Zwervers verzen(1904)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] XX. De Appelboom. De avond kraakt zijn harde knoken - Hij heeft een prachtig stille droom - Het koude purper hangt zijn strooken Achter mijn appelboom. Het duister zit al in zijn knoesten - Wat staat hij taai, wat doet hij vroom! - De winter zal je hart verwoesten Mijn dappre appelboom. Diep in mijn hart voel ik de winter - O dat de donkre winter koom'! - Ik sta zoo vast en flink als ginter Mijn zwarte appelboom. '02. Vorige Volgende