Waterland en omgeving
(1953)–J.F. van Agt– Auteursrecht onbekend
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||
EdamGa naar margenoot+ literatuur. boxhorn. - soeteboom, Vroonen, blz 231 vlg. - Teg. Staat, V, blz 479. - w.a. tielenius kruythoff, Geschiedverhaal etc, Hoorn (1756). - van der aa, blz 19 vgl. - f. allan, De stad Edam en hare geschiedenis, Edam, 1857. - g. de vries, De kaart van Hollands Noorderkwartier in 1288, Amsterdam, 1865, blz 19. - p. costerus, Geschiedenis der stad Edam, 1869; onuitgegeven handschrift in het stadsarch.; getypt afschr. met aant. van d.f. pont o.a. in het Rijksarch. te Haarlem. - driessen in Bijdr. bisd. Haarl., 31, blz 127 vlg. - Buiten, 1920, blz 393. - belonje, blz 12 vlg. -Duizend Jaar Bouwen, blz 39 en 59. - a.a. kok, Edam de schoone slaapster, Amsterdam, 1948. - De Speelwagen, 1951, blz 68 vlg. - Monasticon Batavum, I, blz 65. Ga naar margenoot+ oude plattegronden etc. jacob van deventer; minuutkaart in het Prov. Arch. van N. Holl., de cartonkaart in de Nat. Bibl. te Madrid; reprod. in Nederl. Steden in de 16de eeuw, 's-Gravenhage, 1916. - Plattegronden in boxhorn, blaeu en Teg. Staat. - Vogelvlucht van Blaeu, afb 9. - Krijttekening 24 × 38,2 cm, omstreeks 1640 (A. Verwer?) met boven elkaar profielen van Edam, Naarden, Hoorn en Monnikendam (coll. E.W. Kornfeld, Bern). Ga naar margenoot+ geschiedenis. In hoeverre de overlevering, dat Edammers zouden hebben deelgenomen aan Graaf Willem I's expeditie naar het H. Land in 1217, op de waarheid berust is niet uit te maken. De oudste vermelding van de plaats komt eerst voor in een stuk uit het jaar 1310, waarin zij als kerspel wordt aangeduid; vgl Stadsarch. 174. In een oorkonde van 19 November 1357 wordt voor het eerst gesproken van de stad en poorters van Edam (van mieris, III, blz 31). Op 20 November 1357 verkreeg men toestemming tot het graven van een nieuwe tolvrije en onversperde buitenhaven, het Oorgat, en bovendien vergunning tot het houden van drie jaarmarkten (van mieris, III, blz 35). De grondslagen voor een voorspoedige ontwikkeling waren dus gelegd. De waterstaatkundige toestand van het achterland werd door de afwezigheid van sluizen te Edam evenwel zo onhoudbaar, dat de Keizer in 1544 na veelvuldige klachten, ondanks het privilege van 1357, last gaf de haven met sluizen af te sluiten; zie blz 25. Overigens heeft Edam een betrekkelijk rustige historie gehad; tot de meest schokkende feiten behoorde haar overgang naar de zijde van de Prins in 1572. Een enorme tegenslag betekende nog de grote brand, die, ontstaan op 24 Februari 1602 door bliksemsinlag in de Grotekerkstoren tijdens een hevige westerstorm, een groot gedeelte van de stad verwoestte, nadat reeds vijf jaren eerder het Terminarishuis van de Franciscanen samen met een twintigtal huizen verbrand was. Ga naar margenoot+ De oorsprong van Edam of Yedam moet gezocht worden in een afdamming van de Ye, een stroompje, dat in zee uitmondde bij het latere vissersdorp Volendam. In 1403 werd er in deze dam een sluis gelegd, die op kosten van de Grafelijkheid zou onderhouden worden; de juiste plaats der afdamming is niet bekend; mogelijk heeft zij ergens tussen de Matthijs Tinxgracht en het z.g. Boerenverdriet gelegen, grachten die nog de oude waterloop schijnen aan te geven. De eerste in 1350 vermelde kerk of kapel heeft hoogstwaarschijnlijk gestaan op dezelfde plaats als de Kleine of O.L. Vrouwekerk, waarvan thans nog slechts de Speeltoren overeind staat. Hieromheen zal zich dus de oudste buurt bevonden hebben en wellicht langs de Spuistraat, de Grote en Kleine Bult, de beide laatste straten met namen, die suggereren, dat het terrein hier oorspronkelijk iets boven de omgeving uitstak. Na 1357 moet de plaats zich voornamelijk zeewaarts langs de havens ontwikkeld hebben; daarna volgde, waarschijnlijk omstreeks 1400, een noordwaartse uitbreiding, waarbij geheel aan de buitenkant een nieuwe parochiekerk, de tegenwoordige Grote Kerk verrees. In de nabijheid van deze kerk stonden bovendien een Tertiarissenconvent en het bovengenoemde convent voor Terminarii. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||
De muren, waarmee de stad blijkens de kaart van Jacob van Deventer gedurende de MiddeleeuwenGa naar margenoot+ omringd was, zijn na 1588 gewijzigd, o.a. door het aanbrengen van kleine bastions. De muren aan de oostkant en zuidkant zijn resp. in 1690 en 1718 afgebroken en vervangen door met linden beplante wallen. Tot de slechting, van 1835/7, der versterkingen, waarvan de hoofdvormen nog zijn terug te vinden in de huidige stadsomgrenzingen, bezat Edam zeven poorten. Van deze was de Oosterpoort een opmerkelijk bouwwerk; evenals de in 1601 verhoogde Oosterpoort te Hoorn, de voormalige Friese binnenpoort van Alkmaar uit 1589 en de voormalige uit 1598 daterende Keetenpoort te Enkhuizen (afb. in Het Verheerlijkt Nederland, IV, nr 389) had zij bij een gebogen plattegrond een kortere bovenverdieping, waarvan het dak door een open torentje was bekroond (Gewassen pentekening door I. Ouwater in de verzameling van Monumentenzorg; pl I, 2). Het uurwerk in het torentje stamde uit 1583. DE DAMSLUIS of DAMBRUG is een brede bakstenen overkluizing van de Voorhaven.Ga naar margenoot+ geschiedenis. Sinds 1357 bezat Edam het voorrecht van een tolvrije haven, die niet doorGa naar margenoot+ sluizen versperd mocht worden; op den duur schiep dit evenwel op hydrographisch gebied een onhoudbare toestand voor het achterland. Vandaar dat de Keizer na herhaaldelijke klachten op 17 December 1544 in zijn oprichtingsoctrooi van een lichaam tot beheer van de z.g. Schermerboezem last gaf tot het aanleggen van een binnen- en een buitensluis. Na vele strubbelingen en langdurig procederen bij de Geheime Raad in Brussel moest Edam het tenslotte aanzien, dat in 1569 de Vrouwe- of Damsluis gereed kwam. Geschillen met bovengenoemd beheerslichaam - thans het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en Westfriesland - over het diephouden van de haven liepen spoedig zo hoog, dat de stad tot enige malen toe de sluizen moedwillig vernielde, maar uiteindelijk werd toch in 1592 aan de Dambrug weer een nieuwe in steen overkluisde sluis gebouwd. De onenigheden duurden daarna nog voort tot in 1618 een regeling werd getroffen, waarmee beide partijen genoegen wilden nemen; met het onderhoud van de sluis belastte Edam zich toen maar reeds in 1701 nam het Gemeneland deze plicht opnieuw op zich. Ter herinnering aan dit laatste feit liet men twee wapenstenen in de kademuren aanbrengen. Na voltooiing van een geheel nieuwe zeesluis in 1829 werd de nog in 1795 en 1798 herstelde Damsluis buiten gebruik gesteld (belonje, blz 12 vlg; blz 118). De bestaande bakstenen overkluizing van één boog met natuurstenen omlijstingenGa naar margenoot+ werd, blijkens de jaartallen 1795 en 1798 in de sluitstenen aan de oost- en aan de westzijde, tegen het einde van de 18de eeuw in zijn tegenwoordige vorm gebracht. Aan weerskanten bevinden zich banken met smeedijzeren leuningen. De, zeker nog in de 16de eeuw vervaardigde, uit verschillende delen samengestelde leuning aan de westzijde, pl IX, 26, heeft hoogstwaarschijnlijk tevoren deel uitgemaakt van een hek, dat voor het voormalige in 1738 gesloopte raadhuis stond. De veel eenvoudiger uitgevoerde leuning aan de oostzijde is dus een werk van later tijd, in vorm bij de oudere aangepast, vgl blz 26. Ten O. van de overkluizing zijn in de kademuren twee gebeeldhouwde wapencartouches ingemetseld, van welke de steen aan de zuidzijde, pl XXIV, 58, het wapen van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen draagt en de steen aan de overzijde de wapens van de toenmalige dijkgraaf en hoogheemraden. Het beeldhouwwerk werd in 1701 uitgevoerd door Olphert van Wijkgeest naar een ontwerp van Willem van Sundert, de vervaardiger van een houten wapenbord, dat zich in het gemeenlandshuis van het Hoogheemraadschap bevindt, pl XXIV, 59.
Arisbrug, houten ophaalbrug uit 1785 met hameigebint over de Voorhaven.Ga naar margenoot+ Kwakelbrug, houten ophaalbrug bij de Schepenmakersdijk, XVIII, pl IX, 25. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||
Jansbrug en Pietersbrug, houten ophaalbruggen over de Voorhaven. Oosterbaansbrug, dubbele houten ophaalbrug over de Nieuwe Oosterhaven. Ga naar margenoot+ Windroos in het bakstenen plaveisel van het Jan Nieuwenhuyzenplein, de voormalige Kaasmarkt. Drie lantaarnpalen van Naamsche steen, XVIII, afkomstig uit Broek in Waterland (vgl blz 21): in de tuin van Klein Westerbuiten 14, op het erf van het Proveniershuis (blz 49) en op het erf van het Gemeenlandshuis van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende sluizen (blz 29). Stenen paal, met inscriptie, XVIII, buiten de Zeedijk achter de sluiswachterswoning. | |||||||||||||||||||||||||||
Wereldlijke openbare gebouwenGa naar margenoot+ HET RAADHUIS is gelegen aan de oostkant van het in 1624 aangelegde Damplein. Ga naar margenoot+ literatuur. Teg. Staat, V, blz 483. - tielenius kruythoff, blz 18/9. - allan, blz 40. p. costerus, blz 76. - N.H. Oudh., III, blz 13. - Buiten, 1920, blz 212. - kok, Edam, blz 113/5 Ga naar margenoot+ geschiedenis. Het raadhuis, begonnen in 1737, is blijkens een gedenksteen in de hal gebouwd door Jacob Jongh, Mr Huystimmerman. Op de plaats van het vorige in 1738 gesloopte raadhuis verrees de Lutherse Kerk, welke in 1740 gereed kwam. Dit vorige raadhuis had aanvankelijk de bestemming van ‘Gasthuys van den Heiligen Geest’ voor de verpleging voor huiszittende armen; gesticht omstreeks 1400 door een zekere Flores van Alcmade. Vgl p. costerus, bijlage VII. - Afb. naar J. Pronk, in Buiten, 1920, blz 212 en afb in w.o.j. nieuwenkamp, Mijn huis op het water; Mijn huis op het land, 's-Gravenhage, 1935, blz 168/9. De op de oude afbeeldingen weergegeven ijzeren balustrade vóór het huis is welhaast zeker dezelfde als die, welke thans de westzijde van de Dambrug versiert. Het tegenwoordige raadhuis wijkt in sommige gedeelten aanzienlijk af van hetgeen een afbeelding uit de bouwtijd te zien geeft (copie bij Monumentenzorg); de stijl van de betreffende onderdelen wijst op een wijziging in het begin van de 19de eeuw.Ga naar margenoot+ Het statige rechthoekige gebouw van baksteen, afb 10 en pl XI, 28, heeft in het midden van de voorgevel een iets naar voren springende ingangspartij in Lodewijk XVI-stijl en hoeklisenen. De geblokte kroonlijst, het houten torentje boven de ingangspartij, de versierde dakkapellen en de sierlijk gemetselde hoekschoorstenen stammen uit het begin van de vorige eeuw. De natuurstenen omlijsting van de ingang en het erboven gelegen venster loopt bovenaan uit tegen het door een leeuw gehouden stadswapen, aan weerskanten waarvan men het jaartal 1737 leest. In het halfronde bovenlicht met snijwerk door J. Uljé uit Amsterdam is een Afb. 10. Edam. Stadhuis
lantaarn opgenomen; de dubbele deuren zijn evenals de schuiframen XIXa. Stoepbalustrade XVIII; ijzeren hek langs het gebouw XIXa. De klokkenverdieping van het koepeltorentje heeft ingezwenkte hoekstijlen met gesneden voluten en rondbogige galmgaten; de beide resp. uit 1601 en 1738 daterende klokken zijn in de laatste oorlog door de Duitsers geroofd. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||
In de achterwand van de hal bevinden zich twee rondboogdoorgangen, van welkeGa naar margenoot+ de linkse toegang geeft tot het trappenhuis en de andere doorgang, aangebracht terwille van de symmetrie, naar bergruimten e.d. voert, afb 10. Links van deze hal ligt de raadzaal, vroeger de schepenkamer, en aan de andere kant bevinden zich de grotendeels gemoderniseerde secretarievertrekken. Boven de raadzaal bevinden zich het archief en de z.g. Commissiekamer, welke tot 1880 tezamen dienden tot weeskamer; hiertegenover boven de secretarie de burgemeesterskamer, vroeger vergaderzaal van de vroedschap. De beneden- en bovenhal, beide voorzien van een vloer van roodbruine natuurstenen plavuizen, en het trappenhuis hebben goed Lodewijk XIV-stucwerk; gerestaureerd in 1941/42, pl XII, 33 en XIII, 36. Een gedenksteen in de benedenhal vermeldt: aleer dit stadtgebouw dus pragtig hier verscheen / zoo ley d'heer roelof boot daaraan den eersten steen / dees' tydt voorsitter aan het stadtsbewint godts zegen / daal altoos op dit huys gelyk een zomerregen / op den 18 mey des iaars 1737 e w / gebouwt door iacob iongh mr huystimmerman. De raadzaal, pl XIII, 35, de vroegere schepenkamer, verkeert nog grotendeels in zijnGa naar margenoot+ oorspronkelijke toestand. Hij is door twee deuren van de hal uit toegankelijk; via de ene deur komt men in de ruimte voor het publiek, die door een balie met rijkbewerkte balusters in Lodewijk XIV-stijl van de vergaderruimte is gescheiden. De door een balkenzoldering overdekte zaal heeft een Lodewijk XIV-schoorsteenmantel. Het schoorsteenstuk op doek, vervaardigd door W. Rave, stelt de Gerechtigheid voor. De wanden aan weerskanten van de schoorsteenmantel en de binnenwand zijn geheel bekleed met geschilderd behang - gerestaureerd in 1923 - waarop het oordeel van Salomon en de zalving tot Koning van Saul zijn afgebeeld, rechts naast de schoorsteenmantel vindt men de signatuur: W. Rave fec 1738; dergelijk behang in het huis Nieuwe Haven 24; vgl blz 55. Tussen de vensters zijn geschilderde rococo-ornamenten en grauwtjes met krijgssymbolen in Lodewijk XVI-stijl aangebracht. Ook de overigens gemoderniseerde secretarie, de grotendeels gave burgemeesterskamer en de commissiekamer hebben een Lodewijk XIV-schoorsteenmantel. Het schoorsteenstuk in de burgemeesterskamer geeft een tafereel weer uit de geschiedenis van Joas en Athalia, terwijl dat in de Commissiekamer, geschilderd door W. Rave, de tronende figuur van de Vrede verbeeldt, pl XII, 31. Op zolder een houten gijzelaarshokje. Van de inventaris dient het volgende vermeldt te worden: Twintig mahoniehouten stoelen en zes leunstoelen in rococostijl, een met het gesnedenGa naar margenoot+ stadswapen. Twee ruiterportretten op doek, XVIIb; het ene, 214 × 159 cm, stelt Prins MauritsGa naar margenoot+ voor, het andere, 233 × 159 cm, Prins Frederik Hendrik, pl XC, 219; dit laatste is gemerkt: Herman Doncker 1636. Op de achtergrond resp. de slag bij Nieuwpoort en het beleg van 's Hertogenbosch. Schilderij op doek, 117 × 297 cM, door J. Molenaar, 1682, voorstellende de scheepsbouwer Jacobus Matijsen Aerlinck, die aan zijn dochter en haar verloofde Tjerk Lolkes de 92 schepen toont, die op zijn werf gebouwd zijn. Gesneden leeuw, XVII B, met het stadswapen.Ga naar margenoot+ Caart vertoonende de Stadt Edam met alle de lande aan de zuidzijde.... door J.W. Boonacker, 1630, kopergravure, 80 × 93 cm. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||
Met de pen getekende gekleurde kaart van de stad en omgeving met de opschriften ‘1587 Taams Tymensz landmeter’ en ‘Jacob Janssen wonend tot Edam Anno 1599 den 18 November’. Lijst, XVIIId, met de familiewapens van de burgemeesters, die tussen de jaren 1572 en 1792 het bewind hebben gevoerd.
