Waterland en omgeving
(1953)–J.F. van Agt– Auteursrecht onbekendMonnikendamliteratuur. boxhorn. - h. meyer, Korte Beschrijvinge der Stadt Monnickendam, Monnikendam,Ga naar margenoot+ 1767. - soeteboom, Vroonen, 236. - Oudh. en Gest., II, blz 304. - Teg. Staat, V, blz 489. - van der aa, blz 1045. - Bouwwereld, 1904, blz 161. - Bijdr. Bisd. Haarl., 30, blz 339; 31, blz 1 en 339. - Eigen Haard, 1910, blz 500. - Huis, oud en nieuw, 1912, blz 53. - a loosjes in Buiten, 1917, blz 544, 556, 568. - Duizend Jaar Bouwen, blz 39 en 59. - Monasticon Batavum, I, blz 149; suppl., blz 117. oude plattegronden. jacob van deventer in Prov. Arch. v. N. Holl; reprod. in Nederl.Ga naar margenoot+ Steden in de 16de eeuw, 's-Gravenhage 1916. - in boxhorn en in blaeu. - Vogelvlucht van Blaeu, afb 23. - (Krijttekening met profielen van Edam, Naarden, Hoorn en Monnikendam, vgl blz 24). geschiedenis. De plaats kan haar naam te danken hebben aan een door monniken vanGa naar margenoot+ Mariëngaarde op Marken - een uithof van de Norbertijnerabdij te Hallum in Oostergo - aangelegde dijk; in een handvest uit het jaar 1273, gegeven door Jan Persijn, heer van Waterland, - wiens na 1272 verwoeste stamslot, de Swaensborch, vermoedelijk bij de gravelijkheidsluis van de Purmer Ee stond, - wordt nl gesproken van een dijk en weg der papen. (Handv. v. Monnickendam, blz 27). De naam vinden wij voor het eerst vermeld in een handvest van 1288, waarin Floris V enige vrijheden verleent aan de poorters van Monnikendam en van Medemblik. In een handvest van 1340, waarin Graaf Willem IV tolvrijheid schenkt, wordt evenwel nog slechts gesproken van een parochie, hetgeen strookt met het feit, dat de plaats eerst op 24 Februari 1355 door Hertog Willem V tot stad wordt verheven; het jaar daarop verkrijgt de stad ‘alsulcke vrijhede en poertrechte als onse goede luyden van Medembleke van grave Floris hebben’ welke vrijheden en rechten in 1371 door Willem, heer van Wesenmael ende van Waterlandt, en Catharina van Velzen worden bevestigd (Handv. v. Monnickendam, blz 12 en 13). Ondanks de afsluiting van de Purmer Ee met de z.g. Nieuwendam in 1402, de verovering en plundering in 1426 door de aanhangers van Jacoba van Beieren en de grote branden van 1499 en 1513, die slechts de Grote Kerk, het Zusterklooster, de school en enkele huizen spaarden, bleef de stad betrekkelijk welvarend. De nederzetting vindt haar oorsprong in een afdamming van een watertje, dat een derGa naar margenoot+ Waterlandse meren met de Zuiderzee verbond. De eerste huizen zullen gebouwd zijn langs de zeedijk, het tegenwoordige Noord- en Zuideinde. Niet ver ten W. van de Damsluis komen het Noordeinde en het verlengde van het Zuideinde in een driesprong samen met de in Z.W.-richting lopende Kerkstraat, die voorbij de Lindengracht de naam krijgt | |||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||
Afb. 22. Monnikendam
| |||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||
Afb. 23. Monnikendam in de 17de eeuw
| |||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||
van Zarken. De Kerkstraat dankt haar naam dus niet aan de Grote Kerk, maar hoogst waarschijnlijk aan een reeds vóór de Hervorming verdwenen kerkgebouw, waarvan, blijkens de asrichting, de Speeltoren in zijn oorspronkelijke gedaante moet deel hebben uitgemaakt. Van 1356 af zouden ‘de palen van Monnikendams vrijhede’ zijn ‘op die noertsyde thien roeden buten der porte, op die zuytsyde tien roeden buten Jan Sukars woeninghe, op die oestsyde, toten palen toe, ende op westzijde bij der kercke tot half den water, dat men heet die Meere en alsoe voert ommegaende’; een blik nu op de plattegrond van de stad doet vermoeden, dat de Oudezijds Burgwal en de tegenwoordige Lindengracht de voormalige stadsgrenzen aan de landzijde aangegeven en niet, zoals a. loosjes veronderstelt, de thans gedempte Kennemergracht. Ga naar margenoot+ Volgens h. meyer waren omstreeks 1580 de op de plattegrond van Jacob van Deventer weergegeven muren, welke de stad op sommige plaatsen afsloten, door een omwalling met vier poorten vervangen. De bastions en de uitspringende courtine aan de noordkant zijn mogelijk ontworpen door de bekende Alkmaarse vestingbouwkundige Adriaen Antonisz. Na slechting in de vorige eeuw is de hoofdvorm der oude versterkingen nog steeds in de huidige stadsomgrenzingen terug te vinden. | |||||||||||||||||||
Wereldlijke openbare gebouwenGa naar margenoot+ HET RAADHUIS, Noordeinde 5, is in 1746 gebouwd als herenhuis voor de familie Costerus (van der aa, blz 1045, - N.H. Oudh., III, blz 66, - Buiten, 1917, blz 570 en 603). Ga naar margenoot+ De deftige, van natuurstenen hoeklisenen voorziene voorgevel - XVIIIb, pl XXXIX, 98 - heeft een gebeeldhouwde bekroning in rocaille-stijl met een zware deklijst, ranken, bloemen en schelpachtige motieven. Het monnikenbeeld, XVIIc, boven op de gevel is afkomstig van het vorige raadhuis. De ingangsomlijsting bestaat uit Ionische pilasters, afgedekt door een kroonlijst met mdccxlvi. De hardstenen stoep met zijn merkwaardige ijzeren leuningen in de vorm van slangen en de hardstenen stoeppalen zullen uit dit zelfde jaar zijn. Het halfronde bovenlicht is gevuld met | |||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||
snijwerk in Lodewijk XVI-stijl; de gesneden deur is versierd met een Minervakop in een omkranst medaillon. In de gang stucwerk in rococostijl, XVIIIc, onlangs gerestaureerd, pl XLI, 101/2.Ga naar margenoot+ Beneden zijn boven de deuren vier knaapjes met de attributen van de jaargetijden afgebeeld en de vier elementen, aarde, water, vuur en lucht, resp. verzinnebeeld door een leeuw, een dolfijn, een salamander en een adelaar. De raadzaal heeft een stucplafond in rococostijl en een marmeren Lodewijk XIV-schoorsteenmantelGa naar margenoot+ met vroeg 19de eeuwse boezem. Het schoorsteenstuk op doek, XVIIc, stelt voor Cornelis Dirksz Admiraal, burgemeester der stad van 1640/72. De trouwzaal, pl XLI, 100, door gesneden schuifdeuren in een rijke rococo-omlijstingGa naar margenoot+ van de raadzaal gescheiden, is voorzien van een stucplafond in rococostijl en een grijsmarmeren rococo-schoorsteenmantel, waarvan de gesneden boezem een spiegel en een grauwtje heeft in een gesneden omlijsting. De muren zijn bekleed met goudleer, XVIIIc, de bloemen- en vruchtenpatronen overwegend in groen en blauw. Tot de inventaris behoren: Zes leunstoelen, XVII B, de leuningen bekroond met leeuwen, die het stadswapenGa naar margenoot+ houden. Op het leer van de rugleuning komt het stadswapen voor. Veertien leunstoelen, XVII B, bekleding modern. Fragment van een zilveren orde- of gildeketen, XVI B, pl XCV, 230; de versieringGa naar margenoot+ bestaat uit takkenlussen, waartussen figuurtjes van ruiters en adelaars in bloemenkransen. Gouden zegelring, XVId, met in een rood steentje het wapen van Cornelis Dirkszoon,Ga naar margenoot+ de overwinnaar van Bossu in 1573. Paars fluwelen bodetasje, XVII B, met het stadswapen.
