Eerste oogst
(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend
[pagina 75]
| |
LVI.
| |
[pagina 76]
| |
Want ons hart is grooter dan de ruimten hunner schepen.
dank!
Wij hebben niet genomen het vleesch en het bloed van Christus,
Want de Christenen hebben óns vleesch gegeten en ónze tranen gedronken.
dank!
Wij zijn moeten afklimmen in de aarde om er goud te graven,
En daarom hebben wij de sterren aan den lichten hemel kunnen zien.
dank!
In de diepten hebben wij de ijzeren sleutels gevonden,
Die geroest waren in het bloed onzer vaderen.
dank!
De eeuw is voorbijgegaan, en haar schaduw is in ons gebleven
Als het oog van een karrepaard, dat sterft voor onze voeten.
dank!
De sneeuw is om onze schouders gevallen tot een zinnebeeld,
Want wij zijn de witte pilaren, waarop onze kinderen zullen bouwen.
dank!
| |
[pagina 77]
| |
Luister naar de uren, die wegrijden als heksen in den nacht! -
Hoor naar de uren, die om onze hoofden vallen als een krans primula-veris!
dank!
Vrienden! wij zijn uitgegaan in den nacht, - -
Maar de morgen zal uit onze handen opbloeien als een tuil van witte violen!
dank!
|
|