Waterland en omgeving
(1953)–J.F. van Agt– Auteursrecht onbekendOosthuizen en HobredeOp de dijk naar Warder staat een natuurstenen obelisk met de opschriften: Ao / 1777Ga naar margenoot+ / 5m / 29 d; zee / vangs / keuken / dijk / 175 en: zee / vangs / zeedijk / 2162 (vgl De Speelwagen, 1951, blz 273). | |
EtersheimDE HERVORMDE KERK is in het begin van deze eeuw opgetrokken ter vervangingGa naar margenoot+ van een gebouw uit 1639 met een gerekte achtzijdige plattegrond (Noordholl. Arc., blz 160. - Teg. Staat, VIII, blz 518. - N.H. Oudh., III, blz 16. - Oud Holl., XXVI, blz 77. - Gen. en Herald. Gedenkw., III, blz 122). Zij bezit: Eiken doophek, XVIIIb, met gedraaide spijlen en panelen als te Warder.Ga naar margenoot+ Koperen predikantslezenaar, XVIIIa, met wapen van het geslacht van Bredehoff.Ga naar margenoot+ Koperen doopbekkenhouder en bekken, XVII B. Twee koperen doopbogen, XVII B, bekroond met een zwaan. Twee koperen kronen, XVII B. Gesneden psalmbordje met het jaartal 1764.Ga naar margenoot+ De klok, diameter 62 cm, draagt als randschrift: verbum domini manet in aeternumGa naar margenoot+ arent van de put me fecit anno 1609. | |
[pagina 106]
| |
OosthuizenGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK is eigendom van de kerkelijke gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. Teg. Staat, VIII, blz 515. - van der aa, blz 548. - N.H. Oudh., III, blz 7. - joosting en muller, II, blz 332. - Buiten, 1919, blz 590. - ad jansen en van herck in XVIIIde Jaarboek v.d. Antwerpschen Oudheidk. Kring (1942). - a. staring in Oudh. Jb., 1946, blz 40 vgl en Bull. Oudh. B., 1947, blz 118. - ter kuile, blz 63. Ga naar margenoot+ geschiedenis. Volgens de Teg. Staat vermeldde een oud geschrift, dat de kerk werd gebouwd in het jaar 1518. Het jaartal 1511 op de klok schijnt echter met deze mededeling in strijd. In 1745 werd het torentje op de kruising, dat door zijn gewicht te ver in het dak was doorgezakt, weer opgevijzeld en rechtgezet. In 1920 maakte men een aanvang met een restauratie onder leiding van A.A. Kok. Daar het werk echter reeds in 1924 wegens geldgebrek moest worden stopgezet, kwamen slechts de funderingswerken, het dichten en bijwerken van scheuren, herstelling der muren tot aan de vensterdorpels en het dichten van later ingebroken vensters in de koorsluiting gereed. Ga naar margenoot+ Het gebouw, afb 29, pl LI, LII, 129 en LIII, 132, is een eenbeukige georienteerde kruiskerk, waarvan de transeptarmen, het schip en het vijfzijdig gesloten koor elk twee traveeën beslaan; de traveeën van het schip zijn iets langer dan de overige. Behalve de westingang heeft de kerk nog twee poortjes tegenover elkaar in de oostelijke schiptravee. Ga naar margenoot+ De oude baksteen, opgemetseld in lagen koppen en lagen strekken, vertoont een formaat van 22 × 5 cm. In de grotendeels blinde westgevel zijn grote stukken muurwerk boven het portaal in de vorige eeuw met machinale steen vernieuwd. Ga naar margenoot+ De muren worden geschoord door eenmaal versneden, schuinafgedekte en op de hoeken haaks t.o.v. elkaar geplaatste steunberen. In koor en transept zijn de steunberen en de vensteromlijstingen met natuursteenblokken verlevendigd. De bakstenen traceringen der spitsboogvensters - in het grote zuidvenster van het transept afgewisseld met natuursteen - zijn bovenaan in het algemeen in de oude flamboyante vorm bewaard gebleven, slechts aan de noordzijde van het schip en aan de westzijde van de zuidelijke transeptarm zijn zij niet meer origineel. De beide vensters van de oostelijke schiptravee zijn dichtgemetseld, evenals onlangs tot halverhoogte het meest zuidelijke venster van de koorsluiting. De dagkanten der vensters zijn holgeprofileerd. De zijmuren van de noordelijke transeptarm vertonen i.p.v. vensters nissen met overeenkomstige traceringen. Ga naar margenoot+ Het achtkantige houten met lood beklede klokkentorentje op de kruising eindigt in een opengewerkte peer. Onderaan binnen de dakhoeken bevinden zich wijzerplaten. Dit zeer gaaf bewaarde torentje is, te oordelen naar het jaartal 1511 op de klok, de oudste van zijn soort in N. Holland. Boven de westingang der kerk hangt een houten zonnewijzer, XVIIIc, voorzien van een getoogde omlijsting. Bovenin staat fugit hora en onderaan in een cartouche oost / wout (Zaanl. Jb., 1934, blz 1 vlg). Ga naar margenoot+ De binnenruimte, pl LII, 129 en LIII, 132, die is voorzien van een zerkenvloer, wordt overdekt door twee houten tongewelven met gothisch geprofileerde schinkels boven trekbalken met korbelen en deels nog gothische sleutelstukken; de muurstijlen rusten op halfronde schalken met half-octogonale kapitelen en hoge basementen. In het schip zijn deze schalken aanmerkelijk lager dan in het koor en in het transept. Op de hoeken van de kruising is het gebouw (later?) nog versterkt door | |
[pagina 107]
| |
Afb. 29. Oosthuizen. Herv. Kerk.