VOORM. RAADHUIS, Noordeinde 4. Reeds in de tijd van Jacob van DeventerGa naar margenoot+ stond er naast de Speeltoren een raadhuis, op zijn cartonkaart aangeduid als ‘Civita Domus’. Het 17de eeuwse gebouw, dat op dezelfde plaats stond, had een ingezwenkte halsgevel van het Vingboonstype (afb in Het Verheerlijkt Nederland, 415, 416 naar orig. v. C. Pronk in het Rijksarch. te Haarlem), waarvan nog slechts het sterk gewijzigde benedengedeelte overeind staat (h. meyer, blz 20. - Teg. Staat, V, blz 495). De sluitsteen van de natuurstenen rondbogige ingangsomlijsting, XVIIc, vertoont een gebeeldhouwd engelkopje; de zwikken zijn versierd met een soort zeewiermotief. De grote steen, XVIIIb, met het gekroonde stadswapen tussen griffioenen in een symmetrische rococo-omlijsting werd omstreeks 1920 boven deze ingang geplaatst. Hij is afkomstig van de in 1888 afgebroken Noordeinderpoort (vgl blz 88 en 91).
DE WAAG, gerestaureerd door J.F.L. Frowein in de jaren 1904/5, stamt blijkensGa naar margenoot+ de architectuur uit het derde kwart van de 17de eeuw, afb. 24 en pl XXXVIII en XXXIX, 96 (vgl N.H. Oudh., III, blz 66. - Bull. Oudh. B., 1899/1900, blz 37. - Buiten, 1917, blz 569). De versiering der gevels wordt naar boven toe rijker; boven de sobere onderpuiGa naar margenoot+ hebben, zowel de zuid-oostelijke gevel, als de gerende korte gevel aan de zuidwestelijke zijde, een pilastergeleding in de trant van Vingboons, waarbij een natuurstenen | |||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||
Afb. 24. Monnikendam. Waag
geprofileerde cordonlijst boven de onderste gevelzone en een fries en een kroonlijst boven de hoofdverdieping zorgen voor het horizontale accent. Door het boven de cordonlijst naar voren springen van de bredere middentravee rusten de beide middelste pilasters van de hoofdverdieping van de korte gevel op kraagstenen. De klauwstukken van de ingezwenkte top hebben gebeeldhouwde festoenen; het gebogen fronton, versierd met een schelpornament, is blijkens het nog aanwezige voetstuk vroeger - evenals het voormalige raadhuis - met een beeld of iets dergelijks bekroond geweest. De klauwstukken van de ingezwenkte top, boven de iets vooruitspringende middentravee van de zijgevel, zijn aan de voorkant op ongeveer dezelfde wijze bewerkt als de boogzwikken van de ingang van het voormalige raadhuis; het gebogen fronton heeft een schelpornament. De hoekpilasters van beide geveltoppen zijn voorzien van Ionische kapitelen, in tegenstelling met de pilasters van de hoofdverdieping, die van de Toscaanse orde zijn. In de top van de zuid-oostelijke gevel bevindt zich een steen met het stadwapen; in de ander het wapen van Holland, omgeven door festoenen, in het fries boven de hoofdverdieping het opschrift de waegh. De onderpui heeft hoekblokken van natuursteen, terwijl ook de ingangsomlijstingen met enkele natuurstenen blokken zijn versierd. De kruiskozijnen met glas in lood en luiken zijn nog ten dele origineel. Het door Toscaanse zuilen van hardsteen en pilasters gedragen schilddak van de open galerij voor de lange gevel verkreeg zijn vorm in 1905 naar het model van de beurs in Gouda. Ga naar margenoot+ De inwendige constructie wordt gevormd door een samenstel van muurstijlen en trekbalken met korbelen en geprofileerde sleutelstukken. Een eiken trap voert van de benedenverdieping - de oude waagruimte, waar nog een paarsbetegelde schouw aanwezig is - naar boven. Een der wanden is bekleed met een houten betimmering van paneel- en lijstwerk. Op deze bovenverdieping, vroeger vergaderplaats van de schutterij, bevindt zich een verzameling van oude tegels, bijeengebracht door de heer J. v.d. Lingen.
Ga naar margenoot+ DE VOORM. NIEUWE DOELEN, Zarken 4, thans woning van de burgemeester, is een rechthoekig bakstenen gebouw van twee verdiepingen onder een afgeknot schilddak. | |||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||
geschiedenis. Het oude Doelengebouw stond aan de Lindengracht (afb naar C. Pronk inGa naar margenoot+ Buiten, 1917, blz 544 en de oude stadsplattegronden). De brede voorgevel, XVIIIb, pl XXXIX, 97, wordt bekroond door een groot houtenGa naar margenoot+ frontispies, waarvan het hogere getoogde middengedeelte als versiering het gesneden stadswapen heeft tussen griffioenen. De beide horizontale zijstukken van de kroonlijst rusten op rijk gesneden consoles in Lodewijk XIV-trant. Op de pilasteromlijsting van de ingang na is de gevel verder onversierd. Tussen beide vensters links en rechts van de ingang twee ijzeren wandarmen voor lantaarns. Bij de laatste restauratie heeft men het gebouw voor ongeveer de helft ingekort; bovendien moest de derde verdieping tengevolge van haar verregaande bouwvalligheid afgebroken worden. HET GEMEENLANDSHUIS van Waterland, aan de Zarken (N.H. Oudh., III, blz 68Ga naar margenoot+ met afb), is in 1908 geheel vernieuwd met toepassing van oude onderdelen. De geveltop rechts, een nabootsing van de oude, is versierd met natuurstenen rolwerk in de trant van Hans Vredeman de Vries en boogblokken, horizontale banden en cordonlijsten van hetzelfde materiaal. Onder het natuurstenen fronton, dat met een schelpvormig ornament gevuld is, staat anno 1619. Het fries bevat twee vroeg 17de eeuwse leeuwenmaskers en een moderne steen. In het fries van de moderne door een schildhoudende topleeuw, XVII, bekroonde trapgevel links bevinden zich twee leeuwenmaskers, XVII, en een steen met het stadswapen, afkomstig van de in 1888 gesloopte Noordeinderpoort (vgl blz 88 en 89). | |||||||||||||||||||
Kerkelijke gebouwenDE GROTE KERK, eertijds toegewijd aan de H. Nicolaas, is eigendom van deGa naar margenoot+ Herv. gemeente met uitzondering van de toren, die aan de burgerlijke gemeente behoort. literatuur. Oudh. en Gest., II, blz 304. - h. meyer, blz 19. - Teg. Staat, V, blz 495. - vanGa naar margenoot+ der aa, blz 1047. - N.H. Oudh. III, blz 53 vlg. - Bijdr. Bisd. Haarlem, 30, blz 348. - Gen. en Herald. Gedenkw., IV, blz 130. - joosting en muller, II, blz 335. geschiedenis. Hoogstwaarschijnlijk is de kerk eerst na de stadsuitbreiding van 1400 gesticht.Ga naar margenoot+ In 1412 was dit eerste gebouw nog niet voltooid. Voor de Hervorming waren er minstens drie vicarieën. Tussen de jaren 1944 en 1949 is de toren gerestaureerd (zie voorts blz. 95). De langgerekte georienteerde hallenkerk met westtoren, afb 25/26 en pl XLII/XLV,Ga naar margenoot+ is gelegen aan de zuidrand van de stad. Het driebeukige schip telt zeven traveeën; het eveneens driebeukige koor onderscheidt zich van het schip door de grotere lengte van zijn vijf traveeën. Het in het verlengde van het middenschip gelegen hoofdkoor heeft een driezijdige sluiting, terwijl de nevenkoren, die in het verlengde van de zijbeuken liggen, een vlakke beeindiging hebben. Aan de noordzijde, | |||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||
Afb. 25. Monnikendam. Grote Kerk.
