baarheid van dit boek hebben bijgedragen. Graag betuig ik ook mijn dank aan mijn promotoren, prof. dr. C.A. Tamse en prof. dr. E.H. Kossmann. Zij hebben mij onnadrukkelijk en vooral door hun voorbeeld gestimuleerd, en zijn mij, elk op een heel eigen manier, tot steun geweest, niet alleen als ik een beroep deed op hun deskundigheid. Tevens dank ik prof. dr. W. van den Berg, prof. dr. K. van Berkel en prof. dr. W.W. Mijnhardt voor hun bereidheid op te treden als commissie ter beoordeling van het eindresultaat.
Met erkentelijkheid wil ik verder de drie docenten noemen die tijdens mijn studie bepalend zijn geweest voor mijn cultuurhistorische belangstelling, prof. dr. Frank Ankersmit, drs. IJnte Botke en dr. Bunna Ebels-Hoving. Van veel vrienden en collega's heb ik in de afgelopen jaren hulp ontvangen: morele steun, onderdak in perioden van archiefonderzoek, aanvullende gegevens, goede adviezen en commentaar op mijn tekst. Zonder anderen tekort te willen doen, dank ik met name drs. Laura Babeliowsky, drs. Marc Beerens, dr. Pieter Boekholt, dr. Myriam Everard, mr. Wim Hendriksen en mr. Gonny Hendriksen-Neysen, drs. Tineke Jacobi, prof. dr. Joost Kloek en drs. Hans von Santen. Mijn erkentelijkheid geldt ook uitgeverij Meulenhoff in de personen van Tilly Hermans en mr. Laurens van Krevelen, die dit boek steeds met belangstelling en zorg begeleid hebben. Een bijzondere plaats komt toe aan mijn onmisbare vrienden Patrick Everard en dr. Henk te Velde. Maar het meest verplicht blijf ik aan mijn ouders, die mij altijd met hun vertrouwen hebben gesteund, en aan Henny, die alle jaren mijn eigenzinnige muze geweest is. Aan hen en aan haar is dit boek opgedragen.