreidingen zijn oorspronkelijke vakwerkgevels ingebouwd geraakt. De tegenwoordige buitengevels hebben vullingen van baksteen.
| |
| |
Afb. 27. Harles 1-2. De Ploum, schuur (opm. 1976).
| |
Harles
Dit gehucht is vermoedelijk ontstaan als nederzetting bij een vroegmiddeleeuws ontginningsbedrijf. De naam zou via Hariliacus te maken kunnen hebben met een Romaanstalige eigenaar met de Germaanse naam Harilo (Tummers, blz. 31, 91) die leefde voor of in de 8ste eeuw. In 1120 is er sprake van een schenking ‘apud Harleis sex Jugera cum Curte’ aan de abdij van Rolduc (Annales Rodenses, ed. Ernst 25. - P.C. Boeren in P. Limb. 84: 1948, 15). In 1179 schenkt Wilhelm van Nijswiller vier huizen in Harles aan de abdij van Burtscheid (Lacomblet 1, nr. 470). Aan het bezit van de Gulpener en Bellhof te Harles waren van ouds gebruiksrechten op het Malensbos verbonden (Oppenhoff, blz. 30, 31). De oudst betrouwbare plattegrond van het gehucht geeft Tranchot (1803 e.v.); in 1807 werden er in Harles 19 huizen en 100 inwoners geteld (Vaessen, par. 65).
| |
Hoeven en huizen
Harles
Harles nr. 1-2. Hoeve De Ploum, aan de westkant van de Vijlenerweg schuin t.o. hoeve Einrade, op de kaart van Tranchot (1803-'13) Plum genoemd. Losse gebouwen haaks ten opzichte van elkaar aan een open plaats. Aan de achterzijde het woonhuis van vakwerk, xviii, waarvan de hoofdvleugel een zadeldak heeft, dat aan de noordkant wordt afgesloten door een topgevel die met verticale planken is bekleed; de korte dwars staande achtervleugel heeft een schilddak. Aan de zuidkant, aansluitend in het verlengde van het vakwerkhuis, staat een iets hoger bakstenen huis met zadeldak; in de voorgevel hiervan een rechthoekige ingangsomlijsting van Naamse steen en ankers met wj ann. / ml 1842. - Aan de zuidkant van de open hof een vakwerkschuur met zadeldak en het inschrift pm 1783 acw boven de deuren van de dwarsdeel; vullingen van vlechtwerk en leem voor een deel door baksteen vervangen; op de achterste topgevel resten van een vlas-strobekleding. - Aan de noordkant een voormalig bakhuis van vakwerk (afb. 27-28).
| |
| |
Afb. 28. Harles 1-2. De Ploum, schuur (opm. 1976).
Afb. 29. Harles 3 uit het noordoosten (opn. 1976).
Afb. 31. Harles 22. De Höf, inrijpoort van 1739 (opn. c. 1960).
| |
| |
Afb. 30. Harles 4 uit het zuidoosten (opn. 1976).
Harles nr. 3. Gesloten hoeve van baksteen aan oostkant van de Vijlenerweg, schuin t.o. De Ploum (afb. 29). Dwars staande woonvleugel aan de noordkant met houten vensterkozijnen, en aan de binnenplaats ankers met anno 1841 en een rechthoekige ingangsomlijsting van Naamse steen; topgevel aan de achterkant, dakschild aan de straatzijde. Rondboogpoort.
Harles nr. 4. Vakwerkhuis aan de oostkant van de Vijlenerweg bij de Holvigerweg; zadeldak met geschoord overstek aan de oostkant en aan de andere kant een uitbouw onder een doorgetrokken dakschild, xviii. Iets breder bakstenen stalgedeelte uit later tijd aan zuidkant (afb. 30).
Harles nr. 9. Dwars staand huis met zadeldak aan de zuidkant van de Oude Akerweg, hoek Harliserweg. Van vakwerk; voormalig bedrijfsgedeelte ten dele van kolenzandsteen met uitbouw aan de oostkant onder doorgetrokken dakschild; noordelijke deel van baksteen; ingrijpend verbouwd.
Harles nr. 12-13. Voormalige boerderij aan de oostkant van een bocht in de Harliserweg. Grotendeels van vakwerk en afgedekt met zadeldaken, xviii. Een dwars staande noordvleugel en een vleugel evenwijdig met de straat daarop aansluitend aan de zuidkant vormen samen een T-vormige aanleg. De dwars staande vleugel heeft aan de lange noordkant bij de straat een uitbouw onder een doorgetrokken dakschild. De andere vleugel, die zuidwaarts is verlengd voorbij de oorspronkelijke gemetselde eindgevel, heeft aan de oostkant een geschoord dakoverstek.
Harles nr. 14. Voormalige boerderij aan de zuidkant van de bocht in de Harliserweg, bestaande uit twee losse gebouwen haaks op elkaar, opgetrokken van vakwerk en afgedekt met zadeldaken, xviii. Dwars staand huis, vroeger met woongedeelte, koestal en zijwaarts uitgebouwde schuur; het midden van de lange buitengevel grotendeels met verticale planken bekleed; aan de andere zijde veel vernieuwingen in baksteen.
Harles nr. 17. Verbouwd dwars staand vakwerkhuisje met zadeldak aan de westkant van de bocht in de Harliserweg; oorspronkelijk met dwarsdeel.
Harles nr. 18-19. Hoeve in T-vorm ten oosten van de Keldersweg bij de Harliserweg, grotendeels van vakwerk met uitbreidingen en vernieuwde gedeelten in baksteen, xix. Aan de noordkant een dwarsstaand bedrijfsgedeelte, aan de zuidzijde ongeveer op het midden daarop aansluitend een lager woongedeelte; ten zuiden daarvan een jonger huis van baksteen.
Harles nr. 22. De Höf, gesloten hoeve aan de westkant van de Harliserweg bij de Vijlenerweg. Grotendeels van baksteen en afgedekt met zadeldaken. Op de kaart van Tranchot (1803 e.v.) Huverhof genoemd. Misschien op de plaats van een der middeleeuwse hoeven met gebruiksrechten op het Malensbos (vgl. Oppenhoff, blz. 30, 31). Aan de zuidkant het woonhuis, waarvan de gevel aan de binnenplaats voor een deel uit kalksteenblokken bestaat, en een lagere stal. Aan de achterkant van de binnenplaats een schuur met rondboogpoort en het ankerjaartal 1738. De inrijpoort met ellipsboog wordt aan de straatzijde geflankeerd door twee pilasters die elk een spitsbogige beeldnis dragen; de sluitsteen heeft in kapitalen het chronogram proVIDVs / VsqVeDeVs / ConspICIenDo / IVVat / anno 1739 (afb. 31).
| |
| |
Afb. 32. Kaart 2: Lemiers c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan, en naar het huidige nette plan.
|
|