Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] XXXV. Herfstregen. De regen kust mijn vensters weer, De donkre winden sollen Het droeve liedje van weleer Langs alle huizebollen; Een dorre tak gaat heen en weer, En van zijn blâren rollen De natte tranen telkens neer, - Altijd weer volgezwollen. O! met de zon om 't hoofd gewonden, Met geld en goed en zoet-gezind - Wien heeft de Mei geen vreugd gezonden! Maar in den Herfst, bij regenwind, - Zeg, heeft er één den moed gevonden - - Ach! 'k weet - ik ben een heel laf kind! Vorige Volgende