Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] XX. Tot de armen. Weer groef die steenen stad haar grauwe blikken Diep in mijn open hart, waarin 't verhaal Van zon en zomerlucht kwijnde in de taal Der heugenis, die in haar rook ging stikken. Bij die meedoogenlooze sombre praal Voelde ik een lust om het luid uit te snikken: Waar bloeiden aan die mure' in donkre dikke Schimmel de bloemen van een ideaal? Maar toen ik te avond, in het grijze licht, Langs de oude gladde dorpels van de armen Mijn schatten zocht, zonk van mijn hart 't gewicht Van eigen leed, - toen bloeide in mij die warme Bloem van Liefde open voor wat er ligt Aan straat en spelend glimlacht om erbarmen. Vorige Volgende