| |||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||
resp. tegen de zesde schiptravee en de tweede koortravee, bevinden zich twee portaalaanbouwtjes en daartussen de 17de eeuwse voorm. pastorie, die thans dient tot kosterij. Ga naar margenoot+ De oude baksteen vertoont de volgende formaten: Toren 23,5 à 25 × 4,5 à 5; 10 lagen = 65 cm; westgevel van de zuidbeuk 21 à 22,5 × 4,5 à 5; 10 lagen = 62 cm; westgevel van de noordbeuk en eerste twee traveeën van de noordmuur 22 à 24 × 4,5; 10 lagen = 57 cm; volgende traveeën van de noordmuur 23 à 24 × 4,5 à 5; 10 lagen = 63,5 cm; sluiting 22 à 24,5 × 4,5 à 5; 10 lagen = 66 à 64 cm; zuidmuur 23 à 25,5 × 4,5 à 5; 10 lagen = 65 à 64 cm; eerste twee traveeën van de zuidmuur 21 à 23 × 5; 10 lagen = 67 à 68 cm; westelijke portaalaanbouw 24 à 25,5 × 5; 10 lagen = 63,5 cm; oostelijke portaalaanbouw 23 à 24,5 × 5 à 5,5; 10 lagen = 67,5 cm. Ga naar margenoot+ De toren, afb 25 en pl XLII, bestaat uit twee geledingen, elk eindigend in een trans met een natuurstenen balustrade in 17de eeuwse vormen; hij wordt afgedekt door een met leien bedekte spits op een voetstuk van baksteen. Van de onderste geleding zijn de muurvlakken tot ongeveer twee derde van de hoogte verlevendigd met natuurstenen speklagen en hierboven versierd met blindnissen, die rusten op een waterlijst en voorzien zijn van bakstenen visblaastraceringen. Aan de westzijde bevindt zich onder de blindnissen een hoge spitsboog, die een korfboogingang bevat en een venster met modern maaswerk. De neg is geprofileerd met een diep hol. Het achtzijdige traptorentje aan de noordoosthoek van de toren eindigt in een gemetselde spits langs welks ribben hogels zijn aangebracht. De westelijke hoeken van deze onderste geleding worden versterkt door rechtopgaande driemaal versneden steunberen. Deze zijn voorzien van verdiepte voorvlakken, van welke de onderste twee aan de bovenkant eindigen in natuurstenen driepasornamenten; in deze verdiepte vlakken bevinden zich natuurstenen baldakijnen en consoles, waarvan de ornamentatie hetzelfde karakter vertoont als die van het 16de eeuwse beeldhouwwerk aan de librije van Edam. De consoles rusten, met uitzondering van de onderste, op getorste kolommetjes. In de neg van het portaal bevinden zich de gebeeldhouwde consoles en baldakijnen voor twee beelden en boven dit portaal een rijkbewerkte laatgothische beeldnis met zij kolommetjes (afb in N.H. Oudh., III, blz 55). De muren van de bovenste geleding zijn versierd met enkele brede banden van natuursteen; de driemaal versneden hoekverzwaringen hebben geen constructieve betekenis want zij rusten op natuurstenen kraagsteentjes, het resultaat waarschijnlijk van een latere wijziging, evenals de balustraden; de bovenste versnijding van deze verzwaringen heeft een natuurstenen afdekking met een gothische driepasversiering en een pinakeltje. De spitsbogige galmgaten en aan weerskanten hiervan de spitsboognissen met deels nog originele traceringen vertonen dezelfde profilering als de grote portaalnis. Door de aanwezigheid van een ingebouwde wenteltrap in de zuidoosthoek zijn daar slechts halve nissen aanwezig. Onder de galmgaten bevinden zich spaarnissen, afgedekt met rondboogjes op kraagstenen. De kraagsteen onder het westelijk galmgat vertoont laatgothische dierfiguren; boven deze kraagsteen staat ivh/1774. Ga naar margenoot+ De muren van de kerk, afb 25/6 en pl XLII/XLIII, eindigend in een ten dele nog originele holgeprofileerde deklijst, worden verstrekt door steunberen, die - uitgezonderd de beide eerste aan de zuidzijde - verlevendigd worden met banden en hoekblokken van natuursteen. Zij versnijden zich halverwege de vensters en worden | |||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||
afgedekt door zadeldakjes, met uitzondering van de steunberen aan de oostzijde en de tiende steunbeer van de noordmuur, die een schuin tegen de gevel oplopende afdekking hebben; sommige dezer zadeldakjes vertonen aan de voorkant een driepasversiering; de plint en de waterlijst zijn, zoals gebruikelijk, om de steunberen heengevoerd, behalve in het negende, het tiende en het elfde vak van de zuidmuur, waartegen - o.a. blijkens de dichtgemetselde vensters, de dakmoet in het tiende vak en gewelfaanzetten onder het venster van het elfde vak - vroeger aanbouwtjes moeten hebben gestaan. De oostelijke eindgevel van het noordkoor heeft nog een deel van haar originele afdekking met hogeltjes bewaard. De spitsboogvensters hebben alle eenvoudige afgeschuinde dagkanten. Oorspronkelijke flamboyanttraceringen van natuursteen zijn nog aanwezig in de kop van de vensters van de vierde, de zesde, de elfde en de twaalfde travee van de zuidmuur, in de veelhoekige sluiting en in de oostgevel van het noordkoor. Aan de noordzijde hebben het venster in de achtste travee en het onlangs gerestaureerde venster in de elfde travee visblaastraceringen. Originele vorktraceringen vindt men nog aan de binnenzijde van het geheel dichtgemetselde venster in het tiende vak van de zuidmuur, terwijl de vorktracering van het derde venster aan de zuidkant nog oorspronkelijke natuurstenen onderdelen bevat. De overige vensters hebben slechts eenvoudige staande montants uit later tijd; aanzetten van dergelijke montants zijn nog aanwezig in de dorpel van het dichtgemetselde westvenster van de noordbeuk. De beide portaalaanbouwen aan de noordzijde, pl XLIII, 105, zijn voorzien vanGa naar margenoot+ eenvoudige topgevels en schuinafgedekte hoeksteunberen, die onderaan een natuursteenbekleding hebben, terwijl zij hogerop zijn versierd met banden van hetzelfde materiaal. De korfboogingang van het oostelijke portaal, afgedekt door een strek van baksteen en natuursteen, bevindt zich in een nagenoeg rondbogige nis, waarvan de geprofileerde neg is verlevendigd met natuurstenen blokken. De geveltop is voorzien van vlechtingen, waarin natuurstenen blokken zijn verwerkt. Onder de geprofileerde kraagsteen van de toppilaster komt een laatgothisch gebeeldhouwd kopje voor. Voorts zijn in deze gevel bemerkenswaardig twee beeldnisjes met natuurstenen driepasbeëindigingen en eenvoudige consoles en twee gewijzigde korfboogvensters, waarvan één geheel en de ander gedeeltelijk is dichtgemetseld. In de geprofileerde natuurstenen omlijsting van de