| |
[pagina 108]
| |
de hier samenkomende trekbalken onderling te verbinden met overhoeks er op aangebrachte kleinere balkjes. De vier muurhoeken van de kruising zijn uitgehold door een profielrand, die eindigt ter hoogte van de kapitelen van de hoekschalken. Hier boven zijn de hoeken afgeschuind; vermoedelijk was het afgeschuinde gedeelte bestemd om er houten beeldjes voor te plaatsen, zoals te Schellinkhout, Oosterblokker, Venhuizen en in de Oosterkerk van Hoorn. Onder de schinkels van de koorsluiting - op de plaats waar te Venhuizen en Ilpendam houten beeldjes zijn aangebracht - bevinden zich kleine met een peerkraal geprofileerde schalken, die rusten op consoles. De westwand is door spaarnissen geleed; en wel een grote spitsboognis, geflankeerd door twee kleinere. Ga naar margenoot+ Daar de steenformaten overal ongeveer gelijk zijn zou men geneigd zijn aan te nemen, dat de gehele kerk in één campagne is gebouwd. De uitvoering van het schip is echter eenvoudiger dan die van de overige delen en de dispositie anders; langere traveeën en lagere muurschalken. Daarbij vertoont het metselwerk van de schipmuren, waar deze op het dwarspand aansluiten, onregelmatigheden, die een sterke aanduiding schijnen te zijn van bouwnaden. Bovendien schijnt het jaartal 1511 op de klok in tegenspraak met het in de Teg. Staat vermelde bouwjaar 1518. De enige mogelijkheid is, dat men in 1511 - na voltooiing van koor en transept en dus van het kruisingstorentje - aan de westzijde een voorlopige eindgevel heeft opgetrokken en eerst enige jaren later de beide schiptraveeën heeft aangebouwd, waarvan de muren in reeds aanwezige muurdammen werden ingetand; een werk dat dan in 1518 werd afgesloten. Van hetzelfde type als de kerk van Oosthuizen en eveneens voorzien van een achtkantig torentje op de kruising waren de kerken van Kwadijk en Warder. Tot de inventaris behoren de volgende meubelen en andere voorwerpen; al het houtwerk door een dikke verflaag bedekt: Ga naar margenoot+ In het koor op een nieuw gemetseld voetstuk een tot grafzerk verwerkte altaarsteen. Ga naar margenoot+ Houten koorhek, waarvan de kolonnetten tegen de hoofdstijlen, de gesneden balusters en het snijwerk met gestyleerde vissen hierboven vroege Renaissancevormen vertonen, XVI B, pl LIII, 132. Ga naar margenoot+ Zeskantige preekstoel, pl LIII, 132, waarvan de kuip boogpanelen heeft tussen Ionische hoekpilasters. De boogzwikken, de friezen en het onderste gedeelte van de hoekpilasters zijn met gesneden ranken versierd. Het fries vertoont bovendien een vaas tussen twee duiven. Het klankbord heeft gesneden hoekconsoles en een rankenfries, waarin cartouches met anno-1664 en een schildje met de letters lvb. De trap is niet oud. Ga naar margenoot+ Doophek, XVIIId, in Lodewijk XVI-stijl, pl LIII, 132. Ga naar margenoot+ Koperen lezenaar met bladversiering en het wapen van Oosthuizen met het woord oost en Ao 1690. Ga naar margenoot+ Koperen doopboog, XVIIc, bekroond met een schild, waarin een schip is afgebeeld, dat op de achtersteven het wapen van Oosthuizen draagt met het randschrift sigillum oosthuysen in holandia. Ga naar margenoot+ Op een lelijke galerij uit 1871 bevindt zich een laatgothisch orgeltje, pl LII, 128, onder de kas waarvan drie gesneden paneeltjes voorkomen met in ranken opgehangen wapenschilden; in het middelste schild staat gegrifd: j oostwoud/1521. De kas is voorzien van zijluiken. Tegen de stijlen tussen de frontpijpen zijn kolonnetten aangebracht met schroefvormig rondgaande cannelures. Ook de pijpen zelf zijn op een dergelijke wijze versierd; boven en onder de pijpen komt een laatgothische gesneden bladversiering voor. De open bekroningen zullen uit het begin van de 17de | |
[pagina 109]
| |
