Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] XVI. In het park bij avond. De zoete geuren van den Zomer speelden Met zilvren schimmen van de matte maan, In 't glanzig water doolde een witte zwaan, - Een witte bloem, waar 't licht heur veeren streelde. In 't bevend hart voelde ik de zoete weelde Zoo veler minnende harten opengaan, Ik zag de kostbre bloem der liefde staan, - 'k Dacht: of toch ééns die menschen englen teelden! O! kon ik al die liefde in verzen dringen, Mijn liefde in ál mijn dierbre woorden zingen, En ál mijn woorden aan hun voeten dragen: - Een lichte vlam sloeg uit elk woord haar zwingen, En deed in elke ziel den morgen dagen, Dien in den nacht mijn dichteroogen zagen. Vorige Volgende