Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] XXXIV. Plicht. Zooals de dagen uit het Oosten rijzen, - Na vaste vaart, die niemand kan beletten, In 't weiflend West met goud geschreven wetten Naar nieuwe dagen, nieuwe lichten wijzen; Als door de nachten, tot ze in 't licht vergrijzen, De starre' hun spoor in zuivre sferen zetten, Die nooit een, menschenadem kan besmetten, Waar nooit een dwaalt op onbewuste wijze: - Zoo weet ik, dat deez' wereld reeds de banen Van ieder mensch, van ieder wisslend wicht, Tot ééne groote harmonie komt manen, - Zoo wil ik, dat ik zelf mijn uren richt Als strak-getoomde will'ge onderdanen Naar éénen vromen, onontkoombren plicht! Vorige Volgende