Ga naar margenoot+ DE KAASWAAG, Jan Nieuwenhuizenplein 5, een bakstenen gebouw met een open zeskantig koepeltorentje op het dak, is voor een groot deel het resultaat van een eind 19de eeuwse verbouwing, welke evenwel mogelijk de oude hoofdvormen reproduceert. In de voorgevel bevindt zich een steen met in rococo-omlijsting het omkranste stadswapen en het jaartal 1776.
Ga naar margenoot+ HET VOORMALIGE WACHTHUIS, Damplein 2 en 3, naast het Raadhuis, is een gebouw, dat blijkens de trekbalken met korbelen en geprofileerde sleutelstukken uit de 17de eeuw stamt maar uitwendig sterk is gewijzigd. In de muren zijn een gevelsteen met het gemeentewapen en twee leeuwenmaskers, XVII, ingemetseld.
Ga naar margenoot+ DE BOTERHAL, aan het Damplein tegenover het Raadhuis, is een houten, colonnade van Toscaanse zuilen, XIXb, welke staat op de plaats van de voormalige, in 1738 gebouwde z.g. Beurs (Teg. Staat, V, blz 483).
Ga naar margenoot+ HET GEMEENLANDSHUIS van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en Westfriesland, Schepenmakersdijk 16, bestaat uit drie om een hof gegroepeerde gebouwen. Ga naar margenoot+ geschiedenis. Sinds het begin van de 18de eeuw werden de vergaderingen van het Hoogheemraadschap regelmatig te Edam belegd; in 1701 was aan de Schepenmakersdijk een huis met erf en een timmermanswerkplaats aangekocht. Enige jaren later verwierf men hierbij nog enige percelen. Een der huizen werd ingericht tot woning van de ‘vlossersbaas’ en tevens tot logeergelegenheid voor de leden van het dagelijks bestuur, wanneer deze te Edam waren. In de loop der jaren onderging het gebouwencomplex verschillende wijzigingen; zo dateert het hek uit het jaar 1734; de grote vergaderzaal werd eerst in 1836 bijgebouwd. Een ingrijpende verbouwing had er plaats in het jaar 1926 (belonje, blz 6, 9, 98 vlg). Ga naar margenoot+ Het complex wordt gevormd door twee bakstenen gebouwen, n.l. de architectenwoning en het vergadergebouw, en een grotendeels houten schuur. Het erf, dat zij aan drie zijden omsluiten, wordt door een hek uit 1734 van de straat gescheiden; boven de beide ingangen tot deze hof bevinden zich gesneden sierstukken met het gemeenlandswapen tussen dolfijnen en resp. bekroond met een konings- en een keizerskroon, pl XXVII, 70. Een dergelijke bekroning, afkomstig van de sluis te Monnikendam, prijkt op de houtopslagplaats in het zuiden van het erf. Ga naar margenoot+ De architectenwoning, vroeger de woning van de ‘vlossersbaas’ (d.i. waterbouwkundig ambtenaar), is een bakstenen gebouw, XVIIIa, van twee verdiepingen onder een schilddak, welks nokhoeken door schoorstenen met geprofileerde afdekkingen bekroond worden. De ingang aan het erf en de stoeppalen zijn XIXa. Inwendig is de oude indeling nog grotendeels bewaard gebleven: de opschriften dykgraav, secretaris, duynkavel, waterland en alkmaar boven de 18de eeuwse deuren herinneren nog aan | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||
de oude bestemming van logeerkamers. In de bestuurskamer gelijkvloers een getoogde schouw van grijs en wit marmer, XIXa. Het middelste gebouw, oorspronkelijk daterend uit het begin van de 18de eeuw, werdGa naar margenoot+ in 1836 aan de achterzijde uitgebreid met de grote vergaderzaal; het oudste gedeelte is in 1926 bijna geheel in modern materiaal herbouwd en evenals het gedeelte van 1836 naar het W. uitgebreid. De aardige pilasteringang met een door gesneden dolfijnen geflankeerd bovenlicht, waarvan de getoogde kroonlijst het Gemeenlandswapen omsluit, stamt nog uit de 18de eeuw, pl XXV, 61. De grotendeels uit 1836 stammende gepleisterde achtergevel heeft een Toscaanse pilastergeleding. De grote vergaderzaal van 1836 wordt inwendig afgedekt door een spiegelgewelf van stuc boven een kooflijst, welke aan de vensterzijde rust op gesneden consoles. Het marmeren rococo-schoorsteenmanteltje is van elders afkomstig. In de tuin staan vier natuurstenen beelden, XVIIId, de jaargetijden, en een lantaarnpaal,Ga naar margenoot+ XVIII, uit Broek in Waterland (vgl blz 21, 26 en 50). Van de inventaris valt te vermelden: Twee eiken archiefkasten met het Gemeenlandswapen, XVIII.Ga naar margenoot+ Gesneden en gepolychromeerd wandbord met wapens van het Hoogheemraadschap,Ga naar margenoot+ de dijkgraaf en de hoogheemraden, pl XXIV, 59; het is in 1699 vervaardigd door de Hagenaar Willem van Sundert, de ontwerper van de wapenstenen, pl XXIV, 58, in de kademuren van de Damsluis, welke in 1701 door Olphert van Wijkgeest zijn uitgevoerd. Twee terracotta-busten, hoog 75 cm, van Philips II en Karel V; hoogstwaarschijnlijkGa naar margenoot+ copieën van in 1697 door een zekere Mr Ferdinandus vervaardigde exemplaren. Schilderij op doek, 65 × 99 cm, met de wapens van dijkgraaf en hoogheemraden inGa naar margenoot+ het jaar 1736. Het diende vroeger als schoorsteenstuk in het huis van de ‘vlossersbaas’. Onderaan leest men w. havenbergh pinx: en Ao 1736. Getekende plattegrond op perkament, 58 × 159 cm, van de stad Edam met het Oorgat,Ga naar margenoot+ door Langedijk, 1600. Drie landkaarten op koper gegraveerd door Jan Jansz Dou 1683; de matrijzen zijn nog aanwezig (f.c. wieder in Tijdschr. Kon. Aardrk. Gen., 1918, blz 510/11). Gedreven verguld zilveren bokaal, hoog 37 cm, Haags keurstempel, jaarletter H enGa naar margenoot+ het in 1905 ingevoerde belastingstempel voor oud inlands zilver, versierd met de wapens van het Hoogheemraadschap, de dijkgraaf, de hoogheemraden en van de als hoofdingeland comparerende lichamen, pl CI, 246. De stam wordt gevormd door vier met de rug naar elkaar gekeerde watervogels. De deksel, bekroond door een borstbeeldje van Keizer Karel V, heeft aan de binnenzijde een plaatje met het monogram WS. De opdracht tot het maken werd in 1660 gegeven aan de Hagenaar Jeremias Micheel, waarbij gewezen werd op de voorbeelden bij de Hondsbossche, Rijnland en Schieland (Oud Holl., 1950, blz 15). Gedreven zilveren bokaal, inwendig verguld, geschonken in 1761, hoog 40 cm, belastingstempel als boven, verder geen merken. Voet, stam en deksel zijn versierd in rococostijl; op de deksel bevindt zich een kroon. Op de cuppa zijn de wapens gegraveerd van het Hoogheemraadschap, pl CI, 247. Enige zilveren vorken en lepels met het gegraveerde gemeenlandswapen; merken: Haarlem, Holland, Z (1734), meesterteken van Arend Hoogland (voet, 122). Twee zilveren houders voor kurken, XVIII A, met het gemeenlandswapen en de inscriptie: ter gedachtenis. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Zeven kristallen fluitglazen, XVIIIa, de stam inwendig versierd met spiraalvormige draden van opaakglas.