korfboogingang van het westelijke portaal bevindt zich een steen met het opschrift: dese doer is ghesticht i eere goeds / met die ghelde dat ghecoeme̅ is / Va̅ Symo̅ Mieds Zoens doet / Inde voerdienst. Het spitsboogvenster erboven heeft een holgeprofileerde, met natuurstenen blokken versierde neg en grotendeels dichtgemetseld flamboyant maaswerk van natuursteen. De westmuur eindigt in een gedeeltelijk originele holgeprofileerde daklijst van baksteen, afgewisseld met natuursteen. In de oost- en westmuur bevinden zich grotendeels gedichte doorgangen. De topgevel van de voorm., pastorie, pl XLIII, 105, eindigt in een fronton en twee bolvormige bekroningen; een steen met Ao 1626 bovenin de gevel geeft het bouwjaar aan. De sierende delen, zoals de horizontale banden, deklijsten en boogblokken zijn, van natuursteen. De ingang en de benedenvensters zijn gewijzigd, maar op de hogere verdiepingen komen nog de originele met glas-in-lood voorziene kruiskozijnen voor. Onder het fronton bevindt zich een vierkante houten wijzerplaat. | |||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Het thans met een eiken balkenzoldering overdekte torenportaal had vroeger een bakstenen kruisgewelf, waarvan de aanzetten nog aanwezig zijn. De zijwanden van dit portaal zijn versierd met grote spitsboognissen met traceringen. De traptoren is van de kerk uit toegankelijk. De spil van de trap in de bovenste geleding is onderaan in laatgothische trant versierd (afb in N.H. Oudh., III, blz 56). Ga naar margenoot+ De kerk, afb 25/26 en pl XLIV/V, heeft een vloer van grafzerken. De scheibogen, voorzien van een samengesteld profiel, komen neer op zuilen met achtzijdige basementen en koolbladkapitelen; zowel de profilering van de scheibogen als het beeldhouwwerk der kapitelen is in het koor iets anders dan in het schip. De zuilen zijn van natuursteen, met uitzondering van de niet originele zuilen der beide eerste traveeën, welke van baksteen zijn; deze laatste onderscheiden zich voorts van de oorspronkelijke door hun minder hoge basementen. Onder de spitsbogige houten tongewelven bevinden zich trekbalken met korbelen en gothisch geprofileerde sleutelstukken. Laatgothische baldakijns onder de schinkels van de sluiting maken het waarschijnlijk, dat hier vroeger beeldjes hebben gestaan, evenals thans o.a. nog te Venhuizen. De buitendeur van het westelijke portaal is gothisch; de binnendeur is voorzien van 17de eeuws beslag (afb in N.H. Oudh., III, blz 56). Ga naar margenoot+ De verschillende gedeelten van de kerk lopen in ouderdom niet veel uiteen. De toren - die wat zijn benedengeleding betreft sterk doet denken aan de toren van Ransdorp, terwijl de hoekverzwaringen van de bovengeleding herinneren aan Loenen (vgl e.j. haslinghuis in het Gildeboek, 1922/3, blz 26 vlg) - zal omstreeks 1500 gebouwd zijn. De beide eerste traveeën van het schip zijn - blijkens de steenformaten, een bouwnaad en het materiaal van de scheiboogzuilen - in de 17de of 18de eeuw vernieuwd. Voor het overige vertonen koor en schip zoveel overeenkomst met elkaar, dat zij met weinig tijdsverschil moeten zijn opgetrokken en wel korte tijd na de bouw van de toren. De onregelmatige travee-indeling en het feit, dat het koor sterker verzakt is dan het schip schijnen er evenwel op te wijzen, dat een voorafgaand gebouw zich niet verder oostwaarts heeft uitgestrekt dan de zevende schiptravee. De beide portaalaanbouwen tenslotte zijn niet veel jonger dan het schip en het koor. Tot de kerk behoren de volgende meubelen en andere voorwerpen: Ga naar margenoot+ Grote altaarsteen bij de zuidelijke ingang (Bijdr. bisd. Haarl., 46, blz 447). Ga naar margenoot+ Eiken koorhek, pl XLVII, 112, waarvan de borstwering opgelegde - oorspronkelijk wellicht ajouren - vullingen te zien geeft in de Renaissancestijl van omstreeks 1530 met vaasmotieven tussen geëndosseerde fantastische dierfiguren; de hoofdstijlen zijn voorzien van nog laatgothische schroefkolonnetten met pinakelvormige bekroningen en voetstukken voor beelden; de rijkgelede Renaissancebalusters met wapenschilden en profielkoppen in medaillons, benevens anno 1563 eindigen in gothiserende, op het koorhek van 1535 in de Haarlemse St. Bavokerk geinspireerde, traceringen met kopjes en loofwerk. Resultaten van latere wijzigingen zijn o.a. acht gedraaide balusters, de omlijstingen der deuren en de moderne kroonlijst, welke het geheel afdekt (vgl bierens de haan, Houtsnijwerk, blz 113. - witsen elias, Koorbanken, Koorhekken en Kansels, blz 58.) Aan de deur komt nog een origineel gothisch slotplaatje voor (afb in N.H. Oudh., III, blz 59.) Eiken koorafscheiding, XVIa; de beschildering met wapenschilden grotendeels door een latere verflaag bedekt. Ga naar margenoot+ Natuurstenen doopvont, XV, pl XLVI, 110, waarvan de achtzijdige buitenwand van de kuip o.a. ruit- en leliemotieven vertoont en de voet maskers en rozetten. | |||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||
De zeszijdige eiken preekstoel, pl LXVI, 109, afkomstig uit de kerk van Winschoten,Ga naar margenoot+ werd in 1909 geschonken. De kuip prijkt met opengewerkte getorste hoekzuiltjes met composietkapitelen en kussenpanelen met gesneden bloemen, vruchten en kwasten. Een dergelijke ornamentatie vertonen de panelen van de trapleuningen, de plintpanelen en het fries. Het fries van het klankbord bevat o.a. een cartouche met 1695. Als bekroning heeft het klankbord een siervaas en boven het fries een ajouren versiering in Lodewijk XVI-stijl. Eikenhouten doophek en doopbanken, XVIIc, samengesteld uit rechthoekige panelen,Ga naar margenoot+ waarboven rondboogjes op balusters en een gesneden fries met loofwerk. In de zwikken komen kopjes voor. De deurtjes worden bekroond door het stadswapen. Koperen predikantslezenaar en koperen voorzangerslezenaar, XVIId, beide met hetGa naar margenoot+ stadswapen. Koperen doopboog, XVIIc, met kraakbeenornament en dolfijnkopjes.Ga naar margenoot+ Het ten dele nog laatgothische orgel, XVI(?), pl XLVI, 108, heeft torenvormigeGa naar margenoot+ bekroningen met pinakels en fialen. Aan de onderzijde vullingen, welke vermoedelijk stammen uit de vorige eeuw. De luiken zijn in de 18de eeuw overgeschilderd. Op de rechtervleugel staat te lezen: J.H.G. Gorstenhouwer / orgelmakers / J.G. Richter Cpn / 1730 (vgl a. bouman, Orgels in Nederland, Amsterdam 1949, blz 38 en 88). Om zeven zuilen eiken herenbanken, XVIIb, waarvan de deurtjes bekroond wordenGa naar margenoot+ door gesneden cartouches en de hoeken zijn voorzien van gegroefde pilasters. Een der banken heeft een overhuiving, die op de hoeken met gesneden consoles is versierd. Enige eiken banken, XVIIb, met eenvoudig versierde deurtjes. Marmeren epitaaf in Empirestijl voor de Doopsgezinde predikant Jan NieuwenhuyzenGa naar margenoot+ (Gen. en Herald. Gedenkw., blz 130 met afb). Op een door twee consoles gedragen blad staat een Griekse vaas. Het voetstuk prijkt met een vlinder, waaromheen een slang, die zich in de staart bijt, tussen twee flambouwen van welke er een ondersteboven staat. Onderaan: Jacques Kuyper inv. Charles Sigault en zoon fecit Amsterdam anno 1807. Zes achtarmige koperen kaarsenkronen, XVII. Drie kaarsenkronen voor twee rijenGa naar margenoot+ van acht blakers, XVII. Rouwkas in Lodewijk XVI-stijl, met siervazen, twee gekruiste zeisen en een doodshoofd;Ga naar margenoot+ bekroond en voorzien van het wapen en de kwartieren van Petronella Sara Gertruda Lewe van Middelstum, geboren Nahuys † 1785 (Gen. en Herald. Gedenkw., blz 130). Twee zilveren kannen, hoog 27 cm; vier zilveren bekers, hoog 17 cm; twee zilverenGa naar margenoot+ schalen, diameter 31 cm, en twee zilveren collecteschalen, hoog 13,5 cm, diameter 25 cm, in Lodewijk XVI-stijl, versierd met parelranden en een gegraveerd medaillon met inscriptie tussen aan linten opgehangen guirlandes en twee gekruiste palmtakken. Alle geschonken in 1787. Merken: Amsterdam, Holland, C (1787), meesterteken als voet, 576. Zilveren schaal, diameter 32,5 cm, blijkens de inscriptie in een door guirlandes en twee gekruiste palmtakken omgeven lauwerkrans, geschonken in 1837. Utrechts keurstempel, meesterteken NN, jaarletter W. Klok van 171 cm middellijn met het randschrift: iacob simonsz sem pieter willemsoonGa naar margenoot+ houtinck claes ysbrantsoon boes ian cornelissoon moyevries burgemeesteren van monnickendam pieter iacobssoon ketel ian remmersoon ringh | |||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||
Afb 27. Monnikendam. Speeltoren, doorsnede naar het O.
hendrik samuelssoon heygen iacob ianssoon bruyn kerckmeesteren van monnickendam everardus splinter me fecit enchusae anno 1641 en het stadswapen. Een luidklok, 1606 gegoten door Henric Wegewart, met bijbehorende uurwerk, afkomstig van de topgevel van de voorm. pastorie, is thans in het Rijksmuseum.
Ga naar margenoot+ DE SPEELTOREN, zeer waarschijnlijk een overblijfsel van een kerkgebouw, is eigendom van de burgerlijke gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. h. meyer, blz 20. - Teg. Staat, V, blz 495. - N.H. Oudh., III, blz 64. - Buiten, 1917, blz 557/8. - a. loosjes, De torenmuziek in de Nederlanden, blz 133. - Heemschut, 1927, blz 1. - ter kuile, blz 71. Ga naar margenoot+ geschiedenis. De toren blijkt deel uitgemaakt te hebben van een georienteerd gebouw, een kerk dus hoogstwaarschijnlijk, die echter reeds in de tijd van Jacob van Deventer verdwenen was, want op diens cartonkaart van de stad staat op de plaats van de speeltoren een gebouw aangeduid als ‘civita domus’. De houten bekroning dateert uit de jaren 1591/2. Omstreeks 1660 verrees aan de noordzijde een nieuw raadhuis, waarvan thans nog slechts een fragment aanwezig is (vgl blz 89; afb in Het Verheerlijkt Nederland of Kabinet van hedendaagsche gezichten, 415, 416). Een algehele restauratie onder leiding van A.A. Kok had plaats in de jaren 1926/9. Ga naar margenoot+ De toren, daterend uit het begin van de 16e eeuw maar sindsdien sterk gewijzigd, afb 27/8 en pl XXXVIII, heeft een houten bekroning in Renaissancestijl. De met spitsbogige en nagenoeg rondbogige nissen - voor een deel voorzien van een enkele gevorkte montant - en natuurstenen hoek- en boogblokken verlevendigde romp van drie geledingen eindigt in een rondboogfries op laat 16de eeuwse consoles en hoekkraagsteentjes, waarvan het laatgothische beeldhouwwerk sterk gelijkt op dat aan de librije te Edam en de toren van de Grote Kerk. De trans wordt afgesloten door een stenen balustrade met hoekpinakels. De noordkant van de toren is thans geheel onversierd, evenals het westelijke muurvlak van de derde geleding. De spitsbogige portaalnis aan de westkant bevat een latere korfboogingang. Aan de met twee lage steunberen versterkte achterzijde komt een grotendeels gedichte spitsboog voor met een kleine doorgang. In de tweede geleding bevat de nis aan de westzijde een stenen kruiskozijn met korfbogige bovendorpels en een steen met het stadswapen, XVII, bekroond met een laatgothisch sierfragment. Het houten uitbouwtje aan de zuidkant van de bovenste geleding, XVId, heeft een fronton, waarop een beweegbaar Faambeeldje met een bazuin staat; in het uitbouwtje bevinden zich beweegbare ruiterfiguurtjes. Ga naar margenoot+ De achtzijdige, sterk op de Amsterdamse Oudekerkstoren geinspireerde bekroning is van hout en met lood bekleed, zij is op- | |||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||
gebouwd in twee verdiepingen met segmentbogige openingen en eindigt in een doorluchtige peervormige spits met smeedijzeren kruis- en windvaan. De uitgekraagde omgang van de onderste verdieping heeft een met hoekpinakels versierde balustrade, waaronder zich eenvoudig bewerkte consoles bevinden en vierkante wijzerplaten. De verdiepingen zijn door houten trappen of ladders bereikbaar. De uurklok, diameter 150 cm, heeft alsGa naar margenoot+ randschrift: o passi graviora dabit devs his qvoqve finem (Vergilius, Aeneis, 1, 199) thomas both me fecit 1591. De halfslagklok, diameter 91 cm, heeft als randschrift: vivos voco defvnctos plango fvlgvra frango vox mea vox vitae voco vos ad sacra venite gegoten int iaer ons heren m ccccc xcv en: peeter van den ghein heft mi gegoten. Op vijftien klokken van het carillon staat de naam peeter van den ghein en 1596; op een andere antoni wilkes en 1663. Bij de laatste restauratie is het carillon uitgebreid met twee klokjes van Melchior de Haze, afkomstig uit de St. Jacobstoren te 's-Gravenhage. De toren heeft een modern uur- en slagwerk,Ga naar margenoot+ het oude uur- en slagwerk is nog aanwezig evenals het ruitermechanisme.
