ten wordt in 1425 de universiteit van Leuven gesticht. Gelegen in het hart van het welvarende hertogdom Brabant werd zij al snel het intellectuele centrum van de Nederlanden. Haar bestuurders trokken docenten aan met een eigen visie op de belangrijkste wijsgerige problemen van hun tijd. In 1435 benoemden zij Heymeric van de Velde, de leermeester van Cusanus, tot hoogleraar en deze bleef tot zijn dood, een kwart eeuw later, in Leuven. Hij was de eerste van een aantal Nederlandse denkers, zoals Coornhert, Hemsterhuis, Van Heusde en Ovink, die een vorm van platonisme voorstonden. Gezien dit veelbelovende begin en het feit dat Leuven anderhalve eeuw de enige universiteit in de Nederlanden bleef, kan het verbazing wekken dat het wijsgerig klimaat al snel na de dood van Heymeric drastisch veranderde en dat vele vernieuwers deze universiteit de rug toekeerden.
In sommige opzichten wijkt de loopbaan van Agricola nauwelijks af van de in de middeleeuwen gebruikelijke. In de provincie Groningen geboren, bezocht hij de universiteiten van Erfurt en Leuven. Pas na de voltooiing van zijn universitaire studie trok hij naar Italië om daar een humanistische opleiding te ontvangen. Hij schreef in middeleeuwse trant een traktaat over de algemene begrippen, waarin hij zich volgens velen verzet tegen het nominalisme van Ockham en de orthodox realistische zienswijze verdedigt dat het algemene begrip staat voor een essentie buiten de geest. Net als Erasmus deelt Agricola de in de late middeleeuwen wijd verbreide opvatting dat de theologie een louter praktische wetenschap is, die in dienst moet staan van het geloofsleven. Op grond van deze elementen in zijn denken kan men niet zeggen dat hij een radicale breuk met de middeleeuwen teweegbrengt.
De kern van Agricola's filosofie is een argumentatieleer. Hij heeft veel ontleend aan Aristoteles en Cicero, maar meer nog aan Quintilianus en Boëthius. In navolging van Aristoteles werd in de middeleeuwse logica een scherp onderscheid gemaakt tussen het wetenschappelijk betoog en redeneringen uit het dagelijks leven. Agricola echter probeerde een theorie op te stellen die voor beide argumentatievormen opgeld doet. Immers, zowel in de wetenschap als in de praktijk van alledag gaat het meer om overtuigen dan om bewijzen. De logica wordt door hem in verband gebracht met de retorica, de kunst van het overreden.
Veel van wat Agricola over dit onderwerp zegt, doet tegenwoordig modern aan. De strikte scheiding tussen de wetenschappen en het dagelijks leven wordt door velen aangevochten en na eeuwenlange verwaarlozing is tevens de retorica weer in de wijsgerige belangstelling komen te staan. Agricola is een wijsgeer van het gezond ver-