Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] LIX. De vlag. Onder die verschrikkelijke lucht Vaart, als 'n aaklig makabere klucht, De groote zwarte bruid Van dit sombere geslacht - Een donker-begruisde schuit Met een zwarte kolenvracht, - Die komt tegen den dompigen dag botsen En schuift iets doods onder de plonzige schotsen, - Het water plooit - 't Dooit! Jongen! sta nou als een toren pal Aan dien natten drassigen grachtwal, - Laat, diep uit je hart vandaan, In den roereloozen mist, Langzaam 't vaandel opengaan Op die donkere doodkist, - Daar hangt het hoopvol over 't treurige water! Daar heeft het heel zijn kleuren-lachenden schater Opengestrooid - 't Dooit! [pagina 82] [p. 82] Gebogen gaan ze over de brug, - Waarom zijn die gestalten zoo stug In hun triestig verdriet - Maar zien ze dan door het rag Van den rege' uit mijn hart niet Die prachtige stille vlag -? Ach nee! hun blinde leed maakt ze nog lammer, En hun eindlijke vreugd - o! wat innig jammer - Zien ze die ooit? - 't Dooit! Vorige Volgende