Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] XXV. Hitte. Hoog staat het stralend witte zonjuweel En slaat zijn heete licht op 't land te gruis, De zilvren vlammen laaie' uit 't hemelhuis, De barnende aarde blakert grijs en geel. Elk buigt zijn rug onder het zware kruis Van vlamme', een last van vuur, - het lijkt of heel De wereld brandend draait, - de zon ziet scheel En kookt het gulzig zweet op 't heet fornuis. Kon ik die zon aan beî mijn borsten drukken En drinken van haar licht, dat ik in dagen Van duisternis de menschen zou verrukken! Wie dorst zijn ziel in 't barre zonlicht dragen, Om uit zijn hart voor andren de' oogst te plukken, - Wie dorst om zweet - wie dorst om waarheid vragen? Vorige Volgende