Ga naar margenoot+ HET GEMEENLANDSHUIS van de Purmer, Klein Westerbuiten 22, een bakstenen huis met ingezwenkt voorschot met doorbroken fronton, XVIIId, bezit een zilveren bokaal, 1830, hoog 23,5 cm. | |||||||||||||||||||||||||||
Kerkelijke gebouwenGa naar margenoot+ DE GROTE KERK, oudtijds toegewijd aan de H. Nicolaas, is, met inbegrip van van de toren, eigendom van de Hervormde gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. soeteboom, Waterland, blz 9. - Oudh. en Gest., II, blz 294. - Teg. Staat, V, blz 482/4. - tielenius kruythoff. - allan. - p. costerus, blz 56/67. - w.p. costerus, De Groote of Sint Nicolaaskerk te Edam en hare bezitters, 1896/7, uitgebreid door de schrijver in 1944, onuitgegeven manuscript in het Stadsarch.; getypt afschrift o.a. in het Rijksarch. te Haarlem. - N.H. Oudh., III, blz 25 vlg. - Gen. en Herald. Gedenkw., II, blz 260 vlg. - joosting en muller, II, blz 332. - Bijdr. bisd. Haarl., 31, blz 127 vlg. - nieuwenkamp, Mijn huis etc, blz 181/8. - Buiten, 1936, blz 244/8. - Architectura, 1939, blz 188. - kok, Edam, blz 85 vlg. - w. bogtman in Oud Holl., 1938, blz 115. - Rapport door dezelfde van het herstel der gebrandsch. glazen in Arch, v. Monumentenzorg. - a. van der boom, Verf en Kleur, 1931, blz 267. - Dezelfde in Bull. Oudh. B., 1941, blz 44 vlg. Ga naar margenoot+ geschiedenis. De excentrisch gelegen St. Nicolaaskerk moet later gesticht zijn dan de O.L. Vrouwekerk, die immers in de kern van het stadje staat. De gravelijke bepaling van 1413, waardoor ieder, die poorter wil worden, verplicht wordt te ‘geven die heylige kerck een dusent steens, of 't gelt daer voer’ (w.p. costerus, blz 8), zal uitgevaardigd zijn in verband met de aanvang van de bouw, ongeveer in dezelfde tijd dus als die der St. Nicolaaskerk van Monnikendam. Evenals deze laatste kerk is zij hoogstwaarschijnlijk bij een vergroting van de stad gesticht. Aangaande de lotgevallen voor 1572, toen de kerk, die toen minstens dertien vicarieën had, in Protestantse handen geraakte, weten wij niets met zekerheid. Misschien evenwel wijst het feit, dat de stad Haarlem in 1518 een gebrandschilderd raam schonk, erop, dat toen het hallenkoor gereed kwam. In elk geval valt uit de thesauriersrekeningen op te maken, dat er hierna tussen de jaren 1538 en 1573 nog slechts onbeduidende herstellingen hebben plaatsgevonden. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||
In 1779 zijn onder leiding van de toenmalige stadsarchitect Jacob de Geest de funderingen hersteld. In de jaren 1860/6 werden er wederom omvangrijke herstellingen uitgevoerd aan funderingen, verzakte kappen en dwarsmuren. Onder leiding van Joseph Cuypers volgde in 1885 een restauratie van het zuidportaal en hierna van 1925 tot 1931 een algehele restauratie onder leiding van A.A. Kok. De gebrandschilderde glazen werden bij deze gelegendheid hersteld door W. Bogtman te Haarlem. Het georienteerde gebouw, afb 11/12 en pl XIV/XIX en XXII, 53, bestaat uit eenGa naar margenoot+ westtoren, een koor en een schip van drie even hoge en nagenoeg even brede beuken en hiertussenin een dwarspand, waarvan de eindgevels terug liggen t.o.v. de zijmuren van schip en koor. Het hoofdkoor is gesloten met vijf zijden van een tienhoek; de beide nevenkoren hebben een vlakke beëindiging. Opmerkelijk is de onregelmatigheid in de traveeindeling van koor en schip; de aan het dwarspand grenzende traveeën zijn nl aanmerkelijk langer dan de overige. Op buitengewoon onorganische wijze sluit de middenbeuk aan op de aanmerkelijk smallere toren, welke aan de noordzijde door het schip omvat wordt. Zowel aan de noord- als aan de zuidkant van het koor bevindt zich een portaalaanbouw. Het noordportaal is opgetrokken tegen de tweede travee vanuit het W. Het zuidportaal maakt deel uit van de z.g. librije, een gebouwtje, dat is aangebouwd tegen de derde, vierde en vijfde travee. De oude baksteen vertoont de volgende formaten:Ga naar margenoot+ Toren 22 × 4,5 à 5; 10 lagen = 64 cm; dwarspand, noordgevel 24,5 à 25 × 4,5 à 6; 10 lagen = 67 cm; dwarspand, zuidgevel 21,5 à 22 × 4,5 à 5; 10 lagen = 61 cm; noordmuur van het schip 23 à 24,5 × 5; 10 lagen = 67 cm; westelijke travee van de noordbeuk 22,5 à 24 × 4,5 à 5; 10 lagen = 62 à 64 cm; zuidbeuk van het schip 23 à 25 × 5 à 5,5; 10 lagen = 67 à 68 cm; koor 22,5 à 23,5 × 5 à 6; 10 lagen 65 à 69 cm; noordportaal 21 à 22,5 × 4,5 à 5; 10 lagen = 64 cm; zuidportaal met librije 21 à 22 × 5,5 à 6; 10 lagen = 66 cm. De sierende delen, plintranden en waterlijsten zijn van natuursteen. De toren, afb 11, pl XIV, heeft hetzelfde strakke karakter als die van MedemblikGa naar margenoot+ met een versiering van ondiepe merendeels spitsbogige spaarvelden, verdeeld door een enkele gevorkte montant. In de nagenoeg rondbogige spaarvelden van de rijziger geproportionneerde derde geleding bevinden zich smalle lichtopeningen, afgedekt door een natuurstenen latei met driepasversiering. De bovenste geleding met galmgaten, geflankeerd door onversierde spaarnissen, heeft blijkens jaartalankers in 1701 haar tegenwoordige vorm verkregen. De toren wordt afgedekt door een met leien beklede spits op een bakstenen voetstuk. Zowel de noord- als de zuidmuur van het schip, pl XIV, hebben in het derde vakGa naar margenoot+ vanuit het O. een dichtgemetselde korfboogingang; in het vak aan de zuidzijde, waar plint, waterlijst en venster ontbreken, zijn daarenboven duidelijk de dakmoeten zichtbaar van een vroegere portaalaanbouw. De spitsboogvensters, van welke die der westelijke travee van de noordbeuk en het venster boven de voormalige noordingang zijn dichtgezet, hebben eenvoudige afgeschuinde dagkanten; de vorktraceringen zijn geen van alle meer de oorspronkelijke, tenzij mogelijk de traceringen, die aan de binnenkant van het laatstgenoemde gedichte venster te zien zijn. De beide eindgevels van het transept worden elk doorbroken door een hoog spitsboogvensterGa naar margenoot+ met een samengesteld profiel; de vorktraceringen zijn niet oorspronkelijk. De plint en de onder de vensters ‘opgeknikte’ waterlijst zijn langs de, deels in | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 11. Edam. Grote Kerk voor 1885. Voor de juiste aanduiding der bouwperioden zie afb. 12
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||
de zijmuren van schip en koor verwerkte tweemaal versneden steunberen heengetrokken. Een tweede waterlijst, onderbroken door het venster, bevindt zich ter hoogte van de daklijsten. De steunberen van de zuidgevel zijn zover in het muurwerk van de zijmuren opgenomen, dat nog slechts de onderste versnijding bewaard is. Ga naar margenoot+ Het koor, pl XV, 38, onderscheidt zich in de volgende punten van de tot nog toe beschreven gedeelten. De steunberen en de vensteromlijstingen zijn verlevendigd met natuurstenen banden. De steunberen hebben, i.p.v. een schuine afdekking, met leien bedekte zadeldakjes, aan de voorzijde afgesloten met bij de laatste restauratie vernieuwde of aangevulde driepasversieringen in laatgotische vormen; de laatste steunbeer aan de noordzijde bevat bovendien een beeldnis, afgedekt door een natuurstenen driepas. De vensterprofileringen bestaan voornamelijk uit een diep hol. De vorktraceringen zijn niet origineel, wel de visblaastraceringen in het venster ten W. van het noordportaal. Tamelijk rijk is de behandeling van de sluitgevels der nevenkoren. Zij hebben ezelsrugafdekkingen van baksteen, afgewisseld met banden van natuursteen. De zware gevorkte montant, die de grote spitsboogvensters in tweeën deelt en waarvan de ‘vork’ in later tijd is dichtgemetseld, is evenals de omlijsting met blokken natuursteen verlevendigd. Opmerkelijk zijn evenwel vooral de op afzaten rustende spitsboognissen, die volgens de voornamelijk in Westfriesland gebruikelijke wijze, aan weerskanten en boven deze vensters zijn aangebracht; zij zijn versierd met een schroefzuiltje van baksteen en bakstenen visblaastraceringen. De profilering van de nissen vertoont hetzelfde karakter als die van de vensters; de omlijsting van de bovenste nis heeft daarbij natuurstenen banden. Ga naar margenoot+ De muren van het noordportaal, pl XXII, 53, zijn verlevendigd met blokken of banden van natuursteen; de drie bovenste natuurstenen banden van de Tudorboog van de hoofdingang hebben gebeeldhouwde rozetten. In de oostgevel bevindt zich een rondboogpoortje. De geprofileerde korfboogvensters van de verdieping zijn voorzien van een gemetseld kalfje. Boven de hoofdingang komt een beeldnisje voor met driepasvulling en onder de toppilaster een gebeeldhouwde kraagsteen. Ga naar margenoot+ De aanbouw met het zuidportaal, pl XV, 39 en XIX, 46, waarvan de benedenverdieping oorspronkelijk sacristie zal geweest zijn en de bovenverdieping als librije en later ook als latijnse school heeft dienst gedaan, is het rijkst gedetailleerd. Zowel de plint als de waterlijst zijn heengevoerd om het half ingebouwde zeszijdige traptorentje rechts van de iets naar voren springende ingangstravee. De geprofileerde daklijst van natuursteen, die langs de zijgevels als waterlijst voortgezet wordt, is voorzien van laatgothische kraagsteentjes met rankwerk, van welke de buitenste de aanzetpinakels van de eindgevels dragen en de beide middelste die van de boven het midden van de voorgevel uitrijzende topgevel. Mogelijk hebben op beide andere kraagsteentjes vroeger de middenposten van een balustrade gerust. Onder de sierlijke met lood beklede peervormige afdekking van het traptorentje komen eveneens dergelijke stukjes beeldhouwwerk voor. De muren hebben natuurstenen hoekblokken. Ook de geprofileerde korfboogingang is op deze wijze versierd, terwijl de omlijstingen van de smalle lichtopeningen van de traptoren geheel uit natuursteen bestaan. De houten vensterkozijnen dagtekenen van de laatste restauratie, toen men ze naar het vroegere model vervaardigde, ter vervanging van de natuurstenen kruiskozijnen uit 1885. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||
De met horizontale banden van natuursteen versierde topgevel aan de voorkant is in 1885 grotendeels vernieuwd. De eindgevels hebben een ezelsrugafdekking van baksteen met banden van natuursteen en getorste toppilasters, aangebracht bij de laatste restauratie, ter vervanging van de kruisbloemen uit 1885. In de westgevel bevindt zich een dichtgemetselde korfboogpoort en in de top een grote spitsboognis, waarvan de traceringen nieuw zijn; een dergelijke nis geeft ook de noordelijke geveltop te zien. Evenals de nis van de voorgevel hebben deze beide in hun omlijsting natuurstenen banden. De consoles en baldakijnen van de drie beeldnissen, XVIb, pl XIX, 46, boven deGa naar margenoot+ ingang vertonen een laatgothische zeewier-versiering, maar de beide kolommetjes die de grotere middennis flankeren verraden reeds de invloed van de Renaissancestijl. Aan de onderzijde van de baldakijnen zijn netgewelven geïmiteerd. De console onder de met hogels versierde beeldnis met driepasvulling aan de traptoren heeft dezelfde laatgothische ornamentatie als de consoles van de drie andere nissen. Het bakstenen kruisgewelf over de benedenruimte van de toren is tijdens de laatsteGa naar margenoot+ restauratie geheel vernieuwd. De kerkvloer bestaat voor een groot deel uit grafzerken. De spitsbogige eikenhoutenGa naar margenoot+ tongewelven met gothisch geprofileerde sleutelstukken dagtekenen, evenals de trekbalken met korbelen en geprofileerde sleutelstukken, van na de brand van 1602; sindsdien zijn zij meerdere malen hersteld, afb 11, pl XVI/XVIII. De beide zijbeuken worden van het schip gescheiden door zuilen met achtzijdige basementen en in hun huidige vorm van na de grote brand daterende achtzijdige lijstkapitelen, waarop spitsbogen rusten met een samengesteld profiel. Iets eenvoudiger is de profilering van beide scheibogen tussen de zijbeuken en het dwarspand; een met deze laatste bogen overeenkomend profiel vertoont de scheiboog van de door een latere uitbouw van de noordbeuk ontstane travee ten N. van de toren. Onder de oostelijke hoeken van de zijbeuksgewelven bevinden zich korte kolommetjes. De meest westelijke kraagsteen in de noordmuur van de noordbeuk is versierd met een engelkopje, XVII. Het tongewelf van het dwarspand wordt door de andere gewelven doorsneden; deGa naar margenoot+ schinkels komen neer op hoekschalken, die rusten op de kapitelen van de zuilen van de kruising. De noord- en westwand vertonen een iets onder de vensterdorpel liggende versnijding, die in de hoeken uitloopt tegen een verticale profielrand; naast de scheibogen naar de zijbeuken van het schip, welke bogen aan de buitenkant neerkomen op een wandpijler met een achtzijdig lijstkapiteel, bevindt zich een ter hoogte van genoemde versnijding beginnende spitsboognis. Het koor, pl XVI, 40 en XVIII, 44/5, is in sommige details anders dan het schip,Ga naar margenoot+ waarmee het op het eerste gezicht sterke overeenkomst vertoont. Zo hebben de scheibogen een andere profilering nl aan beide zijden een diep hol. Van de muren, is de onderste zone in diepe segmentbogig afgedekte spaarnissen opgelost, terwijl zich onder de kraagsteentjes, waarop de muurstijlen van noordkoor en sluiting rusten, kolommetjes bevinden, die voor het merendeel tot de versnijding ter hoogte van de vensterdorpels doorlopen. Aan de binnenkant van een der dichtgemetselde vensters achter de librije en van het eveneens gedichte venster achter het noordportaal zijn nog visblaastraceringen uit de bouwtijd te bemerken. Evenals in het schip danken de lijstkapitelen hun vorm aan herstellingen van na 1602 maar een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||
indruk van de oorspronkelijke kapitelen geeft ons de kraagsteen in de oostwand onder de aanzet van de laatste zuidelijke scheiboog; hij heeft ongeveer dezelfde laatgothische ornamentatie als de consoles onder de beeldnissen van de librije. Van de kraagsteen aan de tegenoverliggende zijde is nog slechts een gedeelte van het beeldhouwwerk bewaard. Van de kraagsteentjes onder de muurkolommetjes vertonen enige in de sluiting en in het zuidkoor overeenkomstig beeldhouwwerk; de overige hebben een schematische vorm, die zij blijkens brandsporen eerst na 1602 verkregen. Ga naar margenoot+ De gelijkvloerse ruimte van het noordportaal wordt overdekt door een bakstenen netgewelf; een gedeeltelijk in de muur uitgespaarde houten wenteltrap voert naar de bovenverdieping. Ga naar margenoot+ De ribben van het bakstenen netgewelf over de benedenruimte van het zuidportaal komen neer op grotendeels gave laatgothische kraagstenen, pl XVIII, 43 en XIX, 47/8. Zij hebben rankwerk, dat overeenkomt met het beeldhouwwerk aan de buitenkant en o.a. de kapitelen van het onvoltooide triforium van het schip der Hooglandse Kerk te Leiden; zie Ned. Mon. Leiden, afb 154. De middelste kraagsteen aan de westzijde bevat daarbij een grotesk masker. Hierboven ziet men tussen de aanzetten der ribben drie gekroonde doodshoofden, waaronder banderolles. Aan de oostzijde bevinden zich op de plaats van de doodshoofden een vrouwenfiguur en twee groteske mannenfiguren; mogelijk maakt dit beeldhouwwerk een toespeling op de bekende middeleeuwse legende van de drie levenden en de drie doden, in welk geval de figuren aan de oostkant wel de onmatigheid zullen moeten verbeelden. Een klampendeur met gothische vierpasversiering geeft vanuit de portaalruimte via de traptoren toegang tot de librije, waar o.a. een oude piscina valt op te merken. Ga naar margenoot+ Reeds bij eerste aanblik is duidelijk, dat de tegenwoordige hallenkerk is ontstaan door de vergroting van een vroegere kruiskerk. Van deze kruiskerk zijn de eindgevels en de westmuren van het transept nog over en mogelijk de scheibogen van het schip. Ouder dan deze gedeelten moet evenwel de toren zijn, die waarschijnlijk heeft deel uitgemaakt van een eenbeukig bouwwerk, waarvan de funderingen nog onder de tegenwoordige scheibogen van het middenschip aanwezig kunnen zijn en waarvan de veelhoekige sluiting misschien op de plaats van de langere zesde travee heeft gelegen. De stijl van de toren, het enige overblijfsel derhalve van deze eenbeukige kerk, bevestigt onze reeds eerder uitgesproken veronderstelling, dat men omstreeks het jaar 1413 met bouwen begonnen is. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||
