Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] LVII. In den morgen. Die heele hemel is zoo wijd, En al zijn lichte heerlijkheid Klimt langs den dageraad in top En tuigt de grage aarde op, De wind waait uit het hemelwak En blaast de koele waters strak En Holland's schoone verven bloot, - De wereld is zoo groot, zoo groot, De wereld is zoo wondermooi - Wees jij gelukkig kind! De fiere zon houdt open feest, Dat is nog nooit zoo mooi geweest, Zij leit haar gulle overdaad In alles wat maar openstaat, En van haar parelende kroon Druipt alles in mijn eigen woon, Valt alles in mijn eigen schoot, - De wereld is zoo groot, zoo groot, De wereld is zoo wondermooi - Wees jij gelukkig kind! [pagina 79] [p. 79] Wat ik het mooist en moeilijkst vond, Is: in den lichten ochtendstond Met gulzigheid niet heel alleen Over gebogen ruggen heen Den milden morgen aan te zien - Maar ook te hopen, dat misschien Een hart zijn luiken openstoot, - De wereld is zoo groot, zoo groot, De wereld is zoo wondermooi - Wees jij gelukkig kind! Vorige Volgende