DE LUTHERSE KERK, aan het Zuideinde,Ga naar margenoot+ is een eenvoudig bakstenen zaalgebouwtje, in 1838 in zijn tegenwoordige gedaante gebracht; het ijzeren hek voor de kerk dateert uit 1840 (van der aa, blz 1046 - N.H. Oudh., III, blz 64). Zij bezit: Rijkversierde notenhouten rococo-preekstoelGa naar margenoot+ met bijbehorende doopbanken uit 1760; de hangkuip, quasi rustend op een voet met klauwtjes, geeft aan de voorzijde een reliefvoorstelling te zien van Jacobs droom, terwijlAfb. 28. Monnikendam. Bekroning van de Speeltoren
zich aan de onderzijde twee engelfiguurtjes bevinden. Aan de onderzijde van het klankbord een ster van ingelegd hout, pl XL, 99. Koperen lezenaar met Lodewijk XIV-ornamenten en een afbeelding van hetGa naar margenoot+ Lam Gods; gemerkt: Johannes Borchhardt / Fudit / Enchuise / Ao 1767. Koperen | |||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||
lezenaar met het Alkmaarse wapen, gedragen door een zwaan; aan de achterzijde van het wapen: eg / lg-1693. Twee koperen doopbogen, XVII, met kraakbeenornament. Ga naar margenoot+ Het uit 1782 daterende orgel is in 1836 gerestaureerd. Aan de onderzijde van de kas een engelkopje en loofwerk, aan de zijkanten muziekinstrumenten; het geheel bekroond door de figuren van de harpspelende Koning David en twee bazuinblazende engelen. Op de balustrade van de galerij staat anno 1782. Ga naar margenoot+ Twee koperen kronen, XVII B, voor twee rijen van zes kaarsen. Ga naar margenoot+ Twee gesneden psalmborden in rococostijl met het jaartal 1772. Ga naar margenoot+ Zilveren wijnkan, hoog 37 cm, geschonken in 1772, de deksel versierd met het beeldje van het Apocalyptische Lam, het handvat met een druiventros. Merken: Amsterdam, Holland, N (1772), meesterteken als voet, 517. Zilveren bekertje voor ziekenbezoek, hoog 9 cm, geschonken in 1647. Amsterdams keurstempel, jaarletter Q (1647). Zilveren ouwelschaaltje op voet, XVII, hoog 13 cm, diameter 15,5 cm. Amsterdams keurstempel, meesterteken twee gekruiste zwaarden, jaarletter K. Zilveren broodschaal, diameter 31,5 cm, met onder de bodem de inscriptie's ‘Catharina Valies/1772’ en ‘Dirk Hulskemper / en / Helena Steenhuyzen/1842’. Mercuriuskop, keurstempel 1, jaarletter H, meesterteken CR onder een aambeeld. Ovaal zilveren doopbekken met gedreven bloemenrand, grootste diameter 33,5 cm, geschonken in 1718 door Engeltje Green, Weduwe Bewie; merken: Amsterdam, Holland, I (1768), meesterteken van Reynier Brandt (voet, 413).
Ga naar margenoot+ DE DOOPSGEZINDE VERMANING, Wezenland, een typisch dissenterskerkje uit het begin van de 18de eeuw (Teg. Staat, V, blz 496), is een zaalvormig gebouw met een 19de eeuwse voorgevel. Hoewel de buitenmuren zijn opgetrokken uit baksteen, is het skelet - trekbalken en muurstijlen - geheel die van een houten gebouw. Misschien vervangen de bestaande muren voormalige houten wanden en was het kerkje vroeger pakhuis of iets dergelijks. De door een houten tongewelf overdekte binnenruimte is althans duidelijk door improviseren ontstaan. Zo heeft men een aantal der trekbalken grotendeels weggezaagd en de resterende stukken tezamen met de korbelen gehandhaafd als consoles onder de muurplaat. Ga naar margenoot+ Tot de inventaris behoren een eiken preekstoel, XVIId, met segmentbogige paneelvullingen; een eiken lezenaar, XVII; een koperen lezenaar, XVIII A; eiken banken, XVIId; een orgeltje, XIX A, bekroond door de beelden van Koning David en twee bazuinblazende engelen, en een koperen kaarsenarm, XVII B.
Ga naar margenoot+ HET BURGERWEESHUIS, Wezenland 16, is een meermalen gewijzigd gebouw van twee t.o.v. elkaar haaks geplaatste vleugels (h. meyer, blz 21. - Teg. Staat, V, blz 496. - N.H. Oudh., III, blz 67. - Pentekening door C. Pronk, 1728, in het Rijksarch. te Haarlem). Ga naar margenoot+ De rechtafgedekte voorgevel van het linkergedeelte, blijkens jaartalankers daterend uit 1638, heeft verdiepte boogtrommels boven de gewijzigde ingang en boven de merendeels gave vensters met glas in lood, luiken en diefijzers. Enige schuiframen stammen uit begin van de vorige eeuw, pl XLVIII, 116. Inwendig bevinden zich nog enige korbelen en sleutelstukken in laatgothische trant, voorts een fries met goed gesneden maskerconsoles, XVIIb. | |||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||
Particuliere GebouwenDe gevels zijn, indien niet anders vermeld, opgetrokken van baksteen. Fluwelenburgwal 7. Trapgeveltje, XVII A, met boven de puibalk een fries van baksteenvlechtingen.Ga naar margenoot+ Het topvenster is gedekt door een ontlastingsboog. Onderpui gewijzigd XVIId. Fluwelenburgwal 12. Pakhuis met trapgevel, XVII A, waarin een getoogd zolderdeurkozijn met aangekoppelde zijlichten. De oude puibalk is nog gedeeltelijk aanwezig boven de gewijzigde onderpui. Fluwelenburgwal 13. Trapgeveltje - XVII B, gerestaureerd in 1946 - met toppilaster. Haringkade 129. Geveltje met in- en uitgezwenkte top, afgedekt door rollagen vanGa naar margenoot+ baksteen, en versierd met twee friezen met vlechtingen van rode en gele baksteen. Het bovenste fries wordt door pilasters afgesloten. Onder de toppilaster bevindt zich een peervormig venstertje. Een gemetseld jaartal van gele baksteen geeft aan, dat de gevel in 1592 gebouwd is. Onderpui en het topvenster XVIIId gewijzigd; de gehele gevel is in 1931 gerestaureerd, pl XLVII, 117 (vgl Heemschut, 1932, nr 12). In de linkerzijgevel een gepolychromeerde steen met de voorstelling van een koe en het onderschrift in die bonte koe, afkomstig van een afgebroken huis. Het moderne poortje naast de gevel heeft een maskersluitsteen, XVII. Kerkstraat 4. Puntgevel, XVIII A, met gebogen topbekroning. Om de dubbeleGa naar margenoot+ deur, XIXa, een pilasteromlijsting. Kerkstraat 32. Trapgevel, in Haarlemse trant verlevendigd met natuurstenen hoek- en boogblokken, waarbij sterk uitspringende dekplaten en cordonlijsten van natuursteen en terugliggende boogtrommels de reliefwerking verhogen. De sluitstenen van de ontlastingsbogen zijn versierd met een gebeeldhouwd engelkopje. De sluitsteen van de bovenste boog is, zoals ook bij enige Edamse gevels het geval is, tevens kraagsteen voor de toppilaster. De gewijzigde topafdekking wordt gevormd door een klein fronton. Tussen beide vensters van de hoofdverdieping komt een steen voor met 1620 in een cartouche-achtige omlijsting, waarin een schelp en een engelkopje zijn opgenomen. De onderpui en de vensters van de verdiepingen zijn in de tweede helft van de 18de eeuw gewijzigd; om de ingang een omlijsting van verdiepte pilasters. De beide gelijkvloerse vensters hebben vroeg 19de eeuwse schuiframen. Kerkstraat 46. Houten