Krumpelman uit 1842 (vgl blz 42) geeft nl twee achtzijdige pijlers zonder lijstkapitelen te zien, terwijl ook de wandzuil van de scheiboog daar een andere vorm heeft en aan de noordkant de spitsboognis ernaast nog niet aanwezig is (vgl ook een tekening van J. Bosboom in de verz. C.P. van Eeghen, Amsterdam). Tot de kerk behoren de volgende meubelen, gebrandschilderde ramen e.d.: Eiken koorhek, XVIIb, met gegroefde pilasters en rondboogjes op balusters metGa naar margenoot+ Ionische kapitelen; de basementen naast de deuren met snijwerk versierd. Onder de kroonlijst, die dit alles afdekt, bevinden zich maskerconsoles. Voor de deuren een trap met gesneden leuningen. Aan de noord- en zuidzijde van de koorafsluiting eiken deurtjes met balusters tussen gegroefde pilasters, eveneens XVIIb. Zeskantige preekstoel, waarvan de notenhouten met ebbenhout ingelegde kuipGa naar margenoot+ middels een gesneden baluster met cartouches rust op een laatgothische voet van natuursteen, wellicht een overblijfsel van de vorige preekstoel. Op de hoek van de kuip bevinden zich vrijstaande zuiltjes; onder de rand is het huismerk aangebracht van Harmen Jansz Bost en het jaartal 1649. Klankbord en rugpand, XVIIIc, zijn beide versierd met een gesneden rocaille-ornament. De trap is voorzien van een gesneden leuning. Eiken doophek en doopbanken; boven rondboogjes op balusters een gesneden fries metGa naar margenoot+ loofwerk, festoenen, engelkopjes, cartels met anno 1657 en aan de voorzijde het stadswapen; engelkopjes bevinden zich ook in de boogzwikken. In het snijwerk, waarmee de deurtjes bekroond worden, is een afbeelding van de Goede Herder opgenomen. Koperen voorzangerslezenaar met een lelie omgeven door rijk loofwerk en: annoGa naar margenoot+ 1657. Koperen lezenaar, XVIIc, met het stadswapen. Koperen doopboog, XVIIc, in dezelfde trant als die van Broek in Waterland, bekroond door twee engelfiguren, die de bijbel houden en het stadwapen. Koperen doopbekkenhouder, XVIIc, versierd met een dierenkopje. Het orgel, onder welks rugpand anno 1663 staat, is vervaardigd door Barend SmitGa naar margenoot+ te Hoorn en in 1716, 1777, 1864 en 1913 verbeterd. De van zijluiken voorziene kas wordt bekroond door drie zware obelisken met vruchtenfestoenen en onderaan cartouches. De figuren, die het rugpositief bekronen, een harpspelende koning David tussen twee knaapjes met viool en fluit, zijn in 1785 vervaardigd door G. St. Schuppius te Amsterdam. De borstwering van de galerij is aan de bovenzijde versierd met ajouren loofwerk. In het plafond onder de galerij is een grote gesneden rozet aangebracht, omgeven door vier kleinere. In de hulpkerk, Grote Kerkstraat 41, bevindt zich een orgel met voorwerk, XVIIIb, afkomstig uit Beverwijk, versierd met snijwerk in Lodewijk XIV-stijl. Zes laatgotische eiken banken met briefpanelen, XVc, afkomstig uit de Kleine Kerk;Ga naar margenoot+ van een dezer banken zijn de wangen bekroond met beschadigde dierfiguren (afb in N.H. Oudh., blz 29). Verscheidene eiken banken, XVII, waarvan deuren en wangen met snijwerk versierd zijn; op een anno 1609. Om twee zuilen eiken banken, XVII A, in vorm aansluitend bij de laatgothische. Om drie zuilen eiken herenbanken, XVIIc; het rugschot van de middelste versierd met gesneden guirlandes; de deurtjes zijn voorzien van snijwerk; op een der deurtjes anno 1668. De overhuivingen stammen uit de 18de eeuw. Eiken tochtportaal, XVIIc, onder het orgel; de beide deuren van rechthoekigeGa naar margenoot+ panelen omlijst door twee pilasters met composietkapitelen en een zware sterk over- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||
stekende boven de pilasters verkropte kroonlijst, die in het midden een stukje snijwerk bevat met een adelaar boven een guirlande; tussen dit portaal en de orgelgalerij bevinden zich rechthoekige panelen met diamantkoppen. Eiken tochtportaal, XVIIIc, bij de zuidingang, bijna geheel gelijk aan het vorige, met dit onderscheid, dat de composietkapitelen rococovormen vertonen. Beide hekjes, XVIIIc, met Lodewijk XIV-ornamentatie. Ga naar margenoot+ De best bewaarde grafzerken liggen over het algemeen in het verhoogde middenkoor; de volgende zijn vermeldenswaard: Grafzerk, XVIId, van P.F. Wappers met, tussen twee sphinxen, een wapen met huismerk onder een doodshoofd, engeltjes met schrijfveren en een zandloper; vgl Gen. en Herald. Gedenkw., nr 100. Grafzerk, XVIII, van v.d. Ley; het wapen in een Lodewijk XIV-omlijsting; vgl Gen. en Herald. Gedenkw., nr 31. Grafzerk van Antonius Houttuin † 1720 en Nisa Brouwer † 1710, gelegen in de omgang van het koor, gemerkt F; boven twee wapens is de figuur van de Tijd afgebeeld met een graflamp; verder bestaat de versiering uit engeltjes, doodshoofden en bloemen; vgl Gen. en Herald. Gedenkw., nr 37/8. Ga naar margenoot+ De beschrijving van de tussen 1931 en 1934 door W. Bogtman gerestaureerde gebrandschilderde glazen wordt begonnen in het W. van de noordbeuk (vgl de op blz 30 aangehaalde geschriften van W. Bogtman en A. van der Boom en, voor opschriften en wapens, Gen. en Herald. Gedenkw. blz 261 vlg).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||
De vensters van de librije zijn gevuld met losse fragmenten van oud glas, afkomstig uit de door W. Bogtman gerestaureerde ramen; op een ervan vindt men een voorstelling van het offer van Abraham. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||
De kerk bezit verder: Ga naar margenoot+ Grote koperen lichtkroon, XVII B, voor drie rijen van twaalf kaarsen; voorzien van drie schildjes, twee met het wapen van Edam en een met een afbeelding van de Goede Herder. Zes kleinere kronen, XVII B, voor twee rijen van acht kaarsen; enige ervan voorzien van schildjes eveneens met het wapen van Edam of een afbeelding van de Goede Herder. Vier koperen wandarmen, XVIIc. Twee koperen kaarsenhouders, XVIIa, een in de vorm van een slang. Ga naar margenoot+ Vier opschriftborden, bekroond met geschilderd en uitgezaagd rolwerk, waarin bij één het wapen van Haarlem en bij de andere drie het wapen van Edam; zij dragen het jaartal 1610; de tekst van twee der borden heeft betrekking op de verovering van Damiate, die van beide andere op de kerkbrand van 1602 (N.H. Oudh., blz 29/31). Bord, XVIIa, met een opschrift betreffende de brand en de herbouw van de kerk. Twee wandborden, XVII A, met bijbelteksten en onder het raam van de scheepstimmerlieden (nr 4) een wandbord uit 1625 met de namen der schenkers. Vier gesneden psalmborden in Lodewijk XIV-stijl. Zes eenvoudige wapenborden, nl: Het Wapen Van der Mijle, 1613, ruitvormig. Een ruitvormig wapen, 1619, in een rechthoekige kas, waarin tevens een degen hangt. In een kas, waarvan de omlijsting bestaat uit zuiltjes, afgedekt door een doorbroken fronton, een ruitvormig wapen, 1672. Het wapen Schot, 1643, ruitvormig. Een ruitvormig wapen, 1641. Het wapen van Kapitein Swart, 1678. Vgl Gen. en Herald. Gedenkw., blz 269/70, de nrs 1, 2, 4, 5, 7 en 6. Ga naar margenoot+ Zilveren doopbekken, geschonken in 1836; zilveren collecteschaal op voet, hoog 13 cm, jaarletter Y (1833), en twee zilveren bokalen, hoog 22 cm, met dezelfde jaarletter. Ga naar margenoot+ De klok heeft een middellijn van 142 cm. Het randschrift luidt: pieter veen vincent brouwer yan jacobse wits tys bastiaans regerende burgemeesteren och dat ons godt niet weer verseerde doort vuer dat ons voor dees verteerde v. block gerhardt schimmel me fecit daventria. Lager het wapen van Edam en het jaartal 1701. Tenslotte zijn nog te vermelden: Ga naar margenoot+ In de Librije: Eenvoudige lectrijnen, XIX; eiken tafel, XVIIb, met vernieuwd blad; twee eiken kisten, XVII, waarvan een met ijzer beslagen is, en fragmenten van een eiken kist, XVI. Portret op doek, 1756, 78 × 65 cm, van de predikant Joh. Munnekemolen door A. Schouman. In een gesneden en vergulde Rococolijst. Interieur van de kerk naar het W. in 1842 door H. Krumpelman; doek 122 × 102 cm. Interieur van de kerk naar het O. in 1848 door H. Krumpelman; doek 125 × 100 cm. Staande klok van eikenhout; de kast, waarin zich het uurwerk bevindt, op gesneden concoles met dierenkopjes; de wijzerplaat omlijst door twee gecanneleerde halfzuiltjes en een fronton. Het slagklokje draagt het randschrift: 1568 verbum domini manet in eternvm. Een steen met een chronogram betreffende het herstel van de toren in 1603, is in 1932 weer in de torenmuur gemetseld, vgl N.H. Oudh., blz 42. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||
DE SPEELTOREN een overblijfselGa naar margenoot+ van de voorm. O.L. Vrouwe- of Kleine Kerk, - waarvan tevens nog een klein sterk vernieuwd gedeelte van het schip overeind staat, - is eigendom van de burgerlijke gemeente. literatuur. Oudh. en Gest., II,Ga naar margenoot+ blz 296. - Teg. Staat, V, blz 484. - tielenius kruythoff, blz 19. - allan, blz 37/8. - p. costerus, blz 68. - w.p. costerus, blz 12; 81/2. - N.H. Oudh., III, blz 25 vlg. - joosting en muller, II, blz 332. - a. loosjes, De torenmuziek, Amsterdam, (z.j.), blz 83. - Bijdr. bisd. Haarl., 31, blz 137 vlg. - kok, Edam, blz 106 vlg. - f. timmermans, Luidklokken, Amsterdam, 1944, blz 51, 57/8. - De Bouwwereld, 1921, blz 343. - ter kuile, blz 106. - Buiten, 1920, blz 252. geschiedenis. De O.L. VrouwekerkGa naar margenoot+ moet in oorsprong de oudste kerk van Edam zijn; immers zij staat in de kern van de in 1310 voor het eerst als kerspel aangeduide plaats (vgl Stadsarchief, nr 174); het jaarlijks oud-eigen - in te lossen ‘daegs nae onse lieve Vrouw Nativitatis’ -, dat zij op de stad had, is mogelijk een tegemoetkoming geweest voor de afstand van rechten bij de bouw van de St. Nicolaaskerk, welke waarschijnlijk omstreeks 1413 plaats had; vgl hiervoor blz 30. In 1366 is het gebouw aangevallen en beschadigd door de bende van een zekere Melijs Moenensz (van mieris, III, blz 199). Afb. 13. Edam. Voormalige Kleine Kerk voor de afbraak van het schip in 1883
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||
en in 1771 met vier, welke gegoten zijn door Joan Nicolaas Derek. De 17de eeuwse spits werd in 1764 hersteld. Ga naar margenoot+ De z.g. Speeltoren, afb 13/4, pl IX, 24 en X, die met zijn buiten de open lantaarn hangende carillonklokken en zijn peervormige bekroning, de stad een bijzonder elegant accent verleent, is bij de laatste restauratie uitwendig zoveel mogelijk weer in zijn oude vorm gebracht en inwendig met betonconstructies versterkt. Van de bakstenen, door hoekblokken van natuursteen, spitsboognissen en natuurstenen waterlijsten verlevendigde romp - XV B, bovenste geleding 1568/9 - ligt slechts de westzijde geheel vrij; de andere zijden gaan tot boven de tweede waterlijst schuil achter de in 1883 sterk gewijzigde resten van het schip. De vier zijden van de bovenste geleding vertonen naast elkaar drie nissen, van welke de brede middennis voorzien is van galmgaten met natuurstenen driepastraceringen. De baksteentraceringen van de brede nis aan de westkant rusten in het midden op een nog oorspronkelijk natuurstenen kraagsteentje. De driepasvullingen van de buitenste nissen zijn deels nog oud. Ga naar margenoot+ De gothische vormen van de op een sterk uitgekraagd spitsboogfries rustende, bij de laatste restauratie aangebrachte borstwering, werden, zoals gezegd, ontleend aan een pentekening van C. Pronk. De grotendeels uit Bentheimersteen bestaande, speciaal voor het carillon gebouwde en dus uit 1568/9 dagtekenende, achtkantige lantaarn, heeft geprofileerde korfboogopeningen met driepasvullingen. De steunberen, die de pijlers versterken, gaan halverwege de openingen van vierzijdige over in driezijdige; zij zijn versierd met spitsbogen met driepasvullingen. De loden pinakels boven de steunberen werden tijdens de laatste restauratie naar oude gegevens aangebracht. De peervormige 17de eeuwse afdekking maakt met de pinakels en open bekroning een archaïserende indruk. De bekroning is beschilderd met de wapens van de zes N. Hollandse steden. Ga naar margenoot+ Het nog bewaard gebleven gedeelte van het schip van de voormalige Kleine Kerk is aan de oost- en noordzijde afgesloten door nieuwe muren met overhoekse steunberen, in vorm aangepast aan de beide sterk vernieuwde steunberen, die de zuidmuur versterken. Een steen met het jaartal 1883 in de oostgevel geeft de datum van deze verbouwing aan; de westmuur links van de toren is geheel nieuw, aan de andere zijde van de toren is hij met machinale steen beklampt. De zuidmuur is nog grotendeels oud. De beide oude steunberen, nl de middelste en de westelijke, die overhoeks staat, waren tot in 1883 versierd met hoekblokken van natuursteen. Ga naar margenoot+ De inwendige ruimte, afb 14, is onderverdeeld door binnenmuren, die vanaf de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 14. Edam. Speeltoren
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||
oosthoeken van de toren schuin naar de buitenmuren lopen; zij zijn in 1883 aangebracht tot schoring van de toren. Aan de zuidzijde bevindt zich buiten de toren een, blijkens het daarop voorkomende jaartal uit 1568 daterende, eiken spiltrap, die naar de derde verdieping voert; de volgende verdiepingen zijn slechts via houten ladders bereikbaar. Op de tweede verdieping is nog de speeltrommel en op de derde verdieping het opwindwerk uit de 16de eeuw te zien. Op een balk leest men het opschrift: vā meester ja engels is dit werck.... en uit mechelē gebrocht doe men xvClxi heeft geteld.... in dese toern gestelt. Ga naar margenoot+ In de toren hangt een halfslagklok, van 95 cm middellijn met het randschrift: soli deo gloria henricus meurs me fecit 1620, en een ter aanduiding van het hele uur, met een middellijn van 150 cm zonder randschrift of versieringen. De oudste klokken van het carillon dragen resp. het randschrift michiel..., maria... (2 ×), jacob... en henricvs.. ben ic van peeter van den ghein ghegoten int iaer ons heeren mccccclxi; zij zijn versierd met een Renaissancefries, cherubijnenkopjes, afbeeldingen van de heiligen, waarnaar ze genoemd zijn, en medaillons met o.a. het portret van Philips II. Elf klokken werden in 1922 vervaardigd door E.D. Taylor. Twee klokken met het randschrift ioan nicolaus derck me fecit hornae ao 1771, een met franciscus hemony me fecit amstelodami anno 1661, een met soli deo gloria henricus meurs me fecit 1620 en een met peeter ben ic van peeter van den ghein ghegoten int iaer ons heeren mccccclxi bevinden zich thans in Edams Museum.