eeuw stammen, terwijl de gehele beschildering 19de eeuws is (a. bouman, Orgels in Nederland, 1949, blz 38 en 45). Herengestoelte, XVIId, waarvan de overhuiving rust op twee getorste kolommetjesGa naar margenoot+ met kapitelen, die versierd zijn met engelkopjes, leeuwenmaskers, druiventrossen en rankwerk. De deurtjes, de zijwanden en de voorwand hebben verticale randen met gesneden vegetatief ornament en linten. De voorste hoekposten zijn voorzien van gesneden bolvormige bekroningen, terwijl de overhuiving op de hoeken bekroond wordt door gesneden bollen met een getorste makelaar. Tochtportaal met gegroefde Ionische hoekpilasters en afgedekt door een kroonlijst opGa naar margenoot+ gesneden consoles, waartussen zich friezen bevinden met putti en bloemkransen. Onder de kroonlijst komt een fries voor met een leeuwenmasker en twee van cartouches uitgaande banderolles met an-no 16-48. De naald van de uit regels en rechthoekige panelen samengestelde deuren is voorzien van een Ionisch kapiteel. In de zuidelijke kruisarm, boven een in de 19de eeuw gerestaureerde grafkelder, opGa naar margenoot+ een platform, dat via enkele treden aan weerskanten van de ingang naar de kelder toegankelijk is, een grafmonument van zwart, grijs en wit marmer. Het verheft zich op twee treden en bestaat uit een tombe, geplaatst voor een barok rugdecor met Ionische elementen. De tombe dient als voetstuk voor een zittende Minerva, die in de rechterhand een vergulde sleutel houdt, waarvan een lint met opschrift afhangt, en met de linkerhand het gedeeltelijk met een kleed bedekte portretmedaillon van François van Bredehoff, vrijheer van Oosthuizen, † 14.5.1721, steunt. Het geheel wordt bekroond door twee griffioenen, die het gekroonde wapen van François van Bredehoff houden; het lelijke metselwerk hierachter is in de 19de eeuw aangebracht. Onder het bovenste opschrift van de tombe staat: 1. doitsma en helemaal onderaan: nobs p v b (monogram) aurscheit statuarius et architus caesaris invetor et fecit ao 1723 (Zie verder Gen. en Herald. Gedenkw., blz 231/3). Het platform, op de onderste trapposten waarvan doodshoofden zijn geplaatst, wordt afgesloten door een smeedijzeren hek in Lodewijk XIV-stijl, versierd met aan linten opgehangen spaden en zeisen en bekroond door graflampen. Het middenstuk van het hek wordt ingenomen door de tot monogram verwerkte letters fvb, pl LII, 131. In de verzameling Caeymaex te Antwerpen bevindt zich een aan J.P. van Baurscheit Jr toegeschreven gewassen pentekening met het bijschrift: ‘Dees teykening: is de afbeeldinge van de tombe, die voor mij onderschreven wort gemaekt en relatif gehouden wert tot het contract tusschen mij en dheer Baurscheidt ende is aengegeven den 30 october 1722’ benevens een onleesbare handtekening, waarschijnlijk die van F. van Bredehoff (ad jansen en van herck, o.c. - a. staring, o.c.). In de beide vensters van de oostelijke koortravee bevinden zich bijeengebrachteGa naar margenoot+ fragmenten van gebrandschilderde glazen, XVIIIa (de nog aanwezige wapens en inscripties nader omschreven in Gen. en Herald. Gedenkw., blz 239). De fragmenten vertonen sterke overeenkomst met de gedeelten in het Dortse glas in de grote kerk van Edam, die van de hand zijn van J.J. Slob (vgl blz 39, nr 8). Twaalf houten rouwkassen (1685/1785) met de wapens van François van Bredehoff,Ga naar margenoot+ zijn echtgenote en kinderen, pl LII, 129. De omlijsting bestaat uit een Dorisch of Ionisch hoofdgestel met een gebogen fronton, of wel pilasters en snijwerk met engelkopjes of een doodshoofd boven en onder het bord. Het rijkst bewerkt is de rouwkas | |
[pagina 110]
| |
van burgemeester Joan Ockerts, heer van Schoonewal, gestorven ao mdccxxii, waaraan het gekroonde, door griffioenen gehouden wapen geheel in snijwerk is uitgevoerd; de wapens op de andere borden zijn slechts uitgezaagd en geschilderd (vgl Gen. en Herald. Gedenkw., blz 234 vlg en afb t.o. blz 236). Ga naar margenoot+ Twee zilveren avondmaalsbekers, hoog 16,5 cm, een zilveren schaal, diameter 34 cm, en twee zilveren schalen, diameter 25 cm, geschonken in 1720, voorzien van de gegraveerde wapens van Bredehoff en van der Graeff; merken: Amsterdam, Holand, I (1719), meesterteken als voet, 165. Zilveren schenkkan, hoog 28,5 cm en schaal, diameter 13,8 cm, geschonken in 1846. Ga naar margenoot+ De klok van 115 cm middellijn heeft het randschrift: jhesus maria johannes gerhardus de wou me fecit anno domini m ccccc en xi.
Ga naar margenoot+ Nr 179. Bakstenen woonhuis, XVIIIc. In het midden van de voorgevel van één verdieping een ingangsomlijsting, waarboven een dakkapel, beide in rococostijl. Nr 189. Dergelijk woonhuis, XVIIIc. |
|