topgevel boven een onderpui, XVIId, waarin de ingang, het middenvenster en een gebogen hoekvenster - beide met goede schuiframen - gescheiden worden door pilasters. Kerkstraat 52. Eenvoudige ingezwenkte halsgevel, XVIII A, met getoogde topafdekking; onder het zoldervenster met origineel schuifraam een 17de eeuwse gevelsteen met het opschrift het lanswelvaare en de voorstelling van een koopvaardijvloot. De huisdeur en de dubbele staldeur in de eind 18de eeuwse onderpui zijn voorzien van eenvoudig versierde bovenlichten (N.H. Oudh., II, blz 69). Kerkstraat 54. In- en uitgezwenkte topgevel, XVII A, met een toppilaster en twee zijpilasters boven een gemetseld fries. De op eigenaardige wijze met uitspringende baksteentjes verlevendigde rollagen kunnen het resultaat zijn van een latere wijziging, evenals de 18de eeuwse schuiframen. De onderpui stamt geheel uit de 18de eeuw; de oorspronkelijke puibalk is evenwel nog aanwezig. | |||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Kerkstraat 9. Gewijzigde trapgevel, XVIId, bekroond door een fronton; in de strekken boven twee vensters gebeeldhouwde engelkopjes. Kerkstraat 15. In- en uitgezwenkte topgevel in N. Holl. trant, XVII A, sterk verrestaureerd en van een nieuwe onderpui voorzien. Kerkstraat 21-23. Rechtafgedekte gevel van twee verdiepingen, XVIIId, voorzien van twee ingangen met pilasteromlijstingen en een moderne aan deze omlijsting aangepaste winkelpui. Kerkstraat 35. Ingezwenkte halsgevel, XVIII A, met aanzetkrullen van natuursteen. Kerkstraat 41. Slecht gerestaureerde trapgevel, XVIId, boven een eind 18de eeuwse onderpui. De sluitsteen van de ontlastingsboog boven het zoldervenster is versierd met een engelkopje. De gesneden deur en het snijraam hebben een pilasteromlijsting. Kerkstraat 45. Eenvoudige trapgevel, XVIId, bekroond door een gebogen fronton; de ingang met bovenlicht heeft een pilasteromlijsting. Kerkstraat 47. Eenvoudige halsgevel, XVIId, afgedekt met natuurstenen festoenen en bekroond door een natuurstenen fronton met schelpvulling. Ga naar margenoot+ Middendam 6. Bakstenen trapgevel, in Haarlemse trant versierd met uitspringende hoek- en boogblokken, boven een fries van vlechtingen met twee leeuwenmaskers en een steen met 1614 in rolwerkomlijsting. De top en de onderpui zijn gewijzigd; de schuiframen stammen uit de 18de eeuw; de oude puibalk is nog aanwezig. Ga naar margenoot+ Noordeinde 10. Trapgevel in Haarlemse trant, XVIIb, pl XLIX, 121, met uitspringende hoek- en boogblokken en horizontale banden van natuursteen. Onder de ontlastingsbogen verdiepte boogtrommels. De op een eenvoudig bewerkte natuurstenen kraagsteen rustende toppilaster wordt geflankeerd door voluten van hetzelfde materiaal. In het fries komen drie stenen voor: de middelste met de voorstelling van een kerkje en het onderschrift dit is uitendam; de beide buitenste moeten blijkens het woord anno op de linkersteen het bouwjaar aangeven maar het jaartal op de steen rechts is thans door de ingangsomlijsting aan het oog onttrokken. De onderpui met haar merkwaardige ‘glooiende’ overgang naar de straat stamt uit de 18de eeuw; de onder- en bovendeur in eenvoudige late Lodewijk XIV-trant en het bovenlicht hebben een omlijsting van verdiepte pilasters. De schuiframen zijn vroeg 19de eeuws, terwijl ook het bovenlicht uit de vorige eeuw dateert. Noordeinde 18. Ingezwenkte halsgevel, XVIIIc, voorzien van een gebeeldhouwde afdekking van natuursteen met aanzetkrullen en een gebogen bekroning met een kuif in rococostijl. Boven de dubbele deuren met gesneden naald, XVIIId, bevindt zich een rijk bewerkt snijraam. De schuiframen XIXa. De gang is versierd met stucwerk in Lodewijk XVI-stijl met voorstellingen van tuingereedschap. Noordeinde 24. Dubbel herenhuis, XVIIIc, pl L, 124, met een rechtafgedekte voorgevel van twee verdiepingen, welke op dezelfde wijze als die van nr 10 op ‘glooiende’ wijze in de straat uitloopt. De rijkversierde ingangstravee in het midden heeft deels rococo-, deels nog Lodewijk XIV-kenmerken; zo zijn de ingangsomlijsting en de gesneden deur nog geheel in Lodewijk XIV-trant uitgevoerd, terwijl de vensteromlijsting in rococostijl nog een archaïserend aan de Lodewijk XIV-stijl herinnerend schema vertoont. Het bovenlicht is versierd in Lodewijk XVI-trant; de schuiframen zijn XIXa. Noordeinde 26. Eenvoudige gevel met een in 1923 gerestaureerde grotendeels houten onderpui en een in 1950 herbouwde bakstenen top, pl XLVIII, 118. De onderpui | |||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||
heeft een deur met aangekoppelde venster-en bovenlichtskozijnen. Het deurkalf draagt een afbeelding van het slachten van een os en twee cartouches met de spreuk looft godt bovenal. Het glas-in-lood dateert uit 1923 evenals de gebeeldhouwde boogzwikken in het deurkozijn. Op de hoeken van de gevel bevinden zich uitspringende zandsteenblokken. Op de hoekblokken van het fries staat anno-1611; in het midden een steen met de afbeelding van een os en het onderschrift in de bonte os. Het zoldervenster heeft een 17de eeuws drielichtskozijn. Inwendig trekbalken met balksleutels in laatgothische trant op muurstijlen (vgl Heemschut, 1925, nr 2). Noordeinde 50. Rechtafgedekte gevel van twee verdiepingen, XIX A, waarin een ingang met gesneden bovenlicht tussen Ionische pilasters. Aan de achterzijde een in- en uitgezwenkte gevel, XVIIa, afgedekt met rollagen, voorzien van een toppilaster op een maskerkraagsteen en verlevendigd met natuurstenen boogblokken; de boogtrommels zijn gevuld met metselwerk van rode en gele baksteen. Noordeinde 100. Gewijzigde tweelinggevel anno-1651. Noordeinde 5. Raadhuis (zie blz 88).Ga naar margenoot+ Noordeinde 11. Ingezwenkte halsgevel, afgedekt met natuurstenen siertrossen en bekroond door een natuurstenen fronton met een vulling van baksteen, pl XLIX, 120. Boven de gemoderniseerde onderpui is de oude puibalk nog aanwezig. In het oude bovengedeelte van de gevel bevinden zich nog de originele 17de eeuwse vensterkozijnen; op de hoofdverdieping een vierkant kruiskozijn tussen twee smalle vensters, een ook te Amsterdam veel voorkomende indeling. Onder deze vensters zijn natuurstenen festoenen aangebracht. Onder het zoldervenster komt een natuurstenen cartouche voor met 1681 en erboven een ovaal venster in een cartoucheomlijsting van hetzelfde materiaal. Verder een aantal sierankers. Noordeinde 15. Ingezwenkte halsgevel, XVIIIb, pl XLIX, 119, sterk verticaal geleed door lisenen, voorzien van natuurstenen klauwstukken met vazen boven de buitenste lisenen en een gebogen bekroning met schelpvulling, alles in late Lodewijk XIV-stijl. De schuiframen, de