Ga naar margenoot+ DE LUTHERSE KERK, Voorhaven 135, is in de jaren 1739/41 opgetrokken op de plaats van het voorm. raadhuis, in 1772 na een brand gerestaureerd en in 1841 inwendig hersteld (Teg. Staat, V, blz 484. - van der aa, blz 22. - allan, blz 38. - p. costerus, blz 72/3. - N.H. Oudh., III, blz 43. - kok, Edam, blz 115/6). Ga naar margenoot+ Het tussen de belendende huizen ingebouwde zaalkerkje heeft een deftige voorgevel in Lodewijk XIV-stijl, pl XI, 30, voorzien van drie grote rondboogvensters, geleed door natuurstenen hoekpilasters en bekroond door een gebeeldhouwde attiek van natuursteen met in het midden een afbeelding van de Lutherse zwaan. Boven de door Ionische pilasters geflankeerde ingang een opschrift met het jaartal 1740. Ga naar margenoot+ Het inwendige is sober; de vloer bestaat uit zandstenen plavuizen. De wanden worden geleed door pilasters, welke geleding langs het houten tongewelf is voortgezet. Van de inventaris is het volgende vermeldenswaardig. Ga naar margenoot+ Vierkante eiken preekstoel, XVIIIb, waarvan het rugschot zijvoluten heeft en het klankbord aan de onderkant is voorzien van een gesneden rococo-ornament; de spijlen van de trapleuning hebben een gesneden versiering. Eenvoudige doopbanken en doophek, XIX A, geverfd. Ga naar margenoot+ Koperen predikantslezenaar en koperen voorzangerslezenaar, XVIIIb, versierd met bladmotieven. Twee koperen doopbogen, XVIIIb, met eenvoudige opengewerkte bekroningen. Ga naar margenoot+ Orgel, vervaardigd in 1809 door Bätz te Utrecht; de kas bekroond met vazen en muziekinstrumenten en omgeven door gesneden rankwerk, waarin ornamenten met muziekinstrumenten; alles in een late Lodewijk XVI-stijl. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wijzerplaat, geschonken door de Lutherse Gemeente van Zaandam, in een gesnedenGa naar margenoot+ rococo-omlijsting met bovenin: A.D./1772. Avondmaalstafel, XVIId, met gedraaide poten en opgelegd met coromandelhout.Ga naar margenoot+ Koperen kroon, XVIId, voor twee rijen van zes kaarsen.Ga naar margenoot+ Portret van een breiende dame, M.J. Holbach, borststuk, 52 × 44 cm, door KreetsmerGa naar margenoot+ 1795; portret, XVIIIa, van een onbekende dame, borststuk, 77 × 63 cm en een portret, XVIIIa, van een onbekend heer, borststuk, 77 × 63 cm; alle drie in 1903 verdoekt. Gegraveerde zilveren avondmaalsbeker, hoog 18 cm, bovenaan versierd met deGa naar margenoot+ allegorische figuren van Geloof, Hoop en Liefde in cartouches, omlijst met sphinxen, vogels, bloemen en vruchten. Onderaan twee vissersscheepjes en de apostelen Petrus en Joannes. Onder de bodem is een huismerk aangebracht, waaromheen de letters C.G./I.I.. Keur van Enkhuizen, jaarletter A (1637?), meesterteken een kalf in een rechthoekig veld, pl CV, 255. Twee zilveren broodschaaltjes, XVIIIc, diameter 16 cm, met een gegoten randje in rococostijl. Merken: Amsterdam, Holland, S (1752), meesterteken van Otto Knoop (voet 317 c). Zilveren doopbekken, diameter 36 cm, met een gegoten rococorand, geschonken in 1762. Onder de rand: dick dickman fecit. Merken: Haarlem, Holland, D (1762), meesterteken: DM (monogram), pl CII, 248. Ouwelschaal van gedreven zilver, midden XVII, hoog 15 cm, op een uitgeschulpte voet met bloemrozetten; de opengewerkte baluster vertoont draken en dolfijnenkopjes. Midden op de met bloemen versierde uitgeschulpte schaal het beeldje van een zwaan. Geen merken, pl C, 244. Tinnen doopkannetje met deksel, XVIIIa, hoog 22 cm.Ga naar margenoot+
DE DOOPSGEZINDE VERMANING, gelegen achter de huizen van het JanGa naar margenoot+ Nieuwenhuizenplein, is een typisch onopvallend dissenterskerkje, gebouwd in 1702 nadat het vorige in 1699 ernstig door brand was beschadigd (Teg. Staat, V, blz 485. - van der aa, blz 22/3. - allan, blz 3/4. - p. costerus, blz 75. - N.H. Oudh., III, blz 43. - kok, Edam, blz 116). Het rechthoekige bakstenen zaalkerkje, afgedekt door een schilddak, heeft eenvoudige rondboogvensters. Inwendig een houten gewelf en trekbalken. Langs de wanden, die zijn voorzien van een eiken lambrizering, bevinden zich eiken banken, XVIIIa. De uiterst eenvoudige zeskantige eiken preekstoel, XVIIIa, heeft getoogde panelen en een aan de randen geprofileerd klankbord. Het eikenhouten doophek, XVIIIa, - samengesteld uit rechthoekige panelen, verdiepte pilasters en een kroonlijst, rustend op balusters - dient thans tot borstwering van de orgelgalerij.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Nicolaas, Voorhaven 124, eenGa naar margenoot+ gebouw in klassicistische trant, gewijd 1825, vergroot 1847, bezit: Schilderij op doek van circa 250 × 200 cm met een voorstelling van de Kruisiging,Ga naar margenoot+ Vlaamse School, ± 1650; onder het kruis staan de H.H. Maria Magdalena, Maria en Joannes en geharnaste krijgslieden. Zeer beschadigd paneel, XVId, 126 × 99 cm, met een voorstelling van de Kruisafneming. Lavabotafeltje, XVIIIa, met gesneden loofwerk en de afbeelding van een adelaar.Ga naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Monstrans van gedreven zilver, XVIIIa, hoog 80 cm; de voet versierd met cherubijnenkopjes en een ovaal medaillon met een afbeelding van Christus-Koning; de nodus met rozetten en loofwerk. Rond het expositorium een vergulde stralenkrans en de gedreven figuren van God de Vader, het Lam Gods, engelen, een kroon en als modern toevoegsel een wijnrank. Merken: 's Gravenhage, Holland, meesterteken van Jean Sonnier? (voet, 104), geen jaarletter. Monstrans van gedreven zilver. Het expositorium, op een 19de eeuwse voet en stam, wordt omgeven door vergulde stralen en twee wolkenkransen, XVIIIc, waarvan de buitenste onderaan twee rocaille-ornamenten heeft, verder twee engelfiguren en bovenaan de figuur van God de Vader tussen twee cherubijnen; boven deze laatste figuur een duif. Er zijn geen merken te bespeuren. Vergulde miskelk van gedreven zilver, hoog 29 cm; merken: Amsterdam, Holland, M (1674), meesterteken als voet, 111; tussen de cherubijnenkopjes, waarmee de uitgeschulpte voet versierd is, zijn het Laatste Avondmaal, de Kruisiging en de Verrijzenis afgebeeld; de nodus heeft cherubijnenkopjes en de figuren van heiligen in medaillons. Om de cuppa is een ajouren versiering aangebracht met cherubijnenkopjes, schelpornamenten en lijdensattributen. Vergulde miskelk van gedreven zilver, hoog 29 cm; merken: Haarlem, O (1634), meesterteken van P.C. Ebbekingh (voet, 16). Op de uitgeschulpte voet bevinden zich, tussen de lijdensattributen, medaillons met de afbeeldingen van heiligen en de H. Maagd. De nodus is versierd met cherubijnenkopjes; rond de cuppa zijn in medaillons de H.H. Willibrord, Bonifacius en Augustinus afgebeeld. Zilveren hostiebusje, XVII A, hoog 11 cm, met de gegraveerde afbeeldingen van de H. Maagd, de HH. Maria Magdalena en Nicolaas. Haarlems keurstempel, jaarletter R (1637), meesterteken van P.C. Ebbekingh (voet, 16). Ovaal zilveren ampullenblad, XVIIa, grootste diameter 21,5 cm, met in het midden een sterk uitgesleten gegraveerde voorstelling van het Lam Gods. Geen merken te bespeuren. Twee zilveren ampullen, hoog 14,5 cm, in eenvoudige maar sierlijke Lodewijk XVI-vormen. In een gegraveerde bloemenrand dragen zij de inscriptie: vernieuwd/1798. Merken: Amsterdam, Holland, P (1798), meesterteken NB. Godslamp van gedreven zilver, geschonken in 1668, hoog 26 cm, versierd met cherubijnenkopjes, cartouches met mar en ihs en een afbeelding van de apostel Petrus. Op dit vrij onlangs gerestaureerde stuk zijn geen merken te bespeuren. Wierookvat, XVIIc, van gedreven zilver, hoog 29 cm, spaarzaam versierd met enkele cherubijnenkopjes; geen merken te bespeuren. Wierookscheepje, XVIIIa, hoog 13 cm; merken: Amsterdam, Holland, S (1728), meesterteken waarschijnlijk van Abraham van Waasbergen (voet, 170). De primitieve ornamentatie vertoont als hoofdmotief klokjes. Zilveren crucifix met corpus en beslag, XVIIIb, hoogte circa 50 cm. Zilveren misaalbeslag, XVIIb, met gegraveerde voorstellingen van de Westerse kerkvaders, de Evangelisten, de apostelen Petrus en Paulus en diverse andere heiligen. Vier kandelaars van gedreven zilver, hoog 43 cm, Amsterdams keurstempel, meesterteken van Thomas Bogaert (voet, 41), jaarletter N (1644). De op klauwtjes rustende voet vertoont cartouches, waarvan de omlijsting een masker bevat; de nodus is versierd met cherubijnenkopjes. Zes kandelaars van gedreven zilver, hoog 64 cm; de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||
voet heeft rijk bladornament, medaillons met afbeeldingen van diverse heiligen en engelkopjes; om de nodus cherubijnenkopjes, verder vruchten en loofwerk; een der kandelaars draagt het keurstempel van Amsterdam, het meesterteken van Joannes Bogaert, (voet, 54) en de jaarletter T (1650). Gedreven zilveren offerschaaltje op voet, hoog 9,5 cm, met godrons. Merken: 's Gravenhage, Holland, E (1776), onleesbaar meesterteken (frederiks, Dutch Silver, 22). Een uit deze kerk afkomstig zilveren wierookvat, XVIa, pl XCV, 229, diameter 12 cm, dat veel overeenkomst vertoont met een wierookvat, afgebeeld op een gravure van M. Schongauer, is thans in het bezit van Z.H.E. de Bisschop van Haarlem (Bull. Oudh. B., 1903/4, blz 146. - Cat. Nat. tent. Kerk. Kunst te 's Hertogenbosch, 1913, nr 290. - p. jessen, Meister des Ornamentstichs, pl II). Modern kazuifel met laatgothisch in het begin van deze eeuw vernieuwd borduurwerkGa naar margenoot+ in zijde en gouddraad aan kruis en kolom, XVIa. Aan de rugzijde zijn afgebeeld, de Kruisafneming, de Graflegging, Christus in het Voorgeborgte, de vrouwen bij het Graf en Christus verschijnend aan Maria; aan de voorzijde, Christus verschijnend aan Maria Magdalena en Christus, die Thomas zijn woonden toont (afb. St. Lucas, 1909/10, blz 113. - Vgl b. jansen, Laat Gothisch borduurwerk, 's Gravenhage, 1947, nr 39). Pluviale met borduurwerk in zijde en gouddraad. Op de clipeus, XVIb, de Kroning van Maria door twee engelen, omgeven door musicerende en aanbiddende engelen en omlijst met Renaissance-ornament. De aurifrisiae vertonen onder baldakijnen de figuren van de H.H. Hieronymus, Philippus, Gregorius, Andreas, Paulus, Augustinus, Thomas en Ambrosius (b. jansen, o.c., nr 40). Aan een modern velum een geborduurd medaillon, XVIb, met een voorstelling van de wonderbare broodvermenigvuldiging (b. jansen, o.c., nr 41). Clipeus met borduurwerk in zijde en gouddraad, XVI, met een voorstelling van het Laatste Avondmaal (b. jansen, o.c., nr 42). | |||||||||||||||||||||||||||
Gebouwen van liefdadigheidHET WEESHUIS, Kerkstraat 23, in 1558 gesticht door de priester Matthias TynicyGa naar margenoot+ Matthiasz - vgl twee gewassen pentekeningen door H. de Winter in Rijksarch. Haarlem - is in de vorige eeuw zodanig gewijzigd, dat van het 16de eeuwse gebouw nog slechts de beide t.o.v. de lange gevels gerende eindgevels in gewijzigde vorm over zijn, benevens een gevelsteen met de voorstelling van spelende kinderen (Teg. Staat, V, blz 483. - tielenius kruythoff, blz 32. - allan, blz 19/20. - p. costerus, blz 81. - N.H. Oudh., III, blz 45. - Bijdr. bisd. Haarlem, 31, blz 164).
HET PROVENIERSHUIS, Jan Claesz Brouwersgracht 29-44, is in 1555 gestichtGa naar margenoot+ door J.C. Brouwer. literatuur. Oudh. en Gest., II, blz. 296. - tielenius kruythoff, blz 31 vlg. - allan, blz 18,Ga naar margenoot+ 75 vlg. - p. costerus, blz 81. - N.H. Oudh., III, blz 45. - Bijdr. bisd. Haarl., 31, blz 170 vlg. - Monasticon Batavum, I, blz 65. - kok, Edam, blz 117. geschiedenis. Het Proveniershuis staat op het z.g. Bagijnenland, waarschijnlijk op de oudeGa naar margenoot+ plaats van het reeds in 1427 vermelde Maria Magdalenaconvent van de Tertiarissen - dikwijls aangeduid als Bagijnen -, welk convent, blijkens het woord Sorores op de cartonkaart van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||
Jacob van Deventer, omstreeks 1560 ten Z. van de Grote Kerk heeft gestaan. Dit laatste wordt bevestigd door de mededeling van tielenius kruythoff, dat bij de stadsbrand van 1602 het vuur, aangewakkerd door de westenwind, van de kerk het eerst oversloeg naar de in 1572 gespaard gebleven refter van het Bagijnhof. Ga naar margenoot+ De beide, ongeveer haaks t.o.v. elkaar staande door een zadeldak gedekte vleugels voor resp. tien en vijf woningen, grotendeels XVII, vertonen vele sporen van latere wijzigingen. De zadeldaken worden afgesloten door puntgevels. De ingangen zijn voorzien van bovenlichten; de vensters merendeels van 18de eeuwse schuiframen. De dakkapellen zijn versierd met een fronton en zijpilasters. Op het erf een hardstenen lantaarnpaal, XVIII, uit Broek in Waterland (vgl blz 21, 26 en 29). | |||||||||||||||||||||||||||
Woonhuizen en pakhuizenIndien niet anders vermeld opgetrokken van baksteen: Ga naar margenoot+ Achterhaven 103. Houten huisje - XVI A, pl XXI, 50, in 1920 aangekocht door de Ver. H. de Keyser en in 1935 gerestaureerd - met een overgekraagde puntgevel op zes consoles boven een onderpui met gekoppelde deur-, venster- en bovenlichtkozijnen en een deurkalf, dat versierd is met een laatgothische accoladeboog en rozetten. De bovenhelft van de deur kan aan de draaistaaf omhoog worden geschoven. De zijgevel en het voorschot zijn niet oorspronkelijk; de vensters hebben, met uitzondering van het bovenlicht, eerst in 1935 glas-in-lood gekregen. Vgl afb N.H. Oudh., III, blz 49. De inwendige constructie wordt gevormd door een samenstel van eikenhouten muurstijlen, moerbinten met korbelen en kinderbalkjes, alles op een bakstenen voeting. Ga naar margenoot+ Baanstraat 9. In- en uitgezwenkte gevel, XVII A, versierd met natuursteenblokken en gele baksteen. De onderpui en de vensters zijn gewijzigd. Baanstraat 13. Rechtafgedekte voorgevel van twee verdiepingen met een hogere middenpartij in de vorm van een trapgeveltje, waarvan de toppilaster rust op een maskerkraagsteen, die tevens sluitsteen is van de ontlastingsboog van het eronder gelegen venster. Onder de vensters van de eerste verdieping komen twee natuurstenen cartouches voor met AN-1655. De in de 18de eeuw gewijzigde onderpui bevat een ingangsomlijsting van verdiepte pilasters, waarin een gesneden deur, XVIIId, en een eenvoudig snijraam. Schuiframen XIXa. De vensters van de verdiepingen hebben hun oude roedeverdeling verloren. In de geveltop een drietal sierankers. Ga naar margenoot+ Breestraat 8. Trapgevel, XVIId, boven een in de vorige eeuw vernieuwde onderpui; de toppilaster rust op een maskerkraagsteentje. Ga naar margenoot+ Damplein 8. Woonhuis, XVIb, afb 15, pl XX, 49 en XXII, 54, in 1895 gerestaureerd en tot stedelijk Museum ingericht (Die Denkmalpflege, 1904, blz 29/32. - N.H. Oudh., III, blz 45/7. - Buiten, 1912, blz 558) De met natuurstenen lijsten en hoek- en boogblokken verlevendigde en van natuurstenen kruiskozijnen voorziene trapgevel aan de voorzijde heeft door zijn asymmetrische indeling en levendige contour een laatgothisch karakter; ook de profilering van de pinakels en het beeldhouwwerk van de kraagstenen, waarop zij rusten is laatgothisch; de kraagstenen doen sterk denken aan de consoles van de Librije. Voor het overige is de invloed van de Renaissancestijl goed merkbaar: de pilasters van natuur- en baksteen in de bovenhelft van de onderaan vernieuwde onderpui hebben Renaissancekapitelen; zij rusten op kraagsteentjes van welke de buitenste resp. een Renaissanceversiering en | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||
het wapen van Keizer Karel V vertonen; tussen de pilasters komen met natuursteenblokken verlevendigde uitgekraagde ontlastingsbogen voor. Een Renaissancekarakter vertonen ook de boven de eerste waterlijst kandelabervormig beginnende en met merendeels gebeeldhouwde schachtringen versierde kolommetjes onder de zijpinakels; de aanzetblokken van de ontlastingsbogen van beide vensters der eerste verdieping hebben een Renaissance-ornament. Het kolommetje onder de toppinakel heeft grotendeels voor het later ingebroken zolderluik moeten plaats maken. De pinakelbekroningen zijn in 1895 opnieuw aangebracht. Aan de tuinkant wordt bijna de gehele gevelbreedte in beslag genomen door een eikenhouten onderpui, XVIIa maar gewijzigd. De beide met elkaar doorkruisende ontlastingsbogen gedekte vensters van de verdieping hebben houten kruiskozijnen met glas-in-lood, XVII; boven en onder deze vensters komen uitgemetselde tandlijstjes voor. De top is gewijzigd. Het huis, hoewel van baksteen, is constructief bezien een houtbouw, waarvan het skelet gevormd wordt door een samenstel van muurstijlen, moerbalken met korbelen en deels nog gothische sleutelstukken en kinderbalkjes. De dakstoel heeft kromhouten. De inwendige indeling van het gelijkvloerse is waarschijnlijk
Afb. 15. Edam. Damplein 8
nog de oorspronkelijke. Vanuit het voorhuis voert een houten spiltrap naar boven. Een glazen binnenpui, in 1895 sterk gecompleteerd, bevindt zich tussen dit voorhuis en de opkamers en de kelderkamer. Deze tussenvertrekken worden op hun beurt weer door een glazen pui gescheiden van de tuinkamer, die door een gang met het | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||
voorhuis in verbinding staat. Opmerkelijk is de vanuit de kelderkamer bereikbare drijvende kelder, een gemetselde bak, die vrij op het grondwater drijft (afb. 15). De deur, die van het voorhuis uit toegang naar de gang geeft, is voorzien van gesneden boogzwikken, XVII. In het voorhuis een tegelfries; in de schouw van de kelderkamer een tegeltableau, XVII. In de achterkamer bevinden zich een uit het voormalige H. Geesthuis afkomstige gesneden mansfiguur, XVII, als balkdrager en een bedstede, waarvan de deuren laatgothische briefpanelen vertonen. Ga naar margenoot+ Doelland 3-5. Tweelinggevel - XVIIa, eigendom van de Ver. H. de Keyser -, waarvan de trapgevel rechts behouden is maar het linkergedeelte is veranderd in een eenvoudige puntgevel. Boven de gewijzigde onderpui is de oude puibalk nog aanwezig; hoger bevindt zich een uitgemetselde lijst van gele baksteen. De halfronde ontlastingsbogen zijn met gele baksteen verlevendigd. De trapgevel heeft nog een origineel getoogd zolderdeurkozijn met bovenlicht, waarin een onder- en bovendeur van geprofileerde planken. Doelland 9. In- en uitgezwenkte topgevel met vlechtingen, XVIIa, onderpui en vensters gewijzigd. Het fries wordt afgedekt door een lijst van natuursteen. Het maskerkraagsteentje van de toppilaster bevindt zich in het midden van de strek van het bovenste venster, die, evenals de strekken van beide vensters der hoofdverdieping, is samengesteld uit rode en gele baksteen. Doelland 11. Gepleisterde trapgevel, XVII, waarvan de toppilaster rust op een maskerkraagsteentje. Ga naar margenoot+ Eilandgracht 7-8. Gekoppelde trapgevels - XVIIc, gerestaureerd in 1946 - boven een gewijzigde en bij de restauratie grotendeels vernieuwde onderpui. Boven de vensters korfbogige ontlastingsbogen met terugliggende boogtrommels. Het fries wordt afgedekt door een uitgemetselde lijst van baksteen. Het zoldervenster heeft nog een tweelichtkozijn, XVII, waarvan het linkerluik is samengesteld uit geprofileerde planken. De ontlastingsboog hierboven bevat een natuurstenen maskersluitsteen, die tevens tot kraagsteen dient van de deels nieuwe toppilaster. De linkergeveltop is bij de restauratie naar voorbeeld van de andere gecompleteerd, pl XXIII, 56. Eilandgracht 9. Trapgeveltje - XVIIc, gerestaureerd in 1946, pl XXIII, 56 - boven een gewijzigde onderpui. Het fries boven de oude puibalk wordt afgedekt door een uitgemetselde bakstenen lijst. Het zoldervenster, XVIII, heeft een halfronde ontlastingsboog met natuurstenen aanzetblokken en een terugliggende boogtrommel. De maskersluitsteen dient op de gebruikelijke wijze als kraagsteen voor de bovenaan nieuwe toppilaster. Ga naar margenoot+ Gevangenpoortsteeg 6. Voormalige leerlooierij, XVII B, een grotendeels houten gebouw van twee verdiepingen met wanden van gepotdekselde planken onder een met de straat parallel gelegen zadeldak. Gevangenpoortsteeg 15-17. Verminkt tweelinggeveltje, XVIIc, met een gewijzigde onderpui, waarvan de oude puibalk nog aanwezig is. De toppilaster van beide geveltoppen - oorspronkelijk ongetwijfeld trapgevels - rusten op maskerkraagsteentjes, die wederom tevens sluitsteen zijn van de ontlastingsbogen van de eronder gelegen in de 18de eeuw gewijzigde vensters. Het fries wordt gedekt door een uitgemetseld lijstje van baksteen. Ga naar margenoot+ Grote Bult 12. Boven een onderpui, - XIXa, met een ingangsomlijsting van gegroefde pilasters met gesneden consoles en een met diamantkoppen versierde puibalk, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||
- een sterk gewijzigde tweelinggevel, XVIII, waarvan het fries is afgedekt door een uitgemetseld bakstenen lijstje. De ingang bevat een gesneden deur en een snijraam, XIXa. Grote Bult 25-27. Gekoppelde trapgevels, XVIId, van welke de topgevel links in 1936 is vernieuwd. Onderpui XIX. Grote Kerkstraat 30. Door pilasters, verbindende lijsten en friezen met vlechtingenGa naar margenoot+ geleed typisch N. Hollands in- en uitgezwenkt topgeveltje, XVId, pl XXII, 52, opvallend door de gemetselde aanzetvoluten, de met straalvormig metselwerk gevulde boogtrommels ter weerszijden van de toppilaster en het fronton boven het gewijzigde zoldervenster; alles van baksteen. Onderpui XIX. Grote Kerkstraat 32. In- en uitgezwenkt topgeveltje, XVId, pl XXII, 51, evenals het vorige geleed door pilasters en verbindende lijsten. De uitvoering is verder veel eenvoudiger; slechts het onderste fries is met vlechtingen versierd. De onderpui en het zoldervenster zijn gewijzigd. Grote Kerkstraat 39-41. Gewijzigd huis van één verdieping, XVIIIb, met in de rechtafgedekte voorgevel schuiframen en twee ingangen met snijramen, XVIII, en vroeg 19de eeuwse deuren; boven de voorgevel drie dakkapellen, gedekt door gebogen doorbroken frontons. In de hal vier goed gesneden laatgothische balksleutels, XVI A, pl VII, 18. Een zaal, overdekt door een balkenplafond met korbelen en geprofileerde sleutelstukken dient thans als hulpkerk van de Hervormde Gemeente. Zie ook hiervoor blz 37. Hoogstraat 1. Trapgevel - gebouwd in 1607, blijkens een jaartalsteen tussen beideGa naar margenoot+ vensters van de eerste verdieping, en gerestaureerd in 1945 - met een grotendeels gave onderpui met gekoppelde deur-, venster- en bovenlichtkozijnen, die bij de restauratie van glas-in-lood, een nieuwe deur en luiken voorzien is. Het fries is onversierd. Onder de bij de restauratie aangebrachte kruiskozijnen van de vensters, die gedekt worden door halfronde ontlastingsbogen met terugliggende boogtrommels, bevinden zich natuurstenen waterlijsten. De bogen hebben aanzetblokken en maskersluitstenen van natuursteen. De sluitsteen van de bovenste boog is tevens kraagsteen van de toppilaster. Hoogstraat 10. Gewijzigde topgevel, XVII, oorspronkelijk waarschijnlijk trapgevel, boven een onderpui, XVIIId, met een ingangsomlijsting van pilasters. Onder de aanzetten van de gevel bevinden zich leeuwenmaskers. Hoogstraat 12. In een moderne gevel twee leeuwenmaskers, XVII. Kleine Bult 2. Trapgevel, XVIIc, met verminkte top boven een moderne onderpui.Ga naar margenoot+ Boven de beide vensters van de verdieping korfbogige ontlastingsbogen met aanzetblokken en een maskersluitsteen van natuursteen en terugliggende boogtrommels. Kleine Kerkstraat 3. Gewijzigd puntgeveltje, XVIII, waarvan de toppilaster rust opGa naar margenoot+ een maskerkraagsteentje. Kleine Kerkstraat 2. In moderne gevel vier gevelstenen, XVII, met de voorstellingen van een vrouw, die een boek schrijft; twee mannen, die met een passer op een globe meten; Minerva? en een hand met een schrijfpen, gekroond. Afb in N.H. Oudh., III, blz 51 en 52. Kleine Kerkstraat 6. Vrij onlangs in een trapgevel veranderde puntgevel, XVIII A, met sierankers. De ingang heeft een pilasteromlijsting; de ramen zijn gemoderniseerd. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kleine Kerkstraat 8. Met waterlijsten en boogblokken van natuursteen en smeedijzeren sierankers verlevendigde trapgevel - XVIIb, gerestaureerd in 1936 - boven een vroeg 19de eeuwse in 1936 gewijzigde onderpui. De ingang met gesneden deur en snijraam wordt omlijst door verdiepte pilasters en een sterk geprononceerde kroonlijst. Onmiddellijk boven de houten puibalk bevindt zich in een cartouche-achtige omlijsting met rolwerk een steen met het wapen van Prins Maurits, gehouden door twee leeuwen, afb in N.H. Oudh., III, blz 52. Bij de restauratie heeft men de boogtrommels terugliggend gemaakt, de vensters van nieuwe schuiframen voorzien en de vensterontlastingsboog in het bij die gelegenheid vernieuwde bovendeel van de topgevel een van elders afkomstig maskersluitsteentje gegeven. Ook de leeuwenkop onder de toppilaster komt van elders. Kleine Kerkstraat 10. In een puntgevel veranderde met natuurstenen hoek- en boogblokken en waterlijsten verlevendigde trapgevel - XVIIc, gerestaureerd in 1946 - boven een moderne onderpui. De ontlastingsbogen boven de gewijzigde vensters hebben maskersluitstenen. Kleine Kerkstraat 12. Ingezwenkte halsgevel, XVIIIc, bekroond door een doorbroken gebogen fronton en voorzien van een ingangsomlijsting van gegroefde pilasters met een gesneden deur en een snijraam, XIXa. Ramen gelijkvloers modern. Ga naar margenoot+ Lingerzijde 9. Deels gewijzigd trapgeveltje met toppilaster, XVIIb, boven een vernieuwde onderpui. Lingerzijde 11. Met een fronton bekroond ingezwenkt halsgeveltje, XVIIIA, boven een vernieuwde onderpui. Lingerzijde 23. Brede ingezwenkte halsgevel met een doorbroken fronton, XVIII A, boven een gewijzigde onderpui. Lingerzijde 33. Dubbel herenhuis, XVIIId, pl XXVI, 65, onder een afgeknot schilddak, waarvan de nokhoeken door vier schoorstenen zijn geaccentueerd. De door een rechte kroonlijst op Lodewijk XVI-consoles afgedekte, van hoeklisenen en een natuurstenen plint voorziene voorgevel heeft in het midden een rijkversierde ingangspartij in Lodewijk XVI-stijl met een enigszins archaïserende vensteromlijsting, een gesneden deur en een snijraam. Onder het venster tussen ranken de alliantiewapens Pont x Boot. Het snijraam bevat een Mercuriusfiguur tussen de symbolen van handel en scheepvaart. De schuiframen stammen uit het begin van de vorige eeuw, evenals de twee halfrond afgedekte dakkapellen. De door kettingen verbonden natuurstenen stoeppalen voor het huis zullen nog uit de bouwtijd dateren. In de tuinkoepel aan de achterzijde een schoorsteenmantel en betimmering in Lodewijk XVI-stijl. Lingerzijde 35. Moderne ingezwenkte halsgevel met oude rococo-afdekkingen; onder de top staat 1759. Lingerzijde 39. Dubbel herenhuis; tuinkoepel, XIXa. Lingerzijde 63. Geveltje, XVIIa, met in- en uitgezwenkte top, afgedekt door bakstenen rollagen en horizontaal verdeeld door twee friezen met vlechtingen. De toppilaster rust op een maskerkraagsteen. De pui en de vensters zijn gewijzigd. Lingerzijde 26. Bakstenen woonhuisje, XVIIIa, waarvan het houten voorschot eenvoudige windveren heeft. Lingerzijde 36. Pand van één verdieping, XVIIId - het oude koetshuis van nr 33 - met twee paar dubbele staldeuren, één met een snijraam in Lodewijk XVI-stijl. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||
Lingerzijde 60. Ingezwenkte met een fronton bekroonde halsgevel, XVIIId, waarin de deur en de ramen gewijzigd zijn. Lingerzijde 68. Gaaf geveltje van één verdieping, afgedekt door een rechte geblokte kroonlijst, XIXa; boven de ingang een snijraam. Nieuwehaven 24. In 1949 gerestaureerd dubbel herenhuis, pl XXVI, 66, waarvanGa naar margenoot+ de rechtafgedekte voorgevel van twee verdiepingen, XIXa, hoeklisenen heeft en een middenrisaliet met een ingangs- en vensteromlijsting in late Lodewijk XVI-stijl; de ingang voorzien van gesneden dubbele deuren en een snijraam. Het dak heeft op de vier nokhoeken bolvormige bekroningen. De door kettingen verbonden natuurstenen stoeppaaltjes en de ijzeren trapleuningen naast de ingang zullen eveneens uit het begin van de vorige eeuw stammen. De gang heeft een stucversiering in Lodewijk XIV-stijl met bloemenmanden en een monogram, pl XII, 34. De wanden van een der bovenvertrekken zijn geheel bekleed met geschilderd behang, XVIIIb, waarop de geschiedenis van David en Abichaïl is uitgebeeld. Dit behang, toegeschreven aan W. Rave, de vervaardiger van het behang in het raadhuis, is in 1951 - na van 1920 tot 1949 elders opgeborgen te zijn geweest - gerestaureerd, pl XII, 32; vgl blz 27. Nieuwehaven 38. Steen met de afbeelding van een vogel en Anno 1623. Nieuwehaven 39. Eenvoudig puntgeveltje, XVII B, gerestaureerd in 1912, pui en zoldervenster gewijzigd. Boven de houten puibalk een gevelsteen met de voorstelling van een kromme boomstam en het opschrift int krumhout. Nieuwehaven 40-41-42. Moderne huisjes, de middelste voorzien van een ingezwenkte halsgevel, afgedekt door een van elders afkomstige gebeeldhouwde omlijsting van natuursteen, XVIIIb. In de gevels zijn een aantal uit Amsterdam afkomstige gevelstenen ingemetseld; drie met de allegorische figuren van Geloof, Hoop en Liefde, één met een voorstelling van het Kuipersbedrijf en een met een jager en het onderschrift int wildt schut. Nieuwehaven 57. Pakhuis, XVIIIa, met een houten puntgevel boven een deels vernieuwde bakstenen pui. Nieuwehaven 62. Herenhuis met een rechtafgedekte voorgevel van twee verdiepingen, XIXa. De Ionische ingangsomlijsting bevat gesneden dubbele deuren, een rondbogig kalf en een snijraam. De stoep is voorzien van hardstenen palen en ijzeren leuningen. Links naast de gevel bevindt zich een eenvoudiger ingang in dezelfde trant als de hoofdingang. Jan Nieuwenhuyzenplein 9. Door lijsten en hoekblokken van natuursteen en smeedijzerenGa naar margenoot+ sierankers verlevendigde trapgevel, waarvan het door leeuwenmaskers afgesloten fries boven het hoge benedengedeelte typische Vredeman de Vries-cartouches bevat met anno-1622 en een steen, waarop een struisvogel is voorgesteld. De toppilaster rust op een maskerkraagsteen. De deur en het snijraam, XIXa, hebben een omlijsting, XVIII, van verdiepte pilasters; de ramen zijn in het begin der vorige eeuw gewijzigd. Een steen uit 1896 met het borstbeeld van Ds Jan Nieuwenhuyzen herinnert aan het feit, dat in dit gebouw in het jaar 1784 de Maatschappij tot Nut van het Algemeen werd opgericht, pl XI, 30. Jan Nieuwenhuyzenplein 11. Hoge ongelede trapgevel, XVIIa, pl XI, 30, met smeedijzeren sierankers en een maskerkraagsteentje onder de toppilaster. Deur en ramen gewijzigd. Voor dit huis en het vorige natuurstenen stoeppaaltjes, XVIIId. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Nieuwe Vaartje 171. Houten voorschot met uitgeschulpte windveren boven een bakstenen onderpui - XVIII B, gerestaureerd in 1942 - met een vroeg 19de eeuwse ingang en schuiframen. Van folkloristische waarde is de puibalk met zijn gesneden en gepolychromeerde voorstellingen en typische bijschriften. Ga naar margenoot+ Prinsenstraat 14. Huisje - XVIId, gerestaureerd in 1951, pl XXV, 63 - met inwendig een z.g. smuiger, waarvan de paarse tegeltjes bijbelse voorstellingen dragen en in het midden een tableau vormen met o.a. een afbeelding van de voormalige gevel. Ga naar margenoot+ Schepenmakersdijk 2-3. Pakhuisjes, XVIII A, met gekoppelde houten topgevels, waarin een zolderdeur met bovenlicht. Ga naar margenoot+ Spui 3. Gekoppelde ingezwenkte halsgevels, XVIII A, met gewijzigde ramen boven een verminkte onderpui. Spui 5. Eenvoudige ingezwenkte halsgevel, XVIII A, waarvan het venster gelijkvloers gewijzigd is. Spui 6. Gevel - XIXa, in 1927 aangekocht door de Ver. H. de Keyser en gerestaureerd in 1937 - van twee verdiepingen onder een rechte kroonlijst, waarop een driehoekig fronton - met blad- en bloemslingers als omlijsting van een ovaal venster - tussen twee houten balustrades. De rechtertravee wordt ingenomen door een ingangspartij in late Lodewijk XVI-stijl, waarbij de gesneden deur en het gesneden bovenlicht worden geflankeerd door gegroefde Ionische pilasters, pl XXVI, 67. Ga naar margenoot+ Spuistraat 2. Door een gebroken fronton bekroonde ingezwenkte houten halsgevel met bakstenen onderpui, XIXa. Spuistraat 3. Gewijzigd trapgeveltje, XVIId, boven een verminkte onderpui. Spuistraat 7. Trapgevel, XVIId, boven een onversierd fries, afgedekt door een uitgemetselde lijst van gele baksteen, en bekroond door een toppilaster op een eenvoudig bewerkt kraagsteentje. De vensters zijn gewijzigd; het benedenvenster is modern. De ingangsomlijsting uit het midden van de 18de eeuw is nog aanwezig; zowel de gesneden deur, als het snijraam boven de sterk geprononceerde kroonlijst worden geflankeerd door verdiepte pilasters. Spuistraat 17. Door uitgemetselde rollagen afgedekte en door een bakstenen fronton bekroonde ingezwenkte halsgevel. De omlijsting van de ingang met bovenlicht is gecombineerd met die van het erboven gelegen venster. Ingang en venster worden gedekt door sterk geprononceerde kroonlijsten. De onderste kroonlijst is verkropt boven de beide verdiepte pilasters aan weerskanten van de ingang. In het door twee verdiepte pilasters geflankeerde paneel onder het venster is het jaartal 1726 geschilderd. De ramen zijn merendeels gewijzigd. Spuistraat 19. Met sierankers verlevendigd trapgeveltje boven een fries met vlechtingen, waarin twee natuurstenen cartouches voorkomen met anno-1618. De bovenste van de korfbogige vensterontlastingsbogen heeft als sluitsteen de met een leeuwenmasker versierde kraagsteen van de toppilaster. De onderpui en de vensters zijn in de 18de eeuw gewijzigd; de oude puibalk is echter nog gedeeltelijk aanwezig. De deur in eenvoudige rococotrant en het snijraam worden geflankeerd door op eigenaardige wijze versierde pilasters, XVIIIc. Spuistraat 29. Woonhuisje, XVIIIb, onder een parallel aan de straat gelegen zadeldak met een door een doorbroken fronton bekroonde dakkapel. De ingang heeft een pilasteromlijsting. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||
Spuistraat 31. Ingezwenkt houten voorschot boven een bakstenen onderpui, waarin de ingang met bovenlicht geflankeerd wordt door geblokte pilasters, XVIIId. Matthijs Tinxgracht 9, 10 en 11. Boven de ingangen van moderne woningen sluitstenenGa naar margenoot+ met groteske koppen, XVIIb, afkomstig van het voormalige Prinsenhof, later ‘Heerenlogement’. In de hal van de school ten Z. van de Grote Kerk een cartouche met het stadswapen en drie stenen met opschriften afkomstig uit hetzelfde gebouw. Voorhaven 34. Eenvoudige trapgevel - XVIIc, gerestaureerd in 1940 -, die, metGa naar margenoot+ uitzondering van een uitgemetseld lijstje van gele baksteen, de terugliggende boogtrommels boven de vensters en de toppilasters, vlak is behandeld. De boogtrommels boven de vensters van de hoofdverdieping zijn gevuld met metselwerk van rode en gele baksteen. Onderpui en vensters XIXa. Voorhaven 74. In een sterk gewijzigde puntgevel, XVII, een steen met de afbeelding van een zeilschip en het onderschrift oog int seil. Voorhaven 80. Dubbel herenhuis van twee verdiepingen onder een hoog schilddak met schoorstenen op de nokhoeken, XIXa. De door een kroonlijst op consoles afgedekte gevel heeft in het midden een ingangsomlijsting met pilasters, gecombineerd met de omlijsting in late Lodewijk XVI-trant van het erboven gelegen venster. Boven de dubbele deuren bevindt zich een halfrond bovenlicht. De vensters zijn gelijkvloers rondbogig, evenals het venster van de door een driehoekig fronton bekroonde en met ingezwenkte zijstukken versierde dakkapel. De achteringang met dubbele deuren en een halfrond bovenlicht, XIXa, wordt omvat door een pilasteromlijsting, terwijl de dakkapel aan deze zijde een gebogen fronton heeft i.p.v. een driehoekig. Voorhaven 84. In 1943 vernieuwde door uitgemetselde lijstjes van gele baksteen gelede trapgevel, XVIIc, boven een gewijzigde onderpui met oude puibalk. De vensterontlastingsbogen, verlevendigd met gele baksteen, omsluiten terugliggende boogtrommels. Voorhaven 120. Trapgevel, XVIIc, met een toppilaster en een gewijzigd vensterkozijn onder twee ontlastingsbogen. Onderpui XIX. Voorhaven 144. Ingezwenkte met bakstenen rollagen afgedekte halsgevel, XVIIId, boven een moderne onderpui. Voorhaven 146. Door waterlijsten en hoek- en boogblokken van natuursteen en smeedijzeren sierankers verlevendigde gevel, oorspronkelijk trapgevel, waarvan het door leeuwenmaskers afgesloten fries twee steentjes bevat met anno - 1628 en een steen met de voorstelling van een olieslagerij (afb in N.H. Oudh., III, blz 47). De kraagsteen onder de toppilaster en de sluitsteentjes van de vensterontlastingsbogen, waaronder de boogtrommels iets terugliggen, zijn met maskers versierd. Onderpui en vensters XIXa. De ingang heeft een pilasteromlijsting. Voorhaven 148. Gepleisterde met hoekpilasters versierde en door een rechte kroonlijst afgedekte gevel met een door pilasters gelede en eveneens door een kroonlijst afgedekte onderpui, XIXb. De gevel heeft een door een rondbogige dakkapel onderbroken attiek van hout; de ramen zijn gewijzigd. Voorhaven 150. Herenhuis, XVIIIb - pl XXVI, 64, en XXVII, 69 - waarvan de voorgevel, van drie verdiepingen boven een natuurstenen plint, wordt afgedekt door een rechte kroonlijst op rijkgesneden Lodewijk XIV-consoles, waartussen zich mezzanine-vensters bevinden. De terugliggende ingangsomlijsting bevat een gesneden deur in Lodewijk XIV-stijl en een bovenlicht, elk onder een boven de ver- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||