deur en het snijraam zijn XIXa. Noordeinde 17. Trapgevel - XVIIa, boven een in 1923 vernieuwde onderpui - verlevendigd met uitspringende lijsten en hoek- en boogblokken van natuursteen. Het fries, dat wordt afgesloten door twee leeuwenmaskers, bevatte eertijds een steen met de voorstelling van een stad en het onderschrift in koningsbergen, welke steen bij de verbouwing in 1923 met moedwil is vernield. De vensters van de verdiepingen, 17de eeuwse kozijnen met modern glas-in-lood, worden gedekt door ontlastingsbogen met maskersluitstenen, van welke de bovenste tevens kraagsteen is van de toppilaster, pl XLIX, 119. Rechts van de trapgevel bevindt zich een rechtafgedekte gevel XVIII B, van twee verdiepingen, voorzien van een ingang met bovenlicht in een omlijsting van verdiepte pilasters. Noordeinde 21. Dubbel herenhuis, XVIII B, pl L 125, gebouwd als woonhuis voor de familie Slicher (Buiten, 1917, blz 570), thans klooster van de Zusters Ursulinen. De deftige natuurstenen voorgevel van drie verdiepingen, voorzien van hoeklisenen en een vooruitspringende ingangstravee in het midden, wordt afgedekt door een rechte kroonlijst en een gebeeldhouwde in het midden verhoogde attiek met siervazen. De plintversieringen, de omlijsting van de ingang en de vensters erboven vertonen late Lodewijk XIV-kenmerken, evenals de attiek, in het midden waarvan een dolfijn is | |||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||
uitgebeeld. De beide buitenste consoles onder de kroonlijst hebben de vorm van tonnetjes; deze vertonen een W, een merk, een dolfijn en en een S. De gesneden dubbele deuren, het bovenlicht en ook de schuiframen zijn XVIII A. De achtergevel eindigt in een ingezwenkte gedrukte halsgevel met een deklijst en zijvoluten van natuursteen. De middelste van de vijf tuindeuren, die deels schuil gaat achter een vijfhoekig vroeg 19de eeuws uitbouwtje, heeft een snijraam en een omlijsting van Ionische halfzuilen. In de gang bevindt zich goed Lodewijk XIV-stucwerk, met voorstellingen van bloemenvazen en vogels, pl XLVII, 114; de deuren vertonen dezelfde stijl. Het gestucte plafond in Lodewijk XIV-stijl in de linker voorkamer geeft als hoofdmotief een grote Mercuriusfiguur te zien. De schoorsteenmantel met marmeren zuilen en koperbeslag in deze kamer stamt uit het begin van de vorige eeuw. Het huis is in 1952 gerestaureerd. Noordeinde 43. Ingezwenkte halsgevel met aanzetkrullen en afdekkende festoenen van natuursteen en een bekronend fronton met schelpvulling van hetzelfde materiaal, pl XLIX, 122. Onder het venster van de tweede verdieping, dat geflankeerd wordt door twee ovale venstertjes in natuurstenen cartouche-omlijstingen, bevindt zich een banderolle met het jaartal 1697. De vensters zijn voorzien van schuiframen met een 18de eeuwse roedeverdeling. De ingangsomlijsting stamt uit het jaar 1948, toen het huis geheel is gerestaureerd. Noordeinde 71. In een moderne gevel een rijk gesneden voordeur in Lodewijk XIV-stijl en een steen, XVII B, met een voorstelling van de profeet Elias, door raven gevoed. Noordeinde 79. In een moderne gevel een steen, XVII A, met de voorstelling van een man, die een koe melkt en het onderschrift yn de melckman. Noordeinde 93. Rechtafgedekte gevel van één verdieping, XIXa; de ingang met bovenlicht geflankeerd door pilasters. Noordeinde 95. In een moderne gevel een steen, midden XVII, met een voorstelling van de Annunciatie en het onderschrift maria bootschap. Ga naar margenoot+ Wezenland 7. In- en uitgezwenkt, door rollagen van baksteen afgedekt, topgeveltje - XVIIa, gerestaureerd in 1949 - boven een fries met vlechtingen. Afgezien van de toppilaster en enkele horizontale lijsten is de gevel vlak gehouden. Het zoldervenster, dat nog zijn originele kozijn heeft, is gedekt door een halfronde ontlastingsboog. De onderpui is in het begin van de vorige eeuw gewijzigd. De constructie van het huis bestaat uit muurstijlen, die door de dakstoel bijeen worden gehouden, en moerbinten. Wezenland 17. In- en uitgezwenkte door bakstenen rollagen afgedekte topgevel, XVIIa, pl XLVIII, 115, met klimmende pilasters en horizontale cordonlijsten van baksteen. Boven het venster van de eerste verdieping bevindt zich een nagenoeg halfronde ontlastingsboog. De vensters hebben schuiframen uit de 18de eeuw, de tijd, waarin de onderpui is gewijzigd. Wezenland 18. Sterk verminkt trapgeveltje met toppilaster, XVII A, boven een moderne onderpui. In de ontlastingsboog boven het zoldervenster een maskersluitsteen. In de muur van een modern uitbouwtje aan de tuinkant is een grote gevelsteen ingemetseld met een voorstelling van de Annunciatie, XVII A. Ga naar margenoot+ 't Zand 5-4. Dubbele woning met eenvoudige puntgevel, XVIII, gewijzigd XIX A. 't Zand 8. Puntgevel, XVIII B, bekroond door een gebogen fronton. | |||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||
Zarken 6. Trapgevel, op Haarlemse wijze verlevendigd met uitspringende hoekenGa naar margenoot+ boogblokken en cordonlijsten van natuursteen en voorzien van een ingezwenkte beëindiging, het resultaat van een 18de eeuwse wijziging, evenals de onderpui, pl XXXIX, 97. Onder de pinakelvormige topbekroning in Hans Vredeman de Vriestrant staat Ao 1623. De ontlastingsbogen boven de vensters van de eerste en de tweede verdieping hebben maskersluitstenen, terwijl de boogtrommels van de vensters der eerste verdieping zijn versierd met baksteenvlechtingen. De kozijnen dezer beide laatste vensters zijn nog de originele; de schuiframen zijn, evenals die der andere vensters, bij de restauratie in 1950/51 vernieuwd. Vroeg 19de eeuws zijn de deur en het bovenlicht, waarvan de omlijsting met pilasters nog 18de eeuws is. Zarken 14. Trapgeveltje, XVIId, met natuurstenen aanzetkrullen en een deur met bovenlicht in een pilasteromlijsting, XVIII. Zuideinde 3. In moderne gevel gepolychromeerde gevelsteen met de voorstellingGa naar margenoot+ van een vleeshouwerij en anno 1567 (N.H. Oudh., III, blz 72). Zuideinde 6. In moderne gevel een jaartalsteen met 1604. Zuideinde 15. Zeer smal ingezwenkt halsgeveltje, XVIId, met aanzetkrullen en een bekronend fronton van natuursteen. Zuideinde 16. Pakhuis met eenvoudige topgevel, XVIII B.
Zaagmolen ten N.W. van de stad aan het Stinkevuil; bovenkruier met spruiten enGa naar margenoot+ stelling op schuur; rieten romp en kap op houten onderstuk. Een verzameling van oude tegels, bijeengebracht door de heer J. v.d. Lingen, bevindtGa naar margenoot+ zich op de bovenverdieping van de Waag. Gevelsteen ‘in de Lisbonvarder’, 1610, afk. uit Monnikendam, sinds 1927 in gevel Nassauplein 23, Alkmaar (vgl N.H. Oudh., iii, blz 70). |
|