diepte zijpilasters verkropte lijst. De zijlichten hebben ijzeren rasters met Lodewijk XIV-ornamentatie, pl XXIX, 69. De schuiframen deels XIXa. De achterkamer heeft een houten plafond en een schoorsteenmantel in Lodewijk XIV-stijl, waarvan de met verdiepte pilasters versierde en bovenaan door een gesneden fries afgesloten boezem een schilderstukje bevat met een gestyleerde bloemenvaas en een spiegel, elk in een gesneden lijst, pl XXV, 62. Voorhaven 152. Met hoekblokken van natuursteen en smeedijzeren sierankers verlevendigde topgevel, XVIIc, waarvan het door een natuurstenen waterlijst afgedekte fries wordt afgesloten door leeuwenmaskers. Onder de gewijzigde top bevindt zich een nisje met natuurstenen boogblokken. De pui onder de oude puibalk is 18de eeuws. De pilasteromlijsting van de ingang vertoont, evenals de gesneden deur en het bovenlicht, snijwerk in Lodewijk XIV-stijl, pl XXVII, 68. De ramen zijn gewijzigd. Voorhaven 154. Ingezwenkte halsgevel, XVIIIc, met natuurstenen klauwstukken, een topafdekking in Lodewijk XIV-stijl en smeedijzeren sierankers. Voorhaven 156. Sterk vernieuwde trapgevel, XVIIc, waarvan de toppilaster op een maskerkraagsteen rust en het zoldervenster wordt afgedekt door een korfbogige met gele baksteen verlevendigde ontlastingsboog boven een terugliggende boogtrommel. Ter hoogte van de onderdorpel van dit venster bevindt zich een uitgemetselde lijst van gele baksteen. De onderpui en de vensters zijn gewijzigd. Voorhaven 162. In het jaar 1916 vernieuwde puntgevel, waaraan oude natuurstenen fragmenten in de trant van het St. Janshospitaal te Hoorn - nl kruiskozijnen, een tweelichtskozijn onder een fronton, zijpilasters en twee medaillons met gebeeldhouwde koppen, alles XVIc - weer zijn toegepast. Op twee latere steentjes staat anno-1639. Voorhaven 172. Achter een moderne voorgevel een grotendeels 17de eeuws huis. De eenvoudige puntgevel aan de achterzijde, XVIIa, wordt onderaan geleed door een breed spaarveld, afgedekt door twee gekoppelde rondbogen en een hoge spitsboognis, waarin een gecombineerd deur- en vensterkozijn. Beide benedenvensters XIXa. Het drielicht- en het tweelichtkozijn in het bovengedeelte van de gevel bevatten gewijzigde ramen. Onder het gehele huis door loopt een kelder met een gedrukt tongewelf. De trekbalken hebben gesneden sleutelstukken, XVII, en in een van de vertrekken komen nog resten van oude betimmeringen voor en een met gecanneleerde zijpilasters versierde schouw, XVII. Ga naar margenoot+ Voorhaven 7. Geheel gepleisterd en deels gewijzigd trapgeveltje, XVIIc. Voorhaven 27. Woonhuisje, XVIIIa, van één verdieping onder een met de straat parallel zadeldak, afgesloten door houten zijgevels. Voorhaven 37. Pakhuis met een gepleisterd maar overigens grotendeels gaaf trapgeveltje, XVIIc, boven een onderpui, waarin het ingangskozijn met de venster- en bovenlichtkozijnen gecombineerd is. Het fries wordt onderbroken door een zolderdeurkozijn met aangekoppelde zijlichten. Onder de toppilaster een segmentbogig afgedekte lichtopening. De roedeverdeling van de ramen is niet origineel. Voorhaven 43. Woonhuis, XIXa, van één verdieping onder een schilddak. Boven de voorgevel, waarvan het linkergedeelte verminkt is, twee dakkapellen met ingezwenkte zijstukken en een fronton. De ingang met snijraam in de middentravee heeft een pilasteromlijsting. Voorhaven 49. Brede trapgevel, XVIIc, waarvan de toppilaster rust op een masker- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||
kraagsteen. Boogblokken boven het tweelichtskozijn van het zoldervenster dienen niet, zoals gebruikelijk, ter versiering van een ontlastingsboog maar om een halfrond veld van het overige muurwerk af te grenzen, terwijl het metselverband doorloopt. In het midden van de onderpui twee getoogde ingangskozijnen met bovenlichten. Vensters XIXa. Voorhaven 63. Door horizontale lijsten verdeelde in- en uitgezwenkte gevel met toppilaster, XVII A. De onderpui en de vensters zijn gewijzigd. Voorhaven 81. Door een doorbroken gebogen tympaan bekroond ingezwenkt houten voorschot boven een bakstenen onderpui, waarin de deur en het bovenlicht een pilasteromlijsting hebben, XIXa. De benedenramen zijn gewijzigd. Voorhaven 107. Zijingang met pilasters en een gesneden bekroning, XVIII B. Voorhaven 117. Door horizontale lijsten en boogblokken van natuursteen en smeedijzeren sierankers verlevendigde, blijkens een steen in het fries, uit 1621 daterende trapgevel met toppilaster boven een gewijzigde onderpui. De gevel is in 1934 gerestaureerd. Voorhaven 125-127. Ingezwenkte halsgevel van een pakhuis met een natuurstenen bekroning in Lodewijk XIV-stijl, waarop het jaartal 1740. De ingangen voorzien van bovenlichten. De roedeverdeling in de tweelichtskozijnen is gewijzigd, pl XXIII, 55. Voorhaven 129. Ingezwenkte halsgevel van een pakhuis met een gebogen bekroning van natuursteen, waaronder een gebeeldhouwde rococoversiering voorkomt en Ao 1778. De ingang wordt afgedekt door een boven de zijposten verkropte kroonlijst. De vensters hebben deels tweelichtkozijnen, pl XXIII, 55. Voorhaven 131. Ingezwenkte geheel gepleisterde halsgevel van een pakhuis, onder welks gebogen bekroning van natuursteen het stadswapen voorkomt, XVIIIc, pl XXIII, 55. De ingang is voorzien van een bovenlicht; het zolderdeurkozijn van aangekoppelde zijlichten. Boven het bovenste venster bevindt zich nog de oude hijsbalk. De deuren en de schuiframen van de benedenste vensters XIX. Voorhaven 137. In 1945 gerestaureerd 17de eeuws woonhuis, sinds 1949 Museum Nieuwenkamp, pl XI, 30, XXIV, 57 en XXV, 60. De ingezwenkte halsgevel aan de voorzijde is met doorgaande pilasters en natuurstenen festoenen in de trant van Vingboons versierd en bekroond door een gebogen doorbroken fronton met het beeld van een zwaan. Boven de hijsbalk bevindt zich een ovaal licht in een natuurstenen cartouche. Op een steen boven het middelste venster van de eerste verdieping staat ano 1659. De natuurstenen vazen op de buitenste pilasters zijn bij de laatste restauratie aangebracht. De hoge onderpui onder het door een natuurstenen lijst afgedekte onversierde fries, oorspronkelijk blijkens oude tekeningen grotendeels van hout - afb w.o.j. nieuwenkamp, Mijn huis op het land, Mijn huis op het water, blz 168 - is in de 18de eeuw vernieuwd. De ingangsomlijsting van verdiepte pilasters heeft bovenaan snijwerk in Lodewijk XIV-stijl; dezelfde stijl vertoont de gesneden deur. Het in late Lodewijk XVI-stijl uitgevoerde snijraam bevat een wapen met de kwartieren van de geslachten Vlek en Boot; vgl De Speelwagen, 1949, blz 278. De ramen zijn gewijzigd. Op het voetstuk van de zwaan op de geveltop komt een steenhouwersmerk voor; afb in kok, Edam, blz 138. Aan de achterzijde een eenvoudige trapgevel, waarvan de toppilaster op een maskerkraagsteentje rust. De inwendige constructie is die van een houten gebouw. Een rijkgesneden notenhouten portiek, XVIIc, pl XXV, 60, met het wapen van Hillegont Claes geeft van het voorhuis | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||
uit toegang tot het achterhuis. De achterkamer heeft een schouw, XVIIc, met Ionische pilasters. Tussen het voorhuis en de opkamer bevindt zich een binnenpui, pl XXIV, 57; de drie gebrandschilderde glaspaneeltjes met de wapens en de namen van Jan Michiels Claes, Elisabeth Claes Hugo en Hillegont Claes benevens het jaartal 1659. Verder bezit het huis nog twee 17de eeuwse deuromlijstingen, die van elders zijn ingebracht, en een gesneden mansfiguur als balkdrager, afkomstig uit Kuilenburg.
Ga naar margenoot+ Watermolen iets ten Z.O. van de stadsgracht; grote achtkantige bovenkruier zonder spruiten met vijzel, in hoofdzaak opgetrokken van hout en riet.
Ga naar margenoot+ Edams Museum, Damplein 8 - zie ook blz 50/2 - is eigendom van de gemeente. De verzameling bevat voorwerpen betreffende de topografie en de geschiedenis van Edam en omgeving. Vermeldenswaardig is o.a. een uit de Kleine Kerk afkomstig houten relief, ± 1500, met een figuur uit een driekoningengroep (De Nederl. Musea, 's-Gravenhage, 1938, blz 112). Museum Nieuwenkamp, Voorhaven 137 - zie ook blz 59 - eigenaresse Stichting a.v. Het in 1949 geopende museum bevat een collectie schilderijen, etsen, litho's en tekeningen van de kunstschilder W.O.J. Nieuwenkamp en een aantal door hem bijeengebrachte Oosterse kunstobjecten (De Speelwagen, 1949, blz 278).
Ga naar margenoot+ In het omstreeks 1900 in pseudo-18de eeuwse vorm gebrachte huis Zeedijk 6 zijn een aantal niet onaardige, van elders afkomstige 18de eeuwse onderdelen toegepast, zoals deuren, betimmeringen, schoorsteenmantels etc. | |||||||||||||||||||||||||||
VolendamGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, eigendom van de Herv. gemeente van Edam, maar wegens verregaand verval thans buiten gebruik, is in 1658 geschonken door de Staten van Holland en W. Friesl. en gebouwd door Adriaen Jzn Nieng, molenmaker te Hoorn (Noordholl. Arc., blz 46. - Teg. Staat, V, blz 519 - allan, blz 73. - Kampioen, 1948, blz 18/9. - N.H. Oudh., III, blz 53). Ga naar margenoot+ Het nagenoeg vierkante, op een bakstenen voeting uit hout opgetrokken gebouwtje, afb 16, onder een door een torentje bekroond tentdak met rode pannen, vertoont, evenals de kerk van Zuidschermer (blz 3) en de afgebroken kerken van Kamp en Huisduinen, veel overeenkomst met een Noordholl. stelphoeve. Evenals bij dit boerderijtype is er door staanders een hoger middenvak afgescheiden van een lagere omgang. De wanden van gepotdekselde en geteerde planken zijn doorbroken door goede rechthoekige vensters en door rondboogvensters met 19de eeuwse ramen. De getoogde hoofdingang bevat nog de oorspronkelijke strokendeur. Het torentje diende vroeger als baken om de vaargeul aan te geven; voor de thuisvarenden moest het nl steeds midden tussen beide havenhoofden zichtbaar zijn. Ga naar margenoot+ In één der zes staanders van het hogere middenvak is het jaartal 1658 gesneden. Dit middenvak wordt overdekt door een houten gewelf boven een op consoles gedragen kooflijst; op het snijpunt van de geprofileerde schinkels bevindt zich een gesneden en gepolychromeerde rozet. Op de gewelfvelden zijn de wapens van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 16. Volendam. Herv. Kerk
Holland, Westfriesland, Edam en Volendam geschilderd tegen een blauwe achter grond met in goud de zon, de maan en sterren. De consistoriekamer, in een der lagere zijvakken, voorheen school, heeft een eenvoudige betimmering, XVIIc. Van de inventaris zijn te vermelden: Zeskantige eiken preekstoel met een gesneden voet, XVIIa, op een natuurstenenGa naar margenoot+ voetstuk. Eiken doophek, samengesteld uit fragmenten van omstreeks 1600; o.a. gesneden caryatiden in de trant van Hans Vredeman de Vries en rondboogjes op balusters (afb in N.H. Oudh.); een der deurtjes, XVIId, met een gesneden bekroning. IJzeren doopboog, bekroond door een gestyleerde lelie, XVII.Ga naar margenoot+ |
|